direct naar inhoud van Toelichting
Plan: NSW Landgoed Groensche Hoeven
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "NSW Landgoed Groensche Hoeven" van de gemeente Vught. De gronden van het nieuwe landgoed zullen gaan behoren tot en beheerd worden vanuit de in het kader van de Natuurschoonwet opgerichte 'Landgoed Groensche Hoeven NSW BV', hierna te noemen Landgoed Groensche Hoeven.

De topografische situatie is weergegeven op afbeelding 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0001.jpg"

1.1 TOPOGRAFISCHE SITUATIE

1.1 Aanleiding en doel

In 2004 heeft het provinciaal bestuur het beleidsrapport 'Nieuwe Landgoederen in Brabant' vastgesteld. Voorliggend plan vormt een toepassing van het provinciale beleid, zoals dat inmiddels is opgenomen in de provinciale Verordening ruimte, artikel 6.9 - Regels voor landgoederen.

Voorgeschiedenis

Het plan kent inmiddels een lange voorbereidingstijd.

In april 2005 heeft de Provinciale Planologische Commissie (PPC) in principe met het plan ingestemd, evenals de provinciale dienst Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving (ROH). In november 2005 heeft ook de gemeenteraad in principe ingestemd met het plan. Medio 2008 heeft het voorontwerpbestemmingsplan in het kader van de gemeentelijke inspraakverordening tervisie gelegen en is overleg gevoerd met de (semi)overheidsinstanties. De resultaten hiervan worden beschreven in hoofdstuk 9 Procedure.

Inmiddels zijn sinds het voorontwerp 2008 een aantal veranderingen in de regelgeving opgetreden, die een actualisering van het plan noodzakelijk maken. Met name:

  • de nieuwe wetgeving ruimtelijke ordening;
  • de provinciale Verordening ruimte 2014;
  • het Handboek opstellen (digitale) ruimtelijke plannen 2011 van de gemeente Vught;
  • nieuwe regelgeving met betrekking tot milieu, waarden en water.

Het plan zelf is inhoudelijk, zowel ruimtelijk als qua juridische regeling, niet wezenlijk veranderd. De belangrijkste verandering betreft de meer landschappelijke vormgeving van de geluidwal langs de spoorlijn.

Voorontwerpbestemmingsplan 2014

Vanwege de actualisering van het plan heeft het gemeentebestuur besloten dit voorontwerpbestemmingsplan 2014 opnieuw in de inspraak te brengen en overleg te voeren met de instanties.

Doel

Het doel van het plan is het bieden van een actuele juridische basis voor het bouwen en het uitvoeren van werken en werkzaamheden op het landgoed.

1.2 Kadastrale situatie

De kadastrale situatie is weergegeven op afbeelding 1.2.

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Vught, sectie C en D.

Onderstaande tabel bevat de perceelnummers, oppervlakten en eigenaren.

sectie   perceelnr.   eigenaar   oppervlakte  
C   1007   Landgoed Groensche Hoeven   760    
C   1008   idem   4.420    
C   1009   idem   22.680    
C   1010   idem   4.780    
C   1011   idem   2.730    
C   1012   idem   3.380    
C   1013   idem   4.300    
C   1014   idem   4.590    
C   1015   idem   1.860    
C   1016   idem   5.770    
C   1017   idem   4.130    
C   1018   idem   570    
C   1019   idem   810    
C   1020   idem   2.590    
C   1650   idem   16.670    
C   1979   idem   86.800    
D   4734   idem   107    
D   1199   idem   910    
D   1227   idem   1.094    
D   4496   idem   10.880    
D   4497   idem   172.020    
D   4498   idem   20.470    
subtotaal     Landgoed Groensche Hoeven   372.321    
D   2908 (ged.)   gemeente Vught   8.408    
totaal       380.729    

Volgens het Kadaster bedraagt de oppervlakte van het plangebied ca. 38 ha. Deze maat wijkt af van de digitale opmetingen op de GBKN/kadastrale kaarten die 38,4 ha bedraagt. Hierna wordt verder gerekend met de digitaal gemeten oppervlakten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0002.jpg"

1.2 KADASTRALE SITUATIE

1.3 Bestemmingsplan Buitengebied 2011

Het plangebied ligt binnen het bestemmingsplan Buitengebied 2011 van de gemeente Vught,

  • vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 20 september 2012;
  • onherroepelijk na uitspraak van de afdeling rechtspraak van de Raad van State d.d. 1 mei 2014.

Afbeelding 1.3 geeft een uitsnede van de verbeelding. Het plangebied Landgoed Groensche Hoeven is ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0003.jpg"

1.3 bestemmingsplan Buitengebied 2011

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0004.jpg"

1.4 OPPERVLAKTEN BESTEMMINGEN IN BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED 2011

De gronden binnen het plangebied Landgoed Groensche Hoeven hebben de bestemmingen c,q, aanduidingen:

  • 1. "Agrarisch met waarden" (AW-KH) voor wat betreft de gronden die in agrarisch gebruik zijn;
  • 2. "Bos" (B), voor wat betreft de bestaande bospercelen;
  • 3. "Verkeer - Onverhard" (V-OH), voor wat betreft de Groensteeg en de Beukenlaan;
  • 4. "Water" (WA), voor wat betreft de watergang van het waterschap;
  • 5. "Wonen - 2" (W-2), voor wat betreft de twee boerderijgebouwen op de adressen Groensteeg 1 en 2 en de drie woningen Beukenlaan 1, 2 en 3.
  • 6. In de zuidoosthoek van het plangebied is de aanduiding "zoekgebied behoud en herstel watersystemen" opgenomen.
  • 7. Het hele plangebied Landgoed Groensche Hoeven heeft nu de aanduiding "landgoederen".
  • 8. Voorts heeft het hele plangebied de aanduiding "middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde".
  • 9. Tot slot valt het hele plangebied binnen de aanduiding "reconstructiewetzone - extensiveringsgebied".

Toetsing

Ad 1
Deze bestemming vormt de planologische basis voor het nieuwe landgoed.

Ad 2 t/m 5
Deze bestemmingen blijven inhoudelijk onveranderd.

Ad 6
Inzake deze aanduiding heeft overleg plaatsgevonden met het waterschap De Dommel, dat instemt met de bestemming 'Bos' in dit plan.

Ad 7
De aanduiding "landgoederen" vormt de opmaat voor dit bestemmingsplan.

Ad 8
Voor het plangebied is een archeologisch onderzoek uitgevoerd, met als conclusie dat er nog op drie plaatsen sprake is van middelhoge en/of hoge archeologische verwachtingswaarde (zie paragraaf 2.2.2).

Ad 9
Omdat in voorliggend plan geen bebouwing voor agrarische bedrijvigheid is voorzien, heeft deze aanduiding geen doorwerking in dit plan. Bovendien zijn sinds april 2012 de reconstructieplannen niet meer van toepassing. In de Verordening 2014 valt het plangebied binnen de aanduiding 'beperking veehouderij', maar heeft wegens het ontbreken van een agrarisch bedrijf ook geen doorwerking in dit plan.

Conclusie

Binnen het bestemmingsplan "Buitengebied 2011" is realisering van voorliggend plan "NSW Landgoed Groensche Hoeven" niet mogelijk.

Op basis van de Verordening ruimte 2014 komen de gronden met een agrarische bestemming in aanmerking voor de ontwikkeling van een nieuw landgoed.

Overigens bevat het bestemmingsplan "Buitengebied 2011" geen bestemmingen of aanduidingen die de ontwikkeling van dit plan 'blokkeren'.

Hoofdstuk 2 Het plangebied

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de kenmerken van het plangebied geanalyseerd. Deze analyse is gebaseerd op de zogenaamde lagenbenadering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0005.jpg"

2.1 METHODE LAGENBENADERING

  • De onderlaag wordt gevormd door twee ‘natuurlijke’ onderleggers (een geomorfologische laag en een laag bestaande uit watersystemen en bodemsoorten) én een cultuurlijke laag bestaande uit elementen van het streekeigen cultuurlandschap, dat ontstaan is door menselijke ingrepen.
  • De tussenlaag is de laag van de infrastructuur.
  • De bovenlaag, ook wel occupatie- of verstedelijkingslaag genoemd, wordt gevormd door het ruimtegebruik van functies als wonen, werken, voorzieningen, natuur, landbouw en recreatie.

2.2 Onderlaag

De onderlaag is, zoals eerder aangegeven, opgebouwd uit een natuurlijke onderlegger en een cultuurlijke onderlegger.

2.2.1 Natuurlijke onderlegger

De natuurlijke onderlegger bestaat uit de geomorfologische laag en de laag met de bodem- en waterstructuur.

Afbeelding 2.2 geeft het groter verband weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0006.jpg"

2.2 BRABANTS BEKENSTELSEL

Op deze afbeelding is het bekenstelsel van Oost-Brabant weergegeven. Evenwijdig aan de Maas ligt een langgerekte dekzandrug. Deze vormt de natuurlijke overgang tussen de dekzandgronden en het stroomgebied van de Maas.

’s-Hertogenbosch ligt in het laagste deel van Oost-Brabant. Hier verzamelt zich het water van de Oost-Brabantse beken die de dekzandrug in een ver verleden hebben doorbroken. De langs het plangebied stromende Essche Stroom vloeit met Dommel en Aa samen om vervolgens uit te stromen in de Maas. Het zuidoostelijke deel van het plangebied reikt tot aan de Essche Stroom.

Geomorfologie

De geomorfologie is weergegeven op afbeelding 2.3. Het plangebied is ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0007.jpg"

2.3 GEOMORFOLOGIE

Sprake is van drie natuurlijke hoofdzones:

  • de dekzandvlakte
  • een hogere dekzandrug
  • een beekdal.

Het plangebied ligt op een dekzandrug en op ten dele verspoelde dekzandvlakten. Om wateroverlast te voorkomen, is in het verleden een dijk aan de noordzijde van de Essche Stroom aangelegd.

N.B. In het westelijke deel van het plangebied heeft in het verleden een oppervlakteontgronding plaatsgevonden.

Bodem en water

De bodemsituatie is weergegeven op afbeelding 2.4. Van belang zijn:

  • hoge zwarte enkeerdgronden (akkers) met de grondwatertrap VI;
  • beekeerdgronden (lagere weiden) met de grondwatertrap III.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0008.jpg"

2.4 BODEM

De bodemopbouw volgt de opbouw van de geomorfologie. De hogere enkeerdgronden liggen op de dekzandrug. De gemiddelde hoogste grondwaterstand is > 40 cm beneden maaiveld. De lagere weilanden liggen op de dekzandvlakten en in het beekdal. De gemiddeld hoogste grondwaterstand is < 40 cm beneden maaiveld.

2.2.2 Cultuurlijke onderlegger

De cultuurhistorische waardenkaart (CHW-kaart) van de provincie biedt de algemene informatie over de cultuurlijke erfenis. Afbeeldingen 2.5 en 2.6 geven uitsneden van de CHW-kaart 2010. Het plangebied is ingetekend.

Onderscheiden zijn indicatieve archeologische en cultuurhistorische waarden. Voor zover van directe betekenis voor de planvorming wordt de informatie hierna genoemd. Een meer algemene toelichting is opgenomen in paragraaf 4.9.

2.2.2.1 Archeologie

Op de indicatieve archeologische waardenkaart van de provincie wordt in het gehele plangebied de kans op de aanwezigheid van archeologische resten middelhoog geacht. Het bureauonderzoek en het Archeologisch Inventariserend Veldonderzoek is uitgevoerd door BAAC. Rapport De Groensche Hoeven, Vught. Baacproject 06.183 d.d. november 2006. In 2012 is dit onderzoek geactualiseerd. De conclusie en het selectieadvies zijn in hoofdstuk 4 opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0009.jpg"

2.5 CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART 2010 - INDICATIEVE ARCHEOLOGISCHE WAARDEN

Algemene conclusies

Alleen binnen de zones A, B en C op afbeelding 2.5 worden archeologische resten verwacht.

2.2.2.2 Cultuurhistorie

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0010.jpg"

2.6 CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART 2010 - CULTUURHISTORISCHE WAARDEN

Landgoed Beukenhorst en het gebied Voorburg zijn aangeduid als historische groenstructuren. Landgoed Beukenhorst is voorts aangeduid als hoog historisch-geografisch element.

Het plangebied ligt daartussen in. De zuidwest hoek van het plangebied is aangeduid met een hoge historisch-geografische waarde. Voorts zijn binnen het plangebied de bestaande lanen als hoge historisch-geografische lijnelementen aangeduid.

N.B. In bijlage 1 wordt met oude topografische kaarten de historische ontwikkeling van de landgoederen nog nader toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0011.jpg"

2.7 TOPOGRAFISCHE SITUATIE OMSTREEKS 1900

Als aanvulling op de provinciale CHW-kaart is op afbeelding 2.7 de landschappelijke situatie anno 1900 weergegeven. Deze kaart toont dat de historische hoofdstructuur uit 1900, met de Groensteeg en de oost-west lanen vanaf de A2, nog steeds bestaat. Ook het algemene kavelpatroon is nog steeds in tact. Alleen de noord-zuid lanen van het toenmalige klooster Steenwijk zijn aangetast. Er resteert alleen nog de oostelijke laan, zij het binnen het plangebied alleen als onverharde veldweg met groensingel. Rond 1900, vóór de komst van de kunstmest en de machine, was sprake van een vorm van relatieve volkomenheidsgraad in samengaan met agrarisch grondgebruik en de natuur- en landschapswaarden.

Uitgangspunt

De historisch-landschappelijke structuur is gekozen als één van de uitgangspunten voor de inrichting van het nieuwe landgoed Groensche Hoeven. Met een extensief beheer kan een nieuwe vorm van volkomenheidsgraad ontstaan.

2.3 Tussenlaag

De tussenlaag betreft de infrastructuur in brede zin. De bestaande infrastructuur is weergegeven op afbeelding 2.8.

Wegen

Het plangebied ligt tussen twee nationale hoofdlijnen, de spoorlijn Amsterdam-Maastricht en de autosnelweg A2. Deze lijnen vormen op het niveau van het plangebied barrières naar de omgeving.

Voor de lokale ontsluiting is de gebiedsontsluitingsweg Wolfskamerweg – Laagstraat – Glorieuxlaan van belang. Hierop sluit de oude Kettingweg aan, die de afzonderlijke percelen en panden ontsluit. De halfverharde Groensteeg is de belangrijkste weg binnen het plangebied. Voorts liggen in en buiten het plangebied oude, onverharde lanen.

Gelet op de wegenstructuur komt de Kettingweg in aanmerking voor de ontsluiting van het landgoed.

De Groensteeg is eigendom van de gemeente en staat in de legger vermeld als een openbare weg. Het betreffende weggedeelte heeft in het plan de bestemming Verkeer.

Riolering

In de directe omgeving van het plangebied ligt een hoge druk riolering.

Waterhuishouding

In het kader van de infrastructuur zijn ook de waterhuishoudkundige voorzieningen van belang. De bestaande waterstructuur is weergegeven op afbeelding 2.8. De Essche Stroom is de hoofdstroom. Via het plangebied loopt de leggerwaterloop ES 37, waarop een deel van de woonwijk Vught-zuid ontwatert. Voor de woonwijk is een verbetering van de waterafvoer gewenst door de aanleg van een maalkom bij het vijzelgemaal aan de Beukenlaan.

Voorts liggen er nog waterlopen langs de Kettingweg, de Middenlaan en Beukenlaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0012.jpg"

2.8 INFRASTRUCTUUR

2.4 Bovenlaag - occupatie

De bovenlaag is de occupatie- of gebruikslaag, bestaande uit rode (stedelijke) functies en groene (landbouw- en natuur-)functies. De huidige situatie is weergegeven op afbeelding 2.9.

Het plangebied ligt in de overgangszone tussen de kern Vught en het buitengebied.

2.4.1 Bebouwing

De bebouwing in de directe omgeving bestaat uit:

  • de woonwijk Vughtse Hoeven;
  • de bedrijventerreinen De Schakel en De Ketting;
  • de institutionele bebouwing op Voorburg en het Instituut ZIN;
  • verspreid liggende burgerwoningen en voormalige boerderijen.

Binnen het plangebied liggen:

  • twee voormalige agrarische bedrijven in het noordelijke plandeel, waarvan één met de (vigerende) bestemming 'Wonen', en de andere met de bestemming 'Agrarisch - bouwblok';
  • een historisch bakhuisje (monument) nabij de twee voormalige boerderijen;
  • drie burgerwoningen aan de Beukenlaan, met de bestemming 'Wonen.
2.4.2 Grondgebruik

De onbebouwde gronden in de directe omgeving zijn in gebruik voor:

  • parken op Voorburg en het instituut ZIN;
  • agrarische gronden;
  • bossen en houtopstanden.

Binnen het plangebied zijn de gronden overwegend in agrarisch gebruik, met name het gebied tussen de beide Groenstegen als akkerland, en overigens als weiland. Ook is bos aanwezig langs de Beukenlaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0013.jpg"

2.9 OCCUPATIE

2.5 Belemmeringen

In het plangebied liggen de volgende belemmeringen waarmee in het plan rekening moet worden gehouden:

  • de spoorlijn 's-Hertogenbosch – Eindhoven, met de aspecten geluid en externe veiligheid;
  • de autosnelweg A2 met de aspecten geluid en externe veiligheid.

Deze aspecten worden nader toegelicht in hoofdstuk 4, Omgevingsaspecten.

2.6 Bestaande waarden

Behalve de 'algemene' waarden van cultuur en natuur kent het plangebied in het bijzonder de volgende waardevolle elementen:

  • de lanen;
  • de bossen;
  • de sloten in het gebied Beukenlaan – Middenlaan;
  • een bomenveld (brinkje) met bakhuisje (waardevol ensemble);
  • de poort Beukenlaan (aan de Boxtelseweg).

Behoud van deze elementen vormt uitgangspunt voor dit plan.

2.7 Conclusies bestaande toestand

  • 1. Het plangebied wordt gekenmerkt door een redelijk gaaf cultuurhistorisch landschapspatroon. Dit vormt uitgangspunt voor de nieuwe landgoedontwikkeling.
  • 2. In het plangebied zijn geen bijzondere belemmeringen aanwezig die de ontwikkeling van het landgoed kunnen blokkeren.
  • 3. De externe ontsluiting van het landgoed loopt via de Kettingweg.
  • 4. Er is een riolering aanwezig.
  • 5. Het Waterschap De Dommel heeft de aanleg van een maalkom bij het gemaal aan de Beukenlaan gepland.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid.

Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau
  • provinciaal niveau
  • gemeentelijk niveau.

3.1 Nationaal niveau

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De SVIR is sinds 2011 van kracht en geeft een nieuw integraal kader voor het ruimtelijke - en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. Het vormt het kader voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In deze structuurvisie worden de ambities van het rijk tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028 geschetst.

De in de voormalige Nota Ruimte opgenomen trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen, wordt versterkt in de SVIR.

Echter, er zal minder geld van het rijk beschikbaar zijn voor provinciale en gemeentelijke projecten.

Conclusie

Het plan is niet in strijd met het beleid in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

3.1.2 Verbreding A2

Het gewijzigde Tracébesluit 's-Hertogenbosch - Eindhoven tot verbreding van de A2 van 2x2 naar 2x3 rijstroken is vastgesteld op 25 januari 2012 en onherroepelijk na de uitspraak van de Raad van State d.d. 20 december 2014.

De erbij behorende onderzoekszone verkeerslawaai (Wet geluidhinder) is door de verbreding vergroot van 400 meter naar 600 meter. De locaties van de geplande landhuizen liggen buiten deze zone.

3.1.3 Programma Hoogfrequent Spoor

Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) heeft het Programma Hoogfrequent Spoor (PHS) in voorbereiding. PHS is een Kabinetsbesluit van 4 juni 2010. Het is op het moment van voorbereiding van dit bestemmingsplan nog geen besluit in de zin van de Algemene Wet bestuursrecht. Prorail is in samenwerking met het Ministerie I&M en de regio bezig met de planuitwerking.

De PHS-plannen hebben nog geen juridische status. In de onderzoeken geluid en externe veiligheid voor dit bestemmingsplan wordt evenwel reeds rekening gehouden met het PHS. Zie paragraaf 4.2.

3.1.4 Belvederebesluit

In 1999 heeft het rijk de beleidsnota Belvedere gepubliceerd, met vernieuwend beleid inzake de relatie cultuurhistorie en ruimtelijke ontwikkeling. Het motto van het Belvederebeleid is: 'behoud door ontwikkeling'.

(De nota vormt inmiddels geen actief rijksbeleid meer of basis voor subsidies e.d., maar de filosofie is onverminderd van toepassing).

De kern van het beleid is dat de cultuurhistorie geen museum is van een ‘voorbij verleden’, maar een voortgaand proces van generatie op generatie. In deze visie worden nieuwe ontwikkelingen niet op voorhand als een aantasting van / confrontatie met bestaande waardevolle elementen beschouwd.

Die visie biedt ruimte voor een voortgaande ontwikkeling en vernieuwing, zodat er een kwaliteitstoevoeging met maatschappelijke meerwaarde kan ontstaan.

Het Belvederebeleid is van direct belang voor onderhavig plan voor een nieuw landgoed. Zoals in bijlage 1 Vughtse landgoederen wordt beschreven ligt het plangebied in een grotere zone waarin reeds 200 jaar lang landgoedontwikkeling plaatsvindt. Tussen 1900 en 2000 is dit proces vertraagd. In onze tijd past de ontwikkeling van landgoederen weer in de maatschappelijke context.

Conclusie

Realisering van onderhavig plan voor een nieuw landgoed past in de meer algemene cultuurhistorie van landgoedontwikkeling in Vught.

3.2 Provinciaal niveau

Het provinciale ruimtelijke beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Structuurvisie Ruimtelijke ordening 2014;
  • Verordening ruimte Noord-Brabant 2014.

Het plan wordt aan deze twee documenten getoetst.

3.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening

De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van het provinciale bestuur op de ontwikkeling van Noord-Brabant.

Afbeelding 3.1 geeft een uitsnede van de plankaart. Onderhavig plangebied is aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0014.jpg"

3.1 UITSNEDE STRUCTUURVISIE RUIMTELIJKE ORDENING

Toetsing

Het plangebied ligt overwegend in de groenblauwe mantel, met belangrijke nevenfuncties voor natuur en water. Het provinciale beleid binnen de groenblauwe mantel is gericht op:

  • behoud en ontwikkeling grondgebonden agrarisch gebruik;
  • behoud en ontwikkeling natuur, water en landschap;
  • nieuwe ontwikkelingen, mits deze de bestaande natuur-, bodem- en waterfuncties respecteren of bijdragen aan het behoud van cultuurhistorische waarden;
  • het bieden van 'diensten' aan de samenleving;
  • recreatieve ontwikkelingen, in het bijzonder in het samengaan van versterking van waarden;
  • in de nabijheid van stedelijke gebieden het bieden van recreatief gebruik en de beleving van de groenblauwe mantel (stadteland).


Binnen de groenblauwe mantel zijn nieuwe landgoederen mogelijk, zoals in artikel 6.9 van de Verordening ruimte is opgenomen.

De locatie van de voormalige boerderijen Groensteeg 1 en 2 is aangeduid als 'kern in het landelijke gebied', inhoudende "een gebied waar verstedelijking plaatsvindt anders dan in stedelijk concentratiegebied".

Conclusie

Het plan is niet in strijd met de provinciale Structuurvisie Ruimtelijke Ordening.

3.2.2 Verordening ruimte

De Verordening ruimte stelt regels aan de inhoud van ruimtelijke plannen voor die aspecten waar provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.

Hoofdstuk 3 Structuren
Het plan behelst de realisering van een nieuw landgoed, gelegen op gronden met de structuren 'groenblauwe mantel' en 'ecologische hoofdstructuur'.

Inzake de structuren zijn van toepassing de artikelen:

  • 5.1: Bescherming van de ecologische hoofdstructuur;
  • 6.1: Bescherming en ontwikkeling van de groenblauwe mantel;
  • 6.9: Regels voor landgoederen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0015.jpg"

3.2 VERORDENING RUIMTE - NATUUR EN LANDSCHAP

Artikel 5.1 Bescherming van de ecologische hoofdstructuur

De gronden met deze aanduiding zijn de bestaande bossen binnen het plangebied. De vigerende bestemming is 'Bos'. Deze bestemming blijft ongewijzigd, inclusief een omgevingsvergunningstelsel voor werken en werkzaamheden.

Het plan voorziet in 15 ha nieuwe natuur aansluitend op de aanduiding "EHS", hetgeen een versterking van de ecologische structuur inhoudt.

Artikel 6.1 Bescherming en ontwikkeling van de groenblauwe mantel en beheergebied ecologische hoofdstructuur

Voor de ontwikkeling van een landgoed is met name artikel 6.9 van belang. De nadere toetsing is na de paragraaf inzake Aanduidingen opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0016.jpg"

3.3 VERORDENING RUIMTE - CULTUURHOSTORIE

Hoofdstuk 4 Aanduidingen

Inzake de Aanduidingen is van toepassing:

Artikel 18.1 Bescherming van zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen

Dit betreft de zuidoosthoek van het plangebied. In voorliggend plan is binnen deze aanduiding de nieuwe bestemming "Bos" opgenomen, inclusief een omgevingsvergunningplicht voor werken en werkzaamheden. Het waterschap De Dommel heeft een plan opgesteld voor de robuuste ecologische verbindingszone.

Het waterschap stemt in met de bestemming 'Bos'.

Over het plangebied liggen verder geen aanduidingen, dus ook geen waarden van aardkunde en/of cultuurhistorie. Buiten het plangebied is het nabijgelegen Klooster Zin als complex van cultuurhistorisch belang aangeduid.

Artikel 25 Beperking veehouderij

Deze aanduiding is niet van toepassing omdat dit bestemmingsplan geen agrarische bedrijvigheid bevat.

Artikel 6.9 Regels voor landgoederen

De Verordening ruimte bevat onderstaande begripsbepaling voor een landgoed:

"een ruimtelijk-functionele eenheid bestaande uit bos of overige natuur, al dan niet in combinatie met agrarische gronden, met daarin een geconcentreerde vorm van karakteristieke (woon)bebouwing."

Vanwege het bepalende belang voor dit plan is onderstaand het gehele artikel 6.9 geciteerd, met aansluitend de beantwoording.

"6.9 Landgoederen

  • 1. Een bestemmingsplan dat is gelegen in de groenblauwe mantel kan voorzien in de aanwijzing van een landgoed.
  • 2. Op het bestemmingsplan bedoeld in het eerste lid zijn de volgende regels van toepassing:
    • a. het aangewezen landgoed heeft een omvang van ten minste 10 hectare waarbij bestaande agrarische bedrijven met de bijbehorende bebouwing, alsmede gronden gelegen binnen de ecologische hoofdstructuur hiervan deel kunnen uitmaken;
    • b. in afwijking van artikel 6.7, eerste lid (wonen), kunnen er één of meer woongebouwen worden opgericht, waarbij:
      • de woongebouwen een karakteristieke verschijningsvorm van allure hebben en de situering en omvang daarvan passen bij de aard en het karakter van het landgoed;
      • per 750 m3 woongebouw maximaal één woonfunctie wordt toegelaten;
      • artikel 3.1, tweede lid onder a (verbod nieuwvestiging), niet van toepassing is.
    • c. ingeval van nieuwbouw van woongebouwen wordt per 1500 m3 woongebouw tenminste 5 hectare landgoed aangewezen, waarvan ten minste 2,5 hectare wordt aangewezen ten behoeve van het realiseren van nieuwe natuur, waaronder mede begrepen een gebied waar een daadwerkelijke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur wordt voorzien;
    • d. in afwijking van het bepaalde onder b en c kan het plan voorzien in de vestiging van, of splitsing in meerdere, woonfuncties in cultuurhistorisch waardevolle bebouwing indien dit mede is gericht op het behoud of herstel van deze bebouwing;
    • e. het bestemmingsplan kan voorzien in de vestiging van een (vollegronds)teeltbedrijf of een veehouderij die blijvend beschikt over voldoende grond voor een veebezetting van 2 GVE per hectare of minder;
    • f. de bebouwing wordt zoveel mogelijk geconcentreerd opgericht, waarbij in ieder geval een situering in de ecologische hoofdstructuur is uitgesloten;
    • g. de nodige voorzieningen worden getroffen voor extensieve recreatie, waarbij feitelijk en juridisch is verzekerd dat deze voorzieningen openbaar toegankelijk zijn;
    • h. de aanleg en duurzame instandhouding van het landgoed, met inbegrip van de op grond van dit lid vereiste voorzieningen, zijn verzekerd.
  • 3. De toelichting bij een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid bevat een verantwoording waaruit blijkt dat de op grond van het tweede lid toegelaten ontwikkeling leidt tot een duurzame verrijking van de aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke, ecologische en waterhuishoudkundige waarden en kenmerken.
  • 4. Een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid kan voorzien in een planologische gebruiksactiviteit binnen de op grond van het tweede lid, onder b, toegelaten woonbebouwing, anders dan wonen, mits de beoogde ruimtelijke ontwikkeling ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en niet leidt tot:
    • a. een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger
    • b. twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • c. een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    • d. een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een verkoopoppervlakte van meer dan 200 m2.
  • 5. Een landgoed dat is aangemerkt als complex van cultuurhistorisch belang bedoeld in artikel 24, kan niet worden aangewezen als landgoed bedoeld in dit artikel.
  • 6. Artikel 3.2 (kwaliteitsverbetering landschap) en artikel 6.10 (niet-agrarische functies) zijn niet van toepassing op een als zodanig aangewezen landgoed."

Beantwoording

Ad 1
Het landgoed ligt overwegend in de structuur 'groenblauwe mantel'. Voorts ligt binnen het plangebied een kleiner deel ecologische hoofdstructuur.

Ad 2a
Het plangebied heeft een oppervlakte van ruim 38 ha. Hiervan heeft 31,9 ha de bestemming 'Agrarisch met waarden - Kampen- of hoevenlandschap'; 2,9 ha 'Bos'en 1,0 ha 'Wonen'. Zie verder afbeelding 1.4 oppervlakten bestemmingen.

Ad 2b
Het plan bevat totaal zeven landhuizen met een inhoud van minimaal 750 m3 en maximaal 1.500 m3. Daarbij komen twee voormalige boerderijgebouwen, met thans de bestemming 'Wonen' te vervallen.

Ad 2c
De oppervlakte nieuwe natuur bedraagt 15 ha. Hierin is verdisconteerd dat In overleg met de dienst ROH is vastgesteld dat in ruil voor het vervallen van de twee voormalige boerderijen (VAB's) één landhuis is toegestaan zonder 2,5 ha natuurcompensatie.

Ad 2d

Deze regel is niet van toepassing.

Ad 2e
Deze regel is niet van toepassing.

Ad 2f
Er worden twee clusters gebouwd van drie respectievelijk vier landhuizen buiten de ecologische hoofdstructuur.

Ad 2g
In het plan zijn openbaar toegankelijke paden opgenomen, in de vorm van:

  • een doorgaand fietspad, waarvan 950 m binnen het plangebied;
  • wandelpaden, met een gezamenlijke lengte van 2500 m.

De toegankelijkheid is verzekerd in een privaatrechtelijke overeenkomst tussen de gemeente en NSW Landgoed Groensche Hoeven.

Ad 2h
Deze verzekering vormt eveneens onderdeel van de privaatrechtelijke overeenkomst tussen de gemeente en NSW Landgoed Groensche Hoeven.

Ad 3
De toelichting bevat een uitvoerige inventarisatie en analyse van genoemde waarden, met een doorwerking ervan in het plan. In het bijzonder wordt het plan geplaatst in de cultuurhistorische context van de Vughtse landgoederen.

Ad 4
Als aan de woonfunctie ondergeschikte gebruiksfuncties zijn - onder voorwaarden - alleen bed & breakfast en een beroep of bedrijf aan huis toegelaten; en na wijziging ook mantelzorg.

Ad 5
Het plangebied is niet aangewezen als complex van cultuurhistorisch belang.

Ad 6
Het gehele plangebied wordt bestemd ten behoeve van de instandhouding en ontwikkeling van het landgoed.

3.3 Gemeentelijk niveau

Op gemeentelijk niveau zijn de volgende beleidsplannen van belang.

3.3.1 Bestemmingsplan Buitengebied 2011

Dit plan is toegelicht in paragraaf 1.3.

3.3.2 Structuurvisie Vught 2013

Op 19 december 2013 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie Vught 2013 vastgesteld. Afbeelding 3.4 geeft een uitsnede van de structuurvisiekaart. Het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0017.jpg"

3.4 STRUCTUURVISIE VUGHT 2013

Voor wat betreft het buitengebied is het beleid in de Structuurvisie Vught 2013 grotendeels gebaseerd op de 'structuurvisie buitengebied' en de 'gebiedsvisie buitengebied'. Na de vaststelling van de Structuurvisie Vught 2013 is de 'structuurvisie buitengebied' komen te vervallen. De 'gebiedsvisie buitengebied' vormt een nadere uitwerking van de structuurvisie en blijft daarom van kracht als toetsingsinstrument. In de 'gebiedsvisie buitengebied' zijn mogelijke ontwikkelingen in zes verschillende deelgebieden aangegeven. Het plangebied behoort tot het deelgebied Vught Zuidoost, dat als volgt wordt gekarakteriseerd:

"Van oudsher is het een gebied met landgoederen. Het landschapsbeeld wordt bepaald door besloten bos, monumentale bebouwing, lanen en andere landschapselementen en enkele boerderijen. Het gebied wordt doorsneden door de spoorlijn en de A2. Het plangebied is van het landgoed Beukenhorst gescheiden door de spoorlijn."

Voor wat betreft nieuwe ontwikkelingen is op de structuurvisiekaart een landgoederenzone aangegeven. Binnen de landgoederenzone zijn in de huidige situatie reeds een groot aantal landgoederen aanwezig. Onder voorwaarden (provinciale regeling) wordt ruimte geboden om binnen deze zone nieuwe landgoederen te realiseren. Deze zone is gedefinieerd in de 'gebiedsvisie buitengebied', zie afbeelding 3.5. Voorliggend plan Landgoed Groensche Hoeven is op deze kaart aangeduid en ligt binnen de landgoederenzone.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0018.jpg"

3.5 GEBIEDSVISIE VUGHT ZUIDOOST

Conclusie

Het plangebied ligt geheel binnen de landgoederenzone. Het plan is in overeenstemming met de Structuurvisie Vught.

3.3.3 Nota Groen 2009

Onderstaande afbeelding 3.6 geeft een uitsnede van de Groenstructuurkaart. Het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0019.jpg"

3.6 UITSNEDE GROENSTRUCTUURKAART

Voor wat betreft het plangebied zijn alleen aangemerkt:

  • de bospercelen langs de Beukenlaan, als structuurbepalend groen, en
  • de lanen van de Groensteeg, als beeldbepalend groen.

Deze beide elementen blijven in het plan behouden.

Conclusie

Het plan is in overeenstemming met de Nota Groen 2009.

3.4 Conclusies beleidskader

  • 1. Voorliggend plan is niet in strijd met nationaal beleid.
  • 2. Het plan tot de ontwikkeling van het landgoed past bij uitstek in het provinciale beleid met betrekking tot nieuwe landgoederen.
  • 3. Het plan is in overeenstemming met het gemeentelijke beleid.
  • 4. De gemeenteraad reeds in 2005 in principe met de ontwikkeling van landgoed Groensche Hoeven ingestemd.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk worden de omgevingsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:

  • milieu
  • waarden
  • water

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening en de Wet milieubeheer moet een toetsing plaatsvinden aan de relevante milieuaspecten. In deze paragraaf worden deze aspecten afzonderlijk beschreven. Naast bovengenoemde wetten gelden per aspect afzonderlijke wetten en/of besluiten.

4.1 Bodem

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet inzichtelijk worden gemaakt of de voorgenomen bestemmingswijziging door een eventuele bodemverontreiniging wordt belemmerd. Hiertoe is een verkennend bodemonderzoek (NEN5740) uitgevoerd door Lankelma, rapport "Verkennend bodemonderzoek locatie aan de Groensteeg te Vught" (31 mei 2012, nr.65691).

Het onderzoeksrapport is opgenomen als bijlage 5. De conclusies en aanbevelingen van het onderzoeksrapport zijn hierna integraal weergegeven.

"Daar een aantal stoffen in het grondwater de streefwaarden overschrijden en in de grond diverse stoffen de desbetreffende achtergrondwaarden overschrijden dient de onderzoekshypothese "onverdacht" te worden verworpen.

Formeel gezien is de bodem op de locatie niet geheel vrij van bodemverontreiniging. Gezien de aard en mate van de aangetroffen verontreiniging is nader onderzoek niet noodzakelijk. Er bestaan uit bodemkwaliteitsoogpunt geen beperkingen ten aanzien van de te realiseren plannen.

In het kader van dit onderzoek is geen specifiek onderzoek (conform NEN 5707) verricht naar het voorkomen van asbest in de grond en op het maaiveld. Wel heeft een terreininspectie plaatsgevonden. In de vrijkomende grond en op het maaiveld zijn geen aanwijzingen aangetroffen die zouden kunnen duiden op het voorkomen van asbesthoudende materialen.

Opgemerkt wordt dat een bodemonderzoek niet kan worden gebruikt voor het bepalen van de kwaliteit van een partij vrijkomende grond. Hiertoe dient formeel een partijkeuring uitgevoerd te worden."

Algemene conclusie

De bodemkundige situatie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

4.2 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing binnen het plangebied. Afbeelding 4.1 geeft de onderzoekszones voor het wegverkeerslawaai en het spoorweglawaai weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0020.jpg"

4.1 ONDERZOEKSGEBIEDEN WET GELUIDHINDER

Verkeerslawaai

Het oostelijke deel van het plangebied ligt binnen de onderzoekszone van 400 m uit de as van de autosnelweg A2, een weg met vier rijstroken en 600 m in geval de A2 wordt uitgebreid tot zes rijstroken. De locaties voor de potentiële woningen ligt buiten de onderzoekszone. Een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai is niet vereist.

Spoorweglawaai

Het westelijke deel van het plangebied ligt binnen de onderzoekszone van 400 m uit de buitenste spoorbaan van de spoorweg. Daarbinnen moet voldaan worden aan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB(A). Eventueel is ontheffing mogelijk tot maximaal 70 dB(A).

Door Cauberg-Huygen is een onderzoek verricht naar het terugdringen van rail-verkeerslawaai door de aanleg van een geluidwal langs de spoorweg, rapport De Groensche Hoeven, akoestisch onderzoek spoorweglawaai d.d. 7 mei 2012. Dit rapport is bijgevoegd als bijlage 6.

Het profiel van de geluidwal is weergegeven op afbeelding 4.2. Afbeelding 4.3 geeft het huidige beeld vanaf de woningen in Klein Brabant weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0021.jpg"

4.2 PROFIEL MET GELUIDWAL

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0022.jpg"

4.3 PANORAMA WONINGEN KLEIN BRABANT - SPOORLIJN

Effect geluidwal

Op afbeelding 4.4 zijn de contouren weergegeven voor een waarneemhoogte van 1,5 respectievelijk 4,5 meter boven het plaatselijke maaiveld.

Op deze figuren zijn tevens de bouwvlakken voor de nieuwe landhuizen aangegeven. Voor geen enkele situatie wordt de voorkeursgrenswaarde van 55 dB(A) overschreden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0023.jpg"

4.4 GELUIDCONTOUREN

De conclusies uit het onderzoek zijn hieronder overgenomen.

"Conclusies

In opdracht van de heer W. van Rijckevorsel is door Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de optredende geluidbelastingen ten gevolge van het railverkeer op de gevels van de zeven nieuw te bouwen woningen gelegen in het bestemmingsplan De Groensche Hoeve te Vught. In het bouwplan zullen zeven vrijstaande grondgebonden woningen gerealiseerd worden met twee geluidgevoelige bouwlagen.

Het onderzoek is noodzakelijk omdat de locatie is gelegen binnen de geluidzone van het spoortraject 770 – Eindhoven / s'-Hertogenbosch. Hierdoor is toetsing aan de eisen uit de Wet geluidhinder noodzakelijk.

Indien geen afschermende maatregelen worden getroffen zou de voorkeursgrenswaarde op nagenoeg alle gevels van de zeven te realiseren woningen worden overschreden (de maximaal te ontheffen waarde zou niet worden overschreden).

De opdrachtgever is voornemens een geluidwal tussen het spoor en de nieuw te realiseren woningen aan te brengen, waardoor wordt voorkomen dat de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden en dat in het achterliggende gebied een prettig akoestisch leefklimaat ontstaat. Indien de geluidwal een hoogte krijgt van 8,2 meter aan de noordzijde en 6,0 meter aan de zuidzijde (zie figuur 5.1) (zie afbeelding 4.2 hiervoor) wordt voorkomen dat de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden.

Tot slot worden de volgende punten opgemerkt:

  • 1. Ten opzichte van de voorkeurspositie van de geluidwal (zie figuur 5.1) mag de top van de geluidwal maximaal 5,0 meter in oostelijke en/of westelijke richting worden opgeschoven. In de berekening is rekening gehouden met de meest negatieve situatie (verplaatsing top 5,0 meter in oostelijke richting);
  • 2. Omdat de toekomstige spoorgegevens voor dit traject nog niet bekend zijn, is gerekend met de gegevens uit het akoestisch spoorboekje ASWIN 2011. Omdat in toekomstige situatie naar alle waarschijnlijkheid een toename van het vrachtverkeer op het spoor zal zijn, maar de exacte gegevens door ProRail nog niet (kunnen) worden gegeven, is in de berekeningen rekening gehouden met een mogelijk toename van 3 dB voor de toekomstige situatie.
  • 3. De nieuw te realiseren geluidwal aan de oostzijde van het spoor zal niet leiden tot een toename van de geluidbelasting op de gevels van de bestaande woningen aan de westzijde van het spoor. De volgende redenen zijn hiervoor:
    • a. De geluidwal wordt als een 'groene wal' uitgevoerd (de geluidwal is een absorberend element);
    • b. De helling van de geluidwal is dermate 'schuin' dat eventuele reflecties niet richting bestaande woningen optreden;
    • c. De afstand tussen de top van de geluidwal en het spoor is door de opdrachtgever zo maximaal mogelijk gehouden.

Geconcludeerd kan worden dat rekentechnisch er geen toename van het geluid op de bestaande woningen zal ontstaan ten gevolge van de realisering van de geluidwal."

N.B.

Op dit moment zijn de plannen voor het Programma Hoogfrequent Spoor (PHS) nog niet bekend.

4.3 Externe veiligheid

Onderzoek 2007

Eerder is er een onderzoek uitgevoerd door Oranjewoud, onderzoek Externe veiligheid De Groensche Hoeven d.d. 12 juli 2007.

Uit het onderzoek volgt dat het wenselijk is dat de bestaande lanen toegankelijk zijn voor hulpverleningsvoertuigen en dat verzekerd moet zijn dat de Groensteeg op de Kettingweg aansluit.

Onderzoek 2012

Oranjewoud heeft het onderzoek externe veiligheid geactualiseerd. Het advies 'Externe veiligheidsaspecten ontwikkeling Landgoed Groensche Hoeven Vught' d.d. 6 september 2012 is bijgevoegd als bijlage 7.

Conclusie

Oranjewoud concludeert dat noch het plaatsgebonden risico noch het groepsrisico een belemmering vormt voor het plan.

4.4 Luchtkwaliteit

Inleiding

Het aspect luchtkwaliteit heeft betrekking op ruimtelijke ontwikkelingen die een bijdrage leveren aan de luchtverontreiniging en op ruimtelijke ontwikkelingen die gevoelig zijn voor een slechte luchtkwaliteit.
Om mensen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging op de gezondheid te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. In de praktijk blijken vooral de normen voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) een rol spelen. Daarnaast is het in het kader van een goede ruimtelijke ordening van belang aan te tonen dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Analyse

Volgens de Regeling NIBM draagt een woningbouwlocatie tot 1500 woningen 'niet- in-betekenende-mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. De voorgestane ontwikkeling betreft de bouw van zeven woningen en blijft dus ruim onder deze grens. Het plan draagt derhalve in niet in betekenende mate bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit.

Aan de hand van de NSL-monitoringstool (www.rijksoverheid.nl) kan worden beoordeeld of ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Onderstaande afbeeldingen geven de resultaten van de monitoringstool voor de stoffen PM10 en NO2 voor het jaar 2020 weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0024.png"

4.5 CONCENTRATIES NO2 VOOR HET JAAR 2020

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0025.png"

4.6 CONCENTRATIES PM10 VOOR HET JAAR 2020

Uit de monitoringstool volgt dat de concentraties NO2 en PM10 lager dan 35 µg/m3 zijn en dus voldoen aan de normen. Ook voor het jaartal 2011 zijn de concentraties voor beide stoffen berekend en ook in 2011 voldoen ze aan de normen. Er is dus sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

4.5 Hinder ten gevolge van bedrijvigheid

4.5.1 Wet geurhinder en veehouderij

Binnen het plangebied en omgeving zijn in het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied 2011 geen agrarische bouwblokken meer opgenomen.

4.5.2 Brochure Bedrijven en Milieuzonering

Binnen het plangebied liggen geen milieuzones volgens de Brochure Bedrijven en Milieuzonering.

4.6 Waterparagraaf

4.6.1 Inleiding

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap De Dommel.

De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.

De waterparagraaf betreft een beschrijving van zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).

4.6.2 Huidig watersysteem
4.6.2.1 Bodem

Uit het geohydrologisch onderzoek van Grontmij, zie bijlage 8, volgt dat de bodem tot circa 2,5-3,0 meter onder maaiveld uit een fijn tot grofmazig zandpakket bestaat. Daaronder zit een laag van kleiig veen en klei, die in dikte varieert van 0,8 tot 1,75 meter. Onder deze laag zit een pakket van overwegend zeer fijn tot matig grof zand.

Uit het onderzoek volgt eveneens dat de de zandlagen (bovenste circa 2,5 meter en dieper dan circa 5,5 meter) een goede waterdoorlatendheid hebben. De veen/kleilaag (tussen de circa 2,5 en 5,5 meter) daarentegen is slecht waterdoorlatend.

4.6.2.2 Hoogte maaiveld

Afbeelding 4.7 is een uitsnede uit de actuele hoogtekaart Nederland. Ter plaatse van de geplande plas is de hoogte van het maaiveld circa 4,5 meter + NAP.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0026.png"

4.7 UITSNEDE ACTUELE HOOGTEKAART NEDERLAND

4.6.2.3 Oppervlaktewater

De leggerwatergang (E37) doorkruist het plangebied in het noordelijke deel. In deze leggerwatergang liggen enkele duikers (op tekening in rood weergegeven). Het water stroomt in oostelijke richting naar het gemaal Beukenhorst. Het peil van het gemaal slaat aan bij 3,40 m + NAP en slaat af bij 3,20 m + NAP. Het peil op het landgoed zal tussen deze waarden liggen.

Aan de westzijde, net buiten het plangebied ligt een watergang (in donkergroen weergegeven) parallel aan de spoorlijn. Deze watergang is verbonden met de leggerwatergang. In het gebied liggen nog enkele andere (deels) droge watergangen.

Afbeelding 4.8 is een uitsnede uit de webviewer van het waterschap. Een klein deel van het plangebied ligt in een keurbeschermingszone (licht groene arcering). Binnen deze zone gelden regels ten aanzien van ingrepen die effect kunnen hebben op de waterhuishouding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0027.png" 4.8 OPPERVLAKTEWATER

4.6.2.4 Grondwater

In het geohydrologisch onderzoek wordt de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) bepaald aan de hand van een kaart van het waterschap en de TNO-peilbuis (NITG-B45CO388). De GHG volgens de waterschapskaart varieert tussen 3,5 - 4,3 m + NAP. Op basis van de TNO-peilbuis wordt de GHG op 4,3 m + NAP ingeschat.

4.6.2.5 Overige waterthema's

Volgens de Verordening ruimte 2014 ligt het plangebied niet binnen een zone, waar bijzondere waterthema's van toepassing zijn, zoals een waterwingebied. Ten zuiden van het plangebied liggen wel een reserveringsgebied waterberging en een regionaal waterbergingsgebied, maar deze hebben geen invloed op voorliggend initiatief.

4.6.3 Nieuw watersysteem

De nieuwe waterstructuur is beschreven in paragraaf 5.3.5.

4.6.3.1 Ontwerp

Uitgangspunt is dat het ontwerp hydrologisch neutraal moet zijn. De nieuwe waterstructuur is weergegeven op afbeelding 5.12.

De volgende onderdelen zijn hierin te onderscheiden:

  • a. Leggerwaterloop ES 37. De ligging en functionaliteit van de leggerwaterloop blijft onveranderd. Op twee plaatsen in het plangebied zullen aanpassingen van het profiel plaatsvinden. In het noordwesten van het plangebied zal de leggerwaterloop de nieuw aan te leggen geluidwal kruisen door middel van een duiker. Indien nodig kan door middel van een keermuur de breedte van de geluidwal (ter plaatse van de duiker) gereduceerd worden, zodanig dat de lengte van de duiker aan de (onderhoudstechnische) eisen van het waterschap De Dommel voldoet. Het waterschap stemt hier in principe mee in.
    Tussen de spoorlijn en de Groensteeg en tussen de middenlaan en Beukenlaan wordt aan een kant van de sloot een onderhoudspad aangelegd. Waar mogelijk en wenselijk kunnen ecologische oevers gerealiseerd worden.
  • b. Plas. Een nieuwe plas wordt aangelegd tussen de beide Groenstegen. Deze plas is een zogenaamde secundaire ontgronding. Dat wil zeggen dat de doelstelling van de plas landschapsbouw is die als nevenproduct zand oplevert. Volgens de provinciale beleidsregels mag de waterdiepte van de plas maximaal ca 6 meter bedragen. Dit komt overeen met een ontgrondingsdiepte van ca 8 meter. De omvang van deze plas kan ca 4 ha worden. Bij een gemiddelde ontgrondingsdiepte van 4 m levert dit ca 160.000 m³ zand op. De geluidwal vraagt ca 100.000 m³.
    Vanwege de waterkwaliteit is gekozen voor een diepe plas (bodemdiepte maximaal 8 meter onder maaiveld).

Door Grontmij is een hydrologisch onderzoek uitgevoerd naar de effecten van de voorgenomen aanleg van de waterpartij, rapport “Hydrologisch onderzoek Landgoed De Groensche Hoeven” d.d. 17 november 2006. Dit rapport is als bijlage 8 opgenomen. Per brief d.d. 16 maart 2012 heeft Grontmij laten weten dat dit onderzoek nog steeds actueel is. Zie ook bijlage 8. (In deze brief wordt tevens aangegeven dat de berekening van de benodigde waterberging geactualiseerd moet worden. In paragraaf 4.6.4.2 is deze berekend aan de hand van de meest recente beleidsuitgangspunten van het waterschap.)

Het hydrologisch rapport bevat de volgende conclusies en aanbevelingen:

"Op basis van deze berekeningen is te verwachten dat het creëren van een plas in het plangebied de gemiddelde grondwaterstand met ca 10 cm zal dalen. Nabij de bomenrij is dit effect te verwaarlozen. Deze daling zal door de aanleg van een gracht aan de rand van het plangebied grotendeels gecompenseerd worden. Hierbij dient in deze gracht wel hetzelfde peil als de leggersloot ingesteld te worden. Tijdens de zomer kan deze gracht vanuit de plas met water worden voorzien.

Uit de beschrijving van de gevolgen van zowel een ondiepe als een diepe plas volgt een duidelijke voorkeur voor de diepe plas. Vooral de te verwachten waterkwaliteit is van doorslaggevende betekenis. Bij een ondiepe plas zal de aanwezige veenlaag in de zomer de waterkwaliteit negatief beïnvloeden. Dit is in een woonomgeving niet wenselijk. Een diepe plas zal een betere waterkwaliteit ontwikkelen.

De hydrologische effecten van de plas op de omgeving zijn dermate klein dat ze te verwaarlozen zijn.

Aandachtspunt is de watervoerendheid van de gracht binnen de grenzen van het plangebied. In zeer droge zomers kan in deze gracht een watertekort ontstaan. Omdat wateraanvoer uit Vught niet wenselijk is, kan de gracht op peil worden gehouden door water afkomstig uit de plas in de gracht te brengen."

  • c. Gracht. Een nieuwe gracht is voorzien langs de Groensteeg als afbakening van de woonplekken. Gekozen is voor een insteek van minimaal 10 m, teneinde natuurlijke taluds mogelijk te maken (goedkoper dan beschoeiingen) en toch voldoende waterbreedte (4 m) te bieden in de zomerperiode. Bij de verdere detaillering kunnen 1 of 2 taluds een flauwere helling krijgen, waardoor een ecologisch rijkere oeverbegroeiing mogelijk wordt.
    Aan de noordkant van de gracht wordt een pomp geïnstalleerd, aan de zuidkant een stuw. Het waterniveau in de gracht wordt gereguleerd door water uit de plas in de gracht te pompen. Het peil in de leggerwatergang ES 37 varieert tussen 3,2 en 3,4 m +NAP. Het peil in de gracht zal continu op 3,5 meter boven NAP worden ingesteld. Het grondwaterpeil in de zone tussen de leggerwatergang en de gracht zal hierdoor nog minder fluctueren dan in de bestaande situatie. Dit is gunstig voor de bomen tussen beide watergangen.
    De kans op algengroei in de gracht is gering, omdat:
    • 1. het water in de gracht continu ververst wordt met water uit de plas;
    • 2. er voldoende water in de gracht staat. Met een waterdiepte van 2,5 meter zal er geen extreme opwarming plaatsvinden;
    • 3. door de pomp en stuw ontstaat er een lichte stroming in de gracht. De waterkwaliteit in de gracht is hiermee voldoende gewaarborgd.
  • d. Sloten. Langs de Beukenlaan en de middenlaan liggen verlande sloten, die weer opgewaardeerd worden tot “volwaardige” sloten. De verlande sloten staan niet in contact met de leggerswatergang (ES 37); er vindt dus geen grondwateronttrekking plaats.
4.6.3.2 Effecten

De effecten van de plas op de grondwaterstand zijn te verwaarlozen. Uit het onderzoek blijkt dat het waterpeil in de plas tijdens neerslag 10 cm lager zal zijn dan het huidige grondwaterpeil. Aan de randen van de plas zal het peil gelijk zijn aan het huidige grondwaterpeil. Dit komt door opbolling van het grondwater tijdens neerslag. De conclusie van het onderzoek is dat het effect van de plas (en de gracht) op het grondwater te verwaarlozen is.

De plas en de gracht staan niet in contact met andere watergangen; het is een onafhankelijk systeem. Het stedelijk water afkomstig uit Vught wordt via de leggerwatergang (ES 37) naar de Essche Stroom afgevoerd. Dit water komt niet in aanraking met het water in de plas, de grachten of de overige waterlopen.

4.6.4 Hemelwater
4.6.4.1 Verhard oppervlak

In het plan wordt de bouw van 7 landhuizen mogelijk gemaakt. Het maximaal toegestane verhard oppervlak per landhuis volgens de regels bedraagt 350 m² + 100 m² = 450 m². Aanvullend wordt gerekend met 150 m² erfverharding. De totale verharding voor 7 landhuizen bedraagt dus 7 x 600 m² = 4.200 m2.

De gezamenlijke oppervlakte van de panden aan de Groensteeg die gesloopt gaan worden, waaronder Groensteeg 1 en 2, bedraagt circa 1.500 m2.

De verharding neemt derhalve netto toe met 4.200 - 1.500 m2 = 2.700 m2.

4.6.4.2 Berekening bergingscapaciteit

Met behulp van de HNO-tool van het waterschap is de benodigde bergingscapaciteit berekend. Voor de berekening zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

GHG: 4,3 m + NAP

hoogtemaaiveld: 4,5 m + NAP

waterdoorlatendheid: 2 m/dag

huidig verhard oppervlak: 1.500 m2

toekomstig verhard oppervlak: 4.200 m2

afvoercoëfficient 0.43 l/s/ha

De resultaten van de berekening (inclusief invoerparameters) zijn weergegeven in bijlage 9.

De benodigde berging bedraagt voor T=10+10%: 134 m3. Tevens moet verantwoord worden hoe met het hemelwater wordt omgegaan bij T=100+10%. De extra benodigde berging hiervoor is 48 m3.

4.6.4.3 Ontwerp bergingsvoorziening

Het beleid van het waterschap is primair gericht op het zolang mogelijk vasthouden van het gebiedseigen water. Voorts vormt een eis dat het schone regenwater gescheiden wordt van de vuilwaterafvoer. Minimaal geldt dat moet worden gestreefd naar een hydrologisch neutrale situatie. Hiermee wordt bedoeld dat het regenwater het gebied niet sneller mag verlaten dan dat het geval is vóór aanvang van de in dit plan opgenomen ontwikkelingen.

Bij het ontwerp van de bergingsvoorziening zijn achtereenvolgens de volgende afwegingsstappen gehanteerd:

  • 1. hergebruik;
  • 2. infiltratie;
  • 3. buffering;
  • 4. afvoer.

ad 1
Hergebruik van het regenwater ter plaatse is alleen aan de orde in de vorm van opvang in regentonnen voor tuinwater.

ad 2
De tweede stap in de afweging is zoveel mogelijk infiltreren en/of bergen van schoon regenwater op de nieuwbouwlocatie. De plas heeft meer dan voldoende capaciteit om het regenwater van alle landhuizen te bergen bij zowel een bui van T=10+10% als een bui van T=100+10%.

ad 3
Voor zover onvoldoende infiltratie / waterberging op locatie aanwezig is komt een watergang als derde stap in aanmerking voor opvang. Dit is hier niet van toepassing door de aanwezigheid van de plas.

ad 4
Indien binnen het plangebied onvoldoende bergingscapaciteit aanwezig is, moet het hemelwater worden afgevoerd. In dit geval is ruim voldoende capaciteit aanwezig. Al het hemelwater kan in de plas worden opgevangen en geïnfiltreerd.

4.6.5 Afvalwater

Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden. Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering worden geloosd. In de civieltechnische fase zal dit nader worden uitgewerkt.

4.6.6 Waterkwaliteit

Overeenkomstig de eis van het waterschap worden geen uitlogende materialen toegepast.

4.6.7 Beleid
4.6.7.1 Overheid

Het nationale en provinciale waterbeleid is beschreven in:

  • Het Nationaal Waterplan;
    Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
  • Het Provinciaal Waterplan Noord-Brabant 2010-2015;
    Dit plan bevat het strategische waterbeleid van de provincie Noord-Brabant voor de periode 2010-2015. Naast beleidskader is het Provinciaal Waterplan ook toetsingskader voor de taakuitoefening van lagere overheden op het gebied van water. Bovendien dient het plan als structuurvisie voor het aspect water op grond van de Wet ruimtelijke ordening.
4.6.7.2 Waterschap De Dommel

Onderhavig plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap De Dommel. Het waterschapsbeleid is onder meer beschreven in:

  • Het Waterbeheerplan 2010-2015;
    Het waterbeheerplan 'Krachtig Water' is een strategisch document. Hierin wordt aangegeven wat de doelen zijn voor de periode 2010-2015 en hoe het waterschap dit wil bereiken. Het plan is afgestemd op het Stroomgebiedsbeheerplan Maas, het Nationaal Waterplan en het Provinciaal Waterplan. Dit waterbeheerplan beschrijft de doelen en inspanningen van Waterschap De Dommel voor de periode 2010-2015.
  • Kadernota Stedelijk Water (2006);
    De Kadernota Stedelijk Water vormt voor het waterschap de koepel waaronder een groot aantal kennisprojecten, beleidsuitwerkingen maar ook maatregelen gericht op stedelijk waterbeheer plaatsvinden.
  • De notitie Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk.
    De beleidsnotitie 'Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk’ maakt inzichtelijk welke hydrologische consequentie(s) ruimtelijke ontwikkelingen kunnen hebben op het watersysteem. Het bevat beleidsuitgangspunten, voorwaarden en normen om de negatieve hydrologische consequenties te compenseren. Tevens zijn de navolgende toetsaspecten opgenomen:

Afvoer uit het gebied
Er is geen toe- of afname van de afvoer op de rand van het plangebied:

  • de totale afvoer uit het plangebied mag niet wijzigen (tenzij veranderingen gewenst zijn voor omliggende landgebruikfuncties);
  • de afvoer op de grens van het plangebied bij extreme afvoersituaties mag niet groter zijn dan de maatgevende afvoer van het plangebied in de referentiesituatie.

Al het hemelwater wordt binnen het plangebied geïnfiltreerd. Er wordt dus aan deze eis voldaan.

Oppervlaktewaterstanden
Er mogen geen veranderingen van oppervlaktewaterstanden optreden op de grens van het plangebied en daarbuiten (tenzij veranderingen gewenst zijn voor omliggende landgebruikfuncties).

Uit het uitgevoerde geohydrologisch onderzoek blijkt dat er geen negatieve effecten van de plas op de oppervlaktewaterstanden zijn.

Overlast
Er mag geen overlast optreden door extreme gebeurtenissen:

  • de neerslag wordt in het plangebied geborgen;
  • water uit bovenstroomse gebieden (of hiervan sprake is, is te bepalen in overleg met het waterschap) wordt geborgen of doorgevoerd;
  • extreme waterstanden in het regionaal systeem leiden niet tot overlast (de optredende waterstanden zijn bij het waterschap bekend).

De plas heeft ruim voldoende capaciteit om een bui met extreme neerslag te bergen en te infiltreren. Het plangebied ligt niet in een waterbergingszone.

Grondwateraanvulling
De omvang van grondwateraanvulling is de som van infiltratie vanaf oppervlak, inzijging vanuit oppervlaktewater, kwel en drainage. De waarde kan positief of negatief zijn. Dit aspect is niet specifiek onderzocht. Naar verwachting zal er per saldo een kleine afname van de grondwateraanvulling zijn, aangezien er iets meer verdamping zal optreden als gevolg van het open water, dan in de huidige situatie. Gezien de omvang van de plas, is dit effect naar verwachting relatief klein en is nader onderzoek dus niet noodzakelijk.

Grondwaterstanden
Er mogen geen veranderingen van grondwaterstanden optreden op de grens van het plangebied en daarbuiten (tenzij gewenst met het oog op het omliggende grondgebruik).

Uit het uitgevoerde geohydrologisch onderzoek blijkt dat de effecten van de plas op de grondwaterstand dermate klein zijn, dat deze te verwaarlozen zijn.

4.6.8 Advies waterschap

Met het Waterschap De Dommel is een aantal keren overleg gevoerd zoals uit de in de Deelnota inspraak en overleg 2005-2008 (bijlage 16) opgenomen correspondentie blijkt. Daarbij zijn de volgende aspecten besproken:

  • 1. Leggerwaterloop ES 37 loopt door het plangebied. Deze waterloop blijft onveranderd en gescheiden van het overige oppervlaktewater binnen het plangebied. Daarmee worden eventuele calamiteiten van vervuiling op het landgoedwater voorkomen.
  • 2. Het waterschap heeft geen bijzondere beleidsdoelstellingen binnen het plangebied, behoudens de aanleg van een maalkom voor het gemaal aan de Beukenlaan. Voorliggend plan voorziet daarin.
  • 3. Het waterschap heeft in principe geen bezwaar tegen waterpartijen op het landgoed, mits de hydrologische effecten aanvaardbaar zijn. Het hydrologisch onderzoek van Grontmij geeft aan dat de effecten van het waterplan op de omgeving te verwaarlozen zijn.
4.6.9 Overleg Bureau Grondwater

Het provinciale bureau Grondwater heeft in het kader van de voorbereiding van het voorontwerpbestemmingsplan 2008 in principe ingestemd met het graven van een plas. Inzake de toegestane diepte en het eventueel oppompen van water uit de plas in de gracht moet nog nader hydrologisch onderzoek plaatsvinden. Dit zal gebeuren in het kader van de ontgrondingsvergunning.

4.6.10 Conclusie

Het ontwerp bergingsvoorziening voldoet aan de uitgangspunten: onafhankelijk en hydrologisch neutraal. Het systeem is onafhankelijk omdat de plas en de gracht zijn losgekoppeld van de watergangen in de omgeving. Het ontwerp is hydrologisch neutraal omdat er geen grondwateronttrekking plaatsvindt en het regenwater volgens de leidraad van het waterschap wordt behandeld.

4.7 Spoorlijn - Prorail

Het plangebied grenst aan de spoorlijn 's-Hertogenbosch – Eindhoven. Met ProRail is in 2007 overleg gevoerd over de ontwikkeling van het landgoed.

Geluidwal

Een hoofdpunt vormt de aanleg van een geluidwal. Op verzoek van ProRail is door Grontmij een onderzoek verricht naar het effect van de aanleg geluidwal op de spoorlijn. Rapport “Onderzoek naar invloed aanleg geluidswal op de spoorlijn Eindhoven – Den Bosch” d.d. 13 maart 2007. Dit onderzoek is bijgevoegd als bijlage 10.

Dit onderzoek wordt geactualiseerd na vaststelling van de ligging van de geluidwal.

De conclusie van het onderzoek is hieronder overgenomen.

"Een zorgvuldige realisatie van de ophoging van de grondwal is uiteraard geboden, maar onverhoopt hoge wateroverspanningen in de veenlaag (als gevolg van een fors ophoogtempo) of zelfs instabiliteit van de grondwal (door wat voor oorzaak dan ook) zal redelijkerwijs niet tot schade aan het spoor kunnen leiden omdat (macro-)instabiliteit beperkt blijft tot een zone ter breedte van maximaal drie- tot viermaal de dikte van het afdekkende pakket, in dit geval 12 tot 16 m. Ook de verplaatsingen van de ondergrond ten gevolge van de geluidwal zijn beperkt en zullen geen invloed uitoefenen op de spoorlijn."

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0028.jpg"

4.9 STABILITEIT GELUIDWAL

Op basis van dit rapport is nader overleg gevoerd met Prorail. Prorail stemt in met de geluidwal (zie ook profiel 1 op de plankaart profielen, zie bijlage 4), maar stelt als voorwaarde dat de teen van de geluidwal minimaal 4 m uit de kadastrale eigendomsgrens van Prorail moet zijn gelegen.

In de juridische regeling is de maximale hoogte op 8,5 m boven huidig maaiveld gesteld om redenen van flexibiliteit in de aanleg.

Overige aspecten

Overigens heeft ProRail per e-mail een aantal inrichtingseisen gesteld. De betreffende e-mail is als bijlage 11 opgenomen.

4.8 Flora en fauna

4.8.1 Onderzoek 2006

Een verkennend veldonderzoek is uitgevoerd door Natuur & Balans, rapport Landgoed De Groensche Hoeven, natuurwetgeving en natuurkansen, d.d. oktober 2006. Zie bijlage 12. De conclusies van het onderzoek luiden:

Conclusie & aanvullend onderzoek

Op basis van de huidige gegevens zijn weinig door de FF-wet beschermde soorten aangetroffen. De gegevens zijn toereikend wat betreft de aanwezigheid van beschermde flora soorten. Alleen Koningsvaren is aangetroffen in het plangebied, voor de soort geldt een vrijstelling van de FF-wet.

Geadviseerd wordt aanvullend onderzoek te laten verrichten dat moet uitwijzen of er meer beschermde soorten fauna aanwezig zijn in het gebied.

Samenvattend zijn van de onderstaande faunagroepen onvoldoende gegevens uit het plangebied bekend en wordt een aanvullend onderzoek geadviseerd om een gefundeerde uitspraak te kunnen doen over de aanwezigheid van beschermde soorten in het plangebied.

soortgroep   geschikte habitats in plangebied:   geschikte periode voor inventarisatie  
vleermuizen   oude bomenlanen en gebouwen   mei - juli  
overige zoogdieren:
waterspitsmuis en das  
graslanden (fourageer-
gebied das);
overzones sloten (waterspitsmuis)  
das: april - oktober

waterspitsmuis:
augustus - oktober  
amfibieën:
kamsalamander  
sloten   april - juni  
vissen:
kleine modderkruiper  
sloten   gehele jaar  
broedvogels:
nadruk op soorten met vaste verblijfplaats  
oude bomenlanen en gebouwen   februari - juni  


  • e. Vervolgonderzoek

Het aanbevolen vervolgonderzoek is uitgevoerd in de zomer van 2007, rapport Flora- en faunaonderzoek Landgoed De Groensche Hoeven, Natuurbalans - Limes Divergens BV, Nijmegen, 2008, bijgevoegd als bijlage 13.

De conclusies uit dit onderzoek zijn hierna integraal overgenomen.

  • 1. Eikenlaan

De geplande kap van de oude eikenlaan in het noordwestelijk deel van het onderzoeksgebied is strijdig met de Flora- en faunawet door de aanwezigheid van vliegroutes van gewone- en ruige dwergvleermuis en mogelijk vaste verblijfplaatsen van grote bonte specht en groene specht.

Voor de kap van deze laan dient voor deze soorten een ontheffing op de Flora- en faunawet aangevraagd te worden. Zowel voor beide vleermuissoorten als voor grote bonte specht en groene specht is de ‘uitgebreide toets’ van toepassing.

Dit houdt in het kort in:

  • De gunstige staat van instandhouding van de soorten dient gewaarborgd te blijven.
  • Er is geen minder schadelijk alternatief voor de voorgenomen activiteit.
  • In geval van activiteiten die te karakteriseren zijn als ruimtelijke inrichting dient ‘zorgvuldig handelen’ in acht te worden genomen. Hiertoe worden compenserende maatregelen voorgeschreven.

Door de aanplant van een nieuwe bomenlaan zal de verbinding tussen de gebieden aan weerszijden van de laan intact blijven en wordt schade aan de vliegroutes van vleermuizen voorkomen. Behalve deze mitigerende maatregel is compensatie voor eventuele natuurschade gepland in de vorm van de aanleg van eiken/beukenbos en waterpartijen, Hierdoor lijkt het waarschijnlijk dat een ontheffing op de Flora- en faunawet verleend zal worden.

  • 2. Sloop gebouwen

Er zijn geen beschermde natuurwaarden aangetroffen in de gebouwen. Voor de sloop van de gebouwen hoeft dan ook geen ontheffing op de Flora- en faunawet aangevraagd te worden.

  • 3. Maïsakker

De maïsakker wordt door dassen gebruikt als fourageergebied maar vervult geen essentiële rol voor de soort. Voor het vernietigen van niet essentiële fourageergebieden hoeft geen ontheffing op de Flora- en faunawet te worden aangevraagd.

Algemene conclusies

  • 1. Voor het kappen van (enkele) bomen in de tussenlaan in het noordwestelijke plandeel is een ontheffing van de Flora- en faunawet vereist. Deze zal vóór de vaststelling van het bestemmingsplan worden aangevraagd.
  • 2. Overigens zijn geen ontheffingen vereist.
4.8.2 Actualisering 2012

Het flora- en fauna onderzoek wordt geactualiseerd door Peter Twisk. Het voorjaarsonderzoek 2012 heeft geleid tot de volgende bevindingen.

"Het onderzoek in het gebied de Groensche Hoeven heeft tot nu toe twee beschermde soorten opgeleverd, die uitvoering van de plannen niet zonder meer mogelijk maken. Dat zijn de kerkuil en de steenmarter. Van beide soorten zijn sporen aanwezig in de boerderijgebouwen, zodat aangenomen moet worden dat de gebouwen als vaste verblijfsplaats gebruikt worden. Voor het wegnemen van de verblijfplaats van de kerkuil is een ontheffing met zware toets nodig. Voor die van de steenmarter een ontheffing met lichte toets. Als ervoor gezorgd wordt dat de vaste verblijfsplaatsen blijven functioneren is geen ontheffing nodig. Dit is bijvoorbeeld mogelijk door voorzieningen te treffen elders op het terrein door het plaatsen van een kerkuil kast.

Andere vogelsoorten met het jaarrond beschermde broedplaatsen, zoals huismus en gierzwaluw zijn niet aangetroffen.

Tot nu toe zijn ook geen verblijfplaatsen van vleermuizen gevonden, maar worden bij het vervolgonderzoek niet uitgesloten."

Mitigerende maatregelen.

Op voorstel van de gemeente Vught zullen de mitigerende maatregelen bestaan uit het binnen het plangebied, afhankelijk van de mogelijkheden, hangen van een of twee uilenkasten in overleg met de Natuur- en Milieuvereniging Vught (NMV), met name de uilengroep binnen deze vereniging.

4.9 Archeologie en cultuurhistorie

4.9.1 Onderzoek 2006

Het bureauonderzoek en het Archeologisch Inventariserend Veldonderzoek is uitgevoerd door BAAC. Rapport De Groensche Hoeven, Vught. Baacproject 06.183 d.d. november 2006. Dit rapport is als bijlage 14 opgenomen. De conclusies uit dit onderzoek zijn hierna integraal overgenomen.

Conclusie

De doelstelling van het bureau onderzoek is het opstellen van een archeologisch verwachtingsmodel voor het onderzoeksgebied. Bij het veldonderzoek is de intactheid van de bodem getoetst middels twee raaien in de lengterichting van de delen van het plangebied.

Hieronder volgt de beantwoording van de onderzoeksvragen:

  • 1. Wat zijn de paleolandschappelijke kenmerken van het plangebied en wat betekenen deze voor de archeologische verwachtingen?
    Uit het bureauonderzoek is gebleken dat het plangebied op een deels afgegraven dekzandrug ligt waarop een esdek op aanwezig is. Op basis van de landschappelijke gegevens bestaat een hoge specifieke archeologische verwachting voor het noordwestelijke en het uiterst oostelijke deel van het plangebied. Voor het overige deel van het plangebied geldt een middelhoge specifieke archeologische verwachting. Er kunnen bewoningssporen worden aangetroffen uit de periode van het Paleolithicum tot en met de Middeleeuwen. Deze sporen worden verwacht aan de basis van het esdek en in de top van het onderliggende zand.

  • 2. Zijn in het gebied archeologische vindplaatsen aanwezig?
    • a. Zo ja, waar liggen deze?
    • b. Zo ja, wat is de diepteligging (verticale verspreiding) van de aangetroffen resten?
    • c. Zo ja, wat is de aard, omvang en datering (eventueel periodisering) van de resten?

Bij het verkennende onderzoek zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen, er zijn derhalve geen archeologische vindplaatsen aanwezig.

  • 3. Hoe is de bodemopbouw van het gebied en is deze nog intact?
    Grote delen van het plangebied hebben een verstoord bodemprofiel. De humeuze bovengrond, de A-horizont, ligt met een scherpe grens op de C-horizont, het moedermateriaal waar geen bodemvorming heeft plaatsgevonden. Uit het AHN blijkt eveneens duidelijk dat het gebied deels is afgegraven. In een zestal boringen (de boringen 9, 23, 24, 28, 32 en 36) is een intact bodemprofiel waargenomen. Daar zijn onder de humeuze bovengrond restanten van een oude bodem aanwezig. Het zijn restanten van een B-horizont. Dit is een horizont waar ijzerdeeltjes en humusdeeltjes zijn ingespoeld. In boring 26 zijn de resten van de B-horizont door de top van de C-horizont verploegd.

  • 4. Wat is op basis van de onderzoeksresultaten het selectieadvies ten aanzien van archeologische waarden?
    Het advies ten aanzien van archeologische waarden is dat in de twee zones waar archeologische resten verwacht worden een karterend booronderzoek uitgevoerd dient te worden. Dit advies is reeds besproken met de opdrachtgever. De opdrachtgever heeft als antwoord aan BAAC bv gemeld dat op dit moment in de planvorming de percelen binnen de zones A en B een vorm van (extensief) agrarisch gebruik behouden. Er is volgens de opdrachtgever geen grondroering van meer dan 40 cm te verwachten.

    Dit is echter de diepte waarbinnen het archeologisch niveau verwacht wordt. Het verdient dan ook de aanbeveling dat indien er bodemingrepen plaatsvinden binnen de zones A en B die dieper reiken dan 25 cm beneden maaiveld, waarbij het risico zeer groot is dat het archeologisch niveau verdwijnt, dat dan een karterend booronderzoek binnen deze zones uitgevoerd wordt volgens een 40 x 50 m boorgrid. Onder bodemingrepen wordt ook verstaan diepploegen, het verschralen van de bodem waarbij de humeuze bovengrond wordt afgeschraapt, het graven van plantgaten voor bomen en het graven van ontwateringgreppels. Bij normale ploegwerkzaamheden hoeft geen onderzoek plaats te vinden zolang het een agrarische bestemming houdt.

    Bovenstaand advies vormt een zogenaamd selectieadvies. Met nadruk willen wij de opdrachtgever er op attenderen dat dit selectieadvies nog niet betekent dat al bodemverstorende activiteiten of daarop voorbereidende activiteiten kunnen worden ondernomen. Het selectieadvies dient namelijk eerst beoordeeld te worden door het bevoegd gezag. Gemeente Vught (adviseur Provincie Noord-Brabant), waarna een selectiebesluit door het bevoegd gezag zal volgen.

    Hoewel getracht is een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethoden, kan de aanwezigheid van archeologische sporen of resten in het deel waar geen vervolgonderzoek wordt aanbevolen nooit volledig worden uitgesloten. BAAC bv wil er daarom op wijzen bij bodemverstorende activiteiten alert te zijn op de aanwezigheid van archeologische waarden. Bij het aantreffen van deze waarden dient de aannemer dit te melden bij de burgemeester conform artikel 47 van de Monumentenwet 1988.
4.9.2 Actualisatie 2012

In 2012 heeft Baac het onderzoek uit 2006 beoordeeld op actualiteit. In de brief van 9 maart 2012 heeft Baac het resultaat daarvan beschreven. Deze brief is toegevoegd aan het onderzoek uit 2006, zie bijlage 14. Hierna zijn de conclusies uit de brief samengevat.

Algemene conclusies 2012

In drie zones worden nog archeologische waarden verwacht (zie ook afbeelding 2.5 - indicatieve archeologische waarden). Deze gronden hebben op de verbeelding de aanduiding 'middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde', met het daarbij behorende omgevingsvergunningenstelsel.

Op basis van voorliggend plan luidt het advies voor de drie zones voorts als volgt:

  • 1. Zone A blijft in agrarisch gebruik. Een nader onderzoek is niet vereist.
  • 2. Voor zone B moet het bevoegd gezag nader bepalen in hoeverre een nader sleuvenonderzoek vereist is als daar ten behoeve van bosaanplant de ontgravingsdiepte meer dan 30 cm bedraagt.
  • 3. In zone C wordt voorgesteld werk met werk te maken, inhoudende dat bij de sloop van de bestaande bebouwing en de nieuwbouw ontgraven wordt onder archeologische begeleiding.

4.10 Kabels en leidingen

Binnen het plangebied liggen alleen de huisaansluitingen van de bestaande panden.

Hoofdstuk 5 Plan

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het feitelijke plan beschreven, achtereenvolgens:

  • uitgangspunten
  • hoofdstructuur landgoed
  • inrichtingsvoorstel
  • geluidwal
  • openbare toegankelijkheid
  • beeldkwaliteiten

5.2 Uitgangspunten

5.2.1 Uitgangspunten kwantitatief

Het totale plangebied heeft een (digitaal opgemeten) oppervlakte van ca 38,4 ha. Dit is eigendom van Landgoed Groensche Hoeven, met uitzondering van de Groensteeg die eigendom is van de gemeente Vught. Voor het nieuwe landgoed wordt 31,5 ha agrarisch bestemde gronden ingebracht, zowel in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied 1997, als in het ontwerpplan Buitengebied 2012. Zie afbeeldingen 1.3 en 1.5.

N.B. De kadastraal beschreven omvang bedraagt 31,5 ha en wijkt enigszins af van de digitale opmeting op de GBKN/kadastrale kaarten die 31,8 ha bedraagt. Hierna wordt verder gerekend met 31,5 ha.

Binnen het plangebied Groensche Hoeven zijn voorts twee plandelen te onderscheiden. Zie afbeelding 5.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0029.jpg"

5.1 TWEE PLANDELEN

Plandeel 1 – tussen de oostelijke Groensteeg en de spoorlijn

De oppervlakte van plandeel 1 bedraagt ca. 21,6 ha.

De bebouwing betreft:

  • één voormalige boerderij met woonbestemming - Groensteeg 1.
  • één voormalige boerderij\) met woonbestemming - Groensteeg 2,

met een gezamenlijke oppervlakte van 0,78 ha.

De oppervlakte van de agrarische bestemming bedraagt ca. 19,5 ha.

Behoudens de laanbeplanting is er geen beplanting aanwezig.

Plandeel 2 – tussen de oostelijke Groensteeg en de A2

De oppervlakte van plandeel 2 bedraagt ca. 16,8 ha.

De bebouwing bestaat uit drie woningen met woonbestemming (oppervlakte 0,28 ha). Voorts ligt er ca. 2,65 ha bos.
De oppervlakte van de agrarische bestemming bedraagt ca. 12 ha.

Plandelen 1 en 2

De plandelen 1 en 2 worden in een samenhangende ontwikkeling betrokken. Dit leidt tot de volgende inbreng voor het nieuwe landgoed:

  • oppervlakte agrarische bestemming: ca. 31,5 ha;
  • oppervlakte woonbestemming: 1,06 ha.

Van toepassing zijn de richtlijnen voor landgoederen volgens de provinciale Verordening ruimte, artikel 6.9:

  • minimaal 10 ha nieuw landgoed;
  • per wooneenheid van 1500 m3 aanleg van 5 ha landgoed, waarvan 2,5 ha nieuwe natuur.


De inbreng van 31,5 ha agrarische gronden biedt de basis voor zes nieuwe landhuizen en 30 ha nieuw landgoed, waarvan minimaal 15 ha nieuwe natuur.

Voorts staan er twee boerderijgebouwen. Deze worden vervangen door één nieuw landhuis, waardoor per saldo sprake is van afname van bouwvolume.

Een en ander leidt tot de keuze voor 7 nieuwe landhuizen. Deze keuze is een vorm van maatwerk, in 2009 gemaakt in overleg met de provinciale dienst ROH.


Programma landgoed

  • inbreng 31,5 ha agrarisch bestemde gronden;
  • vorming van minimaal 15 ha nieuwe natuur;
  • cluster van vier landhuizen ter plaatse van de voormalige agrarische bedrijven (bestaande boerderijgebouwen);
  • cluster van drie landhuizen op de kop van de middenlaan.

Een en ander leidt tot een programma voor het nieuwe landgoed volgens het schema op afbeelding 5.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0030.jpg"

5.2 SCHEMA ONTWIKKELING


N.B.
De 2,5 ha bestaand bos en de drie bestaande woningen aan de Beukenlaan worden ongewijzigd gehandhaafd.

5.2.2 Uitgangspunten kwalitatief

Op basis van de analyses in de hoofdstukken 2 en 3 worden de volgende kwalitatieve uitgangspunten voor de inrichting van het nieuwe landgoed gekozen.

  • 1. Geomorfologisch is sprake van een hoge rug op een dekzandvlakte. Bouwen op de hoge rug heeft de voorkeur.
  • 2. De bodem bestaat uit drogere enkeerdgronden en nattere beekeerdgronden. Voor de nieuwe natuur leidt dit tot een voorkeur voor loofbossen op de enkeerdgronden en bossen met natuurweiden op de beekeerdgronden.
  • 3. Qua cultuurhistorie is het uitgangspunt behoud en versterking van het in het plangebied voorkomende cultuurhistorische lanen- en slotenpatroon.
  • 4. De situatie rond 1900 vormt leidraad, omdat in die periode zowel sprake was van het (relatieve) cultuurhistorische hoogtepunt als van een relatief hoogtepunt van de ecologie.
  • 5. Conform het beleid van het waterschap wordt gestreefd naar het vasthouden van het eigen regenwater.
  • 6. Het nieuwe landgoed Groensche Hoeven gaat deel uitmaken van de gemeentelijke structurele parkzone langs de Boxtelseweg.
  • 7. In het zuidwestelijke plandeel zal nieuw bos worden aangeplant als schakel tussen de bestaande boselementen met hogere natuurwaarden.

5.3 Hoofdstructuur landgoed

5.3.1 Cultuurhistorisch-landschappelijke structuur

Algemeen uitgangspunt voor de ontwikkeling van voorliggend landgoed is het behoud en herstel c.q. versterking van de cultuurhistorische landschapswaarden

In de reeds genoemde notitie 1 is beschreven dat het plangebied in de historische landgoederengordel van Vught ligt. Ook is daar vermeld dat de situatie 1900 een hoofduitgangspunt vormt voor dit plan vanwege het kwalitatieve hoogtepunt cultuur – landschap – natuur.

In deze paragraaf wordt ingegaan op de cultuurhistorisch-landschappelijke kenmerken van het plangebied en directe omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0031.jpg"

5.3 HOOFDSTRUCTUUR

  • a. Algemeen

De omgevende hoofdstructuur is weergegeven op afbeelding 5.3.

De begrenzing van de stedelijke regio 's-Hertogenbosch-Vught is aangegeven. Ten zuiden daarvan ligt het accent op natuurbouw. Ten noorden van deze grens is sprake van een vorm van stedelijke ontwikkeling. Ten westen van de spoorlijn wordt de zuidelijke randzone van de buurt Vughtse Hoeven beschouwd als uitloopgebied voor de bewoners van die buurt. Het gebied ten oosten van de spoorlijn wordt beschouwd als een parkzone op gemeentelijk niveau. Het streven is erop gericht een continue, samenhangende, stedelijke parkzone te ontwikkelen met campusachtige, landgoedachtige bebouwing.

De externe ontsluiting van deze parkzone geschiedt vanaf de Boxtelseweg, een parallelweg langs de autosnelweg A2.

  • b. Cultuurhistorisch-landschappelijke kenmerken

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0032.jpg"

5.4 CULTUURHISTORISCHE EN LANDSCHAPPELIJKE KENMERKEN

Op afbeelding 5.4 zijn de bepalende kenmerken van cultuurhistorie en landschap aangegeven.

Landgoed Beukenhorst vormt een robuust geheel, bestaande uit bos en een interne parkstructuur van open weiden en waterpartijen gestoffeerd met bosschages. Zoals in bijlage 1 toegelicht bestaat deze situatie al sinds 1840! Landgoed Beukenhorst is van het plangebied gescheiden door (de barrière van) de spoorweg.

Voorburg is een grootschalig institutioneel parkgebied ontstaan uit een historisch landgoed. Voorburg kent een tamelijk formele, institutionele groenstructuur begrensd met een watergang en wallen langs de Kettingweg.

Qua landschap en cultuurhistorie is het plangebied nauw verweven met het oude landgoed/klooster Steenwijk/ZIN. Het belangrijkste cultuurhistorische erfdeel bestaat uit de lanen. De lanen van Steenwijk zijn grotendeels verdwenen maar worden in voorliggend plan deels hersteld. Zie afbeelding 2.7.

De landschapsstructuur wordt voorts bepaald door de hoge gronden tussen de beide groenstegen en de lage gronden aan weerszijden van de Middenlaan. Door het slotenpatroon heeft dit gebied een relatief rechtlijnige structuur. Zowel de akkergronden als de weiden zijn thans relatief open ruimten. De weiden langs de middenlaan blijven weiden, met versterking van het slotenpatroon door aanplant van struwelen. Deze open ruimten worden in voorliggend plan gecontinueerd. De akkergronden tussen de beide Groenstegen zijn in het verleden deels uitgegraven. In voorliggend plan is hier de waterpartij voorzien met daaraan de landhuizen.

De plas, de landhuizen met begroeiing en de hoge geluidwal leiden tot een natuurlijk ogend parklandschap in de trant van de Engelse landschapsstijl. De lanen blijven behouden.

Het huidige landschappelijke beeld open - gesloten is gefragmenteerd. De afwisseling open en gesloten wordt verbeterd door bosaanleg. Met name:

  • Langs de A2/Boxtelseweg. Deze geeft het landgoed meer intimiteit. Langs de A2 ontstaat een helder beeldcontrast tussen het open beekdal Essche Stroom en de besloten landgoedzone ten noorden daarvan.
  • Aan de zuidzijde wordt de bestaande boszone om ecologische redenen naar het westen uitgebreid. Ook dit resulteert in meer contrast tussen open en gesloten.
  • Langs de spoorlijn wordt een geluidwal aangelegd met bosbeplanting. Dit zal ook resulteren in een grotere beslotenheid van het nieuwe landgoed.

Essche Stroom

Het open beekdal van de Essche Stroom vormt een sterk contrast met de hiervoor beschreven landgoederen. Het open beekdal en de besloten landgoederen vormen structureel een mooie afwisseling tussen open en gesloten landschap.

5.3.2 Ecologische structuur

Door Goderie Ecologisch Advies is een onderzoek uitgevoerd naar de ecologische structuur, rapport Natuurvisie De Groensche Hoeven d.d. april 2007. Zie ook afbeelding 5.5. Het flora- en faunaonderzoek is in 2014 geactualiseerd, maar dit leidt niet tot een aanpassing van de ecologische structuurvisie. Het geactualiseerde rapport vormt bijlage 15 bij dit rapport.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0033.jpg"

5.5 ECOLOGISCHE STRUCTUUR

Bepalend voor de ecologische ontwikkelingsmogelijkheden zijn de abiotische omstandigheden en de toekomstige functies. De abiotische omstandigheden zijn kort in hoofdstuk 2 beschreven. De toekomstige functies verdelen het gebied in twee plandelen:

plandeel 1:   ten westen van de oostelijke Groensteeg
een parkachtig landgoed, met een grote waterpartij en een geluidwal langs de spoorlijn;  
plandeel 2:   ten oosten van de oostelijke Groensteeg
continuering bestaand agrarisch grondgebruik en ontwikkeling nieuwe natuur.  


Als algemeen uitgangspunt is het wenselijk de ontwikkeling van nieuwe natuur te situeren aan de zuidrand van het plangebied, omdat daarmee aangesloten wordt op de bestaande ecologische structuur zoals beschreven in de bovengenoemde natuurvisie. In ecologisch opzicht is voorts de ontwikkeling van een gedeelte van het plangebied tot bos (verschillende bostypen) wenselijk. Daarmee wordt de regionale structuur van bosgebieden versterkt en wordt aansluiting gezocht bij de visie van het waterschap op de Essche Stroom. In het bijzonder wordt in het zuidelijke deel van plandeel 1 bos toegevoegd tussen de twee bestaande natuurbeheertypen bos met verhoogde natuurwaarde.

Afhankelijk van de meer gedetailleerde analyse van de waterhuishouding liggen er ook kansen voor de ontwikkeling van natte/drasse natuur, zowel als open landschapstype (moeras/drasse/vochtige hooilanden) als vochtig tot nat bos, aansluitend op het bestaande bos. In landschapsecologisch opzicht zou een vergroting van de lengte aan houtwallen en singels een aanzienlijke verrijking kunnen betekenen (struweelvogels/dagvlinders). De provincie heeft geadviseerd het gebiedje de Kwebben als een referentie te gebruiken, zie afbeelding 5.6.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0034.jpg"

5.6 REFERENTIEBEELD DE KWEBBEN

5.3.3 Lanen

Binnen het plangebied liggen lanen met volwassen bomen die het gebied reeds de uitstraling van een landgoed geven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0035.jpg"

5.7 POORT BEUKENHORST

De Beukenlaan is een lange rechte laan van ca 750 meter, met aan de zijde Boxtelseweg (A2) een poort tussen twee bakstenen pylonen, zie afbeelding 5.7.

Langs de laan staan volwassen beuken. Aan de noordzijde ligt een sloot, aan de zuidzijde een wal. Zie profiel 9. Bij de aanleg is de Beukenlaan met poort en breder profiel als hoofdlaan naar het landhuis Beukenhorst beschouwd. Als gevolg van de spoorlijn is de verbinding met het landgoed Beukenhorst verbroken.

De middenlaan, profiel 8 is een lange rechte laan van ca 800 m. De laan heeft aan de zijde Boxtelseweg geen poort. Langs de laan staan beuken van dezelfde leeftijd en goede conditie als langs de Beukenlaan. Aan weerszijden van de laan liggen sloten.

De nieuwe hoofdontsluiting van het landgoed, de oostelijke Groensteeg (1), profielen 2, 3 en 4, heeft een informeel karakter door een natuurlijk gekromd verloop. Langs deze Groensteeg staan volwassen eiken. Aan weerszijden van deze Groensteeg liggen sloten, de bermen tussen de weg en de sloot hebben afwisselende breedten. Over het gedeelte tussen de middenlaan en de Beukenlaan loopt een brede berm met een tweede rij eiken langs de weg. Vanaf de Beukenlaan in zuidelijke richting is zelfs een derde rij aanwezig tot de hoek met de Beukenlaan richting spoorweg. De Groensteeg bezit over dit deel ook een 'parallelweg'.

Parallel aan de spoorlijn ligt de westelijke Groensteeg (2), profiel 6. Deze weg vormt een lange rechtstand van ca. 600 meter en is beplant met eiken. Langs de oostzijde ligt een stevige veldsloot.

Tussen de beide Groenstegen ligt ter hoogte van de boerderijen een eikenlaan zonder sloten met een lengte van ca. 150 meter.

De westelijke Groensteeg, profiel 6, van de Kettingweg naar de voormalige boerderijen is een rechtstand van ca. 250 meter, met volwassen eiken, uitkomend op het brinkje met een oud bakhuisje.

Op de 'plaatse' met het bakhuis staat een groot aantal eiken waardoor sprake is van een intieme, sfeervolle plek. Als geheel is hier sprake van een waardevol ensemble.

Aan de zuidzijde van plandeel 1 ligt de verbinding tussen de twee Groenstegen, genaamd Beukenlaan (profiel 5) met eiken. Deze weg ligt hoger dan het plangebied, waardoor sprake is van een reliëf. De zuidzijde van deze weg kent een strook gemengde houtopstanden.

Langs de Kettingweg staan vanaf de Groensteeg richting Vught eiken; richting Boxtelseweg staan geen bomen. Het groen langs deze weg bestaat uit de beplanting langs de zuidrand van Voorburg en de randbeplanting op het terrein ZIN. Tussen ZIN en Groensteeg 1 is aan de zuidzijde van de Kettingweg sprake van een open veldsituatie. Aan weerszijden van de Kettingweg liggen stevige sloten.

Conclusie

Langs de bestaande lanen staat waardevolle beplanting die in het plan gehandhaafd zal blijven.

5.3.4 Wallen

Een kenmerkend gegeven zijn wallen aan de noordzijde van het plangebied. Dit zijn restanten van een waterkering uit de tijd van voor de aanleg van de spoordijk, om Vught-zuid te vrijwaren van overstromingen van de Essche Stroom. Een stevige wal ligt op de zuidrand van Voorburg met een vervolg over de Kettingweg langs de noordzijde van het plangebied Groensche Hoeven tot aan de spoorlijn. Een andere wal ligt langs een deel van de Beukenlaan en volgt de Essche Stroom. Ook op het terrein van instituut ZIN liggen wallen. Op het terrein Voorburg liggen eveneens verspreide wallen. Deze wallen vergroten de variëteit in het plangebied en verrijken daarmee het landschapsbeeld. De geplande nieuwe geluidwal is een vorm van historisch vervolg van dijken/wallen die opgeworpen worden tegen overlast, eerst tegen het water, nu tegen het geluid.

Conclusie

De bestaande wallen vormen het historisch aanknopingspunt voor meer wallen om functionele en ruimtelijke redenen. Functioneel om het geluid van de spoorweg tegen te houden; ruimtelijk om de beleving van het landschap te vergroten.

5.3.5 Water

Water is in en rond het plangebied in meerdere vormen aanwezig. Het hoofdwater is de gekanaliseerde natuurlijke beek Essche Stroom aan de zuidzijde van het plangebied. Het plangebied watert hierop af.

In het plangebied ligt een gegraven watergang profiel ES 37 van het waterschap die dient voor de afwatering van het woongebied Vught-zuid. Deze watergang voert het gehele jaar water. Langs de lanen en stegen liggen stevige sloten die voor de afwatering van de velden zorgen. Deze sloten staan in de zomer droog. Binnen het parkgebied Voorburg liggen verschillende waterpartijen. Een groot deel daarvan ligt in de zomer droog, met name ook de sloten en vijvers aan de zuidrand van Voorburg langs de Kettingweg.

Water speelt een essentiële rol in de hedendaagse ruimtelijke planning. Het waterschap De Dommel heeft geen bijzondere doelstellingen met betrekking tot het water in het plangebied.

Vanuit de ontwikkeling van het landgoed is evenwel gekozen voor de aanleg van een grote plas. Daarmee wordt aangesloten op de historie van landgoedplannen, waarin water vaak voorkomt. De nieuwe plas biedt een aantrekkelijk landschappelijk kader voor de landhuizen die aan de plas gesitueerd zijn. De grote plas zorgt ook voor een contrast met landgoed Beukenhorst waar de openheid bestaat uit grasvelden. Deze nieuwe plas vergroot de landschappelijke verscheidenheid in de landgoederengordel Vught-zuid. Zie ook afbeelding 5.8.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0036.jpg"

5.8 BEUKENHORST, OPEN WEIDESTRUCTUUR GROENSCHE HOEVEN, OPEN WATERSTRUCTUUR

De nieuwe plas krijgt behalve landschappelijke waarde binnen het landgoed, tevens betekenis voor de waterberging in natte perioden en waterbuffering in droge perioden. De oevers van het zuidelijke deel van de nieuwe plas worden als ecologische oevers aangelegd, waardoor de nieuwe plas tevens bijdraagt aan de versterking van de ecologische structuur in de zuidrand van het plangebied.

Werk met werk maken

Bovendien zal het zand uit de nieuwe plas gebruikt worden voor het realiseren van de geluidwal langs de spoorlijn.

N.B.
Met het provinciale bureau Ontgrondingen is overleg gevoerd over deze plas. De plas past in het provinciale ontgrondingenbeleid, mits sprake is van een zogenaamde secundaire ontgronding, dat wil zeggen een ontgronding gericht op natuur- en landschapsbouw. De ontgravingsdiepte mag niet meer bedragen dan 8 meter. De nieuwe plas zal aan deze voorwaarden voldoen. In de bestemming 'Water' is de ontgravingsdiepte van maximaal 8 meter geregeld.
Overigens zal naast de procedure voor het bestemmingsplan ook een procedure voor een ontgrondingsvergunning worden gevolgd.

5.3.6 Zonering landgoed

De bevindingen in de vorige paragrafen leiden tot onderstaande zonering.

Het bestaande patroon van lanen verdeelt het plangebied in twee onderscheiden plandelen. Plandeel 1 ligt tussen de Groensteeg 1 en Groensteeg 2 en parallel aan de spoorlijn; plandeel 2 tussen de centrale laan en de Beukenlaan, en loodrecht op de spoorlijn en de autosnelweg A2.

De zonering van het landschap is gebaseerd op de natuurlijke gesteldheid - geomorfologie, bodem en water.

Plandeel 1 ligt van nature hoger en droger en is thans overwegend in gebruik als akkerland. (Er heeft in het verleden reeds een ontgronding plaatsgevonden).

Plandeel 2 is van nature lager en natter, en thans in gebruik als akker- en weiland.

Zoals in de deelstudie natuuronderzoek beschreven, is plandeel 1 door zijn ligging en natuurlijke gesteldheid het meest geschikt voor een ontwikkeling tot parkachtig woongebied, terwijl plandeel 2 zich het best leent voor agrarisch gebruik en natuurontwikkeling.

In de ecologische visie is bosontwikkeling opgenomen In het zuidelijke deel van plandeel 1 en in het oostelijke deel van plandeel 2. Hiermee wordt de regionale bosstructuur versterkt.

Voor een aantrekkelijke woonomgeving is een grote plas in plandeel 1 opgenomen. De landhuizen zijn gesitueerd aan de noord- en oostrand; bos aan de zuid- en westrand. Een en ander betekent dat het noordelijke deel van plandeel 1 met de landhuizen een relatief open karakter krijgt met lange zichtlijnen. Het zuidelijke (bos)gedeelte daarentegen krijgt besloten ruimten.

Aldus legt de zonering de basis voor een groot verschil in landschapsbeleving. In plandeel 1, water versus bos. In plandeel 2 weiden versus bos.

5.4 Inrichtingsvoorstel

Op kaart 2 - inrichtingsschets (bijlage 3) is het feitelijke inrichtingsvoorstel getekend, dat te beschrijven is met behulp van de ruimtelijke elementen (Lynch methode):

  • routes
  • knopen
  • bebouwingsstructuur
  • groenstructuur
  • waterstructuur
5.4.1 Routes

Externe ontsluiting

De externe ontsluiting van het landgoed verloopt via de Kettingweg en de Boxtelseweg (weg parallel aan de A2).

Interne routing auto

De interne hoofdrouting loopt via de Groensteeg 1, met een aansluiting op de Kettingweg. Het noordelijke deel van de Groensteeg 2 vormt de ontsluiting van twee landhuizen.

Fietspad

Een doorgaand fietspad is opgenomen tussen de Kettingweg via de Groensteeg 1 naar de spoorwegovergang Halsebroek.

Wandelpaden

Binnen het plangebied worden wandelpaden aangelegd zoals in paragraaf 5.6 nader beschreven.

5.4.2 Knopen

Knopen vormen bijzondere punten en vragen een bijzondere vormgeving. Van belang zijn:

  • de aansluiting Groensteeg 1 – Kettingweg (midden landgoed)
  • de splitsing Groensteeg 2 – Kettingweg (ontsluiting landgoed)
  • de aansluiting middenlaan – Groensteeg 1 (ontsluiting landgoed)

Tevens vormt de plek met het oude bakhuis een bijzondere knoop, zie afbeelding 5.9.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0037.jpg"

5.9 HET OUDE BAKHUIS

5.4.3 Bebouwingsstructuur

De essentie van bouwen op een landgoed is de verweving van de bebouwing met het landschap. Aard en vorm van het landhuis zijn onderdeel van het totale ruimtelijk-functionele concept van het landgoed. Woning, tuin en landgoed moeten geïntegreerd zijn, ruimtelijk in elkaar overvloeien. Vanuit de woning moet een (lange) zichtlijn het landschap in lopen. Omgekeerd moet het zicht op de landhuizen landschappelijke accenten bieden. Tevens geldt voor de bewoning zowel uitzicht als beschutting. Een en ander betekent dat het geheel omringen van het huis met groen in strijd is met het wezen van een landgoed.

De landhuizen met de tuinen hebben een sterke privésfeer; het landgoed als geheel heeft een collectief karakter.

Zoals eerder beschreven is de inrichting van het landgoed gebaseerd op de cultuurhistorie van het plangebied in combinatie met de ecologische kenmerken en potenties. Dit leidt in plandeel 1 tot een landschap met natuurlijke, vloeiende lijnen.

De nieuwe landgoedbebouwing zal maximaal zeven landhuizen bevatten, inhoudende vijf nieuwe woonlocaties plus twee voormalige boerderijlocaties aan de Groensteeg 1. Gebouwd wordt in twee clusters, elk met een eigen karakter.

Cluster 1

Dit cluster ligt ter plaatse van de twee voormalige boerderijen aan de noordkant van plandeel 1. Hier is gekozen voor vier landhuizen in een los verband, verscholen in het groen. Daarmee wordt aangesloten op de bestaande bebouwingszone van Voorburg aan de andere zijde van de Kettingweg.

Cluster 2

Voor de locatie van cluster 2 is de keuze ingegeven door de aanwezigheid van de middenlaan, gelegen ter hoogte van het midden van de nieuwe parkzone. Door bebouwing op de kop van deze laan ontstaat een relatie tussen de historische laan en de nieuwe parkzone.

De centrale ligging geeft ook aanleiding tot een formelere, symmetrische bebouwing rond een gemeenschappelijk voorerf. Op deze locatie zijn drie landhuizen toegestaan of één groot landhuis.

Tuin

De toekomstige bewoners van de landhuizen wonen op het gemeenschappelijk landgoed Groensche Hoeven. Binnen dit verband wordt aan ieder landhuis een privégebied toegekend, de tuin. Dit gebied kan de bewoner naar eigen smaak inrichten en beheren, binnen nog op te stellen beheersregels voor het landgoed.

De wenselijke omvang van zo’n privégebied is uiteraard arbitrair. Gekozen is voor een omvang van maximaal ca 5.000 m². Deze maat is voldoende groot om de bewoners ruimte te bieden voor wonen in een eigen, natuurlijke context.

De tuinen grenzen voor een deel aan het water.

Bestaande woningen Beukenlaan

De drie bestaande woningen aan de Beukenlaan worden onveranderd in dit plan opgenomen.

Schuur onderhoud

Het plan voorziet in de bouw van een nieuwe schuur voor het algehele beheer en onderhoud van het landgoed. De omvang bedraagt ca 100 m² en moet ruimte bieden aan materieel (trekker e.d.) inclusief opslag van gereedschap, tuinzaken e.d.

De schuur is gesitueerd aansluitend op de drie woningen aan de Beukenlaan.

5.4.4 Groenstructuur

De gekozen groenstructuur is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

  • 1. Behoud en herstel van de historische groenstructuur. Dit heeft geleid tot het weer terugbrengen van veldwegen met struweelbeplanting in plandeel 2. Op de velden tussen deze struwelen blijft (extensief) agrarisch grondgebruik bestaan.
  • 2. De plas gaat een hoofdelement vormen op het nieuwe landgoed. De plas is visueel aantrekkelijk, maar is tevens ecologisch belangrijk. De oevers buiten de privékavels worden ecologisch ingericht met moerasplekken in het zuidelijk deel.
  • 3. De aanleg van de geluidwal. De geluidwal wordt bosachtig ingeplant. Het resterende lange smalle gebied tussen de geluidwal en de Groensteeg/water wordt ook nieuwe natuur (vochtig nat grasland).
  • 4. Het noordelijke perceel tussen de Groensteeg 1 en Groensteeg 2 wordt bebost om een sterke landschappelijke geleding te realiseren tussen de zone Voorburg en bedrijvenzone De Ketting en het nieuw landgoed.
  • 5. Natuurbouw in de zuidrand van het plangebied, waarmee de bestaande ecologische structuur versterkt wordt. Dit heeft geleid tot de opname van twee bosdelen: een broekbos aan de zuidkant van plandeel 1 en een bos met eiken-beukenbestand aan de oostkant van plandeel 2.
  • 6. Ontwikkeling van natuurweiden is voorzien in de compartimenten ten oosten van het nieuwe bos, zijde Boxtelseweg.
  • 7. De overige compartimenten in de zuidrand blijven in agrarisch gebruik.
5.4.5 Nieuwe natuur

In lijn met de “Verordening ruimte 2014” dient er - om de planologische ontwikkeling mogelijk te maken - nieuwe natuur bestemd en ontwikkeld te worden. In de Verordening wordt onder nieuwe natuur het volgende verstaan:

De hier bedoelde nieuwe natuur kan de aanleg van nieuw bos- of natuurgebied betreffen. Nieuwe natuur moet aansluiten op de landschappelijke en ecologische karakteristieken en kwaliteiten ter plekke en een bijdrage leveren aan de te ontwikkelen groenstructuur. Naast bos kunnen ook andere vormen van natuur (bijv. (schraal)grasland, heide, water) onderdeel uitmaken van de nieuwe natuur."

Om de ruimtelijke ontwikkeling van Landgoed Groensche Hoeven mogelijk te maken is op de verbeelding voorzien in ca 15 ha nieuwe natuur. In de 'Ecologische visie Groensche Hoeven' ( september 2012) is aangegeven welke natuur passend is. Daarbij ligt het accent in het westelijke deel op de ontwikkeling van een besloten waterpartij, omgeven door bos. In het oostelijke deel van het landgoed zijn de landschappelijke 'kamers', typerend voor het Brabantse hoevenlandschap, gehandhaafd. Dit hoevenlandschap wordt nog versterkt door de aanleg en verdere ontwikkeling van lanen en een kleinschalig boselement, grenzend aan de A2. Met de realisatie van de nieuwe natuur kan Landgoed Groensche Hoeven een belangrijke ecologische rol vervullen op de zuidflank van Vught. De nieuwe natuur vormt tevens een versterking van het ecologisch netwerk ter plekke, bestaande uit het beekdal van de Essche Stroom en een netwerk van kleinere bosjes (deels broekbos), lanen, sloten en graslanden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0038.jpg"

5.10 VERBEELDING

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0039.jpg"

5.11 OPPERVLAKTEN BESTEMMINGEN BP BUITENGEBIED EN BP GROENSCHE HOEVEN

Zoals in paragraaf 5.2.1 beschreven moet minimaal 15 ha nieuwe natuur worden aangelegd. Op afbeelding 5.10 is de verbeelding van dit bestemmingsplan weergegeven en op afbeelding 5.11 de oppervlakten per bestemming en de oppervlakte nieuwe natuur. Op afbeelding 5.12 is de toedeling van natuurbeheertypen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0040.jpg"
5.12 ONTWIKKELING NIEUWE NATUUR

Natuurbeheertypen
In totaal is voorzien in 15,15 ha nieuwe natuur, bestaande uit 10,44 ha met verschillende bostypen, 3,69 ha grasland en 1,02 ha moeras. De ‘Index Natuur & Landschap’ van de provincie is leidend geweest bij de keuze voor natuurbeheertypen. Het nieuwe bos aan de zuidzijde van de waterpartij wordt ‘vochtig bos’, een mix van de natuurbeheertypen N14.02 (Hoog- en laagveenbos) en dan met name laagveenbos en N14.01 (Rivier- en beekbegeleidend bos, ofschoon de directe invloed van de Essche Stroom ontbreekt is er in de toekomst via het grondwater wel een relatie). Op de geplande geluidwal, in de noordelijke punt van het landgoed en het meest oostelijke perceel tegen de A2 is voorzien in drogere bostypen (natuurbeheertype N15.02). Een deel van het geplande grasland bestaat uit natuurbeheertype N10.02 (vochtig schraalgrasland) aansluitend bij de actuele ontwikkeling van het grasland ter plekke langs de spoorlijn. Grenzend aan de nieuwe boslocatie aan de oostzijde van het landgoed is voorzien in het natuurbeheertype ‘kruiden- en faunarijk grasland (N12.02). De overige graslanden op het oostelijk deel van het landgoed behouden hun agrarische functie. De landschappelijke structuur wordt er versterkt door de aanleg van verschillende houtsingels (landschapsbeheertype L01.02). In het meest ondiepe gedeelte van de waterpartij op de overgang naar het aangrenzende broekbos mag door spontane verlanding moerasontwikkeling plaatsvinden (Natuurbeheertype N05.01).

De gronden met de nieuwe natuur krijgen een specifiek beheer, afgestemd op de gekozen natuurbeheertypen, die moeten voldoen aan de minimummaten zoals gesteld in het hiervoor genoemde Programma Beheer van het ministerie LNV.

N.B.
Het gedetailleerde beplantingsplan zal worden opgesteld na vaststelling van dit bestemmingsplan.

5.4.6 Waterstructuur

Het water vervult een dubbelfunctie. Het biedt ruimte voor waterberging, maar verhoogt tevens de landschappelijke belevingswaarde van het landgoed. Zie afbeelding 5.13.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0041.jpg"

5.13 WATERSTRUCTUUR

De nieuwe waterstructuur bestaat uit de volgende onderdelen.

  • a. De bestaande leggerwaterloop ES 37 met onderhoudsstrook. Deze blijft onveranderd, zowel qua ligging als qua profiel; zie ook profiel 7 op kaart 3 - profielen, bijlage 4. Deze leggerwaterloop kruist de aan te leggen geluidwal. De breedte van de geluidwal bedraagt ca 25 meter. De keur van het waterschap staat een duiker van maximaal 12 meter toe. Bredere duikers vereisen goedkeuring van het dagelijks bestuur van het waterschap. Bovendien moet de duiker vanaf de noordzijde bereikbaar zijn via een onderhoudspad van 5 meter langs de geluidswal. Voor een en ander moet een watervergunning worden aangevraagd.
  • b. Langs de Beukenlaan en de middenlaan liggen verlande sloten, die weer opgewaardeerd worden tot “volwaardige” sloten. Een nieuwe plas tussen Groensteeg 1 en Groensteeg 2.
  • c. De nieuwe plas vormt de landschappelijke kern van het woonpark. Gekozen is voor een grote plas, zodat landschappelijke allure ontstaat en een goede relatie tussen de landhuizen en het water. Bovendien levert een grote plas voldoende zand voor de aanleg van de geluidwal langs de spoorweg. Deze plas is aan te merken als een 'secundaire ontgronding', dat wil zeggen dat het primaire doel van de plas landschapsbouw is met als nevenproduct zand. Volgens de provinciale beleidsregels mag de waterdiepte van de plas maximaal ca 6 meter bedragen. Dit komt overeen met een ontgrondingsdiepte van ca 8 meter.

    (NB. Zoals reeds vermeld is het voorstel van deze plas besproken met het provinciale bureau Ontgrondingen. Deze plas/zandwinning is in overeenstemming met het provinciale ontgrondingenbeleid).
    De omvang van deze plas kan exclusief moeraszones ca 4 ha worden. Bij een ontgravingsdiepte van maximaal 8 meter (gemiddeld 4 m) levert dit ca 160.000 m³ zand op. De geluidwal vraagt ca 100.000 m³.

Over de diepte van de waterpartij is bij het begin van de planvorming veel gesproken. Gekozen is voor een maximale ontgrondingsdiepte van 8 meter, hetgeen resulteert in een maximale waterdiepte van 6 meter.

Grontmij heeft in het rapport Hydrologisch onderzoek (bijlage 8 bij het bestemmingsplan) in de paragrafen 3.1.1 en 3.1.2 expliciet aandacht besteed aan het verschil tussen een diepe en ondiepe plas. De uitkomst was dat de hydrologische effecten van een ondiepe en een diepe plas nagenoeg hetzelfde zijn en weinig invloed hebben op de omgeving. De reden is dat de uitgestrektheid van de scheidende laag beperkt is. Even verderop is er buiten de plas geen scheidende laag, en derhalve geen gelaagdheid in het grondwater.

Een goede kwaliteit van het water wordt bereikt door de toegestane waterdiepte van 6 meter, alsmede door het aanbrengen van een pompcirculatiesysteem plas-gracht-plas, waardoor sprake is van waterbeweging.Over de diepte van de waterpartij is bij het begin van de planvorming veel gesproken. Gekozen is voor een maximale ontgrondingsdiepte van 8 m, hetgeen resulteert in een maximale waterdiepte van 6 m.

  • d. Een nieuwe gracht is voorzien langs de Groensteeg 1 als afbakening van de woonplekken. Gekozen is voor een insteek van minimaal ca 10 meter, teneinde natuurlijke taluds mogelijk te maken (goedkoper dan beschoeiingen) en toch voldoende waterbreedte (4 meter) te bieden in de zomerperiode. Bij de verdere detaillering kunnen één of twee taluds een flauwere helling krijgen, waardoor een ecologisch rijkere oeverbegroeiing mogelijk wordt.

Grontmij heeft in haar hydrologisch rapport geadviseerd in de gracht hetzelfde peil aan te houden als in de leggerwaterloop. Ook dit aspect zal ter zijner tijd als onderdeel van de watervergunning nader technisch bepaald worden. Een bijzonder aandachtspunt is op welke manier het water in de grachten op peil kan worden gehouden, door aanvulling met water uit de leggerwaterloop of anderszins.

Deze aanpak past in het 'nieuwe denken' over de integratie van water in de ruimtelijke inrichting. Een specifieke 'watermachine' Groensche Hoeven!

  • e. Laanbeplanting

Ter bescherming van de bestaande laanbomen moet de bestaande waterhuishouding zo veel mogelijk gehandhaafd blijven. Dit kan door het peil in de nieuwe sloten/grachten op dezelfde hoogte te houden als het peil in de waterschapssloot.

Het op peil houden van het water in de nieuwe grachten kan door oppompen vanuit de centrale waterpartij.

  • f. Bouwpeil

In verband met hoogwatersituaties adviseert het waterschap een bouwpeil aan te houden van minimaal 5,75 m + NAP. Dit is in de regels als voorwaarde voor een omgevingsvergunning opgenomen.

5.5 Geluidwal

Een bijzonder landschappelijk element vormt de geluidwal. Wallen en dijken worden opgeworpen om ongewenste elementen buiten te houden. Vroeger vooral water, tegenwoordig ook vaak geluidsoverlast. In de bestaande situatie zijn wallen gelegen in de noordrand van het plangebied, en derhalve geen vreemd element in de omgeving.

De vormgeving van de geluidwal in onderhavig plan is mede gebaseerd op de reacties van de bewoners van de buurt Klein Brabant.

In het voorontwerpbestemmingsplan 2008 had de geluidwal overwegend de vorm van een strakke dijk: een rechte lijn met een uniforme breedte en hoogte. In voorliggend plan heeft de wal een meer landschappelijke vorm gekregen. Zie afbeelding 5.14.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0042.jpg"

5.14 GELUIDWAL IN VO BESTEMMINGSPLAN 2008 GELUIDWAL IN VO BESTEMMINGSPLAN 2014

Over de volle lengte is een kromming van minimaal 2 à 3 graden aangehouden.

De hoogten zijn gebaseerd op het akoestisch onderzoek 2012, zie paragraaf 4.2. Aan de zuidzijde bedraagt de hoogte 6 meter, oplopend naar 8,2 meter aan de noordzijde. De beplanting op de wal zal bijdragen aan een gevarieerd nieuw landschapsbeeld. De beplanting zal bestaan uit zogenaamde streekeigen inheemse soorten zoals meidoorn, sleedoorn, lijsterbes, vlier en eik.

Aan de zijde van de spoorweg zullen enkele verspreide solitaire bomen het dijk-/waleffect verzachten.

De natuur zal de vorm op den duur nog natuurlijker maken. Zie ook afbeeldingen 5.15 en 5.16.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0043.jpg"

5.15 BEBOSTE DIJK - GEVARIEERD HERFSTBEELD

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0044.jpg"

5.16 BEBOSTE DIJK - LANDGOEDACHTIG

5.6 Openbare toegankelijkheid

Bestaand

Binnen het plangebied is thans alleen de Groensteeg vanaf de Kettingweg tot aan de Beukenlaan openbaar toegankelijk ten behoeve van de ontsluiting van de bestaande panden. Deze weg is eigendom van de gemeente en heeft een totale lengte van ca 1.000 meter.

Vereiste openbaarheid

De provinciale Verordening vereist dat nieuwe landgoederen openbaar toegankelijk zijn. Voor de bepaling van de omvang ervan wordt in dit plan aangesloten bij de vereisten voor een Natuurschoonwet-landgoed (hierna: NSW-landgoed).

Voorliggend nieuw NSW-landgoed heeft zoals eerder vermeld een totale oppervlakte van 38,4 ha, inclusief het bestaande bos en de drie beheerderswoningen langs de Beukenlaan. Inzake de openbaarheid van landgoederen voor wandelaars bevat de Natuurschoonwet als eisen:

  • 25 m1 pad per hectare landbouw; en
  • 50 m1 pad per hectare bos.

Na realisering omvat het landgoed 2,5 ha bestaand bos vermeerderd met minimaal 15 ha nieuwe natuur en bos, totaal 17,5 ha bos/natuur. Voor de bepaling van de vereiste lengte aan paden wordt het overige deel als “landbouw” beschouwd. Derhalve geldt de volgende berekening.

25 x 20,50 = 512,5 m1

50 x 17,50 = 875,0 m 1

totaal vereist 1.387,5 m1 pad

Plan

De paden zijn aangegeven op afbeelding 5.17.

Fietspad

Conform het besluit van de gemeenteraad is een doorgaande fietsroute opgenomen tussen de Kettingweg, via de Groensteeg 1 naar de spoorwegovergang Halsebroek. De lengte van dit nieuwe fietspad bedraagt 950 m1.

Paden

In het plan zijn voorts goed toegankelijke wandelpaden opgenomen met een totale lengte van ca 2.500 m1.

Conclusie

De lengte van het nieuwe fietspad en de wandelpaden bedraagt tezamen 3.450 m1. Voorliggend plan voldoet ruimschoots aan de vereiste openbaarheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0045.jpg"

5.17 FIETS- EN WANDELPADEN

5.7 Beeldkwaliteiten

5.7.1 Inleiding

Een landgoed is een ideaaltype van de menselijke bewoning. Een landhuis in het landschap. Een eigen identiteit met de vier elementen licht, bodem, water en vuur. De aanwezigheid van de elementen geeft het landgoed volheid: een relatieve volkomenheidsgraad van de locatie, het eigen arcadië.

Landgoedelementen bij uitstek zijn:

  • lanen
  • zichtassen
  • waterpartijen
  • contrasten
    • 1. open en gesloten
    • 2. formeel en informeel
    • 3. natuur en cultuur
  • relatie landhuis - landschap

In het voorgaande zijn beeldaspecten reeds verspreid ter sprake geweest. In de volgende paragrafen wordt een samenhangend beeld beschreven. Achtereenvolgens:

  • landschapsstructuur (5.7.2)
  • cultuurhistorische kenmerken (5.7.3)
  • landschappelijk raamwerk landgoed (5.7.4)
  • situering landhuizen (5.7.5)
  • beeldkwaliteit landhuizen (5.7.6)
5.7.2 Landschapsstructuur

Het plangebied vormt onderdeel van de landgoederengordel Vught-zuid. Meer bepaald ligt het landgoed aansluitend op de historische landgoederenzone Kasteel Maurick - Huize Bergen - Huize Voorburg - Villa Beukenhorst. Het plangebied heeft reeds een mooie historische lanenstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0046.jpg"

5.18 STRUCTUUR RUIMTELIJK

Landschappelijk zijn binnen het plangebied verschillende sferen te onderscheiden. Zie afbeelding 5.18. De noordzijde ligt in de rand van het parklandschap Voorburg. Deze rand heeft een gevarieerde opbouw met de Kettingweg, waterlopen, wallen, afwisselende begroeiing en bebouwing. De wallen zijn de resten van oude waterkeringen. Het instituut ZIN sluit hierop aan. Ook de boerderijgebouwen Groensteeg 1 en 2 met de sfeervolle plek van het bakhuisje en de hoge bomen vormen de landschapszone langs de Kettingweg. Ter plaatse van deze boerderijgebouwen is cluster 1 met vier landhuizen gesitueerd. Hier is gekozen voor bebouwing in los verband, verscholen/introvert in het groen.

Tussen de grote en kleine Groensteeg ligt thans een agrarisch perceel, een grote open ruimte. Daar is de nieuwe plas voorzien. De langgerekte plas zal een ruimtelijke as / een beeld van allure bieden die vanaf de omgeving sterk beleefbaar zal zijn.

Ter vergelijking zijn op onderstaande afbeelding 5.19 de waterpartijen op landgoed Zionsburg en Kasteel Rosendael (Velp) weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0047.jpg"

5.19 WATERPARTIJEN OP LANDGOEDEREN

Het oostelijke deel van het plangebied maakt deel uit van een open weidegebied. Hier vormt de middenlaan een centrale landschapsas. De laan en het lineaire slotenpatroon van de weiden zorgen voor een formele sfeer. Deze formele landschapsstructuur is de basis voor situering en vorming van bebouwingscluster 2, bestaande uit drie landhuizen rond een gemeenschappelijk voorerf op de kop van de middenlaan. In relatie met het landschappelijke open karakter krijgen deze landhuizen een formele, extroverte verschijningsvorm. De achtertuinen van deze huizen liggen overigens ook aan de plas.

De zuidzijde van het plangebied en omgeving heeft een boskarakter. De bestaande bossen worden binnen het plangebied versterkt met bosaanleg in de zuidwest- en zuidoosthoek.

In de zone tussen de spoorlijn en de kleine Groensteeg komt een geluidwal. Door de beplanting zal deze ook een boskarakter krijgen en qua sfeer/beeld aansluiten op de hiervoor genoemde bossfeer aan de zuidzijde van het plan.

Als landschappelijke geleding tussen Voorburg en de bedrijvenzone De Ketting en het landgoed wordt het bestaande agrarische perceel aan de noordzijde tussen de westelijke en oostelijke Groensteeg beplant met bos.

5.7.3 Cultuurhistorische kenmerken

Cultuurhistorisch zijn de bestaande lanen binnen het plangebied een belangrijk gegeven. De lanenstructuur blijft gehandhaafd en zal evenals in de bestaande toestand het totale landschapsbeeld van het landgoed bepalen.

De lanen vormen het ruimtelijk-functionele raamwerk voor het landgoed. Zoals te zien op de kaart 1900 liepen de lanen van klooster Steenwijk, thans Kloosterhotel Zin, door tot aan de Beukenlaan in het plangebied.

Cultuurhistorisch is ook de bebouwing van belang. Binnen het plangebied zijn geen monumenten aanwezig. Het bakhuisje heeft cultuurhistorische waarde. De bestaande bebouwing bestaat uit:

  • 2 wederopbouwboerderijen (Groensteeg 1 en 2);
  • 3 beheerwoningen in dertigerjaren stijl (Beukenlaan 1, 2 en 3).

De omgevende landgoederengordel Vught kent een rijke historie aan architectuur, zoals:

  • Kasteel Maurick: gotisch
  • Huize Muyserick: neoklassiek
  • Villa Leeuwenstein: neogotisch
  • Mariaoord: neoklassiek
  • Huize Voorburg: gevarieerd eclectisch
  • Villa Beukenhorst: dertiger jaren
  • Kloosterhotel Zin: neogotisch-modern.

Belangrijk voor de vormgeving van de nieuwe landhuizen is dat deze enerzijds passen in de cultuurhistorische context van de plek en anderzijds bij voorkeur een eigentijdse verschijningsvorm krijgen. Zie verder paragraaf 5.7.6.

5.7.4 Landschappelijk raamwerk landgoed

De bestaande lanen zijn -en blijven- de basis voor het landschappelijke raamwerk op het nieuwe landgoed. Het bestaande raamwerk zal worden versterkt als gevolg van onderstaande ontwikkelingen:

  • 1. De grote Groensteeg vormt een hoofdas vanwege de centrale ontsluitingsfunctie met het doorgaande fietspad.
  • 2. Het laankarakter van de grote Groensteeg wordt versterkt door een verbetering van de bomenstructuur en een gracht. Deze gracht geeft het cluster landhuizen een situering met allure.
  • 3. De middenlaan wordt een landschappelijke hoofdas als gevolg van het cluster landhuizen op de kop van deze laan.
  • 4. De Beukenlaan is een laan met monumentale beuken en ligt terzijde.
  • 5. De kleine Groensteeg heeft en behoudt het karakter van een veldweg.
  • 6. Voor zover gelegen binnen het plangebied worden de historische kloosterlanen van Steenwijk hersteld in de vorm van veldwegen met houtsingels.
  • 7. Het landgoed krijgt meer beslotenheid en eigenheid door de bosaanplant aan de noord- en oostzijde en op de geluidwal.
  • 8. Twee bijzondere landschappelijke knopen worden gevormd:
    • a. een intieme plek, ter plaatse van het bestaande bakhuisje. Hier ontstaat een erf met toegang naar twee landhuizen.
    • b. een plek met allure, ter plaatse van de aansluiting Groensteeg / middenlaan, cluster 2 met erf en gracht.
  • 9. Water. In het landschapsbeeld gaat het water een grote rol spelen. Water is een “klassiek” kwaliteitselement bij de inrichting van landgoederen. Het water geeft het landgoed als geheel eigenheid en allure. Bovendien verhoogt water de woonkwaliteit. Het nieuwe water wordt nog verbijzonderd door de aanleg van een gracht langs de Groensteeg, waardoor ook een watersysteem voor stromend water mogelijk wordt. Naast het nieuwe parkwater loopt binnen het plangebied ook een leggerwaterloop van waterschap De Dommel. Deze verhoogt de variëteit van het beeld, maar krijgt verder een functionele vormgeving.
  • 10. Beplanting. Naast de lanen komt op het landgoed gevarieerde beplanting:
    • a. een belangrijk deel daarvan is nieuwe bosbeplanting in de randzones;
    • b. buiten het bos varieert de begroeiing naar gelang het gekozen natuurbeheertype;
    • c. de oevers worden afwisselend open (gras) en gesloten (riet en struiken);
    • d. op de particuliere erven zal gevarieerde beplanting komen.
  • 11. Rijk aan sferen. Bovenstaande maakt duidelijk dat het nieuwe landgoed rijk zal worden aan sferen:
    • a. een parkplas tussen de grote en kleine Groensteeg
    • b. introvert, romantisch aan de zijde Kettingweg
    • c. open en formeel langs de middenlaan
    • d. boslandschap langs de west- en zuidrand.
5.7.5 Situering landhuizen

Meer gedetailleerd zijn op afbeelding 5.20 de zichtlijnen vanuit de landhuizen over het water aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0048.jpg"

5.20 BEBOUWINGSIDEE LANDHUIZEN

Zichtlijnen landhuizen

Voor de meer concrete situering van de landhuizen zijn van belang:

  • de oriëntatie op de zon;
  • een vrij uitzicht op het wijdere landgoed zonder kijk op een ander landhuis;
  • iedere tuin aan de plas;
  • terrasvorming in relatie met maaiveld en waterpeil.

Een en ander heeft geleid tot het bebouwingsidee voor de landhuizen, zoals weergegeven op afbeelding 5.20.

5.7.6 Beeldkwaliteit landhuizen

Op het landgoed zijn zeven nieuwe landhuizen gepland. Voor de bouw ervan gelden hoge architectonische eisen inzake de beeldkwaliteiten. Een landhuis is een vrijstaande woning van allure die qua situering en vormgeving integraal onderdeel uitmaakt van het landschap.

Er wordt voor de woningen gekozen voor een klassieke bouwstijl ,omdat deze een voorname uitstraling en sfeer van weleer heeft en aansluit bij Landgoed Beukenhorst en de aangrenzende landgoederen van Brabant (e.g. Huize Bergen, Wargashuyze). De architectuur van de woningen heeft de karakteristieken van landelijke bebouwing in het buitengebied.

Voor alle zeven landhuizen gelden de volgende basisuitgangspunten:

  • de inhoud van een woning bedraagt minimaal 1.000 m³ en maximaal 1.500 m³, plus maximaal 100 m² bijgebouwen;
  • de bebouwing moet voorzien worden van schuine daken;
  • N.B.: Na wijziging mogen de drie landhuizen (wooneenheden) in cluster 2 gecombineerd worden tot één groot landhuis met een inhoud van minimaal 2.500 m3 en maximaal 4.500 m³, en met bijgebouwen met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 360 m2..

De landhuizen worden in twee clusters gebouwd, ieder met een eigen sfeer.

Cluster 1 ligt aansluitend op de parklandschapszone van Voorburg langs de Kettingweg. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1. Cluster 1 moet een romantische, introverte bosachtige locatie worden.
  • 2. De landhuizen worden in los verband gebouwd, verscholen in het groen.
  • 3. De architectuur moet ingetogen zijn, eigentijds traditioneel in landschapsstijl.
  • 4. De toegestane goot- en bouwhoogte bedragen maximaal respectievelijk 6 m en 10 m.
  • 5. De gevels moeten overwegend uit (bak)steen bestaan.
  • 6. De bebouwing dient voorzien te worden van (deels) schuine daken met pannen, leien of riet.
  • 7. Een zorgvuldige detaillering draagt bij aan een hoogwaardige architectuur.
  • 8. De erfafscheidingen op het voorerf mogen een hoogte hebben tot 2 meter, met een uitstraling van levend groen. Een hek in een haag is toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0049.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0050.png"

foto's 1 t/m 3 villa's onbekend,

foto 4: landhuis Scheffer, Halle

foto 5: Meentweg 5, Naarden

foto's 6 t/m 13: onbekend

foto 14: Piccardthof, Groningen (bron: boek Landschappelijk wonen)

5.21 REFERENTIES FORMELE (1 T/M 12) EN LANDSCHAPSSTIJL (13 EN 14)

Cluster 2 ligt op de kop van de landschapsas middenlaan. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten.

  • 1. Cluster 2 moet een formeel, extrovert karakter krijgen. Dit cluster is met een brede gracht gescheiden van de oostelijke Groensteeg.
  • 2. De drie landhuizen worden rondom een gemeenschappelijk voorerf gebouwd.
  • 3. De architectuur moet allure uitstralen, eigentijds klassiek.
  • 4. De goothoogte bedraagt minimaal 6 m en maximaal 7,5 m. De bouwhoogte bedraagt maximaal 12 m.
  • 5. De bebouwing moet voor 80 % voorzien worden van schuine daken.
  • 6. Het materiaal voor de gevels en de daken aan het voorerf moet voor de drie landhuizen hetzelfde zijn. Extreme kleuren dienen vermeden te worden. Lichte kleuren zijn toegestaan.
  • 7. Een zorgvuldige detaillering is vereist.
  • 8. De drie landhuizen moeten worden gebouwd onder één architectuur (één architect of één supervisor voor de drie ontwerpen).
  • 9. De toegang naar het voorerf is via een brug over een gracht.
  • 10. Via een wijzigingsbevoegdheid mogen de drie landhuizen (wooneenheden) in cluster 2 gecombineerd worden tot één groot landhuis met een inhoud van minimaal 2.500 m³ en maximaal 4.500 m³, en met 360 m² bijgebouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01_0051.png"

foto's 1 en 2: villa's Vught

foto 3: onbekend

foto 4: Huis te Vogelenzang

foto 5 landhuis Beeckdael

foto 6: Nijenberg in Aerdenhout

foto 7: onbekend

5.22 REFERENTIES FORMELE STIJL

Hoofdstuk 6 Toelichting op de regels

6.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend voor burger en overheid.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • de toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding.

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.

De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. De manier van regelen komt zoveel mogelijk overeen met het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied 2011.

6.2 Planregels

De indeling van de planregels is als volgt.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Het provinciale beleid houdt in dat het landgoed een duurzame ecologische, economische en esthetische eenheid moet vormen. Daarom is over het gehele plangebied de gebiedsaanduiding 'landgoederen' gelegd. In de regels komt deze aanduiding voor in de bestemmingsomschrijving van alle bestemmingen.

Gekozen is voor onderstaande bestemmingen.

Agrarisch met waarden - Kampen- of hoevenlandschap (artikel 3)

Dit zijn bestaande agrarische gronden die in principe in agrarisch gebruik blijven. Aan de zijde Groensteeg 1 ligt binnen deze bestemming de aanduiding 'middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde - 1'. Binnen deze bestemming mag niet worden gebouwd, behoudens gebouwen voor onderhoud en beheer van het landgoed met een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 100 m² op een locatie aan de Beukenlaan.

Zowel ter bescherming van de archeologische waarden als van de overige waarden is een omgevingsvergunning opgenomen.

Bos (artikel 4)

Hierin zijn zowel het bestaande als het nieuw aan te leggen bos vervat. Omdat de geluidwal langs de spoorlijn bebost zal worden, is deze wal binnen deze bestemming opgenomen. Binnen deze bestemming mag niet worden gebouwd. Wel mag binnen deze bestemming een maalkom ten behoeve van de waterhuishouding door waterschap De Dommel worden aangelegd.

Het nieuwe bos aan de zijde Boxtelseweg is tevens archeologisch onderzoeksgebied. Naast de omgevingsplicht voor werken en werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding 'middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde - 1' geldt er bovendien een omgevingsvergunningplicht voor werken en werkzaamheden binnen de hele bestemming ter bescherming van het bos.

Binnen de bestemming mag het verloop van de waterlijn van de nieuwe plas nader worden gedetailleerd.

Groen - Lanen (artikel 5)

De bestaande lanen bepalen de hoofdstructuur van het nieuwe landgoed en vertegenwoordigen reeds in de bestaande situatie een hoge landschappelijke waarde. De 'doorgaande' fietsroute tussen de Kettingweg en het Halsebroek ligt deels binnen deze bestemming en loopt verder door binnen de bestemming 'Verkeer'. Binnen deze bestemming is geen bebouwing toegestaan, behoudens het bestaande oude bakhuis. Ter bescherming van de hoge landschappelijke waarde geldt binnen deze bestemming een omgevingsvergunningstelsel voor werken en werkzaamheden.

Natuur (artikel 6)

Een deel van de nieuwe natuur moet bestaan uit natuurweiden (bloemrijke graslanden e.d.) en struweelbeplantingen. Deze struwelen zijn gelegd op de plaatsen waar volgens de topografische kaart 1900 ook struwelen/houtsingels stonden. Vanwege de ecologische en esthetische aspecten is binnen deze bestemming geen bebossing toegestaan. Ook mag binnen deze bestemming niet worden gebouwd. Binnen de bestemming is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen ter bescherming van de natuurwaarden. Op het deel nabij de Boxtelse weg ligt tevens de aanduiding 'middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde - 1'.

Verkeer (artikel 7)

De bestemming 'Verkeer' omvat de ontsluiting van alle woningen voor het autoverkeer alsmede de 'doorgaande' fietsroute tussen de Kettingweg en het Halsebroek, voorzover gelegen binnen het plangebied. Deze fietsroute loopt overigens verder door binnen de bestemming 'Groen - Lanen'.

Water (artikel 8)

In deze bestemming zijn de nieuwe waterplas, nieuw moerasgebied, de nieuwe gracht en de leggerwaterloop ES 37 van het waterschap De Dommel vervat. De leggerwaterloop volgt onveranderd het huidige verloop. De keur van het waterschap De Dommel is daarop van toepassing. Het bestaande gemaal en de locatie waar het waterschap een maalkom wil aanleggen zijn specifiek aangeduid.

Wonen - 2 (artikel 9)

Deze bestemming betreft de bestaande woningen aan de Beukenlaan met een regeling conform het bestemmingsplan Buitengebied.

Wonen - 3 (artikel 10)

Deze bestemming betreft de nieuwe landhuizen. De bouwregels (maatvoering) voor de landhuizen zijn conform de provinciale beleidslijnen voor nieuwe landgoederen. De inhoud van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1.500 m³. Ter waarborging van het landgoed-/landhuiskarakter mag de inhoud van het landhuis (inclusief aan- en uitbouwen) niet minder bedragen dan 750 m³. Binnen de bestemming mag het verloop van de waterlijn nader vormgegeven worden, inclusief de aanleg van een gracht. Een beroep aan huis of een bedrijf aan huis is onder voorwaarden toegestaan.

Als bijzonderheid is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om te kunnen toestaan dat in plaats van drie landhuizen één groot landhuis van minimaal 2.250 m³ en maximaal 4.500 m³ wordt gebouwd.

Een deel van deze bestemming heeft de aanduiding 'middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde'. Bij het verlenen van een omgevingsvergunnning voor het slopen / bouwen wordt als voorwaarde gesteld dat de sloop / bouw wordt begeleid door een door het bevoegd gezag aan te wijzen archeoloog.

'Wonen - 3' is de benaming van de bestemming voor vergelijkbare woonsituaties in het bestemmingsplan Buitengebied.

Hoofdstuk 3 - Algemene regels

Antidubbelbepaling (artikel 11)

Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een bouwvergunning hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Algemene bouwregels (artikel 12)

Hierin is nader geregeld tot in welke mate ondergeschikte bouwonderdelen niet meetellen bij overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen en van toegestane bouwhoogten.

Algemene gebruiksregels (artikel 13)

In dit artikel is geregeld onder welke voorwaarden een beroep en een bedrijf aan huis zijn toegestaan.

Ook legt dit artikel in algemene zin vast dat gebruik dat niet past in de bestemmingsomschrijving, strijdig is met de bestemming, en derhalve verboden.

Algemene afwijkingsregels (artikel 14)

Deze regels geven de mogelijkheid om via een omgevingsvergunning:

  • af te wijken van de voorgeschreven maatvoering, bestemmingsgrenzen en bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • af te wijken van de specifieke gebruiksregels voor het -onder voorwaarden- toestaan van afhankelijke woonruimte;
  • binnen de bestemming 'Wonen - 3' het bedrijfsoppervlak voor een aan huis gebonden bedrijf of beroep te vergroten.

Algemene wijzigingsregels (artikel 15)

In dit artikel wordt aan het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen door:

  • het toestaan van een overschrijding van bestemmingsgrenzen in nader omschreven gevallen;
  • het verwijderen van de aanduiding 'middelhoge en hoge archeologische waarde 1 en/of 2';
  • de uitbreiding van gebouwen voor het beheer en onderhoud van het landgoed.

Algemene procedureregels (artikel 16)

In dit artikel wordt verwezen in welke wet de procedures zijn beschreven die gevolgd dienen te worden bij de voorbereiding van een besluit tot toepassen van een afwijking van het bestemmingsplan, een wijzigingsbevoegdheid, de nadere eisen-regeling, en de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden,

Overige regels (artikel 17)

Op de verbeelding zijn de waarden aangegeven door middel van een gebiedsaanduiding. Het betreft de aanduidingen 'middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde - 1', en 'zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen'.

Ter bescherming van deze waarden zijn omgevingsvergunningstelsels opgenomen, geheel conform het bestemmingsplan Buitengebied.

N.B.
De aanduiding 'middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde - 2' ligt uitsluitend binnen de bestemming Wonen - 3. De bijbehorende regels zijn dan ook in deze bestemming opgenomen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 18)

Het overgangsrecht heeft betrekking op het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken die afwijken van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkende gebruik is slechts toegestaan indien de afwijking hierdoor niet wordt vergroot.

Slotregel (artikel 19)

Hier wordt vermeld onder welke naam de planregels van dit plan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Financiële haalbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

Het plan betreft een particulier initiatief, waarvan alle kosten en risico's voor rekening van de initiatiefnemer komen. Het plan dient als kostendrager voor de ontwikkeling en instandhouding van het landgoed.

7.2 Kostenverhaal

Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins' verzekerd is (artikel 6.12 lid 2a Wro).

7.3 Realiseringsovereenkomst

De gemeente Vught is met Landgoed Groensche Hoeven een realiseringsovereenkomst aangegaan. In deze overeenkomst zijn onder meer opgenomen:

  • financiële aspecten;
  • zekerstelling aanleg nieuwe natuur;
  • zekerstelling duurzame instandhouding landgoed.

Hoofdstuk 8 Procedure, overleg en inspraak

Voorliggend plan kent voorts de volgende procedurestappen:

  • 1. Principe-uitspraak PPC/ROH 2005
  • 2. Principe-uitspraak gemeenteraad 2005
  • 3. Inspraak conform gemeentelijke inspraakverordening 2008
  • 4. Overleg ex artikel 10 BRO 2008
  • 5. Inspraak 2012
  • 6. Overleg ex artikel 3.1.1 Bro 2012
  • 7. Formele eerste tervisielegging
  • 8. Vaststelling gemeenteraad
  • 9. Tweede tervisielegging

8.1 Principe-uitspraak PPC en advies directie ROH 2005

De Provinciale Planologische Commissie heeft op 27 april 2005 een principe-uitspraak gedaan in samenhang met het advies van de provinciale Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving. De algemene opzet van het plan is positief beoordeeld,zoals uit onderstaande tekst blijkt:

"Ontwikkeling van het landgoed De Groensche Hoeven past goed in het provinciale beleid en kan ons inziens een duidelijke verbetering van de natuur- en landschapskwaliteit in het gebied betekenen. De in hoofdlijnen voorgestelde inrichting van het landgoed vinden wij goed aansluiten bij de identiteit van het omliggende gebied."

Zie verder Deelnota inspraak en overleg 2005-2008, bijlage 16.

8.2 Inspraak 2008

De resultaten van de inspraak 2008 zijn beschreven in de Deelnota inspraak en overleg 2005-2008, bijlage 16.

8.3 Overleg ex artikel 10 Bro 2008

8.3.1 Advies PPC/ROH

De brief van de dienst ROH en de beantwoording ervan is opgenomen in bijlage 16. Deelnota inspraak en overleg 2005-2008.

8.3.2 Waterschap De Dommel

Als onderdeel van de voorbereiding van het opstellen van het voorontwerp bestemmingsplan heeft overleg plaatsgevonden met Waterschap De Dommel. Het betreft de punten zoals in de Deelnota inspraak en overleg 2005-2008 opgenomen.

8.4 Inspraak 2015

De behandeling van de zienswijzen uit de inspraak is toegelicht in het Verslag overleg en inspraak, bijlage 17.

8.5 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro 2015

De verwerking van de reacties van de provincie en het waterschap is beschreven in het Verslag overleg en inspraak, bijlage 17.

8.6 Eerste tervisielegging en volgende

Volgt te zijner tijd.