Plan: | St.-Lambertusstraat 70, Cromvoirt |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0865.bgBPLambertusstr70-ON01 |
Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "St.-Lambertusstraat 70, Cromvoirt" van de gemeente Vught.
Zo'n 20 jaar geleden heeft de familie Van Oers de woning St.-Lambertusstraat 70 in Cromvoirt met bijbehorende gronden gekocht. Het terrein was destijds zeer rommelig: er stonden veel kleine bijgebouwen en er stond veel materiaal op het terrein. In de afgelopen jaren hebben zij het terrein stap voor stap opgeruimd en opgeknapt. Op dit moment is sprake van een landgoedachtige uitstraling, waarbij de tuin rondom de woning en het landschap op een logische manier samenvloeien en een natuurlijk beeld opleveren. De familie stelt haar gronden tevens beschikbaar als onderdeel van de wandelroute rondom Cromvoirt.
De familie (hierna: de initiatiefnemers) wil graag de cultuurhistorisch waardevolle Vlaamsche schuur die behoort bij de boerderij aan de St.-Lambertusstraat 33 verplaatsen naar haar perceel. De schuur is een gemeentelijk monument en stamt uit de 19e eeuw, maar bevat nog 18e-eeuwse delen. Op dit moment is de schuur (evenals de boerderij St.-Lambertusstraat 33) niet in gebruik en ingepakt tegen instortingsgevaar. De initiatiefnemers zijn voornemens de schuur weer te gaan gebruiken ten behoeve van onder andere opslag. Door de gewenste verplaatsing kan dit cultuurhistorisch waardevolle gebouw behouden blijven en krijgt het een plek die de monumentale waarde recht doet.
Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied 2011". De initiatiefnemers hebben het voornemen al met de gemeente Vught, de monumentencommissie en de provincie Noord-Brabant afgestemd. De gemeente Vught heeft aangegeven in principe medewerking te willen verlenen aan het realiseren van het initiatief door middel van een herziening van het bestemmingsplan.
Bovendien is het bestemmingsvlak 'Wonen - 2' in het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied 2011" overgenomen uit het bestemmingsplan "Buitengebied 1997", waarbij abusievelijk de vergunde situatie van gebouwen en bouwwerken rondom de woning niet goed is meegenomen. Hierdoor ligt een deel van de vergunde bouwwerken niet binnen de woonbestemming maar binnen de agrarische bestemming. Ook is de huidige oppervlakte aan bijgebouwen reeds groter dan op basis van de bestemmingsregels is toegestaan. De herziening van het bestemmingsplan ten behoeve van de verplaatsing van de Vlaamsche schuur geeft aanleiding om ook deze situatie te repareren.
Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.
KADASTRALE SITUATIE
De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Vught, sectie I, nummers 234, 561, 563 en 591, allen gedeeltelijk.
De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 2.375 m². De gronden zijn eigendom van de familie Van Oers.
Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Buitengebied 2011":
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN
Het plan ligt binnen de bestemmingen 'Agrarisch met waarden - Kampen- of hoevenlandschap' en 'Wonen - 2'.
Toetsing van het plan aan het vigerende bestemmingsplan
De woning ligt in de bestemming 'Wonen - 2'. Hiervoor is een bouwvlak met een oppervlakte van 345 m² opgenomen. Een deel van de huidige bebouwing valt echter buiten dit bouwvlak.
De te verplaatsen Vlaamsche schuur ligt, evenals een aantal van de reeds vergunde bijgebouwen, binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Kampen- of hoevenlandschap'. Deze bestemming is bedoeld voor onder meer een duurzame agrarische bedrijfsuitoefening, het behoud, herstel en/of de duurzame ontwikkeling van het kleinschalige cultuurlandschap en een tuin binnen een zone van 50 meter aangrenzend aan de bestemming 'Wonen - 2'. Ter plaatse zijn geen gebouwen toegestaan. Het plan kan niet worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan. Om deze reden wordt de procedure voor een herziening van het bestemmingsplan doorlopen.
Daarnaast ligt het plangebied in de gebiedsaanduiding 'overige - middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde'. Hier geldt een archeologische onderzoeksplicht voor onder andere het verharden van oppervlakten van 100 m² of meer.
Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied.
Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied in de wijdere omgeving weer.
WIJDERE OMGEVING
Cromvoirt is een lintdorp waar de kerk en het voormalige gemeentehuis centraal liggen. De bebouwing concentreert zich met name langs de St.-Lambertusstraat. Cromvoirt ligt in een omgeving met sterke landschappelijke karakteristieken, op de Brabantse dekzandruggen. Kenmerkend voor de zandgronden met de vele beken - zoals de Zandley - is het relatief kleinschalige, besloten landschap. De verkavelingsstructuur is kleinschalig en organisch van vorm. Er zijn veel beplantingselementen zoals lanen, houtsingels en -wallen en bosjes.
Ten noorden van Cromvoirt ligt het Drongelens Kanaal (circa 1910) dat de relatief scherpe begrenzing tussen de besloten zandgronden (hoog en droog) ten zuiden ervan en de meer open riviergronden (laag en nat) aan de noordzijde vormt. Vóór aanleg van dit kanaal vormde de Cromvoirtsedijk die overgang. Deze ringdijk werd al in de Middeleeuwen om het dorp Cromvoirt gelegd om overstromingen vanuit de Maas te voorkomen. Vanuit de St.-Lambertusstraat en vanaf de dijk werden de natte gronden ontgonnen. Dit gebeurde in een patroon van relatief lange en smalle percelen waarlangs houtsingels (elzen) stonden. Na 1950 is deze structuur door agrarische schaalvergroting (ruilverkaveling) verdwenen. Het plangebied ligt tussen de kern Cromvoirt en deze dijk in, zoals te zien op bovenstaande afbeelding. Hier is de strokenverkaveling nog relatief goed zichtbaar. Dit gebied ligt wat hoger dan de omgeving en is dan ook wel bekend als de 'Hoge Akker'.
Onderstaande afbeelding en de foto's geven de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.
DIRECTE OMGEVING
In het plangebied staan de volgende gebouwen en bouwwerken, zoals op bovenstaande afbeelding genummerd:
De hierboven beschreven bebouwing is samenvattend opgenomen in onderstaand schema en zal volledig behouden blijven.
hoofdgebouwen | bestaand | |||
1. | woonhuis | 330 | m² | |
subtotaal hoofdgebouwen | 330 | m² | ||
bijbehorende bouwwerken | ||||
2. | carport en terrasoverkapping | 75 | m² | |
3. | aanbouw t.b.v. atelier | 55 | m² | |
4. | paardenstal met kas | 120 | m² | |
5. | schuilgelegenheid paarden | 12 | m² | |
subtotaal bijbehorende bouwwerken | 262 | m² | ||
totaal | 592 | m² |
Het plangebied ligt achter het bebouwingslint van Cromvoirt te midden van het kleinschalige dorpslandschap. Rondom Cromvoirt heeft het landschap een hoge recreatieve belevingswaarde. Er is dan ook een veelgebruikt wandelroutenetwerk ('ommetje Cromvoirt') dat rond Cromvoirt loopt. De initiatiefnemers hebben delen van hun terrein opengesteld als onderdeel van deze wandelroute.
Het woonperceel is bereikbaar via een smalle toerit die loopt tussen de panden aan de St.-Lambertusstraat 68 en 72. Direct op het eind van deze toerit is ruimte voor parkeren. Via de voortuin kan men de woning bereiken.
ZICHT OP PERCEEL ST.-LAMBERTUSSTRAAT 70 VANAF TOEGANGSWEG
De initiatiefnemers hebben de tuin rond het woonhuis met veel zorgvuldigheid en oog voor de kwaliteiten van het landschap ingericht. Zij hebben de kleinschalige structuur met landschapskamers, zoals die van oudsher hier voorkwam in dit deel van het agrarisch gebied, op een goede manier teruggebracht. Bij de inrichting van de gronden behorende bij St.-Lambertusstraat 70 is het principe van het boerenerf toegepast, met een formeel erf aan de voorzijde (met moes- en kruidentuin en siertuin) en een informeel werkerf aan de achterzijde (met werkschuren en landschapstuin). Een en ander zoals te zien op onderstaande afbeelding.
BESTAANDE SITUATIE PLANGEBIED
Aan de westzijde is de woning ingepakt met bosschages en bosachtige beplanting. De siertuin met het terras onder een overkapping ligt ideaal ten zuiden van de woning. Oostelijk van de carport bevinden zich de kruiden- en moestuin. De onderdelen van de tuin rondom het huis zijn vormgegeven in architectonische geometrische vormen die worden gemarkeerd met hoge en lage beukenhagen.
Ten zuiden van de woning en de cultuurlijke tuindelen, verder het landschap in, is een grote landschapstuin aangelegd. Hier zijn vloeiende borders met natuurlijke, extensief beheerde beplanting aangelegd. Hier is met name ingezet op een rijke biotoop voor vogelsoorten, maar ook insecten en kleine zoogdieren komen hier veelvuldig voor. De beplantingskeuze is afgestemd om een grote biodiversiteit te bereiken. Via graspaden kan men tussen de borders lopen richting de Cromvoirtsedijk die de zuidelijke perceelgrens vormt.
Ten westen en oosten wordt het woonperceel met de tuinen geflankeerd door weiden voor onder meer schapen. Ook hier zijn al singels en/of bomenrijen aangebracht. Helemaal ten oosten van de tuin is een tijdelijke opslag voor groen- en tuinafval. Tussen deze opslag en de paardenstal ligt een informeel werkerf. Dit vormt tevens de scheiding tussen de tuin rondom de woning en de landschappelijke tuin.
Bij de inrichting van de gronden behorende bij St.-Lambertusstraat 70 is het principe van het boerenerf toegepast. Ook bij de verplaatsing van de Vlaamsche schuur wil de familie dit principe blijven volgen.
![]() |
Rond de 19e eeuw kent het traditionele boerenerf een verdeling in 'voor' en 'achter'. Deze indeling heeft te maken met de traditionele taakverdeling tussen man en vrouw. De taken waren duidelijk verdeeld en daarmee de grond ook. De voorkant (wonen) en achterkant (werken) worden door een denkbeeldige lijn van elkaar gescheiden. De vrouw had de verantwoordelijkheid over het woongedeelte, het daarbij liggende terrein met de moestuin, de kruidentuin, de siertuin, de huisweide en de boerenboomgaard. De man droeg de verantwoordelijkheid voor het werkgedeelte met de dieren, de gewassen en de wagens en werktuigen. Het is de aandacht voor deze historie die het erf rondom de woning als samenhangend geheel een kwaliteitsimpuls heeft gegeven. |
De traditionele verdeling van het boerenerf dient als inspiratie voor het huidige ontwerp. De huiskavel van de initiatiefnemers valt dan ook in twee deelgebieden te verdelen: het voorerf met de kruiden-, moes- en siertuin rondom de woning en het boerenachtererf met de schuren en de natuurlijke landschapstuin daarachter. De scheiding tussen deze twee zones is herkenbaar. Deze wordt gemarkeerd door de beukenhagen langs de siertuin en de kruidentuin. De geometrische vormen rondom de woning verschillen duidelijk van de meer landschappelijke, vloeiende vormen op het achtererf. Ten zuiden van de grens is het beheer dan ook extensief en is sprake van een natuurlijk beeld, terwijl ten noorden van deze lijn sprake is van een meer intensief beheer met cultuurlijke kenmerken.
HOOFDSTRUCTUUR MET ROUTES EN LANDSCHAPPELIJKE ASSEN
Naast deze verdeling in voor- en achtererf, spelen landschappelijke assen ook een rol in de beleving van de tuin, zoals te zien op bovenstaande afbeelding. Als men de huiskavel nadert via de oprit vanaf de St.-Lambertusstraat, kijkt men over de kruiden- en moestuin heen naar het landschappelijke tuindeel op het achtererf (as 1). Dit is een waardevol zicht omdat hier het boerenerf-principe het best beleefbaar is.
LANDSCHAPSAS 1 - TOERIT VIA MOESTUIN NAAR LANDSCHAPSTUIN
Ook vanuit het huis en het overdekte terras is via de landschappelijke tuin een prachtig zicht op de Cromvoirtsedijk (as 2). Wandelaars kunnen via de landschappelijke tuin dan ook de woning verscholen zien liggen.
LANDSCHAPSAS 2 - CROMVOIRTSEDIJK VIA LANDSCHAPSTUIN NAAR WOONHUIS
Van de paardenstal achter de woning loopt een as naar de tijdelijke opslag voor het groenafval (as 3). Deze as loopt over het informele werkerf dat veel wordt gebruikt: dit is het feitelijke werkgedeelte van het achtererf. Dit terreindeel is niet verhard, maar bestaat uit gras.
LANDSCHAPSAS 3 - VAN GROENOPSLAG NAAR PAARDENSTAL
De Vlaamsche schuur behoort bij de oude langgevelboerderij St.-Lambertusstraat 33. Zowel de boerderij als de schuur zijn een gemeentelijk monument. Op de cultuurhistorische waardenkaart (CHW) van de provincie is de bebouwing op het perceel aangegeven als 'overige bouwkunst' (CHW-code: HT118-005314). De beschrijving van de Vlaamsche schuur in het bijbehorende rapport luidt: "De schuur die mogelijk nog 17e of 18e eeuwse delen bevat heeft baksteen muurwerk en is ten dele gerabat. Dak gedekt met riet en oud Hollandse pannen. Een deel van de wanden is nog met riet bekleed."
VLAAMSCHE SCHUUR OMSTREEKS 1982 (BRON: BHIC)
DEKKEN VAN DE RIETEN KAP OMSTREEKS 1982 (BRON: BHIC)
De Vlaamsche schuur bestaat uit twee oorspronkelijk separate delen, die later aan elkaar zijn gebouwd. Met name de westelijke gevel geeft een interessant beeld. De schuur is ongeveer 10 x 20 meter en heeft daarmee een oppervlakte van circa 200 m². De goothoogte is ongeveer 1,50 meter en de bouwhoogte bedraagt circa 6 meter.
VLAAMSCHE SCHUUR VANAF DE ST.-LAMBERTUSSTRAAT
VLAAMSCHE SCHUUR MET DE LANGGEVELBOERDERIJ (BRON: FUNDA)
De Vlaamsche schuur staat momenteel op een woonperceel tezamen met de waardevolle woonboerderij. Het perceel is naast de bebouwing grotendeels ingericht als grasland. Direct ten westen van de Vlaamsche schuur staat een notenboom. Deze boom is niet door de gemeente opgenomen als 'waardevolle boom' in de vastgestelde 'Notitie Waardevolle Bomenlijst' en het 'Register Waardevolle Bomenlijst'. Deze notenboom zal bij de verplaatsing van de schuur wel behouden blijven. Er zullen beschermende maatregelen worden getroffen ten tijde van de werkzaamheden ten behoeve van de verplaatsing.
TE BEHOUDEN NOTENBOOM BIJ VLAAMSCHE SCHUUR
In dit hoofdstuk is de beschrijving van het plan opgenomen.
De initiatiefnemers willen de Vlaamsche schuur gaan gebruiken voor opslag en voor het lammeren van de schapen. Hiermee wordt de schuur niet alleen bouwkundig weer hersteld maar wordt ook de oorspronkelijke functie zoveel mogelijk in ere gehouden. Een dergelijk 'werkgebouw' hoort volgens het boerenerf-principe bij uitstek op het achtererf. Ook is de geplande locatie van de schuur zeer logisch, gezien de bestaande ruimtelijke opbouw van de tuin en het landschap, met de landschappelijke assen. De oppervlakte van de Vlaamsche schuur bedraagt circa 200 m².
Onderstaand schema geeft een overzicht van de bestaande en nieuwe gebouwen op het perceel St.-Lambertusstraat 70:
hoofdgebouwen | bestaand | nieuw | |||
1. | woonhuis | 330 | m² | ||
subtotaal hoofdgebouwen | 330 | m² | |||
bijbehorende bouwwerken | |||||
2. | carport en terrasoverkapping | 75 | m² | ||
3. | aanbouw t.b.v. atelier | 55 | m² | ||
4. | paardenstal met kas | 120 | m² | ||
5. | schuilgelegenheid paarden | 12 | m² | ||
6. | Vlaamsche schuur | 200 | m² | ||
subtotaal bijbehorende bouwwerken | 262 | m² | 200 | m² | |
totaal | 592 | m² | 200 | m² |
De bestaande woning ligt thans deels buiten het vigerende bouwvlak. Om dit te herstellen wordt in dit bestemmingsplan het bouwvlak vergroot van 345 m² tot 555 m². Dit is een vergroting van 210 m².
In het vigerende bestemmingsplan is een oppervlakte van maximaal 80 m² aan bijbehorende bouwwerken toegestaan. Deze oppervlakte wordt met de bestaande en vergunde bijbehorende bouwwerken reeds overschreden met circa 182 m². Er staat namelijk al zo'n 262 m² aan bijbehorende bouwwerken. Daarom is in de regels van dit bestemmingsplan een maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van 265 m² opgenomen.
Bovendien voorziet het plan in de toevoeging van de Vlaamsche schuur met een oppervlakte van circa 200 m². Voor de Vlaamsche schuur is op de verbeelding de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vlaamsche schuur' opgenomen, zodat gewaarborgd is dat op deze locatie alleen de monumentale Vlaamsche schuur herbouwd kan worden. Zo wordt voorkomen dat deze extra toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt voor nieuwbouw.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de vergroting van de bestemming 'Wonen - 2' ten behoeve van de verplaatsing van de Vlaamsche schuur en het legaliseren van de bestaande vergunde bijbehorende bouwwerken binnen de woonbestemming. Er wordt geen extra woning toegestaan. Als gevolg van het plan is er geen sprake van een toename van de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte. Er wordt dan ook niet voorzien in extra parkeerruimte op eigen terrein.
De initiatiefnemers willen de Vlaamsche schuur plaatsen daar waar nu het landschappelijke tuindeel begint, zoals aangegeven op onderstaande afbeelding. Hier is momenteel een plantvak met sierheesters. Het plantvak is deels afgeschermd met een haag van rode beuk. Direct ten noorden van het plantvak staan twee fruitbomen. De haag, de twee fruitbomen en een deel van de sierheesters worden verwijderd ten behoeve van de schuur.
INRICHTINGSSCHETS
De nieuwe locatie van de schuur sluit aan op het bestaande informele werkerf tussen de bestaande werkschuur en de opslag voor groenafval. Er ontstaat een helder werkerf waarbij de bestaande schuur en de Vlaamsche schuur een mooi ensemble vormen. Ook is er voldoende ruimte voor de schuur voor het gewenste doel: opslag en lammeren van de schapen.
Overigens willen de initiatiefnemers de grasstructuur van het werkerf volledig intact houden; er zal daarom geen extra terreinverharding worden aangebracht. De Vlaamsche schuur zal worden opgenomen in het groene landschapsbeeld van het boerenerf, zoals dat vroeger ook het geval was.
Bovenal worden door deze situering de landschappelijke assen volledig behouden. De schuur past op deze plek uitstekend binnen de huidige tuinstructuur. De landschappelijke as vanaf de inrit krijgt hierdoor zelfs een hogere waarde: deze eindigt op de interessante lange gevel van de schuur. Door de grotere afstand van de bestaande woning komt de schuur beter tot zijn recht. Vanaf de omliggende wandelpaden, die voor publiek toegankelijk zijn gesteld, is de schuur zodoende goed beleefbaar. Het historisch-agrarische karakter van de Hoge Akker wordt hierdoor weer zichtbaar gemaakt. Een en ander zoals weergegeven op onderstaande impressies.
IMPRESSIE GEPLANDE LOCATIE VLAAMSCHE SCHUUR VANUIT PAARDENSTAL
IMPRESSIE GEPLANDE LOCATIE VLAAMSCHE SCHUUR VANAF TOERIT
IMPRESSIE GEPLANDE LOCATIE VLAAMSCHE SCHUUR MET WERKERF
Rondom de Vlaamsche schuur zal een strook grind worden aangelegd om het hemelwater afkomstig van het dak op te vangen. Aan de achterzijde van de schuur wordt een smalle greppel (eveneens gevuld met grind) gerealiseerd. Vanaf hier kan het water in de bodem infiltreren.
Momenteel verkeert de Vlaamsche schuur op perceel St.-Lambertusstraat 33 in slechte staat. Door de verplaatsing naar het perceel St.-Lambertusstraat 70 kan dit cultuurhistorisch waardevolle gemeentelijke monument behouden blijven. De geplande locatie valt, samenvattend, als volgt te beargumenteren:
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
In 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.
De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.
De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en de ecologische hoofdstructuur.
Voor onderhavig plan zijn geen van de nationale belangen aan de orde.
De in de SVIR opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Onderhavig plangebied ligt niet in een gebied waarbinnen het Barro van toepassing is.
Conclusie
Het Barro is niet van toepassing op het plan.
Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Het initiatief betreft het op het perceel toevoegen van een van elders te verplaatsen cultuurhistorisch waardevolle Vlaamsche schuur en het repareren van het bestemmingsplan, waarbij reeds vergunde bijgebouwen in de woonbestemming worden opgenomen. Er worden geen nieuwe woningen toegevoegd.
Projecten die minder dan twaalf woningen bevatten worden op basis van jurisprudentie niet als stedelijke ontwikkeling gezien. De ruimtelijke impact van onderhavig plan is veel kleiner dan twaalf woningen. Voorliggend initiatief is daarmee geen stedelijke ontwikkeling. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening en aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking.
Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:
Het plan wordt aan deze twee nota's getoetst.
De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010, partiële herziening 2014 bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van het provinciale bestuur op de ontwikkeling van Noord-Brabant.
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de plankaart. Onderhavig plangebied is aangeduid.
UITSNEDE PLANKAART STRUCTUURVISIE RUIMTELIJKE ORDENING
Analyse
Het plangebied ligt binnen de 'groenblauwe mantel', die overwegend bestaat uit gemengd landelijk gebied met belangrijke nevenfuncties voor natuur en water. Nieuwe ontwikkelingen binnen de groenblauwe mantel zijn mogelijk, als deze de bestaande natuur-, bodem- en waterfuncties respecteren of bijdragen aan een kwaliteitsverbetering van deze functies of het (cultuurhistorisch waardevolle) landschap. Ontwikkelingen moeten qua aard en schaal bij het ontwikkelingsperspectief voor de groenblauwe mantel passen en rekening houden met omliggende waarden. Dit wordt betrokken bij de zorgplicht voor de ruimtelijke kwaliteit.
Als gevolg van het plan worden geen bestaande waarden of functies aangetast, zoals nader beschreven in hoofdstuk 5. De verplaatsing van de Vlaamsche schuur draagt juist bij aan het duurzame behoud van cultuurhistorisch waardevol landschap. Als de schuur niet verplaatst wordt is de kans groot dat deze verder zal vervallen en uiteindelijk uit het landschaps- en straatbeeld zal verdwijnen.
Conclusie
Het plan past binnen het beleid van de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening.
De Verordening ruimte Noord-Brabant (geconsolideerde versie per 15 juli 2017) stelt regels aan de inhoud van ruimtelijke plannen voor die aspecten waar provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.
De Verordening maakt onderscheid in structuren en aanduidingen. De Verordening kent vier structuren, die tezamen provinciedekkend zijn. Daarin is uitgewerkt welke functies ontwikkeld kunnen worden. Afhankelijk van de waarden in of kenmerken van een gebied kunnen er één of meerdere aanduidingen gelden. De Verordening bevat voorts algemene regels ter bevordering van de ruimtelijke kwaliteit.
Structuren
Het plangebied ligt binnen de structuur 'groenblauwe mantel', zoals te zien op onderstaande afbeelding.
UITSNEDE VERORDENING RUIMTE NOORD-BRABANT
Binnen de 'groenblauwe mantel' heeft de provincie het behoud, herstel en/of de duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken als doel gesteld. Bestaande woningen met bijgebouwen zijn hier toegestaan.
Momenteel verkeert de Vlaamsche schuur in slechte staat. Als de schuur niet verplaatst wordt is de kans aanwezig dat deze verder in verval raakt en uiteindelijk verdwijnt uit het Cromvoirtse landschap. Door de verplaatsing van deze schuur naar het perceel St.-Lambertusstraat 70 kan een cultuurhistorisch waardevol gemeentelijk monument behouden blijven. De Vlaamsche schuur heeft ook een landschappelijke waarde: vroeger kwam dit soort schuren veelvuldig voor in dit deel van het Brabantse landschap. Verplaatsing van de schuur draagt dus bij aan het herstel van de landschappelijke kenmerken. Met de verplaatsing willen de initiatiefnemers een stukje historisch landschapsbeeld in ere herstellen.
Aanduidingen
Voor het plan zijn geen aanduidingen van toepassing die invloed op het plan hebben.
Ter bevordering van de ruimtelijke kwaliteit bevat de Verordening algemene regels (opgenomen in artikel 3). Daarbij wordt onderscheid gemaakt in de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit en de kwaliteitsverbetering van het landschap.
Algemeen geldt dat een project moet bijdragen aan de zorg voor behoud en bevordering van de ruimtelijke kwaliteit en moet voldoen aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Over de gewenste locatie van de Vlaamsche schuur is uitgebreid met de gemeente, provincie en monumentencommissie gesproken. Deze partijen zijn allen akkoord met de voorgestelde locatie.
De kwaliteitsverbetering van het landschap is beschreven in paragraaf 4.3.2 waarin het project aan de gemeentelijke "Beleidsnotitie Kwaliteitsverbetering van het landschap" wordt getoetst.
Het plan voldoet aan de regels van de Verordening ruimte Noord-Brabant.
De gemeenteraad van Vught heeft op 19 december 2013 de Structuurvisie Vught vastgesteld. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de plankaart. De ligging van het plangebied is aangegeven. Het plangebied ligt in het buitengebied van Cromvoirt.
UITSNEDE PLANKAART STRUCTUURVISIE VUGHT
Het algemene beleid in het buitengebied van Cromvoirt is gericht op behoud en versterking van de kleinschalige en gevarieerde ruimtelijke en functionele karakteristiek. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen zodanig te investeren in het landschap, dat het kleinschalige beeld in stand blijft. Belangrijk is het behoud van de groene uitstraling van het dorp en het vormgeven van de grenzen van het gebied. De te verplaatsen Vlaamsche schuur past goed in dit beleid, omdat hiermee een cultuurhistorisch waardevol monumentaal pand behouden kan blijven. Samen met een goede landschappelijke inpassing is er sprake van een kwaliteitsverbetering van het landschap en instandhouding van het gebied.
Conclusie
Het plan past in het beleid van de Structuurvisie Vught.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied eist de Verordening ruimte in bepaalde
gevallen een bijdrage aan de kwaliteitsverbetering van het landschap, zie paragraaf 4.2.2
Deze paragraaf bevat een beschrijving van de wijze van kwaliteitsverbetering van het
landschap. Aan de orde komen:
De gemeente Vught heeft op 17 mei 2016 de "Beleidsnotitie Kwaliteitsverbetering van het Landschap Gemeente Vught" vastgesteld. In deze notitie is een algemene werkwijze voor de kwaliteitsverbetering van het landschap vastgelegd voor het grondgebied van de gemeente.
Ruimtelijke ontwikkelingen zijn in drie categorieën ingedeeld. Voorliggend initiatief bestaat uit twee onderdelen:
De provincie en gemeente verdelen ruimtelijke ontwikkelingen in drie categorieën onder:
Ad 1. uitbreiding woonbestemming
De huidige bestemming 'Wonen - 2' heeft een oppervlakte van circa 555 m². Het bestemmingsvlak wordt als gevolg van voorliggend plan vergroot met 1.820 m² tot een oppervlakte van 2.375 m². De uitbreiding van het bestemmingsvlak wonen die een oppervlakte van 1.500 m² te boven gaat, valt in categorie 3.
Ad 2. vergroten oppervlakte bijgebouwen
In het vigerende bestemmingsplan is een gezamenlijke oppervlakte van 80 m² aan bijbehorende bouwwerken bij de woning toegestaan. De reeds vergunde bijbehorende bouwwerken op het perceel hebben echter al een oppervlakte van 262 m². Deze zijn echter per abuis niet binnen de woonbestemming op de verbeelding van het vigerende bestemmingsplan opgenomen. Met voorliggende herziening van het bestemmingsplan wordt deze situatie gerepareerd. Het repareren ten behoeve van de oppervlakte aan bestaande bijbehorende bouwwerken wordt gezien als een categorie 1-ontwikkeling.
De te verplaatsen Vlaamsche schuur heeft een oppervlakte van circa 200 m². Deze oppervlakte aan nieuwe bebouwing bij de woning is een categorie 3-ontwikkeling.
Op basis van bovenstaande oppervlakten is de benodigde kwaliteitsverbetering van het landschap berekend. De berekening is opgenomen als bijlage 1. Uit de berekening volgt dat de benodigde landschappelijke kwaliteitsverbetering 20% x € 293.400,- = € 58.680,- bedraagt.
De feitelijke tegenprestatie bestaat in voorliggend plan uit het behoud van een cultuurhistorisch waardevol gemeentelijk monument (Vlaamsche schuur) door verplaatsing en restauratie. De restauratie van de Vlaamsche schuur is globaal geraamd op € 100.000,-. Hiermee wordt voorzien in de te realiseren kwaliteitsverbetering. De geplande investering (€ 100.000,-) is groter dan de benodigde investering (€ 58.680,-).
De schuur komt te staan in de bestaande landschapstuin. Aan de achterzijde van de schuur staan reeds vaste planten, struiken en bomen. Bovendien heeft het begrip 'landschap' in de Verordening ruimte Noord-Brabant in dit kader niet alleen betrekking op groenontwikkeling, maar ook op de uiterlijke verschijningsvorm van bebouwing. Vanaf de entree van het perceel kan men, achter de kruidentuin, de schuur zien staan. Het behoud van de cultuurhistorische schuur wordt tevens gezien als een vorm van landschappelijke inpassing: het landschap en de Vlaamsche schuur vormen een esthetische versterking van elkaar. De Vlaamsche schuur wordt geheel gerestaureerd. Er is sprake van een goede landschappelijke inpassing.
Hiermee is aangetoond dat wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 3 van de Verordening ruimte.
De Verordening ruimte eist dat bij het vaststellen van een ruimtelijk besluit is aangetoond dat de kwaliteitsverbetering van het landschap financieel, juridisch en feitelijk is geborgd. De initiatiefnemer en de gemeente hebben daarom een realisatieovereenkomst gesloten waarin de verplaatsing en restauratie van de Vlaamsche schuur zijn vastgelegd. Hiermee wordt voldaan aan de criteria van de Verordening ruimte.
Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.
Voor het gehele gemeentelijke grondgebied heeft de gemeente Vught in 2006 een bodembeheerplan inclusief bodemkwaliteitskaart vastgesteld. Onderhavig plangebied is op de bodemkwaliteitskaart opgenomen binnen de zone 'Brabant agrarisch op zand', waarvoor de bodem tot 2 meter onder maaiveld als 'schoon' is gekwalificeerd. De gronden ter plaatse van de te verplaatsen Vlaamsche schuur zijn al zo'n 20 jaar in gebruik als landschapstuin. Op basis hiervan is de verwachting dat sprake is van bodemverontreiniging laag.
Onderhavig plan voorziet in de uitbreiding van de bestemming 'Wonen - 2', maar niet in de toevoeging van een extra woning. De uitbreiding van de bestemming omvat de bestaande, reeds vergunde bijbehorende bouwwerken en de te verplaatsen Vlaamsche schuur. De Vlaamsche schuur wordt gebruikt voor opslag en het lammeren van de schapen.
Om de uitvoerbaarheid van het plan ten aanzien van het aspect bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft Amitec een historisch bodemonderzoek uitgevoerd: rapport "Historisch bodemonderzoek, St.-Lambertusstraat 70 te Cromvoirt" (9 maart 2018, 18.706-NEN.01). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 2.
Amitec concludeert dat de onderzoekslocatie als 'onverdacht' beschouwd mag worden. Op basis van de onderzoeksresultaten is géén verkennend onderzoek noodzakelijk en bestaan er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen voor het huidige gebruik en voor plaatsing van de Vlaamsche schuur op het perceel.
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:
Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.
Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft de uitbreiding van een bestaande woonbestemming met het bouwvlak en de vergroting van de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving.
Invloed omliggende inrichtingen op plan
Hieronder staat een overzicht van de bedrijven en inrichtingen in de directe omgeving, de SBI-code, de milieucategorie en de bijbehorende richtafstand, alsmede de werkelijke afstand tot de te vergroten woonbestemming.
bedrijf en/of inrichting | SBI-code | categorie | richt- afstand |
werkelijke afstand | |||
St.-Lambertusstraat 34: autohandel | 451, 452, 454 | 2 | 30 m | 268 m | |||
St.-Lambertusstraat 34A: staalconstructiebedrijf | 225, 331.1 | 3.2 | 100 m | 235 m | |||
St.-Lambertusstraat 36A: bedrijfsverzamelgebouw | diversen | 2 | 30 m | 242 m | |||
St.-Lambertusstraat 60: dorpshuis | 94991-A | 2 | 30 m | 129 m | |||
St.-Lambertusstraat 72: herberg | 563.2 | 2 | 30 m | 120 m | |||
St.-Lambertusstraat ten noordoosten van plangebied: trapveld | - | - | 10 m | 17 m |
Als gevolg van het plan worden geen nieuwe milieugevoelige objecten (woningen) mogelijk gemaakt. Wel wordt het bestaande bouwvlak ten behoeve van de woning vergroot. Er liggen geen nieuwe milieugevoelige onderdelen van het plan binnen de richtafstanden van de omliggende bedrijven en inrichtingen. De situatie rondom het trapveld ten noordoosten van het plangebied behoeft wel enige verklaring.
Trapveld
Direct ten noordoosten van het plangebied ligt een trapveld, dat in het vigerende bestemmingsplan de bestemming 'Sport' met de aanduiding 'sportveld' heeft. Het trapveld behoort niet tot een sportvereniging en er worden dan ook geen wedstrijden gespeeld of trainingen gegeven. Ook is er geen verlichting bij het trapveld aanwezig. Het trapveld wordt sporadisch gebruikt door de jeugd uit Cromvoirt. Een richtafstand van 10 meter wordt derhalve als reëel gezien. De afstand tot het vigerende bouwvlak bedraagt circa 23 meter. Als gevolg van dit bestemmingsplan wordt het bouwvlak vergroot, zodat de volledige reeds aanwezige en vergunde woning hierbinnen komt te liggen. De afstand tot het geplande bouwvlak bedraagt dan circa 17 meter. De milieugevoelige woning ligt dus buiten de richtafstand van het trapveld.
Daarnaast wordt de woonbestemming ten behoeve van de bijbehorende bouwwerken en tuin vergroot. In het kader van de bedrijven en milieuzonering vormen de bijbehorende bouwwerken en tuin echter geen milieugevoelige objecten. Ook de te verplaatsen Vlaamsche schuur is geen milieugevoelig object: dit gebouw wordt gebruikt ten behoeve van opslag en het lammeren van schapen en er zullen geen mensen verblijven.
Het plan vormt geen belemmering voor de omliggende bedrijven.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.
De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten (inrichtingen, buisleidingen en transportroutes). Het plan omvat geen nieuwe kwetsbare objecten (woningen). Bovendien is op de Risicokaart te zien dat in de omgeving van het plan geen risicovolle activiteiten worden uitgevoerd. Een nadere toetsing aan het aspect externe veiligheid is niet aan de orde.
Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.
Het plan omvat geen nieuwe geurgevoelige objecten (woningen). Een nadere toetsing aan het aspect geurhinder veehouderijen is niet aan de orde. Bovendien liggen in de omgeving van het plangebied geen veehouderijen.
Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.
Het plan omvat geen nieuwe geluidgevoelige objecten. Bovendien ligt het plangebied niet binnen de onderzoekszones van wegen. Een nadere toetsing aan het aspect geluidhinder is niet aan de orde.
Het plangebied ligt ook niet binnen een geluidszone van een gezoneerd industrieterrein. Er is geen akoestisch onderzoek nodig.
Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen.
Onderhavig plan omvat de uitbreiding van een woonbestemming ten behoeve van bijbehorende bouwwerken. Het plan voorziet niet in nieuwe woningen en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.
Goed woon- en leefklimaat
In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit zijn daarom alleen de volgende criteria van toepassing:
Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.
In het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is door diverse bronbeheerders zoals gemeenten, provincies en Rijkswaterstaat de Monitoringstool ingevoerd. Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat op deze locatie in de jaren 2016, 2020 en 2030 aan bovengenoemde grenswaarden (jaargemiddelde en overschrijdingsdagen) voor PM10 en NO2 wordt voldaan.
Uit de monitoringstool volgt dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.
De gemeente Vught beschikt niet over eigen archeologisch beleid. Daarom wordt de provinciale CHW-kaart gehanteerd. Volgens deze kaart ligt het plangebied in een zone met een hoge archeologische trefkans. In het geldende bestemmingsplan heeft het plangebied een gebiedsaanduiding 'middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde', waarvoor een onderzoeksplicht geldt bij onder andere het verharden van een oppervlakte van meer dan 100 m².
De te verplaatsen Vlaamsche schuur heeft weliswaar een oppervlakte van circa 200 m², waardoor een archeologisch onderzoek noodzakelijk zou zijn. Op basis van onderstaande argumentatie wordt geconcludeerd dat een archeologisch onderzoek voor de te verplaatsen Vlaamsche schuur echter niet nodig is:
Ter plaatse van het plangebied zal op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'middelhoge en hoge arceheologische verwachtingswaarde' overgenomen worden uit het vigerende bestemmingsplan. Dit om de archeologische waarden ook in de toekomst te blijven beschermen.
Aangezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een archeologische 'toevalsvondst' wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van dit grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij het bevoegd gezag, de gemeente Vught en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Het plan omvat de verplaatsing van een cultuurhistorisch waardevolle Vlaamsche schuur. Over de verplaatsing is reeds uitgebreid met de gemeente, provincie en monumentencommissie gesproken. Al deze partijen hebben aangegeven mee te willen werken aan de verplaatsing.
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart met daarop de rijksinformatie en de provinciale belangen. Hierop zijn grote regionale vlakken en landschappen met cultuurhistorische waarden aangewezen.
UITSNEDE CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART NOORD-BRABANT - RIJK EN PROVINCIE
Het plangebied ligt binnen de volgende aanduidingen:
Hierna wordt het plan getoetst aan de cultuurhistorische waarden die gelden binnen deze aanduidingen.
Ad 1. regio - Meierij
Dragende structuren in de regio Meierij zijn onder meer de oude agrarische cultuurlandschappen met akkercomplexen, beemden, broekgebieden en de dorpen en buurtschappen met langgevelboerderijen. De provincie wil de samenhang van deze en andere dragende structuren behouden door ontwikkeling of versterking. Daarnaast wil de provincie de cultuurhistorische waarden in hun samenhang verder ontwikkelen, beschermen en toeristisch-recreatief ontsluiten en het bodemarchief van de archeologische landschappen (zie ad 3.) duurzaam en in samenhang behouden.
De verplaatsing van de Vlaamsche schuur draagt bij aan deze strategieën. Een cultuurhistorisch waardevol monument kan op deze manier behouden blijven en weer voor een oorspronkelijk doel in gebruik worden genomen. De initiatiefnemers hebben een deel van hun gronden opengesteld voor het 'ommetje Cromvoirt', een recreatieve wandelroute rondom het dorp. Vanaf deze route wordt de Vlaamsche schuur weer beleefbaar.
Ad 2. cultuurhistorisch landschap - Loonse en Drunense Duinen
Voor dit landschap gelden strategieën ten behoeve van:
Ad 3. archeologisch landschap - Dekzandrug Tilburg - Den Bosch
Hier is de strategie 'het duurzaam en in samenhang behouden van het bodemarchief'. Dit aspect is nader uitgewerkt in paragraaf 5.7.
Naast deze regionale landschappen zijn ook overige cultuurhistorische waarden in kaart gebracht. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart met daarop de overige waarden.
UITSNEDE CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART NOORD-BRABANT - OVERIG
Hierop is te zien dat de Cromvoirtsedijk ten zuiden van het plangebied is aangeduid als een historisch groenelement. Het plan tast deze structuur niet aan. Het dorp Cromvoirt is aangeduid als een gebied met zeer hoge historische stedenbouw. Het plangebied ligt buiten deze aanduiding en vormt geen aantasting van deze waarden.
Ook is te zien dat de Vlaamsche schuur, samen met de boerderij, op het adres St.-Lambertusstraat 33 is aangeduid als 'overige bouwkunst'. Het betreft een gemeentelijk monument op een relatief klein perceel dat is omgeven door bebouwing op de buurpercelen. Het perceel met de boerderij en de schuur staat al enkele jaren te koop. De boerderij en de schuur zijn momenteel vervallen en zijn ingepakt om verder verval tegen te gaan. Door de verplaatsing kan deze monumentale schuur behouden blijven. Het perceel St.-Lambertusstraat 33 krijgt hierdoor een grotere tuin, wat de kans op verkoop - en uiteindelijk ook het behoud van de monumentale boerderij - vergroot.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan. Door de verplaatsing van de Vlaamsche schuur kan een cultuurhistorisch waardevol monument behouden blijven en kan de recreatieve landschapsbeleving versterkt worden.
Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en de ecologische hoofdstructuur. Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan met name om de stikstofdepositie. Hiervoor geldt de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS).
In de PAS is rekening gehouden met een autonome economische groei van 2,5% per jaar. Voorliggende uitbreiding van de woonbestemming behoort tot de autonome groei. Een nadere toetsing aan de PAS is niet nodig. Het plan heeft geen negatief effect op natuurgebieden.
Soortenbescherming
Omdat de bestaande Vlaamsche schuur wordt afgebroken en herbouwd op een locatie die thans in gebruik is als landschapstuin, is een onderzoek naar de mogelijk voorkomende natuurwaarden noodzakelijk. Staro heeft een toets flora en fauna uitgevoerd: rapport "" (3 april 2018, nr. 18-0090). Het onderzoeksrapport is opgenomen als bijlage 3.
Flora
Tijdens het veldbezoek zijn in het plangebied geen beschermde plantensoorten aangetroffen. Er zijn alleen algemene plantensoorten aangetroffen. Bevindingen uit het veldbezoek tonen aan dat in de plangebieden geschikte biotopen ontbreken voor beschermde plantensoorten. Derhalve is de aanwezigheid van beschermde plantensoorten in de plangebieden uit te sluiten.
Amfibieën
Het is niet uit te sluiten dat de algemene soorten amfibieën gewone pad, bruine kikker, bastaardkikker en kleine watersalamander (alle §3.3 wn) in het plangebied voorkomen. Voor deze soorten geldt in de provincie Noord-Brabant in het kader van ruimtelijke ontwikkeling een algehele vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming. Het is derhalve niet noodzakelijk om mitigerende maatregelen te nemen.
Op een afstand van circa 150 meter ten zuidwesten van de geplande locatie van de Vlaamsche schuur loopt de Zandley en liggen enkele poelen. Ook poelkikker, kamsalamander en Alpenwatersalamander kunnen het zuidelijke plangebied als land- en overwinteringshabitat gebruiken. Voor de poelkikker, kamsalamander en Alpenwatersalamander geldt geen vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming. Voor het verwijderen van de vegetatie geldt dat deze niet tijdens de overwinteringsperiode voor poelkikker en kamsalamander mogen worden verwijderd. Voor poelkikker geldt een overwinteringsperiode van half oktober tot en met half april (Kennisdocument Poelkikker, BIJ12) en voor kamsalamander geldt een overwinteringsperiode van november tot en met februari (Kennisdocument Kamsalamander, BIJ12). Er worden geen poelen gedempt in of nabij het plangebied. Het leefgebied van de poelkikker en Alpenwatersalamander gaat hiermee niet verloren.
De Alpenwatersalamander is een soort van tabel 2 van de voormalige Flora- en faunawet. Onder de Wet natuurbescherming mag voor deze soorten gebruik worden gemaakt van een goedgekeurde gedragscode. In dit geval dient gewerkt te worden volgens de gedragscode flora en fauna voor Ruimtelijke ontwikkeling en inrichting van de Vereniging Stadswerk Nederland.
Voor het zorgvuldig handelen dient de volgende periode en werkwijze te worden gehanteerd:
Vogels
De plangebieden zijn geschikt als broed- en foerageergebied voor algemene vogelsoorten. De voorgenomen plannen hebben geen negatieve effecten tot gevolg ten aanzien van broed- en foerageergebied van vogels. Indien vogels aan het broeden zijn kan het verwijderen van bomen en beplanting niet plaatsvinden zonder deze dieren te verstoren. Door bomen en struiken buiten het broedseizoen van vogels te verwijderen/snoeien wordt voorkomen dat negatieve effecten zullen optreden ten aanzien van algemeen voorkomende vogelsoorten. Het broedseizoen loopt globaal van half maart tot en met juli. In het kader van de Wet natuurbescherming wordt voor het broedseizoen echter geen standaardperiode gehanteerd. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode.
Het plangebied wordt mogelijk door steenuil en kerkuil als foerageergebied gebruikt. Na de werkzaamheden is het plangebied nog steeds geschikt als foerageergebied en er blijft in de omgeving genoeg alternatief foerageergebied aanwezig.
Vleermuizen
De plangebieden zijn geschikt als foerageergebied voor vleermuizen. Vleermuizen kunnen de bebouwing en begroeiing gebruiken om langs te foerageren. De voorgenomen plannen hebben tijdelijk een negatief effect op het foerageergebied van vleermuizen. Na de werkzaamheden blijven de plangebieden (deels) geschikt als foerageergebieden voor vleermuizen en in de omgeving blijft voldoende, even geschikt foerageergebied aanwezig. Ook kunnen de bomen aan de oostzijde van het zuidelijke plangebied dienst doen als vliegroute voor vleermuizen. De Vlaamsche schuur is in de huidige (ingepakte) staat ongeschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. In de andere gebouwen in en in de omgeving van de plangebieden zijn mogelijk wel verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig. Vanwege het feit dat deze gebouwen blijven staan is het uit te sluiten dat de voorgenomen plannen een negatief effect hebben op verblijfplaatsen van vleermuizen.
Zoogdieren
Uit het veldbezoek blijkt dat de plangebieden voor een aantal algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren geschikt zijn als leefgebied, zoals vos, konijn, haas, egel en algemene muizensoorten. Mogelijk functioneert het plangebied als (onderdeel van het) leefgebied van deze grondgebonden zoogdieren van §3.3 wn. De voorgenomen werkzaamheden hebben tot gevolg dat (een deel van) het leefgebied van deze soorten verdwijnt. Voor deze soorten van §3.3 wn geldt in provincie Noord-Brabant in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen een algehele vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming. Het is zodoende niet noodzakelijk mitigerende maatregelen te nemen.
Vanwege de begroeiing in en om het zuidelijke plangebied is het niet uit te sluiten dat kleine marterachtigen (wezel, hermelijn en bunzing) het plangebied als leefgebied gebruiken. Vanwege het feit dat er alleen vegetatie in het midden van het zuidelijke plangebied verwijderd wordt, is het uit te sluiten dat door de voorgenomen plannen verblijfplaatsen van kleine marterachtigen verloren gaan. Door het verwijderen van de vegetatie verdwijnt er tijdelijk wel een gedeelte van het leefgebied voor kleine marters. Er blijft in de omgeving echter voldoende, even geschikt leefgebied aanwezig.
Advies en aanbevelingen
Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen plannen niet leiden tot overtreding van de Wet natuurbescherming, mits:
Bescherming van houtopstanden
Het plan omvat niet het kappen van bomen buiten de bebouwde kom of in een houtopstand van meer dan 10 are, of het kappen van een bomenrij van meer dan 20 bomen. Er is derhalve geen herplantplicht conform artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming.
Staro heeft een toets flora en fauna, zoals opgenomen als bijlage 3, uitgevoerd en daarbij eveneens de ecologische potenties van de Vlaamsche schuur benoemd, zoals onderstaand overgenomen.
Het verplaatsen van de Vlaamsche schuur kan ecologisch gezien een meerwaarde opleveren voor de nieuwe locatie. De schuur kan nestgelegenheid bieden aan de boerenzwaluw. Deze vogels broeden in schuren en stallen. De vogels moeten dan wel toegang hebben tot de schuur. Doordat het voornemen is om schapen in de schuur te stallen, zijn er insecten aanwezig waarop de boerenzwaluw kan foerageren.
De huiszwaluw broedt aan de buitenzijde van gebouwen. Deze soort is iets minder algemeen dan de boerenzwaluw. De Vlaamsche schuur kan ook aan de huiszwaluw broedgelegenheid bieden. Eventueel kunnen nestplankjes of kunstnesten voor deze soort onder de dakoverstek aan de buitenzijde van de schuur worden aangebracht, maar ook op eigen kracht kan de huiszwaluw een nest maken aan de schuur.
De Vlaamsche schuur kan ook nestgelegenheid bieden aan huismussen. Deze soort kan in de schuur en onder het dak plekken vinden om nesten te maken. De landschapstuin biedt geschikt foerageergebied voor huismussen en er zijn ook plekken voor stofbaden en drinkwater aanwezig.
In de huidige situatie wordt de landschapstuin waarschijnlijk door vleermuizen gebruikt om te foerageren. Mogelijk hebben vleermuizen in de gebouwen verblijfplaatsen. Ook in de te restaureren Vlaamsche schuur kunnen vleermuizen verblijfplaatsen vinden. Om de schuur beter geschikt te maken voor verblijfplaatsen van vleermuizen kunnen vleermuiskasten worden opgehangen of worden geïntegreerd in het gebouw. Het is ook mogelijk ruimtes te creeëren achter planken of betimmering waar vleermuizen kunnen wegkruipen.
De Vlaamsche schuur kan als zitplek (roestplek) functioneren voor kerkuil en/of steenuil. Kerkuil heeft al een nestplek in een schuur in de tuin. Hierdoor zal de Vlaamsche schuur niet zo snel als nestplek door kerkuil worden gebruikt. Als de schuur toegankelijk is voor steenuil kan deze er mogelijk wel gaan broeden. Om dit te stimuleren kan een nestkast voor steenuil worden opgehangen in de schuur.
Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan. Bovendien biedt de Vlaamsche schuur ecologische potentie als rust- en verblijfsplaats voor een aantal beschermde soorten.
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap De Dommel.
De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.
De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).
In deze paragraaf is het relevante vigerende beleid opgenomen.
Onderhavig plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap De Dommel. Het waterschapsbeleid is onder meer beschreven in:
benodigde compensatie (in m³) = toename verhard oppervlak (in m²) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m) |
Het gemeentelijk water- en rioleringsbeleid is vastgelegd in het Gemeentelijk Rioleringsplan 2012 - 2017, dat op 22 december 2011 door de gemeenteraad is vastgesteld.
Gescheiden riolering in Vught
In totaal ligt in de gemeente ruim 200 kilometer vrijvervalriolering (vuil- en hemelwaterriolen). Nagenoeg overal ligt naast het vuilwaterriool ook een hemelwaterriool, behoudens een incidentele straat en delen van de 'Villawijk' waar alleen een vuilwaterriool ligt. In de gemeente Vught ligt nergen een gemengde riolering. Afvalwaterstromen moeten gescheiden blijven. Het is niet toegestaan hemelwater en afvalwater gemengd af te voeren. Dit geldt zowel voor het stedelijk gebied als voor het buitengebied. Regenwater worden niet op het vuilwaterriool worden geloosd.
Hemelwater
Hemelwater moet een verstandige wijze worden behandeld bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Met behulp van de afvoernormen kan de benodigde waterberging en/of retentievoorziening worden berekend. Conform de landelijke uitgangspunten, is de voorkeursvolgorde voor de te treffen compenserende maatregel: vasthouden - bergen - afvoeren. Op eigen terrein vasthouden en bergen (infiltreren) heeft de voorkeur. In eerste instantie is de perceeleigenaar zelf verantwoordelijk voor de verwerking op zijn/haar terrein. De zorg voor het verwerken van schoon hemelwater rust (in elk geval) op de perceeleigenaar.
Er heeft geen specifiek onderzoek plaatsgevonden naar de infiltratiecapaciteit van de bodem. Ter plaatse is sprake van een zandbodem (hoge zwarte enkeerdgronden) (bron: www.bodemdata.nl). De waterdoorlatendheid is daarmee goed.
Binnen het plangebied en in de directe omgeving is geen oppervlaktewater aanwezig.
De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) binnen het plangebied bedraagt 0,80 tot 1,40 meter -mv (bron: www.bodemdata.nl).
Uit onderstaande afbeelding (bron: keurkaart Waterschap De Dommel) blijkt dat het plangebied in of nabij een gebied ligt waarin de volgende waterschapsbelangen een rol spelen:
UITSNEDE KEURKAART DE DOMMEL
In het 'invloedsgebied Natura 2000' gelden restricties voor grondwateronttrekking. In dit plan is geen sprake van grondwateronttrekking. Een ontheffing van de keur of een vergunning in dit kader is niet nodig.
Andere waterschapsbelangen spelen geen rol voor dit project.
Het plan omvat enerzijds het verplaatsen van een Vlaamsche schuur en anderzijds het opnemen van de reeds bestaande en vergunde bebouwing binnen de woonbestemming. Het verhard oppervlak neemt toe met circa 200 m² als gevolg van de verplaatsing van de Vlaamsche schuur. Overigens wordt geen bebouwing of verharding toegevoegd.
De benodigde bergingscapaciteit is berekend met behulp van de rekenregel uit de Keur: toename verhard oppervlak (in m²) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m). Het plangebied ligt in een gebied met gevoeligheidsfactor 1,0. Dat betekent dat de bergingscapaciteit 200 x 1,0 x 0,06 = 12 m³ bedraagt.
Bij het ontwerp van de bergingsvoorziening zijn achtereenvolgens de volgende afwegingsstappen gehanteerd:
De Vlaamsche schuur wordt geplaatst in de landschappelijke tuin op het perceel St.-Lambertusstraat 70. Het maaiveld rondom de locatie van de schuur is geheel onverhard (gazon en beplanting). Omdat de Vlaamsche schuur een rijksmonument betreft is het niet wenselijk om het hemelwater door middel van dakgoten af te voeren. Het water zal dus van het dak rechtstreeks op het omliggende maaiveld stromen.
Rond de schuur wordt een strook van grind aangelegd om het hemelwater op te vangen. Van daaruit kan het water deels in de bodem infiltreren en deels verder stromen over het maaiveld. De zandige bodem resulteert in uitstekende infiltratiemogelijkheden ter plaatse van het plangebied. Langs de achterste gevel van de schuur - met een lengte van circa 20 meter - wordt een smalle greppel gegraven om het overtollige hemelwater op te vangen. In de greppel wordt grind gedaan voor een vlotte afwatering, zodat de stenen en rieten wanden van de schuur geen overlast ondervinden van het aflopende hemelwater. Gezien de vrije ligging in het veld en de goede infiltratiecapaciteit van de bodem, is de afvoer van hemelwater voldoende gewaarborgd.
Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden. Voor wat betreft de te verplaatsen Vlaamsche schuur zal geen sprake zijn van afvalwater.
Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden geen uitlogende materialen toegepast.
Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Andere activiteiten zijn in principe niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig.
Het plan valt onder de activiteit D11.2 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject [...]', zoals genoemd in de bijlage Besluit milieueffectrapportage. Omdat de omvang van het plan ruimschoots onder de drempelwaarde van 2.000 woningen voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten ligt en gelet op de resultaten van de hiervoor reeds uitgevoerde milieuanalyse, kan zonder nader onderzoek worden geconcludeerd dat het plan geen significant nadelige milieugevolgen heeft. Een nadere motivering is niet noodzakelijk.
Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.
De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling betreft twee aspecten. Ten eerste moet het realiteitsgehalte van de plannen worden aangetoond: is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling. Ten tweede moet de financiële uitvoerbaarheid worden onderbouwd: zijn alle kosten die de gemeente moet maken ten behoeve van het initiatief gedekt.
Kostenverhaal
In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaar een realisatieovereenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.
Gemeentelijke grondexploitatie
De gemeente heeft geen gronden in het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.
Het plan is economisch uitvoerbaar. De behoefte is aangetoond en de financiële uitvoerbaarheid van het plan is gewaarborgd.
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.
Het bestemmingsplan bestaat uit:
De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake afwijkingen.
De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De indeling van de planregels is als volgt.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 4 Overgangsregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
De gronden van het plangebied zijn bestemd als 'Wonen - 2'. Voor het bouwperceel is vastgelegd dat er één woning inclusief bijbehorende bouwwerken is toegestaan. Voor de Vlaamsche schuur is op de verbeelding de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vlaamsche schuur' opgenomen, om te waarborgen dat deze bouwrechten alleen worden gebruikt voor het verplaatsen van de monumentale schuur en niet voor nieuwbouw.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel (artikel 4)
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.
Algemene bouwregels (artikel 5)
Dit artikel bevat regels ten aanzien van afwijkende bestaande bebouwing en ondergeschikte bouwdelen.
Algemene gebruiksregels (artikel 6)
In dit artikel is een regeling opgenomen voor aan huis gebonden beroepen en bedrijven.
Algemene afwijkingsregels (artikel 7)
In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages.
Algemene wijzigingsregels (artikel 8)
Dit artikel bevat een algemene wijzigingsregel voor het in beperkte mate verleggen van bestemmingsgrenzen.
Algemene procedureregels (artikel 9)
In deze regel staat aangegeven welke procedure dient te worden gevolgd bij de voorbereiding van een besluit tot toepassen van een afwijking van het bestemmingsplan, een wijzigingsbevoegdheid, de nadere eisen-regeling, de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Hierbij wordt verwezen naar procedures die zijn opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Overige regels (artikel 10)
Dit artikel bevat regels aangaande de aanduiding 'Middelhoge en hoge archeologische
verwachtingswaarde'. Dit artikel bevat tevens de verplichting tot het voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij een verwijzing is opgenomen naar het relevante beleidsdocument, zoals overgenomen uit het bestemmingsplan "Parapluplan Parkeren".
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht (artikel 11)
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.
Slotregel (artikel 12)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn: