direct naar inhoud van Regels
Plan: Voorsterstraat 13 en 15, Valkenburgerweg 17
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0951.BPHERZKERNNUTH2018-OW01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Voorsterstraat 13 en 15, Valkenburgerweg 17' met identificatienummer NL.IMRO.0951.BPHERZKERNNUTH2018-OW01 van de gemeente Nuth.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan huis gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar functie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. In Bijlage 2 is een overzicht van aan huis gebonden beroepen opgenomen.

1.6 aan huis gebonden bedrijf

het verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit ter plaatse, in de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend en de desbetreffende bedrijvigheid een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. In Bijlage 2 is een overzicht van aan huis gebonden bedrijven opgenomen.

1.7 ambacht(elijke)

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht.

1.8 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat het deel van het bestemmingsvlak dan wel van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.11 bedrijfsactiviteiten

vormen van bedrijf vergelijkbaar met of zoals opgenomen in Bijlage 1 de regels: 'toegesneden lijst van bedrijfstypen', overeenkomstig de bijlage uit de brochure Bedrijven en milieuzonering.

1.12 beeldbepalend pand

te handhaven gebouw of bouwwerk gezien het karakter en de betekenis voor het stedenbouwkundig beeld ter plaatse.

1.13 begane grond

de eerste bouwlaag boven het peil.

1.14 bestaande bebouwing

de bebouwing, zoals deze bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel op dat tijdstip op basis van een afgegeven bouwvergunning mag worden gebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.15 bestaand gebruik

het gebruik van grond en opstallen, zoals dat bestaat op het tijdstip dat het plan of betreffende planonderdeel rechtskracht heeft gekregen.

1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 bijgebouw (aangebouwd en vrijstaand)

een gebouw dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw.

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.20 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.21 bijgebouwengrens

de grens van een bouwaanduiding 'bijgebouwen'.

1.22 bouwlaag (voor woningen)

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grondlaag en met uitsluiting van onderbouw/kelder en zolder.

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.26 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.27 carport/overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde met ten minste een dak en niet of slechts aan één zijde voorzien van een wand, bestaande wanden van overige gebouwen niet meegerekend.

1.28 cultuurhistorische waarde

de aan het bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.

1.29 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop of te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, ter leasing, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen resp. huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.30 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van het gebouw.

1.31 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.32 gestapelde woning/meergezinswoning

een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen en/of wooneenheden bevat.

1.33 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.34 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.35 horeca(bedrijf)

een bedrijf of instelling, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt en/of waarin zaalaccommodatie wordt geëxploiteerd.

1.36 maatschappelijke doeleinden

doeleinden ten behoeve van educatieve, sociale, religieuze, culturele, sportieve, recreatieve, verzorgende en overheidsfuncties.

1.37 meergezinswoning

gebouw, dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen en/of wooneenheden omvat.

1.38 natuurwetenschappelijke/natuurlijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.39 omgevingsvergunning

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of diens opvolger.

1.40 onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m. boven peil is gelegen.

1.41 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.42 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor een bouwwerk, op of aan een van nature geaccidenteerd terrein het gemiddelde aanliggende afgewerkte maaiveld.
1.43 perceel

een deel van het Nederlands grondgebied van welk deel de Dienst voor het kadaster en openbare register, de begrenzing met behulp van landmeetkundige gegevens heeft vastgelegd op grond van gegevens betreffende de rechtstoestand, bestemming en het gebruik dat door zijn kadastrale aanduiding is gekenmerkt.

1.44 stedenbouwkundig beeld

ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de situering, de aansluitende terreinen, de bouwmassa's, de gevelindeling en de dakvormen.

1.45 verblijfsgebied

gedeelte van één of meer bouwwerken op een perceel met dezelfde bestemming, met ten minste één verblijfsruimte bestaande uit een of meer op dezelfde bouwlaag gelegen aan elkaar grenzende ruimten anders dan een toilet-, bad-, technische of verkeersruimte.

1.46 verblijfsruimte

ruimte voor het verblijven van mensen, dan wel een ruimte, van één of meer bouwwerken op een perceel met dezelfde bestemming, waarin dezelfde kenmerkende activiteiten plaatsvinden.

1.47 voorgevelrooilijn

de bouwgrens/lijn die is gelegen aan de zijde van de aan de weg gelegen perceelsgrens, die behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde of de van de weg afgekeerde zijde niet mag worden overschreden;

ter verduidelijking:

onder bouwgrens valt zowel de grens van een bouwvlak als de grens van een vlak met de bouwaanduiding 'bijgebouwen'.

1.48 regels van stedenbouwkundige aard:

regels voor:

de wegen waaraan gebouwd mag worden;

de rooilijnen, en

de plaatsing van bouwwerken ten opzichte van elkaar.

1.49 weg

een voor het rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeergelegenheden.

1.50 woning/wooneenheid

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van een huishouden;

hiervan is ook sprake bij een kamerverhuurbedrijf, waarbij de kamers afzonderlijke wooneenheden vormen, indien daarbij centrale voorzieningen aanwezig zijn, zoals een keuken, een douche en andere centrale voorzieningen.

1.51 zaalaccommodatie

het bieden van ruimte en voorzieningen voor congressen, feesten en dergelijke, zulks met uitsluiting van detailhandel en/of van 'vliegende' winkels, ingericht voor tijdelijke verkoop.

1.52 zolder

ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de lengte en/of breedte en/of diepte van een bouwwerk:

tussen de buitenzijde van de gevels of het hart van de scheidsmuren, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend vergunningplichtige bouwwerk.

2.8 het bebouwingspercentage:

het door bouwwerken bebouwde oppervlak, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat gelegen is binnen de bestemming of een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

2.9 de hoogte van een bouwlaag:

de afstand tussen de scheidende vloerdelen gemeten van bovenkant afgewerkte vloer (peil) tot bovenkant afgewerkte vloer.

2.10 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken, vlakken met de bouwaanduiding 'bijgebouwen' of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, lichtkoepels, gevel- en kroonlijsten, en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- en/of de bestemmingsgrens met niet meer dan 0,50 m. wordt overschreden. Voor luifels, erkers en balkons geldt dat de bouw- en/of bestemmingsgrens met niet meer dan 1,00 m. wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Maatschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. religieuze doeleinden;
  • b. onderwijskundige doeleinden;
  • c. sociaal-culturele doeleinden;
  • d. overheidsdoeleinden;
  • e. wonen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';
  • f. duurzaam, bodem- en waterbeheer, tevens wateropvang/buffering en infiltratie;
  • g. en de daarbij behorende voorzieningen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, geen woningen zijnde;
  • b. meergezinswoningen/gestapelde woningen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';
  • c. en de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
3.2.2 Regels voor het bouwvlak
  • a. Gebouwen worden in het bouwvlak gebouwd.
  • b. Het bouwvlak mag geheel worden bebouwd.
  • c. De voorgevel van gebouwen wordt in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens gebouwd.
  • d. De goothoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan de goothoogte van het gebouw, zoals dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
  • e. De bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer bedragen dan de bouwhoogte van het gebouw, zoals dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
3.2.3 Bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde voldoen aan het bepaalde in artikel 6.4.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, binnen een marge van 5,00 m., nadere eisen stellen ten aanzien van de op grond van in dit artikel toegelaten situering en afmetingen van bouwwerken, ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, verkeersveiligheid, parkeerhinder, sociale veiligheid en gebruiksmogelijkheden en/of privacy van aangrenzende gronden.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor kunstwerken, kunstobjecten en speelvoorzieningen overeenkomstig artikel 8.7.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Gebruik van de gronden

Onder een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt ten minste verstaan het gebruik van de grond anders dan voor:

  • a. tuin- en/of groenvoorzieningen;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. opslagdoeleinden, ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als verboden gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van vuurwerk.
3.5.2 Gebruik van de opstallen

Onder een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt ten minste verstaan het gebruik van de opstallen voor:

  • a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • b. detailhandel, anders dan als ondergeschikte activiteit, zowel naar aard als naar afmetingen, bij ter plaatse gevestigde maatschappelijke doeleinden;
  • c. horeca, anders dan als ondergeschikte activiteit in verband met het toegestane gebruik;
  • d. wonen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';
  • e. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als verboden gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Maatschappelijk' wijzigen in de bestemming 'Wonen' zoals bepaald in artikel 9.3.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. duurzaam, bodem- en waterbeheer, tevens wateropvang/buffering en infiltratie.
  • c. met de daarbij behorende voorzieningen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. vrijstaande, geschakelde en aaneengesloten woningen;
  • b. bijgebouwen;
  • c. en de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
4.2.2 Regels voor het bouwvlak
  • a. Het hoofdgebouw dient in het bouwvlak te worden gebouwd en bijgebouwen mogen in het bouwvlak worden gebouwd. Garageboxen dienen in het bouwvlak te worden gebouwd.
  • b. Per bouwvlak mogen niet meer woningen worden opgericht dan het aantal woningen dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
  • c. In het bouwvlak mag in niet meer dan twee bouwlagen worden gebouwd.
  • d. De hoogte van een bouwlaag bedraagt maximaal 3,50 m.
  • e. De voorgevel wordt voor ten minste voor 70% in de naar de weg gekeerde bouwgrens gebouwd.
  • f. De voorgevelbreedte van de woning bedraagt ten minste 5,50 m.
  • g. De bouwhoogte bedraagt maximaal 12,50 m.
  • h. Indien niet in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, dient ten minste 3,00 m. uit de erfscheiding te worden gebouwd.
4.2.3 Bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde voldoen aan het bepaalde in artikel 6.4.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, binnen een marge van 5,00 m., nadere eisen stellen ten aanzien van de op grond van in dit artikel toegelaten situering en afmetingen van bouwwerken, ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, verkeersveiligheid, parkeerhinder, sociale veiligheid en gebruiksmogelijkheden en/of privacy van aangrenzende gronden.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van:

  • a. het overschrijden van de bouwgrenzen respectievelijk het vergroten van het bouwvlak zoals bepaald in artikel 8.3;
  • b. het overschrijden van het toegestane oppervlakte aan bijgebouwen zoals bepaald in artikel 8.4;
  • c. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een grotere bouwhoogte zoals bepaald in artikel 8.5;
  • d. het bouwen van bijgebouwen ter hoogte van de voorgevel zoals bepaald in artikel 8.8;
  • e. het bouwen van bijgebouwen ter hoogte zijdelingse perceelsgrens bij hoekpercelen zoals bepaald in artikel 8.9.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Gebruik van de gronden

Onder een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt ten minste verstaan het gebruik van de grond anders dan voor:

  • a. groenvoorzieningen en/of tuin en erven;
  • b. verhardingen in verband met het toegelaten gebruik;
  • c. water en/of vijvers;
  • d. opslagdoeleinden, in verband met het toegelaten gebruik. Als verboden gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van vuurwerk.
4.5.2 Gebruik van de opstallen

Onder een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt ten minste verstaan het gebruik van de opstallen voor:

  • a. bewoning, indien het een vrijstaande bijgebouw betreft;
  • b. beroeps-, bedrijfsmatige werk- en/of opslagruimte voor vuurwerk;
  • c. detailhandel;
  • d. groothandel;
  • e. horeca;
  • f. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als verboden gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk.
4.5.3 Beroep aan huis

Het verbod om de voor 'Wonen' aangewezen gronden en opstallen te gebruiken als beroepsmatige werk- en/of opslagruimte is niet van toepassing op het gebruik van ruimten binnen de woning of in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. ten minste 50% van het verblijfsgebied met woonfunctie van de woning gehandhaafd blijft alsmede bij woningen met een verblijfsgebied van minder dan 240 m² een verblijfsgebied met woonfunctie van 120 m² behouden blijft;
  • b. degene die de activiteiten uitvoert uitsluitend de bewoner van de woning is;
  • c. dit gebruik mag geen ernstige of onevenredige hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • d. op eigen terrein in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien overeenkomstig het parkeerbeleid;
  • e. er mag geen detailhandel plaatsvinden.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor:

  • a. een kleinschalig dienstverlenend of ambachtelijk bedrijf zoals bepaald in artikel 8.6.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Bouwverbod

Het is verboden op de in het plan begrepen gronden enig bouwwerk te bouwen, waarbij de aangegeven bouwgrens wordt overschreden, behoudens overschrijdingen, die volgens deze regels zijn toegestaan.

6.2 Archeologie

Op gronden met een (middel)hoge archeologische verwachtingswaarde mag uitsluitend worden gebouwd, nadat door middel van archeologisch vooronderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden in het geding zijn, dan wel nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden veilig zijn gesteld. Voorgaande is niet van toepassing in het geval sprake is van gronden met bouwmogelijkheden, waarvan het oppervlak minder dan 0,25 ha bedraagt en die op een afstand van 50 m of meer van archeologisch waardevolle terreinen zijn gelegen.

Op gronden die niet gekarteerd zijn mag uitsluitend worden gebouwd, nadat op basis van archeologische expertise is bepaald dat er geen archeologische waarden in het geding zijn.

6.3 Algemene regels over bestaande afstanden en andere maten
6.3.1 Maximale maatvoering

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

6.3.2 Minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

6.3.3 (Her)oprichting van gebouwen

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 6.3.1 en 6.3.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

6.4 Bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde
6.4.1 Regels voor bijgebouwen
  • a. Ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouwen' mogen uitsluitend bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
  • b. De oppervlakte van alle bijgebouwen bedraagt maximaal 80 m², met dien verstande dat:
    • 1. indien het perceelsoppervlakte bestemd voor bijgebouwen minder dan 175 m² bedraagt mag ten hoogste 40% van het perceel (bestemd voor bijgebouwen) worden bebouwd;
    • 2. indien het oppervlak van het bijbehorende perceel meer dan 1.000 m² bedraagt mag ten hoogste 110 m² aan bijgebouwen wordt opgericht;
    • 3. indien het bijgebouw gebruikt wordt ten behoeve van een praktijkvestiging (aan huis gebonden beroep) dan wel ten behoeve van de uitoefening van een consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteit mag 110 m² aan bijgebouwen worden opgericht.
  • c. Bijgebouwen mogen worden opgericht in de zijdelingse perceelsgrens dan wel 2 m. uit de zijdelingse perceelsgrens.
  • d. Bij vrijstaande woningen wordt in principe slechts aan één zijde van het hoofdgebouw een bijgebouw opgericht, met dien verstande dat hiervan ontheffing kan worden verleend mits bijgebouwen in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd of tenminste aan één zijde een afstand van 2 m. tot de zijdelingse perceelgrens in acht wordt genomen.
  • e. De goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 m., met dien verstande dat de goothoogte van een bijgebouw niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.
  • f. Bijgebouwen worden plat of met een schuin dak afgedekt met ten minste dezelfde dakhelling van het hoofdgebouw en ten hoogste 60°.
6.4.2 Overige regels voor bebouwing
  • a. Het bouwvlak en het vlak met de bouwaanduiding 'bijgebouwen' mogen niet door bebouwing worden overschreden, met uitzondering van overschrijding ten behoeve van:
    • 1. de bouw van erkers, over een breedte van 70% van de naar de weg gekeerde bouwgrens, mits de diepte van de erker niet meer bedraagt dan 1,50 m., de bouwhoogte van de erker niet meer bedraagt dan de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw en de afstand tot de bestemming Verkeer niet minder dan 3,00 m. bedraagt;
    • 2. aansluitende luifels boven de voordeur en kappen op erkers, mits deze vanuit het stedenbouwkundig beeld en afmetingen van ondergeschikte betekenis zijn en de afstand tot de bestemming Verkeer niet minder dan 3.00 m. bedraagt;
    • 3. de bouw van een carport mits deze niet meer dan 1,5 m. voor de voorgevel is gelegen, de bouwhoogte maximaal 3,0 m. bedraagt en de afstand tot de bestemming Verkeer niet minder dan 3,00 m. bedraagt;
    • 4. ondergeschikte onderdelen van het gebouw, als schoorstenen, lichtkoepels en antennes, met uitzondering van liftopbouwen en luchtbehandelingsinstallaties.
  • b. Ter plaatse van het bouwvlak en de bouwaanduiding 'bijgebouwen' bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3,50 m., met uitzondering van erfafscheidingen.
  • c. Ter plaatse van het bouwvlak en de bouwaanduiding 'bijgebouwen' bedraagt de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 2,00 m.
  • d. Buiten het bouwvlak en de bouwaanduiding 'bijgebouwen' bedraagt de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 1,00 m., uitgezonderd ter plaatse van hoekpercelen. Hiervoor geldt het bepaalde onder e.
  • e. Bij hoekpercelen bedraagt de bouwhoogte van erfafscheidingen, buiten het bouwvlak en de bouwaanduiding 'bijgebouwen', maximaal 2,00 m., onder de voorwaarden dat:
    • 1. de erfafscheiding 3,00 m. achter de voorgevel van de woning is gelegen en haaks op de woning staat;
    • 2. de afstand van de erfafscheiding tot de zijdelingse perceelsgrens 0,5 m. bedraagt;
  • f. De bouwhoogte van voorzieningen voor verlichting en vlaggenmasten bedraagt maximaal 10,00 m.
6.5 Ondergronds bouwen
6.5.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

6.5.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;
  • c. in aanvulling op het bepaalde sub a en b is maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3 meter van zijdelingse en achterste perceelsgrens;
    • 2. het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijgebouwen als opgenomen in de regels behorende bij de desbetreffende bestemming in acht wordt genomen;
    • 3. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
    • 4. per perceel mag maximaal 1 zwembad worden gebouwd;
  • d. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil;
  • e. bij het berekenen van bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
6.5.3 Afwijking voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een grotere ondergrondse bouwdiepte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 6.5.2 sub d voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarde dat:

  • a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

7.1 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 2

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 2' leidt de aanwezigheid van transportassen tot inachtname van een aandachtsgebied voor groepsrisico. Binnen deze veiligheidszone (buiten de 200 m-zone uit de transportassen) geldt een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico die uitsluitend de beschouwing en verantwoording van de gevolgen van het voorgenomen besluit voor de mogelijkheden van rampbestrijding en de zelfredzaamheid van de mensen omvat (contact opnemen met brandweer).

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan verlenen zoals bepaald in 8.2 dan wel zoals bepaald in 8.3 tot en met 8.9 mits in artikel 3 en 4 hiernaar verwezen wordt.

8.2 Algemene afwijking

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor:

  • a. het bebouwen van niet voor 'Wonen' aangewezen gronden met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het openbare nut met een bouwhoogte van niet meer dan 3.50 m en een inhoud van niet meer dan 50 m3;

met dien verstande, dat voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 6.4

8.3 Afwijking voor overschrijden van de bouwgrenzen respectievelijk het vergroten van het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het overschrijden van de bouwgrenzen, respectievelijk het vergroten van het bouwvlak, mits:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen en het aangrenzende woon- en leefmilieu niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind;
  • c. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad,

met dien verstande, dat:

    • 1. bij monumentale en beeldbepalende panden de inhoud van de bebouwing van het agrarisch bebouwingscomplex daardoor met niet meer dan 10% mag toenemen;
    • 2. de goothoogte bedraagt maximaal 6.50 m.
8.4 Afwijking voor het overschrijden van het toegestane oppervlakte aan bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het realiseren van een groter dan het toegelaten oppervlak aan bijgebouwen, onder de volgende voorwaarden:

  • a. het noodzakelijk is voor de realisering van een Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
  • b. het oppervlakte aan bijgebouwen met maximaal 10% wordt overschreden;
  • c. geen onevenredig nadelige gevolgen voor het eigen woonmilieu of in de directe omgeving ontstaan of kunnen ontstaan;
  • d. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad.
8.5 Afwijking voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een grotere bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een grotere bouwhoogte, mits:

  • a. ten behoeve van de privacy, voldoende afstand tot aangrenzende percelen wordt aangehouden;
  • b. ten behoeve van de verkeersveiligheid, voldoende afstand tot de bestemming verkeersdoeleinden wordt aangehouden;
  • c. geen onevenredige aantasting van het stedenbouwkundig beeld plaatsvindt,

met dien verstande, dat:

    • 1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 10.00 m.
8.6 Afwijking voor een kleinschalig dienstverlenend of ambachtelijk bedrijf

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het uitoefenen van een kleinschalig dienstverlenend of ambachtelijk bedrijf, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. ten minste 50% van het verblijfsgebied met woonfunctie van de woning gehandhaafd blijft alsmede bij woningen met een verblijfsgebied van minder dan 240 m² een verblijfsgebied met woonfunctie van 120 m² behouden blijft;
  • b. de activiteiten dienen zich qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • c. de activiteiten mogen niet vergunningsplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer;
  • d. de bedrijfsactiviteiten mogen uitsluitend betreffen: categorie 1-bedrijven volgens de toegesneden Staat van bedrijfsactiviteiten, die als Bijlage 1 is opgenomen bij deze regels;
  • e. er mag geen detailhandel ter plaatse plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteiten;
  • f. op eigen terrein in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien overeenkomstig het parkeerbeleid;
  • g. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad;
  • h. uit historisch bodemonderzoek is gebleken dat er vanwege de bodemsituatie geen bezwaren zijn tegen het realiseren van een kleinschalige dienstverlenend of ambachtelijk bedrijf.
8.7 Afwijking voor kunstwerken, kunstobjecten en speelvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het oprichten van kunstobjecten en dergelijke, mits:

  • a. deze qua aard en omvang in de omgeving passen met een maximum oppervlakte van 10 m² per object;
  • b. in het geval van speelvoorzieningen: de bodem, blijkens een vooraf ingesteld bodemonderzoek, geschikt is voor het oprichten van speelvoorzieningen;
  • c. de bouwhoogte van een bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 3,50 m.
8.8 Afwijking voor het bouwen van bijgebouwen ter hoogte van de voorgevel

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen van bijgebouwen ter hoogte van de voorgevel en niet ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', mits':

  • a. de afstand van de bijgebouwen tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5,00 m. bedraagt, en;
  • b. het bijgebouw op niet meer dan 1,50 m. voor de voorgevel van de woning is gelegen, en;
  • c. het bijgebouw op niet meer dan 3,00 m. voor de voorgevel van de woning op het naastgelegen perceel is gelegen;
  • d. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad.
8.9 Afwijking voor het bouwen van bijgebouwen ter hoogte zijdelingse perceelsgrens bij hoekpercelen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen ter hoogte van de zijdelingse perceelsgrens bij hoekpercelen en niet ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', mits':

  • a. de afstand van de bijgebouwen tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 2,00 m. bedraagt, en;
  • b. het bijgebouw op niet meer dan 3,00 m. voor de voorgevel van de woning op het achtergelegen perceel is gelegen;
  • c. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 Algemeen

Burgemeester en Wethouders kunnen een bestemming wijzigen zoals bepaald in 9.2 dan wel zoals bepaald in 9.3 mits in artikel 3 en 4 hiernaar verwezen wordt.

9.2 Algemene wijziging

Burgemeester en Wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het in geringe mate, tot niet meer dan 2 m., verschuiven van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is, in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van de kaart, ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee wordt beoogd een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken.

9.3 Wijziging in de bestemming 'Wonen'

Burgemeester en Wethouders kunnen, in het kader van de actuele woningbouwprogrammering de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. de toegestane activiteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • b. de woningbouw past binnen de gemeentelijke woonvisie;
  • c. de totstandkoming van een aanvaardbaar woonmilieu gegarandeerd kan worden;
  • d. de woningen inpasbaar zijn vanuit het stedenbouwkundig beeld;
  • e. aangrenzende landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden en belangen, dan wel functies niet onevenredig worden aangetast of in hun mogelijkheden beperkt;
  • f. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • g. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
  • h. bij percelen gelegen buiten de contour zoals opgenomen in het gemeentelijk kwaliteitsmenu zijn de voorwaarden uit deze regeling van toepassing;
  • i. voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 4.2, met dien verstande dat, het wijzigingsplan duidelijkheid geeft over (nieuwe) bouwvlakken en de bouwaanduiding 'bijgebouwen', alsmede het aantal en de aard van de woningen.

Artikel 10 Overige regels

10.1 (Wettelijke) regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Voorsterstraat 13 en 15, Valkenburgerweg 17'.