direct naar inhoud van 5.3 Waterparagraaf
Plan: De Ketting locatie noord
Status: vastgesteld
Plantype: projectbesluit
IMRO-idn: NL.IMRO.0865.vghPBKettingNoord-VG01

5.3 Waterparagraaf

In deze waterparagraaf worden achtereenvolgens beschreven:

  • 1. Bronnen
  • 2. Beleid
  • 3. Watersysteem
  • 4. Hemelwaterafvoer
  • 5. Afvalwaterafvoer
  • 6. Waterkwaliteit
  • 7. Conclusies
5.3.1 Bronnen

Bij het opstellen van de waterparagraaf is gebruik gemaakt van de volgende documenten:

  • Geohydrologisch onderzoek, Milon, d.d. 20 juni 2010, zie bijlage 9;
  • Verkennend bodemonderzoek, Milon, d.d.20 juni 2010, zie bijlage 4.
5.3.2 Beleid

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap De Dommel. Het beleid van het waterschap is uiteengezet in een aantal beleidsdocumenten:

  • Waterbeheerplan III;
  • Kadernota Stedelijk water (2006);
  • Beleidsnota Stedelijk water (2000);
  • Notitie ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk (2006);
  • Handreiking watertoets (juni 2010).

Het waterbeheerplan 'Krachtig Water' is een strategisch document voor de periode 2010-2015, waarin de doelen en inspanningen van het waterschap worden beschreven. Twee prioriteiten zijn benoemd: voorkomen van wateroverlast en het herstellen van Natura 2000-gebieden. Het waterbeheerplan vormt geen direct toetsingskader voor deze watertoets.

De kadernota Stedelijk water is een (interne) beleidsnotitie voor het waterschap, waarin de visie op stedelijk water is neergelegd en prioriteiten in het uitvoeringsprogramma zijn aangegeven voor de periode tot 2009. Deze nota bevat niet direct richtlijnen voor de watertoets.

De beleidsnota Stedelijk water (2000) richt zich op het waterbeheer in het stedelijk gebied. Onder stedelijk water wordt verstaan het grondwater, oppervlaktewater en de neerslag (watersysteem) zoals die zich in de stedelijke en de verharde gebieden manifesteren. De voor bestemmingsplannen relevante uitgangspunten en randvoorwaarden zijn opgenomen in de 'handreiking watertoets'.

De notitie 'Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk' maakt inzichtelijk welke hydrologische consequentie(s) ruimtelijke ontwikkelingen kunnen hebben op het watersysteem. Het bevat beleidsuitgangspunten, voorwaarden en normen om de negatieve hydrologische consequenties te compenseren. Ter ondersteuning is een toetsinstrumentarium (HNO-tool) ontwikkeld. Deze HNO-tool is gebruikt bij het opstellen van voorliggende watertoets.

De handreiking watertoets beschrijft welke aspecten ten minste in een watertoets aan de orde moeten komen. Deze handreiking is als leidraad gebruikt bij het maken van deze watertoets.

5.3.3 Waterhuishoudkundig systeem


Huidig gebruik en oppervlak

Het plangebied bestaat momenteel voor een gedeelte uit braakliggend terrein en voor een gedeelte uit een reeds bestaand bedrijventerrein.

De oppervlakte van de bestaande verharding is weergeven in onderstaande tabel.

  bedrijfsverzamelgebouw   Strang   totaal  
verharding   0   1850   1850  
bebouwing   0   2560   2560  
totaal   0   4410   4410  

tabel 7: oppervlakte bestaande verharding

Hoogteligging terrein

De hoogteligging van het terrein is ongeveer 5 m +NAP.

Bodem

De bodem bestaat tot 1,0 m-mv overwegend uit zwak siltig, matig fijn zand. Van 1,0 tot 2,7 m -mv is overweg matig siltig, matig fijn zand aangetroffen. Opvallend is een kleurverschil tussen een donkerbruine toplaag (0-0,6 m -mv) en een gele onderlaag (0,6-2,7 m -mv).

De waterdoorlatendheid van de donkere toplaag wordt gekwalificeerd als vrij goed tot goed. De waterdoorlatendheid van de gele onderlaag als zeer goed. Na bodemverbetering van de donkere toplaag is infiltratie goed mogelijk. Uit de proeven blijkt dat de k-waarde varieert tussen de 0,8 en 11,1 m/d. In onderhavige watertoets wordt uitgegaan van een k-waarde van 5,0.

Oppervlaktewater

In het en nabij het plan zijn geen leggerwatergangen aanwezig. Er zijn wel enkele greppels, die overwegend droog staan.

Grondwater

De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) is niet bekend. Wel zijn de grondwaterstanden in het plangebied op drie momenten gemeten:

  • februari 2001 0,7 m -mv;
  • november 2007 1,0 m -mv;
  • juni 2010 1,4 m -mv;

In deze watertoets is op basis van bovenstaande metingen een GHG aangenomen van 0,5 m -mv.

5.3.4 Hemelwaterafvoer

Toename verhard oppervlak

De onderstaande tabel geeft de toe- of afname van het verhard oppervlak voor het bedrijfsverzamelgebouw en de locatie Strang. Het verhard oppervlak bestaat uit de bebouwing en de verharding.

  bedrijfsverzamelgebouw   Strang   totaal  
verharding   + 2000   - 390   + 1610  
bebouwing   + 1250   + 1350   + 2600  
totaal   + 3250   + 960   + 4210  

tabel 8: verhard oppervlak


Berekening bergingscapaciteit

De benodigde bergingscapaciteit is berekend met behulp van de (door het waterschap ontwikkelde) HNO-tool. Voor de berekening zijn de volgende invoerparameters gebruikt:

  • maaiveldniveau 5 m +NAP;
  • GHG 0,5 m -mv;
  • infiltratiesnelheid 2 m/d.

Voor beide locaties is de bergingscapapciteit voor twee maatgevende buien (T=10+10% en T=100+10%) berekend, zie bijlage 10. De resultaten van de berekening zijn weergegeven in onderstaande tabel 9.

locatie   T = 10 +10%   T = 100 +10%  
Strang   24 m3   37 m3  
bedrijfsverzamelgebouw   81 m3   124 m3  
totaal   105 m3   161 m3  

tabel 9: bergingscapaciteit

Ontwerp infiltratievoorziening

Het waterschap hanteert de volgende afwegingsstappen bij voor de behandeling van het hemelwater:

  • 1. hergebruik;
  • 2. vasthouden/infiltreren;
  • 3. bergen;
  • 4. afvoeren naar oppervlaktewater.

Hergebruik van het hemelwater zou in principe kunnen worden toegepast indien de initiatiefnemers dit wenselijk achten. In dit stadium van de planvorming is echter onbekend of dit het geval is. In deze watertoets kan hier dus niet van uit worden gegaan.

In dit plan is gekozen voor het infiltreren van het hemelwater in de bestaande greppel aan de noordzijde van het plangebied. Te overwegen valt het regenwater van Strang te lozen op de bermsloot langs de spoorlijn.
In het overleg van 28 april 2010 heeft de heer Verhees meegedeeld dat deze oplossing de belangen van het waterschap niet raakt, en derhalve voor het waterschap accoord is.

De infiltratievoorziening moet een capaciteit van 161 m3 hebben. Onderstaande afbeelding is een (mogelijke) doorsnede van het profiel. De voorziening heeft een lengte van 75 m, een breedte van 5 en een diepte van 0,5 m.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghPBKettingNoord-VG01_0024.jpg"

afbeelding 19: (mogelijke) doorsnede profiel

5.3.5 Afvalwaterafvoer

Het streefbeeld is het afvoeren van het (vuile) afvalwater via de riolering en binnen het plangebied verwerken van het schone hemelwater. Binnen het plangebied vindt een strikte scheiding plaats. Het vuile water wordt gekoppeld aan de bestaande riolering in het omliggende gebied. Het schone hemelwater blijft binnen het plangebied.

Mocht infiltratie niet (geheel) mogelijk of anderszins onwenselijk zijn, dan wordt op de locatie een gescheiden rioolstelsel aangelegd. Tot de gemeente overgaat op gescheiden inzamelen, kan op het bestaande gemengde stelsel worden geloosd.

5.3.6 Waterkwaliteit

In het plan worden geen uitlogende materialen toegepast.

5.3.7 Algemene conclusie

Samenvattend kan worden geconcludeerd dat aan alle beleidsuitgangspunten van het waterschap wordt voldaan.

  • 1. Het vuil water wordt op het gemeentelijke rioolstelsel geloosd.
  • 2. Doordat het schone hemelwater ter plaatse wordt geïnfiltreerd, verlaat het water na realisatie van het plan het plangebied niet sneller dan thans het geval is. Hiermee is sprake van hydrologisch neutraal bouwen.
  • 3. In principe worden geen uitlogende materialen toegepast.