Plan: | De Ketting locatie noord |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | projectbesluit |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0865.vghPBKettingNoord-VG01 |
Aangetoond moet worden dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de voorgenomen functie- of bestemmingswijziging. Binnen het plangebied zijn alleen die gronden onderzocht waar sprake is van een functie- of bestemmingswijziging.
Milon heeft in 2007 en 2010 een verkennend bodemonderzoek (NEN5740) uitgevoerd. Op onderstaande afbeelding zijn de onderzoeksgebieden aangeduid.
afbeelding 13: onderzoeksgebieden bodemonderzoek
De resultaten van het bodemonderzoek uit 2007 zijn beschreven in rapport "Verkennend bodemonderzoek aan De Ketting (sectie D, 4309 en 4298 ged.) te Vught", (d.d. 30 november 2007, nr 27702). Het onderzoeksrapport is opgenomen als bijlage 4. De conclusies van dit onderzoek zijn hieronder weergegeven.
"Grond
Tijdens de veldwerkzaamheden zijn in de bovengrond van boring 10 en 12 t/m 15
lichte tot matige bijmengingen waargenomen met puinresten. Voor het overige zijn
geen bijzonderheden waargenomen die zouden kunnen duiden op een
verontreiniging van de grond. Analytisch zijn in de bovengrond van mengmonster
mm1 en mm2 licht verhoogde concentraties PAK aangetroffen. De overige
onderzochte stoffen zijn niet in verhoogde concentraties aangetroffen. In het
mengmonster van de ondergrond (mm3) zijn geen verhoogde concentraties
aangetroffen.
Grondwater
Tijdens de veldwerkzaamheden zijn in de bodem geen bijzonderheden
waargenomen die duiden op een mogelijke verontreiniging van het grondwater.
Analytisch zijn licht verhoogde concentraties chroom en zink aangetroffen. De
overige onderzochte stoffen zijn niet in verhoogde concentraties aangetroffen.
Conclusie
Het onderzoek heeft geleid tot een goed beeld van de bodemkwaliteit ter plaatse
van de onderzoekslocatie. De bodemkwaliteit vormt in milieuhygiënische zin geen
belemmering voor het huidige en toekomstige gebruik van de locatie.
Vervolgonderzoek naar de verhoogde concentraties wordt niet zinvol geacht."
De resultaten van het bodemonderzoek uit 2010 zijn beschreven in rapport "Verkennend bodemonderzoek bedijventerrein Kettingweg/Laagstraat te Vught." (20 juni 2010, nr. 20101489/a). Het onderzoeksrapport is opgenomen als bijlage 5 . De conclusies en aanbevelingen van dit onderzoek zijn hieronder weergegeven.
"Grond
Ter plaatse van de onderzoekslocatie bevindt zich een puin pad met dikte
variërend van 0,20 tot 0,35 m. In de bodem zijn plaatselijk bijmengingen met puin
en slakken aangetroffen. Er is geen asbestverdacht materiaal aangetroffen.
Analytisch zijn plaatselijk licht verhoogde concentraties kobalt,lood, zink en PAK
aangetroffen, die vermoedelijk verband houden met de aangetroffen
bodemvreemde materialen. De overige onderzochte parameters zijn in geen van
de mengmonsters in verhoogde concentraties aangetroffen.
Grondwater
Tijdens de veldwerkzaamheden zijn in de bodem geen bijzonderheden
waargenomen die duiden op een mogelijke verontreiniging van het grondwater.
Analytisch zijn in het grondwater licht verhoogde concentraties barium en
molybdeen aangetroffen, vermoedelijk als gevolg van verhoogde
achtergrondwaarden. De overige onderzochte parameters zijn niet in verhoogde
concentraties aangetroffen.
Conclusie
Het onderzoek heeft geleid tot een goed beeld van de bodemkwaliteit van de
onderzoekslocatie. Wat betreft de milieuhygiënische bodemkwaliteit bestaat er ons
inziens geen belemmering voor de voorgenomen herontwikkeling van en de
bouwplannen op de locatie."
Algemene conclusie
De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Basis voor de toetsing vormt de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.
Het plangebied en omgeving is te kenmerken als een 'gemengd gebied'. Overeenkomstig de toelichting in de handreiking mogen in zo'n gebied de genoemde richtafstanden met één categorie verlaagd worden. In de nabijheid van het plangebied bevindt zich één gevoelig object, de woning aan de Lagedwarsstraat 7. Binnen het plangebied bevinden zich twee bedrijven: Strang en het bedrijfsverzamelgebouw. Bedrijven kunnen milieugevoelige objecten zijn voor de milieuaspecten externe veiligheid en geur. In het kader van een goede ruimtelijke ordening zal worden getoetst of:
Ad 1. Invloed van ontwikkeling op omgeving
In onderstaande tabel zijn voor het bedrijfsverzamelgebouw en het verhuisbedrijf Strang de SBI-code, de milieucategorie, de richtafstand (met 1 stap gereduceerd i.v.m. gemengd gebied) en de werkelijke afstand tot de woning aan de Lagedwarsstraat 7 opgenomen. De werkelijke afstand is gemeten vanaf het bestemmingsvlak van het milieubelastende object tot de gevel van de woning. Zie afbeelding 14.
ontwikkelingen |
SBI-code 2008 | milieu- categorie |
richtafstand | werkelijke afstand | |||
bedrijfsverzamelgebouw | 63, .., 82 | 1, 2, 3.1 | 30 m | 111 m | |||
Strang, opslaggebouw verhuizen | 52109 B | 2 | 10 m | 46 m |
tabel 4: invloed van ontwikkeling op milieugevoelig object (woning)
Uit de tabel blijkt dat de werkelijke afstand van Strang en het bedrijfsverzamelgebouw tot de gevel van de woning groter is dan de richtafstand van 10 meter. Nader onderzoek is derhalve niet vereist. Het woon- en leefklimaat in de woning is voldoende gegarandeerd.
afbeelding 14: afstand ontwikkeling tot milieugevoelige objecten (1 woning)
Ad 2. Invloed van omgeving op ontwikkeling
Zoals in de inleiding reeds aangegeven kunnen bedrijven milieugevoelige objecten zijn voor de milieuaspecten externe veiligheid en geur. Het aspect externe veiligheid is getoetst in paragraaf 5.1.4. In deze paragraaf zal het werkklimaat in de bedrijven dus alleen getoetst worden op het aspect geur.
Onderstaande tabel bevat een overzicht van de bedrijven in de directe omgeving, met hun SBI-code, de milieucategorie en de richtafstand voor geur, alsmede de werkelijke afstand. Deze is gemeten van het bestemmingsvlak van het milieubelastende object tot het bouwvlak van het dichtstbijzijnde milieugevoelige object. De richtafstand is met 1 stap gereduceerd, omdat er sprake is van een gemengd gebied.
bestaande bedrijven | SBI-code 2008 | categorie | richtstand (geur) | werkelijke afstand | |||
timmerfabriek Van Helmond | 162 | 3.1 | 0 m | 0 m | |||
gemeentelijke milieustraat | 381 (B) | 3.1 | 30 m | 22 m | |||
Gevers installatiebureau (<1000 m2) | 41,42,43 | 2 | 0 m | 24 m |
tabel 5: invloed van omgeving op ontwikkeling
Op afbeelding 15 zijn de richtafstanden en werkelijke afstanden conform tabel 5 weergegeven.
afbeelding 15: afstanden van milieubelastende objecten tot ontwikkelingen
Uit tabel 5 en afbeelding 15 blijkt dat de timmerfabriek Van Helmond en Gevers installatiebureau op voldoende grote afstand van het plangebied liggen. De werkelijke afstand tot de milieustraat is 22 m en voldoet dus niet aan de richtafstand van 30 m. Deze situatie moet dus nader worden bekeken.
Op afbeelding 16 is de richtafstand van 30 m uitgezet ten opzichte van de bouwperceelgrens van het bedrijfsverzamelgebouw. Uit de afbeelding valt af te lezen dat op het perceel van de milieustraat alleen een groenzone en de entree binnen deze richtafstand vallen. De feitelijke geur veroorzakende activiteiten vallen dus buiten deze richtafstand. Hiermee is aangetoond dat er sprake is van voldoende afstand tussen de milieugevoelige en milieubelastende activiteiten en er kan worden geconcludeerd dat er sprake is van een goed werkklimaat ten aanzien van het aspect geur.
afbeelding 16: richtafstand op luchtfoto
Ad 3. Onderlinge invloed van inrichtingen binnen plangebied
In de vorige sectie (onder Ad. 2) is de invloed van inrichtingen buiten het plangebied op de voorgenomen ontwikkelingen getoetst. In deze sectie wordt de invloed van de bedrijven onderling getoetst. Ook hier geldt dat alleen een toetsing op het aspect geur is vereist. Onderstaande tabel bevat een overzicht van de bedrijven binnen het plangebied, met SBI-code, milieucategorie en de richtafstand voor geur, alsmede de werkelijke afstand. De werkelijke afstand is in dit geval de afstand tussen de bouwvlakken van beide bedrijven, omdat de eventuele geur veroorzakende activiteiten binnen de bedrijfsgebouwen zullen plaatsvinden en niet buiten op het terrein. Strang betreft overwegend een opslaggebouw, met een kantoorfunctie voor het eigen bedrijf.
bedrijf | SBI-code 2008 | categorie | richtafstand (geur) | werkelijke afstand | |||
bedrijfsverzamelgebouw / kantoor | 63, .., 82 | 1, 2, 3.1 | 30 m | 13 / 28 m | |||
Strang opslaggebouw verhuizen | 52109 B | 2 | 10 m | 13 m |
tabel 6: invloed van ontwikkelingen binnen plangebied
Op afbeelding 17 zijn de richtafstanden en werkelijke afstanden conform tabel 6 weergegeven.
afbeelding 17: onderlinge afstand tussen ontwikkelingen binnen het plangebied
Uit de tabel blijkt dat de werkelijke afstand van het kantoorgedeelte van Strang tot het bedrijfsverzamelgebouw 28 meter bedraagt. De richtafstand bedraagt 30 meter. De overschrijding van 2 meter ten opzichte van de richtafstand is dermate gering dat deze verwaarloosbaar is. De afstand tot het milieugevoelige object is dus groot genoeg. Er kan worden geconcludeerd dat er sprake is van een goed werkklimaat.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling voldoet aan de handreiking Bedrijven en milieuzonering.
Het plangebied ligt in de onderzoekszone van de spoorlijn 's-Hertogenbosch - Eindhoven en van de Laagstraat. Voorliggend plan bevat geen geluidgevoelige objecten in het kader van de Wet geluidhinder (Wgh). Een geluidsonderzoek naar de geluidhinder op de objecten binnen het plangebied is derhalve in het kader van de Wgh niet vereist.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is echter besloten om de geluidsbelasting op de gevels van het bedrijfsverzamelgebouw en het verhuisbedrijf in kaart te brengen. Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd door Kuiper & Burger en de resultaten zijn beschreven in rapport: "Onderzoek externe veiligheid, geluid en lucht t.b.v. projectbesluit Goodwinds te Vught", PK10021/D01, 2 juli 2010, zie bijlage 6. De conclusie van het onderzoek ten aanzien van het spoorlawaai is:
"De geluidsbelasting op de gevels van het bedrijfsverzamelgebouw en het verhuisbedrijf als gevolg van het spoor is 72 dB(A). Deze geluidsbelasting betekent dat er extra aandacht gegeven moet worden aan geluidswering om te kunnen voldoen aan de eisen in het bouwbesluit, maar is niet anders dan bij de reeds aanwezige gebouwen. Het projectbesluit is daarmee inpasbaar."
Conclusie
In het plangebied liggen geen geluidgevoelige objecten in het kader van de Wet geluidhinder. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de geluidbelasting van het spoor toch in beeld gebracht. Bij de bouwaanvraag zal extra aandacht aan de geluidwering van de gevels moeten worden besteed.
De voorgenomen ontwikkelingen resulteren in extra voertuigbewegingen op de openbare weg. De eventuele geluidhinder als gevolg van dit verkeer wordt getoetst op basis van de circulaire "Beoordeling geluidhinder wegverkeer in verband met vergunningverlening w.m.", d.d. 29 februari 1996. M+P raadgevende ingenieurs hebben deze berekening uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn beschreven in het reeds genoemde rapport: "Onderzoek externe veiligheid, geluid en lucht t.b.v. projectbesluit Goodwinds te Vught", PK10021/D01, 2 juli 2010, zie bijlage 6. De conclusie van het onderzoek ten aanzien van het industrielawaai is:
"De berekende geluidsbelasting (Laeq) op het dichtstbijzijnde huis aan de Lage dwarsstraat 7 is 45 dB (A). Dit is ruim lager dan de wettelijk aangegeven maximale waarde van 50 dB (A)."
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op het woon- en leefklimaat van de gevoelige objecten in de nabijheid van het plangebied.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving, bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen.
Het plangebied ligt ten oosten van de spoorlijn Vught-Boxtel, ten zuidoosten van Total Schuurmans (Industrieweg 34) en ten zuiden van het vulpunt en de tank van dit LPG-tankstation (Laagstraat). In het kader van dit projectbesluit moet daarom de externe veiligheid beoordeeld worden.
Om het risico voor de omgeving te bepalen moeten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico als gevolg van de spoorlijn en als gevolg van het tankstation inclusief vulpunt en reservoir worden beschouwd.
Het onderzoek externe veiligheid is uitgevoerd door Kuiper & Burger en de resultaten zijn beschreven in rapport: "Onderzoek externe veiligheid, geluid en lucht t.b.v. projectbesluit Goodwinds te Vught", PK10021/D01, 2 juli 2010, zie bijlage 6.
De conclusie van het onderzoek ten aanzien van externe veiligheid is:
"Bekeken zijn de externe veiligheidsrisico's als gevolg van het tankstation inclusief vulpunt alsmede de spoorlijn. Zowel het plaatsgebonden risico als het groepsrisico zijn beschouwd. Voor beiden geldt dat voldaan wordt aan de normen. Het projectbesluit is daarmee inpasbaar."
Algemene conclusie
Ten aanzien van het aspect externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkelingen.
Kuiper & Burger hebben een onderzoek naar de invloed van het plan op de luchtkwaliteit uitgevoerd en de resultaten zijn beschreven in rapport: "Onderzoek externe veiligheid, geluid en lucht t.b.v. projectbesluit Goodwinds te Vught", PK10021/D01, 2 juli 2010, zie bijlage 6. De conclusies van het onderzoek zijn:
"In het luchtonderzoek is eerst beoordeeld of er zonder realisatie van het bouwplan in de huidige situatie (2010) en in de toekomstige situatie een overschrijding is van de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit. Dit is niet het geval.
Het bouwplan leidt tot 72 voertuigbewegingen per weekdag. Dit leidt in 2010 tot een toename van minder dan 0,1 µg/m3 voor zowel NO2 als PM10. Voor 2020 is de toename minder dan 0,1 µg/m3 voor PM10 en maximaal 0,1 µg/m3 voor NO2. Het verschil in bijdrage tussen 2010 en 2020 wordt verklaard door verschillen in de afronding.
Aangezien de bijdrage van het plan minder is dan 1,2 µg/m3 draagt het plan niet in betekenende mate bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Het projectbesluit is daarmee inpasbaar."
Algemene conclusie
Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkelingen.