direct naar inhoud van Regels
Plan: NSW Landgoed Groensche Hoeven
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan NSW Landgoed Groensche Hoeven met identificatienummer NL.IMRO.0865.bgBPGroenschehoeve-ON01 van de gemeente Vught;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 abiotische waarden

het geheel van waarden in verband met het abiotische milieu (= niet levende natuur), in de vorm van aardkundige en/of hydrologische kenmerken, zowel op zichzelf als in relatie tot de aanwezigheid of nabijheid van (ontwikkelingsmogelijkheden voor) een waardevol biotisch milieu (= levende natuur, gevormd door organismen en leefgemeenschappen);

1.6 afhankelijke woonruimte

een tijdelijke woonruimte gekoppeld aan mantelzorg;

1.7 agrarisch natuurbeheer

de instandhouding van bijzondere natuur door natuurbeheermaatregelen op landbouwgronden, uitgevoerd door boeren gecombineerd met de agrarische bedrijfsvoering;

1.8 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit oude tijden;

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.10 bed & breakfast

een kleinschalige accommodatie gericht op het bieden van kortdurend toeristisch nachtverblijf met de verzorging van ontbijt zonder dat het een zelfstandige woning/wooneenheid betreft;

1.11 bedrijf of beroep aan huis

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal vanuit een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner, waaronder niet begrepen het verstrekken van logies, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.12 bedrijfsactiviteiten

vormen van bedrijf vergelijkbaar met of voorkomend in de Lijst van bedrijfsactiviteiten, die is opgenomen als bijlage 2 bij deze regels;

1.13 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening in gebruik zijnde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.14 beeldkwaliteit

het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing met de karakteristieken van de locatie en omgeving door middel van aandacht voor stedenbouwkundige aspecten, architectuur, cultuurhistorie en landschap;

1.15 bestaande situatie

t.a.v. bebouwing

  • bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van onderhavig ontwerpbestemingsplan, dan wel de bebouwing die mag worden gebouwd krachtens een vóór het tijdstip van terinzagelegging aangevraagde vergunning;

t.a.v. gebruik

  • het gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
1.16 bestemmingsgrens

grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw of woning dan wel een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw of woning verbonden bijgebouw, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak, daaronder begrepen:

  • a. aanbouw: een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk van één bouwlaag, een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk- visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan en in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw en een toevoeging van een afzonderlijke ruimte inhoudt;
  • b. bijgebouw: een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
  • c. uitbouw: een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk van één bouwlaag, een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk- visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan en in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw en een vergroting van een bestaande ruimte inhoudt;
  • d. carport/overkapping: een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met tenminste een dak en niet of slechts aan één zijde voorzien van een wand, bestaande wanden van overige gebouwen meegerekend;
1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.20 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.22 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.24 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.25 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.26 ecologische waarden en kenmerken

aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde;

1.27 ecologische hoofdstructuur (ehs)

samenhangend netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden;

1.28 extensief dagrecreatief medegebruik

vrijetijdsbesteding die in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen, die plaatsvindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang;

1.29 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 gevellijn

de denkbeeldige lijn, die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelgrenzen c.q. bouwgrenzen;

1.31 hoofdgebouw

gebouw(en) dat door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.32 huishouden

persoon of groep van personen die één huishouding voert;

1.33 kunstwerken

een civieltechnische constructies of -installaties in de infrastructuur die één of meer functies vervullen zoals onderdoorgangen, duikers, overkluizingen;

1.34 landgoed

een ruimtelijk-functionele eenheid, bestaande uit bos en/of overige natuur, al dan niet in combinatie met agrarische gronden, waarin een of meer woningen met een karakteristieke verschijningsvorm zijn gesitueerd;

1.35 landhuis

een vrijstaande woning van allure, die qua situering en vormgeving integraal onderdeel uitmaakt van een landgoed;

1.36 landschappelijke inpassing

het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing en beplanting, rekening houdend met de ter plaatse voorkomende landschappelijke en cultuurhistorische waarden om zo te komen tot een landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing die recht doet aan de kwaliteit en de beleving van het landschap;

1.37 landschappelijke waarden en kenmerken

gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;

1.38 maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge een matrixsymbool in het betreffende vlak bepaalde afmetingen,

s, oppervlakten, hellingshoeken en/of aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn toegelaten;

1.39 mantelzorg

het op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak;

1.40 natuurlijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.41 nutsvoorzieningen

zie: voorzieningen van algemeen nut;

1.42 ondergeschikt bouwdeel

een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een bouwwerk, met uitzondering van een uitgebouwd gedeelte van een gebouw dat dient ter uitbreiding van het oppervlak;

1.43 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen onder peil;

1.44 paardenbak

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining;

1.45 parkeergelegenheid/ parkeervoorzieningen

elke stallingsgelegenheid op zowel openbaar als particulier terrein ten behoeve van een motorvoertuig op meer dan twee wielen;

1.46 peil
  • voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het terrein bij voltooiing van de bouw;

ter verduidelijking: de gemeente geeft voor de aanvang van de bouw aan wat het peil is. Daar waar het een historische situatie betreft wordt, indien de definitie van dit begrip niet voldoet, de drempel van de voordeur als maat aangehouden;

1.47 voorzieningen van algemeen nut

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en het wegverkeer;

1.48 waterhuishoudkundige voorzieningen

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit, zoals bijvoorbeeld duikers, gemalen, infiltratievoorzieningen, inlaten, stuwen etc.

1.49 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

1.50 woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de bewoning van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;

1.51 zijdelingse-/achterperceelsgrens

een niet naar een weg of openbaar gebied gekeerde grens van een bouwperceel.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de bouwperceelsgrens

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortste is;

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk;

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 vloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van een gebouw geeft, in bepaalde mate, de grootte van het gebouw weer. De vloeroppervlakte wordt binnenwerks bepaald: de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor de betreffende activiteit(en).

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Kampen- of hoevenlandschap

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Kampen- of hoevenlandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een duurzame agrarische bedrijfsuitoefening;
  • b. behoud, herstel en/of duurzame ontwikkeling van het kleinschalige cultuurlandschap;
  • c. behoud, herstel en/of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden;
  • d. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • e. agrarisch natuurbeheer;

ter plaatse van de gebiedsaanduiding:

  • f. 'landgoederen': een landgoed, alsmede de instandhouding en het behoud van de samenhang ervan;
  • g. 'middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde - 1': tevens voor archeologisch onderzoeksgebied; de regeling in artikel 17.1.1 onder a dient in acht te worden genomen;
  • h. 'zoekgebied behoud en herstel watersystemen': tevens voor de bescherming en instandhouding van het watersysteem. De regeling opgenomen in artikel 17.1.1 onder b dient in acht te worden genomen;

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • i. voorzieningen van algemeen nut;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. voetpaden.
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels.

3.2.1 Gebouwen
  • a. ter plaatse van het bouwvlak zijn gebouwen voor beheer en onderhoud van het landgoed toegestaan;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte mag maximaal 100 m2 bedragen;
  • c. de goothoogte mag maximaal 3 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte mag maximaal 5 meter bedragen.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 meter bedragen met uitzondering van het bepaalde onder b;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen;
  • c. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens moet minimaal 3 meter bedragen, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, die op de perceelsgrens gebouwd mogen worden.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. teeltondersteunende voorzieningen;
  • b. seksinrichtingen.
  • c. buitenopslag van goederen en materialen;
  • d. het oprichten van paardenbakken.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden buiten het bouwvlak uit te voeren:

  • a. planten en rooien van begroeiing;
  • b. graven, vergraven en egaliseren van gronden.
3.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 3.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
3.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 3.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de landschappelijke en natuurlijke waarden van de gronden ontstaat of kan ontstaan.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Bouwvlak ten behoeve van schuilgelegenheden voor dieren

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een bouwvlak voor schuilgelegenheden voor dieren toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak en van de schuilstal mag niet meer bedragen dan 30 m²;
  • b. de bouwhoogte van de schuilstal mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. de dakhelling van de schuilstal dient ten minste 25° te bedragen;
  • d. de schuilstal mag uitsluitend gebruikt worden voor het laten schuilen c.q. huisvesten van zogenaamde boerderijdieren, zoals rundvee, (trek)paarden, pony's, geiten, schapen;
  • e. in of op gronden direct aansluitend aan de schuilstal vindt geen opslag van hooi, stro of andere materialen plaats;
  • f. per perceel, zijnde een perceel grasland met een minimale oppervlakte van 1 hectare, mag maximaal één schuilstal worden gebouwd;
  • g. een schuilgelegenheid moet qua vormgeving, materiaalgebruik en door het aanbrengen van gebiedseigen beplanting worden ingepast in het landschap;
  • h. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 4 Bos

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. instandhouding en ontwikkeling van bos met de daarop afgestemde bosbouw;
  • b. instandhouding van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige, waterhuishoudkundige, ecologische en abiotische waarden;
  • c. behoud, herstel en/of duurzame ontwikkeling van de ecologische hoofdstructuur;
  • d. in aansluiting op de bestemming 'Water: water tot een oppervlakte van maximaal 1.500 m²;
  • e. extensief dagrecreatief medegebruik;

ter plaatse van de functieaanduiding:

  • f. 'geluidwal': tevens een geluidwal met een hoogte van maximaal 8,5 meter boven het bestaande maaiveld;
  • g. 'specifieke vorm van water - duiker': een duiker onder de geluidwal;
  • h. 'specifieke vorm van water - maalkom': tevens een maalkom;
  • i. 'water': een waterhuishoudkundige voorziening voor het in stand houden van de waterloop;

ter plaatse van de gebiedsaanduiding:

  • j. 'landgoederen': een landgoed, alsmede de instandhouding en het behoud van de samenhang ervan;
  • k. 'middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde - 1', tevens voor archeologisch onderzoeksgebied; de regeling in artikel 17.1.1 onder a dient in acht te worden genomen;
  • l. 'zoekgebied behoud en herstel watersystemen', tevens voor de bescherming en instandhouding van het watersysteem. De regeling opgenomen in artikel 17.1.1 onder b dient in acht te worden genomen;

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • m. voorzieningen van algemeen nut;
  • n. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • o. groenvoorzieningen;
  • p. voetpaden.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van waterbeheer en natuurontwikkeling met een maximale bouwhoogte van 5 meter.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. kamperen.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden te verrichten:

  • a. planten en rooien van begroeiing;
  • b. graven, vergraven en egaliseren van gronden.
4.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 4.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
4.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 4.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de landschappelijke en natuurlijke waarden van de gronden ontstaat of kan ontstaan.

Artikel 5 Groen - Lanen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Lanen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud en ontwikkeling van lanen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. extensief dagrecreatief medegebruik;


ter plaatse van de functieaanduiding:

  • d. 'specifieke vorm van waarde - bakhuis': tevens voor een bakhuis;

ter plaatse van de gebiedsaanduiding:

  • e. 'landgoederen': een landgoed, alsmede de instandhouding en het behoud van de samenhang ervan;

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • f. voet- en rijwielpaden;
  • g. voorzieningen van algemeen nut;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden zijn uitsluitend toegestaan:
    • 1. gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut;
    • 2. het bestaande bakhuis ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - bakhuis';
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 3 meter bedragen;
  • c. de oppervlakte van voorzieningen van algemeen nut mag maximaal 15 m² bedragen.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van lichtmasten mag maximaal 5 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 meter bedragen.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden te verrichten:

  • a. kappen en rooien van bomen;
  • b. graven, vergraven en egaliseren van gronden.
5.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 5.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
5.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 5.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden van de gronden ontstaat of kan ontstaan.

Artikel 6 Natuur

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige, waterhuishoudkundige en abiotische waarden;
  • b. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • c. onverharde paden;

ter plaatse van de functieaanduiding:

  • d. 'specifieke vorm van natuur - houtsingel of houtwal': beplanting in de vorm van houtsingels of houtwallen, zoals nader beschreven in het Natuurbeheerplan van de provincie Noord-Brabant, onderdeel landschapsbeheertype L01.02;
  • e. 'specifieke vorm van natuur - kruiden- en faunarijk grasland': beplanting in de vorm van kruiden- en faunarijke graslanden, zoals nader beschreven in het Natuurbeheerplan van de provincie Noord-Brabant, onderdeel natuurbeheertype N12.02;
  • f. 'specifieke vorm van natuur - vochtig hooiland': beplanting in de vorm van vochtige hooilanden, zoals nader beschreven in het Natuurbeheerplan van de provincie Noord-Brabant, onderdeel natuurbeheertype N10.02;

ter plaatse van de gebiedsaanduiding:

  • g. 'landgoederen': een landgoed, alsmede de instandhouding en het behoud van de samenhang ervan;
  • h. 'middelhoge en hoge archeologische waarde - 1': tevens voor archeologisch onderzoeksgebied; de regeling in artikel 17.1.1 onder a dient in acht te worden genomen;

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • i. voorzieningen van algemeen nut;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. voetpaden.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van waterbeheer en natuurontwikkeling, met een maximale bouwhoogte van 5 meter.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2 meter.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. kamperen.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden te verrichten:

  • a. planten en rooien van begroeiing;
  • b. graven, vergraven en egaliseren van gronden.
6.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 6.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
6.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 6.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de landschappelijke en natuurlijke waarden van de gronden ontstaat of kan ontstaan.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;

ter plaatse van de gebiedsaanduiding:

  • d. 'landgoederen': een landgoed, alsmede de instandhouding en het behoud van de samenhang ervan;

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • e. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  • f. straatmeubilair;
  • g. voorzieningen van algemeen nut;
  • h. kunstwerken;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. Op de gronden mag niet worden gebouwd behoudens bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 5 meter bedragen.
7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van goederen en materialen.

Artikel 8 Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water -' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. het behoud, herstel en de ontwikkeling van natuurlijke en ecologische waarden;
  • c. extensief dagrecreatief medegebruik;

ter plaatse van de functieaanduiding:

  • d. 'specifieke vorm van water - gracht': een gracht;
  • e. 'specifieke vorm van water - leggerwaterloop': een waterloop van het waterschap;
  • f. 'specifieke vorm van water - moeras': een moerasgebied;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal': tevens een gemaal;
  • h. 'specifieke vorm van water - maalkom': tevens een maalkom;
  • i. 'zandwinning' een zandwinning met een ontgravingsdiepte van maximaal 8 meter beneden bestaand maaiveld gedurende de zandwinperiode;

ter plaatse van de gebiedsaanduiding:

  • j. 'landgoederen': een landgoed, alsmede de instandhouding en het behoud van de samenhang ervan;

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • k. kunstwerken;
  • l. beheer- en onderhoudspaden;
  • m. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeer;
  • n. nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mag niet worden gebouwd behoudens bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de watergang en/of waterkering of natuurontwikkeling.
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter.
8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. kamperen;
  • b. opslag van goederen en materialen.

Artikel 9 Wonen - 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. bed & breakfast met maximaal 2 kamers binnen de bestaande bebouwing;

ter plaatse van de gebiedsaanduiding:

  • c. 'landgoederen': een landgoed, alsmede de instandhouding en het behoud van de samenhang ervan;

met de daarbijbehorende voorzieningen, zoals:

  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Woning

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd ;
  • b. per bouwvlak is één woning toegestaan, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een ander aantal is aangeduid;
  • c. binnen het bouwvlak zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen': twee-aaneen gebouwde woningen zijn toegestaan;
  • d. de inhoud van de woning mag maximaal 600 m³ bedragen exclusief het ondergrondse deel van de woning;
  • e. de goot- en bouwhoogte van de woning mogen maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven hoogte bedragen;
  • f. een woning dient te worden uitgevoerd met een kap;
  • g. ondergrondse bouwwerken zijn alleen toegestaan direct onder de contouren van de woning exclusief bijbehorende bouwwerken;
  • h. de afstand tot de perceelgrens moet minimaal 5 meter bedragen.
9.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij de woning mag maximaal 80 m2 bedragen;
  • b. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3 meter bedragen en de bouwhoogte mag maximaal 5 meter bedragen;
  • c. de afstand van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot de woning bedraagt minimaal 5 meter en maximaal 20 meter;
  • d. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens moet minimaal 5 meter bedragen;
  • e. bijbehorende bouwwerken moeten op minimaal 3 meter achter de gevellijn worden opgericht.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 meter bedragen, met uitzondering van het bepaalde onder b;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de gevellijn van de woning maximaal 1 meter mag bedragen;
  • c. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens moet minimaal 5 meter bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, die op de zijdelingse perceelsgrens gebouwd mogen worden;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde moeten op minimaal 1 meter achter de gevellijn worden opgericht met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen.
9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van:

9.3.1 Kleinere afstand tot de zijdelingse perceelgrens

De afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de zijdelingse perceelgrens mag worden verkleind, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundige beeld wordt ter plaatse niet onevenredig geschaad.
9.3.2 Plat dak

Het toestaan van een plat dak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • b. de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundige beeld wordt ter plaatse niet onevenredig geschaad.
9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. een seksinrichting of escortbedrijf;
  • b. opslag van goederen en materialen binnen en buiten het bouwvlak;
  • c. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
  • d. bewoning als afhankelijke woonruimte;
  • e. het gebruik voor enige vorm van handel en bedrijf behoudens het in artikel 13.1 bepaalde.
9.5 Wijzigingsbevoegdheden
9.5.1 Vergroting bouwvolume

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bouwvolume van een woning te vergroten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is sprake van een sterke verbetering van de beeldkwaliteit in de directe omgeving;
  • b. de bestaande landschappelijke, natuurlijke, architectonische en/of cultuurhistorische waarden van de woning worden niet onevenredig aangetast;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of gebouwen worden niet onevenredig aangetast;
  • d. de inhoud van een woning mag na vergroting niet meer bedragen dan 750 m³, behoudens het bepaalde sub e;
  • e. de inhoud van een woning mag na vergroting niet meer bedragen dan 850 m³, met dien verstande dat voor de vergroting van 750 m³ naar 850 m³ geldt dat:
    • 1. de goothoogte van de woning maximaal 4,5 meter mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 9 meter mag bedragen;
    • 3. per 50 m3 vergroting van de woning telkens minimaal 500 m² oppervlakte aan legaal opgerichte bebouwing wordt gesloopt;
    • 4. de overtollige bebouwing (alle aanwezige bebouwing boven de standaard maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van 80 m²) in één keer wordt gesloopt en deze sloop als voorwaarde aan de wijziging en omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt verbonden;
    • 5. geen wijziging mogelijk is indien op deze locatie sloop van bebouwing al heeft plaatsgevonden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling;
    • 6. de gesloopte oppervlakte slechts éénmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking wordt genomen;
  • f. de ontwikkeling is in overeenstemming met artikel 3.1 en 3.2 (Zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit en Kwaliteitsverbetering van het landschap) van de Verordening ruimte Noord-Brabant, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels.

Artikel 10 Wonen - 3

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in landhuizen;
  • b. bed & breakfast met maximaal 2 kamers binnen de bestaande bebouwing;

ter plaatse van de gebiedsaanduiding:

  • c. 'landgoederen': een landgoed, alsmede de instandhouding en het behoud van de samenhang ervan;
  • d. 'middelhoge en hoge archeologische waarde - 2': tevens voor archeologisch onderzoeksgebied;

met de daarbijbehorende voorzieningen, zoals:

  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Aan de omgevingsvergunning voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde - 2' dient het voorschrift te worden toegevoegd dat de bouwwerkzaamheden begeleid worden door een door het bevoegd gezag aan te wijzen archeoloog.

10.2.2 Woning - landhuis

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. landhuizen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak is één landhuis toegestaan;
  • c. de inhoud van de woning bedraagt minimaal 750 m3 en maximaal 1500 m3;
  • d. de goothoogte en de bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangeduid;
  • e. een woning moet worden afgedekt met een schuine kap, waarvan de dakhelling niet minder dan 20 graden, en niet meer dan 60 graden mag bedragen;
  • f. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens moet minimaal 5 meter bedragen;
  • g. ondergrondse bouwwerken zijn alleen toegestaan direct onder de contouren van de woning exclusief bijbehorende bouwwerken.
10.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij de woning mag maximaal 120 m² bedragen;
  • b. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3 meter bedragen en de bouwhoogte maximaal 7 meter;
  • c. de afstand van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot de woning moet minimaal 5 meter en mag maximaal 20 meter bedragen;
  • d. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens moet minimaal 5 meter bedragen;
  • e. bijbehorende bouwwerken moeten op minimaal 3 meter achter de gevellijn worden opgericht.
10.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 meter bedragen, met uitzondering van het bepaalde onder b;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen;
  • c. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens moet minimaal 5 meter bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, die op de zijdelingse perceelsgrens gebouwd mogen worden.
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde moeten op minimaal 1 meter achter de gevellijn worden opgericht met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van een samenhangend bebouwings- en landschapsbeeld:

  • a. in het noordelijke deel van de bestemming: in de vorm van een informele cluster van vier landhuizen, met als thema 'verscholen in het groen';
  • b. in het zuidelijke deel van de bestemming - in het verlengde van de as van de middenlaan: in de vorm van een formele cluster van drie landhuizen rond een gemeenschappelijk voorerf,
10.4 Afwijken van de bouwregels
10.4.1 Kleinere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2.3 onder b ten behoeve van een kleinere afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens, mits:

  • a. de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundige beeld ter plaatse niet onevenredig worden geschaad.
10.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. een seksinrichting of escortbedrijf;
  • b. opslag van goederen en materialen binnen en buiten het bouwvlak;
  • c. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
  • d. bewoning als afhankelijke woonruimte;
  • e. gebruik voor enige vorm van handel en bedrijf behoudens het in artikel 13.1 bepaalde.
10.6 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Voor de gebouwen met een woonfunctie geldt een bouwpeil begane grond van minimaal 5,75 m + NAP.

10.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen, door in plaats van de drie bouwvlakken binnen de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' één bouwvlak toe te staan ten behoeve van één groot landhuis, met inachtname van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van het bij het grote bouwvlak behorende perceel bedraagt maximaal 1,5 ha;
  • b. de totale inhoud van de gebouwen binnen het grote bouwvlak bedraagt minimaal 2.250 m3 en maximaal 4.500 m³;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 360 m²;
  • d. overigens blijven de regels van deze bestemming onverminderd van kracht.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene bouwregels

12.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

12.2 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
  • a. Gebouwen en/of bouwwerken die worden geacht te voldoen, mogen worden gehandhaafd maar niet worden vergroot.
  • b. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. in het belang van een goede landschappelijke inpassing van bebouwing en verhardingen;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

13.1 Aan huis gebonden beroep en bedrijf
  • a. de uitoefening van een ondergeschikt aan huis gebonden beroep in een woning en bijbehorende bouwwerken bij de woning is toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 25% van de vloeroppervlakte van de woning met een maximum van 50 m²;
  • b. de uitoefening van een ondergeschikt aan huis gebonden bedrijf van categorie 1 of 2 uit de Lijst van bedrijfsactiviteiten -zoals opgenomen als bijlage 2 bij de regels- dat qua uitstraling ruimtelijk en milieutechnisch overeenkomt met een beroep aan huis, in een woning en bijbehorende bouwwerken is toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 25% van de vloeroppervlakte van de woning met een maximum van 50 m².
13.2 Verbod

Het is verboden de in de artikelen 3 tot en met 10 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving en/of in artikel 13.1.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

14.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de in de regels voorgeschreven maatvoering met maximaal 10%;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter.
14.2 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.4 onder d. en 10.5 onder d. voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of bijbehorende bouwwerken bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande, dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg, hetgeen aangetoond dient te worden door een verklaring van een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige;
  • b. op het perceel een woning aanwezig dient te zijn;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en nabijgelegen bedrijven;
  • d. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  • e. alle ruimten dienen te voldoen aan de geldende eisen van het Bouwbesluit en bouwverordening;
  • f. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben;
  • g. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
  • h. ten behoeve van de inwoning geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen mag worden aangelegd. Er dient gebruik gemaakt te worden van de bestaande aansluiting;
  • i. maximaal 80 m² van hoofdgebouw en/of bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning;
  • j. een vrijstaand bijbehorend bouwwerk dat gebruikt wordt voor inwoning op niet meer dan 50 m¹ van de woning is gelegen;
  • k. er op basis van een akoestisch onderzoek wordt aangetoond dat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarden zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder;
  • l. er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn;

Indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, de houder van de vergunning het bevoegd gezag daarvan binnen drie maanden schriftelijk in kennis stelt. Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in indien vorenbedoelde noodzaak niet meer bestaat.

14.3 Aan huis gebonden beroep of bedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.1 voor een maximale oppervlakte van 75 m2, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. deze afwijkingsmogelijkheid is uitsluitend van toepassing binnen de bestemming 'Wonen - 3';
  • b. er is geen sprake van een publieksverzorgend beroep of bedrijf;
  • c. het parkeren vindt plaats op eigen terrein;
  • d. er is geen sprake van aantasting van het woon- en leefklimaat op de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

Artikel 15 Algemene wijzigingsregels

15.1 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
15.2 Verwijderen aanduiding 'hoge en middelhoge archeologische verwachtingswaarde'

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de gebiedsaanduiding 'middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde - 1 en/of 2' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
15.3 Gebouwen beheer en onderhoud

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een bouwvlak toe te staan voor een bijbehorend bouwwerk in aanvulling op 3.2.1 mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen voor beheer en onderhoud maximaal 750 m² bedraagt;
  • b. het bouwvlak niet gelegen mag zijn binnen de ecologische hoofdstructuur.

Artikel 16 Algemene procedureregels

16.1 Afwijken van het bestemmingsplan

Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

16.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

16.3 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van de algemene wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

16.4 Nadere eisen

Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 17 Overige regels

17.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.1.1 Algemeen

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden buiten het bouwvlak te verrichten:

a Middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde

Ter plaatse van de aanduiding 'middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde - 1':

  • afgraven, vergraven, egaliseren;
  • draineren, onderbemalen, graven sloten dieper dan 0,30 meter;
  • verharden oppervlakte van meer dan 100 m²;
  • aanleg leidingen dieper dan 0,30 meter.
b Zoekgebied behoud en herstel watersystemen

Ter plaatse van de aanduiding 'zoekgebied behoud en herstel watersystemen':

  • het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakken van meer dan 100 m²;
  • het ophogen van gronden.
17.1.2 Normaal onderhoud

Het verbod als bedoeld in 17.1.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. van zodanig geringe omvang en ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting van de aanwezige waarden plaatsvindt;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
17.1.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 17.1.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. deze verband houden met de omschrijving die aan de desbetreffende bestemming is toegekend;
  • b. door de werken of werkzaamheden hetzij direct hetzij indirect de bestaande waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • c. door de werken of werkzaamheden hetzij direct hetzij indirect de gewenste waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • d. het waterschap is gehoord voor wat betreft de waarden die te maken hebben met het watersysteem.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
18.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:

Regels bestemmingsplan NSW Landgoed Groensche Hoeven, Vught