direct naar inhoud van Artikel 25 Wonen - 1
Plan: Buitengebied 2011
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0865.vghBPbuitengebied-VO01

Artikel 25 Wonen - 1

25.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Wonen - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde', een middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde. De regeling opgenomen in artikel 43.1.1dient in acht te worden genomen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied', een extensiveringsgebied. De regeling opgenomen in artikel 43.2 dient in acht te worden genomen;
  • d. bed & breakfast, met inachtneming van de van toepassing zijnde voorwaarden van het vigerende beleid, tot maximaal 200 m² vloeroppervlakte binnen de bestaande bebouwing;

met de daarbijbehorende:

  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen.

25.2 Bouwregels
25.2.1 Woning
  • a. woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak is één woning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het maximum aantal woningen geldt zoals aangegeven op de verbeelding;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn vrijstaande woningen toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' zijn twee-aaneen gebouwde woningen toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn aaneengebouwde woningen toegestaan;
  • f. de goothoogte van de woning mag maximaal 6 meter bedragen en de bouwhoogte mag maximaal 9 meter bedragen, tenzij op de verbeelding een andere goot- en bouwhoogte is aangegeven;
  • g. de dakhelling moet minimaal 20° en mag maximaal 45º bedragen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen niet meer dan 5 hoofdgebouwen in zijdelingse richting worden aaneengebouwd; hoofdgebouwen worden geacht aaneengebouwd te zijn indien de onderlinge afstand minder dan 3 meter bedraagt en/of verspringingen in de bebouwingslijn minder dan 1,5 meter bedragen;
  • i. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt:
    • 1. bij vrijstaande woningen minimaal 3 meter;
    • 2. bij twee-aaneengebouwde woningen minimaal 3 meter aan één zijde;
  • j. onderkeldering is alleen toegestaan direct onder de contouren van de woning.

25.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij de woning mag maximaal 40% van het bestemmingsvlak bedragen tot een maximum van 80 m2;
  • b. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3 meter bedragen en de bouwhoogte mag maximaal 5 meter bedragen, met dien verstande dat bij vrijstaande bijbehorende bouwwerken zonder kap de bouwhoogte gelijk is aan de goothoogte;
  • c. bijbehorende bouwwerken moeten op minimaal 4 meter achter de gevellijn worden opgericht;
  • d. de afstand tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter, met dien verstande dat bij een vrijstaande woning slechts aan één zijde op minder dan 3 meter afstand van de zijdelingse perceelsgrens een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag worden gebouwd;
  • e. per vrijstaande woning of twee-aaneengebouwde woning mogen niet meer dan twee vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebouwd.

25.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen, met uitzondering van het bepaalde in sub b en c;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de gevellijn van de woning maximaal 1 meter mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van antennes mag maximaal 15 meter bedragen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde moeten op minimaal 1 meter achter de gevellijn worden opgericht;
  • e. de afstand tot de perceelsgrens moet minimaal 3 meter bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, welke op de perceelsgrens gebouwd mogen worden.

25.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van:

25.3.1 Naar één zijde hellend dak

Een hoofdgebouw met een naar één zijde hellend dak, mits de helling ten hoogste 45° bedraagt, dan wel zonder een helling, mits daarbij de goothoogte gelijk is aan de absolute bouwhoogte. De omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien het stedenbouwkundig verantwoord is.

25.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. detailhandel;
  • c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • d. seksinrichtingen;
  • e. kamperen;
  • f. horeca;
  • g. opslag van goederen en materialen binnen en buiten het bouwvlak;
  • h. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
  • i. bewoning als afhankelijke woonruimte.

25.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. het is verboden om de cultuurhistorisch waardevolle bouwwerken, zoals genoemd in de als bijlage opgenomen Lijst met cultuurhistorisch waardevolle bouwwerken, zonder of in afwijking van een vergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen;
  • b. aan de omgevingsvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerd deskundige;
  • c. indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.

25.5.1 Uitzondering

Het in 25.5 opgenomen verbod geldt niet voor:

  • a. werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis dan wel die behoren tot het op de bestemming van de gronden gerichte normale onderhoud en beheer;
  • b. werken en werkzaamheden, die op tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
  • c. werken en werkzaamheden, die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.