direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied, herziening De Dijk 4 - Esschebaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0788.BP20BGDeDijk4-VAST

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Buitengebied, herziening De Dijk 4 - Esschebaan', gemeente Haaren.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0788.BP20BGDeDijk4–VAST met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen.

1.3 verbeelding:

de verbeelding van het bestemmingsplan 'NL.IMRO.0788.BP20BGDeDijk4–VAST'.

1.4 kwatrijnconcept:

Het kwatrijnconcept maakt het mogelijk om nutriëntenkringlopen beter te sluiten en te voorzien in een groot deel van de eiwitbehoefte van het bedrijf. Het gebruik van vaste mest is ideaal voor het bodemleven en de bodemvruchtbaarheid, de vloeibare mest stimuleert de optimale gewasgroei. Gras, klaver en een eigen graanteelt maken dat minder krachtvoer en stro (dat wordt gebruikt in de kwatrijnstal) hoeft te worden ingekocht en zorgen voor een beter gesloten kringloop. De positionering van het kwatrijnconcept maakt optimaal weiden mogelijk. Door een educatieroute tussen de kwatrijnstal en de historische boerderij wordt er bijgedragen aan de maatschappelijke en sociale belangen en door eigen afzet binnen het kwatrijnconcept wordt het bewustzijn van voedsel geschetst;

1.5 kwatrijnstal:

De vernieuwde omgang met de dieren, de mest, de bodem, het landschap en de maatschappij. Daar hoort een bijzondere stal bij. In de kwatrijnstal zijn een aantal belangrijke systeeminnovaties geïntegreerd. Dit heeft geleid tot een unieke stalvorm met een transparante opzet en een markant dak. De belangrijkste vernieuwing in het stalsysteem waarbij stro de basis is, is de vloer die vaste stromest en vloeibare mest/urine gescheiden opvangt. Hierdoor heb je een extreem lage ammoniakemissie, een hoog dierwelzijn door het stro als basis en een voedingsbron voor biodiversiteit: vaste mest. De Kwatrijnstal mag gezien worden in het landschap en is maatwerk voor het gebied. Door het gelede dak met vier kappen sluit de schaal goed aan op de omgeving. Door de transparante opzet blijven fraaie doorzichten naar het beekdal gehandhaafd;

1.6 educatieroute:

De educatieroute verbindt het bouwvlak met de historische boerderij en kaasmakerij met het bouwvlak met de Kwatrijnstal. Door een educatieroute tussen de historische boerderij en de kwatrijnstal wordt invulling gegeven aan de overdracht van informatie over het beekdalgebied in combinatie het bewustzijn van voedsel geschetst in de vorm van kringlooplandbouw die bijdraagt aan de biodiversiteit in het gebied;

1.7 AAB

(Stichting) Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;

1.8 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.9 Activiteit met externe veiligheidsrisico's

Risicovolle activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning is verleend en risicovolle activiteiten waarvoor een melding is gedaan. Als risicovolle activiteiten worden ook het transporteren van gevaarlijke stoffen door buisleidingen of over het water, het spoor of de weg aangemerkt. De aan te houden veiligheidsafstanden zijn te vinden in het Activiteitenbesluit, Bevi, Bevb en Bevt;

1.10 Activiteitenbesluit

Het besluit van 19 oktober 2007, houdende algemene regels voor inrichtingen (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer);

1.11 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren alsmede het bewerken en verwerken van mest van het eigen agrarisch bedrijf;

1.12 agrarisch bedrijf, grondgebonden

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt;

1.13 agrarisch bedrijf, intensieve veehouderij

agrarisch bedrijf met een bedrijfvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkrundveehouderij;

1.14 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde;

1.15 bed  and breakfast

bed  and breakfast is een kleinschalige vorm van verblijfsrecreatie en richt zich met name op de trekkende toeristen, die voor één of enkele nachten (maximaal 1 week) een onderkomen zoeken. Typerend voor bed  and breakfast is:

  • a. de kleinschaligheid en de uitvoering is eenvoudig;
  • b. bed  and breakfast is gekoppeld aan de woonfunctie, dat betekent dat mede gebruik
    wordt gemaakt van de keuken van de woning;
1.16 bedrijfsgebouw

een niet voor bewoning bestemd gebouw ten dienste van een bedrijf, instelling of voorziening;

1.17 bedrijfswoning of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, die hoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein;

1.18 beperkt kwetsbare gebouwen

Een gebouw met een van de volgende gebruiksfuncties, alleen voor zover het betreft die gebruiksfunctie:

  • a. een woonfunctie, met uitzondering van een woonfunctie in een woongebouw:
    • 1. op een locatie met een dichtheid van ten hoogste 2 woningen of woonwagens per ha;
    • 2. om te worden gebruikt in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf, of;
    • 3. die onderdeel is van lintbebouwing die loodrecht of nagenoeg loodrecht is gelegen op een buisleiding als bedoeld in artikel 3.101 van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het betreft het risico op een ongewoon voorval veroorzaakt door die activiteit.
  • b. een bijeenkomstfunctie, met uitzondering van een bijeenkomstfunctie:
    • 1. voor kinderopvang;
    • 2. voor dagverblijf van personen met een lichamelijke of geestelijke beperking, of;
    • 3. waarin doorgaans een groot aantal personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig is.
  • c. een industriefunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwen leefomgeving, met uitzondering van gebouwen waarin doorgaans een groot aantal personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig is.
  • d. een kantoorfunctie met een bruto-vloeroppervlakte van ten hoogste 1.500 m2.
  • e. een logiesfunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving:
    • 1. op een locatie een dichtheid van ten hoogste 2 logiesfuncties per ha, en ten hoogste 5 logiesverblijven als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwen leefomgeving per gebouw, of;
    • 2. met een bruto-vloeroppervlakte van ten hoogste 1.500 m2.
  • f. een onderwijsfunctie voor volwassenenonderwijs, met uitzondering van een onderwijsfunctie waarin doorgaans een groot aantal personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig is.
  • g. een sportfunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, met uitzondering van een sportfunctie waarin doorgaans een groot aantal personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig is.
  • h. een winkelfunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, met uitzondering van een winkelfunctie in een gebouw waarin een supermarkt of warenhuis is gevestigd:
    • 1. met meer dan vijf winkels en met een totale bruto-vloeroppervlakte van meer dan 1.000 m2, of;
    • 2. met een winkel met een bruto-vloeroppervlakte van meer dan 2.000 m2.

1.19 beperkt kwetsbare locaties
  • 1. Een locatie voor recreatief nachtverblijf voor ten hoogste 50 personen;
  • 2. Een locatie voor sport, spel, recreatief dagverblijf of evenementen in de open lucht, met uitzondering van locaties waar doorgaans een groot aantal personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig is.

1.20 bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats, inhoud, afstand, object,

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct met de aarde verbonden is. Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21 bestaand gebruik

gebruik zoals dat rechtens bestaat of mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.22 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.23 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten  met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.24 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.25 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.26 boerderijterras

met zicht op het beekdallandschap draagt het boerderijterras bij aan de beleving en het bewustzijn van voedsel op basis van kringlooplandbouw en de samenhang met het beekdal landschap en versterking van de biodiversiteit.

1.27 boerderijwinkel

verkoop van agrarische producten, afkomstig van het eigen agrarische bedrijf of van andere agrarische bedrijven uit de streek, met uitzondering van (sub)tropische of exotische producten en in hoofdzaak op menselijke consumptie gerichte, ambachtelijk vervaardigde en aan de streek gebonden producten;

1.28 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten vernieuwen of veranderen van een woonwagenstandplaats;

1.29 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.30 bouwlaag

een voor mensen toegankelijk deel van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd, zulks met uitzondering van onderbouwen, kelders en kappen; de eerste bouwlaag is de bouwlaag op de begane grond;

1.31 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.32 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.33 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.34 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.35 Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij

nadere regels ter uitvoering van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij, die zijn vastgesteld door Gedeputeerde Staten op grond van de Verordening Ruimte of haar rechtsopvolger;

1.36 brutovloeroppervlak

de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;

1.37 cultuurhistorische waarden en kenmerken

waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden;

1.38 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt ook begrepen een internetwinkel en afhaalpunten;

1.39 ecologische verbindingszone

vaak langgerekt gebied, waarbinnen natuur- en landschapselementen zijn of worden gerealiseerd, gericht op het verbinden van natuurgebieden;

1.40 erfbeplanting

beplanting rondom een gebouw en/of gebouwen;

1.41 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.42 gemengd landelijk gebied

multifunctionele gebruiksruimte, gelegen buiten bestaand stedelijk gebied, buiten het Natuur Netwerk Brabant en buiten de groenblauwe mantel;

1.43 gevoelige functies

woningen, woonwagenstandplaatsen, andere geluidgevoelige gebouwen zoals onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven en geluidsgevoelige terreinen zoals terreinen die horen bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg;

1.44 groenblauwe mantel

gebieden met een belangrijke nevenfunctie voor natuur en water die overwegend grenzen aan het Natuur Netwerk Brabant en ecologische verbindingszone of die deze verbinden;

1.45 gronddepot

bewaarplaats van grond;

1.46 handreiking Bedrijven en milieuzonering 2009

handleiding met lijsten met richtafstanden voor aan te houden afstanden tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen);

1.47 hoofdgebouw

een gebouw, dat binnen een bouwperceel door constructie of afmetingen als hét belangrijkste valt aan te merken;

1.48 huishouden

De bewoning van een woning door:

  • een persoon;
  • meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur;

1.49 kaasmakerij

ruimte waarin melk wordt verwerkt tot kaas en overige zuivelproducten;

1.50 kampeerterrein

stuk grond, al dan niet met speciale voorzieningen, waarop men kan kamperen;

1.51 kern in landelijk gebied

gebied waar verstedelijking plaatsvindt anders dan in een stedelijk concentratiegebied;

1.52 kleinschalig kamperen

kleinschalig recreatief nachtverblijf op gronden met een andere hoofdfunctie, met gebruikmaking kampeermiddelen tot een in de regels aangegeven maximum aantal kampeermiddelen;

1.53 kwetsbare gebouwen

Een gebouw met een van de volgende gebruiksfuncties, alleen voor zover het betreft die gebruiksfunctie:

  • a. een woonfunctie:
    • 1. op een locatie met een dichtheid van meer dan 2 woningen of woonwagens per ha, of;
    • 2. voor zover het betreft een woongebouw.
  • b. een bijeenkomstfunctie waarin doorgaans een groot aantal personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig is, met uitzondering van een bijeenkomstfunctie:
    • 1. voor kinderopvang, en;
    • 2. voor dagverblijf van personen met een lichamelijke of geestelijke beperking.
  • c. een industriefunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving waarin doorgaans een groot aantal personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig is, met uitzondering van een lichte industriefunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving.
  • d. een gezondheidszorgfunctie zonder een bedgebied.
  • e. een kantoorfunctie met een bruto-vloeroppervlakte van meer dan 1.500 m2.
  • f. een logiesfunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving:
    • 1. op een locatie met een dichtheid van meer dan 2 logiesfuncties per ha;
    • 2. in een gebouw met meer dan 5 logiesverblijven als bedoeld in bijlage I bij het
      Besluit bouwen leefomgeving, of;
    • 3. met een bruto-vloeroppervlakte van meer dan 1.500 m2.
  • g. een onderwijsfunctie:
    • 1. voor volwassenenonderwijs waarin doorgaans een groot aantal personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig is, of;
    • 2. voor minderjarigen, met uitzondering van basisschoolonderwijs, en van minderjarigen met een lichamelijke of geestelijke beperking.
  • h. een sportfunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving waarin doorgaans een groot aantal personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig is.
  • i. een winkelfunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving in een gebouw waarin een supermarkt of warenhuis is gevestigd:
    • 1. met meer dan vijf winkels en met een totale bruto-vloeroppervlakte van meer dan 1.000 m2, of;
    • 2. met een winkel met een bruto-vloeroppervlakte van meer dan 2.000 m2.

1.54 kwetsbare locaties
  • 1. Een locatie voor recreatief nachtverblijf voor meer dan 50 personen;
  • 2. Een locatie voor sport, spel, recreatief dagverblijf of evenementen in de open lucht,
    waar doorgaans een groot aantal personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig is.

1.55 kwetsbaar object
  • a. woningen, woonschepen en woonwagens met een dichtheid van meer dan twee
    woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
  • b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag,
    van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen, of
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van meer dan 1500 m2
      per object, of
    • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk
      brutovloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal
      brutovloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per winkel, voorzover in die
      complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is
      gevestigd, en
  • d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;

1.56 landschapselementen

ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha zonder een agrarische productiefunctie;

1.57 langgevelboerderij

een boerderij die ontstaan is uit het type hallenhuis en behoort tot de hallenhuisgroep;

1.58 maatschappelijke voorzieningen

gezondheidszorg, bejaardenzorg en andere openbare en bijzondere voorzieningen en dienstverlening;

1.59 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte voor personen jonger dan 65 jaar met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.60 mestbassin

voorziening voor opslag van mest, bijvoorbeeld bestaande uit een aarden put bekleed met folie die geheel of gedeeltelijk is ingegraven en wordt omgeven door een grondwal ten behoeve van de opslag van drijfmest of een mestzak;

1.61 Natuurontwikkeling

Rond de projectlocatie in het Helvoirts Broek Zuid zijn diverse natuur- en waterdoelen beschreven in verschillende beleidsplannen. Conform de 'Intentieverklaring tot samenbrengen van agrarisch ondernemerschap en natuurontwikkeling in het Helvoirts Broek Zuid' zal in een integrale samenwerking en afstemming tussen de agrariër en de maatschappelijke partners worden gewerkt aan het mogelijk maken van agrarisch ondernemerschap in samenhang met de realisatie van de natuur- en waterdoelen.

1.62 Natuurwaarden

Waarden in verband met de aanwezigheid van bijzondere planten, dieren en leefgemeenschappen in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden met zaken als verscheidenheid/zeldzaamheid, natuurlijkheid/ongestoordheid en kenmerkendheid voor het gebied.

1.63 Natuurontwikkelingsgebied

Landbouwgronden, die bijzonder geschikt zijn voor het ontwikkelen van nieuwe natuur waardoor ruimtelijke ingrepen die natuurontwikkeling kunnen frustreren moeten worden voorkomen.

1.64 Natuur Netwerk Brabant

Natuur Netwerk Brabant zoals bedoeld in de Verordening ruimte Noord-Brabant (thans Interim omgevingsverordening) van de provincie Noord-Brabant;

1.65 ecologische verbindingszone

vaak langgerekt gebied, waarbinnen natuur- en landschapselementen zijn of worden gerealiseerd, gericht op het verbinden van natuurgebieden;

1.66 nevenfuncties

Onder nevenfuncties worden verstaan:

  • a. recreatieve functies gericht op plattelandstoerisme;
  • b. agrarisch verwante functies;
  • c. agrarisch technische hulpfuncties;
  • d. statische binnen opslag;
  • e. verbrede landbouw;

1.67 nieuwbouw

bouw van nieuwe bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.68 onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 m boven peil is gelegen;

1.69 ondergeschikte functie

functie die in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de hoofdfunctie op een bouwvlak;

1.70 ondersteunende horeca

een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie, ondersteunend aan de educatieruimte, een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren. De ruimte voor ondersteunende horeca is inclusief een eventueel terras, toiletten en bereidingsruimte van de geserveerde consumpties;

1.71 peil
  • a. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:
    de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk ter plaatse van de bestemming 'Verkeer - Railverkeer' :
    'bovenkant spoorstaaf';
  • c. in andere gevallen:
    de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

1.72 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdwoonverblijf, waarbij door betrokkene niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt;

1.73 plaatsgebonden risico (PR)

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.

1.74 PR 10-6 /jaar contour

op deze plaatsgebonden risicocontour is de kans 1 op de 1.000.000 per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval op die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel is betrokken.

1.75 recreatieve voorzieningen

een verblijf of afgebakend terrein geschikt voor recreatieve doeleinden waar weinig mensen tegelijkertijd de mogelijkheid hebben om te recreëren, zoals kleinschalige recreatieve activiteiten in de vorm van bijvoorbeeld paardrijden, huifkartochten, terras en speelvoorzieningen die ruimtelijk inpasbaar zijn;

1.76 reëel agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van ten minste één halve volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen;

1.77 regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi)

regeling van de Staatssecretaris van VROM, houdende regels met betrekking tot afstanden en de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ter uitvoering van het Besluit externe veiligheid inrichtingen als opgenomen in bijlage 4 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zoals deze luidde op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan.

1.78 retentievoorziening

een voorziening waarbij in tijden van overvloedige neerslag, water dat niet afkomstig is van uit de grote rivieren, tijdelijk vastgehouden kan worden om wateroverlast op andere plaatsen te voorkomen;

1.79 silo

een bouwwerk dat dient voor het opslaan van mest, veevoeder, graan of andere bulkstoffen ten behoeve van het bijbehorende agrarische bedrijf;

1.80 sociaal- /educatieruimte
  • a. in de ruimte worden mensen in het kader van de dagbesteding 'zorgboerderij' ontvangen
  • b. in de educatieruimte wordt de bezoeker geïnformeerd over hoe de productie van voedsel in een beekdalgebied kan worden geïntegreerd in het gebied op basis van 'natuur inclusieve landbouw'.

1.81 statische opslag

(binnen)opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto's, boten, caravans, campers en dergelijke;

1.82 toename van stikstofdepositie
  • a. Er is sprake van een toename van stikstofdepositie wanneer de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) als gevolg van de stikstofemissie van een agrarisch bedrijf op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied meer bedraagt dan de stikstofdepositie als gevolg van het ten tijde van de vaststelling van het plan aanwezige planologisch legale gebruik van de gronden en bouwwerken behorend tot het agrarisch bedrijf.
  • b. Als uitzondering op lid a is er geen sprake van een toename van stikstofdepositie, indien de stikstofdepositie (mol/ha/jaar) niet meer bedraagt dan de stikstofdepositie als gevolg van het gebruik van gronden en bouwwerken behorend tot het agrarisch bedrijf overeenkomstig:
    • 1. een ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan verleende en onherroepelijke vergunning als bedoeld in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998 respectievelijk artikel 2.7, tweede lid van de Wet natuurbescherming; dan wel
    • 2. een ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan verleende en onherroepelijke omgevingsvergunning die met toepassing van hoofdstuk IX, titel 2 van de Natuurbeschermingswet 1998 respectievelijk artikel 6.10a van het Besluit omgevingsrecht is verleend en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt.

1.83 VAB

Vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing;

1.84 veehouderij

agrarisch bedrijf gericht op het houden van dieren met uitzondering van vissen, wormen, slakken en insecten;

1.85 Veiligheidszone-brandaandachtsgebied

de Veiligheidszone – brandaandachtsgebied betreft het effectgebied vanwege een (fakkel-) brand zoals genoemd is de 'Circulaire LPG-tankstations'. Deze afstand betreft 60 meter, gemeten vanaf het vulpunt LPG;

1.86 Veiligheidszone-explosieaandachtsgebied

De Veiligheidszone – explosieaandachtsgebied betreft het effectgebied vanwege een explosie (BLEVE) zoals genoemd is de 'Circulaire LPG-tankstations'. Deze afstand betreft 160 meter, gemeten vanaf het vulpunt LPG;

1.87 veldschuur

een vrij in het open veld staande schuur, die uitsluitend wordt gebruikt voor het onderbrengen van vee tegen weersinvloeden en/of voor de opslag van agrarische producten en/ of voor de opslag van agrarische werktuigen;

1.88 verbrede landbouw

het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwvlak, die ruimtelijk inpasbaar zijn en verbonden zijn aan de bestaande en te behouden agrarische bedrijfsvoering;

1.89 verkoopvloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw ten behoeve van detailhandel, onder welke ruimten niet zijn begrepen opslag-, personeels-, sanitaire en andere dienstruimten, garderobes en keukens;

1.90 voorgevel

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, één van die gevels;

1.91 voorgevelrooilijn

de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen;

1.92 voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie

voorzieningen voor het opwekken van hernieuwbare energie op basis van biomassa, waterkracht, windenergie, zonne-energie of aardwarmte. Hieronder worden geen voorzieningen begrepen, die vallen onder milieucategorie 3.1 of hoger op basis van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten;

1.93 wadi

een wadi is een laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren. Meestal is een wadi beplant met gras of biezen. Een wadi helpt verdroging van de bodem tegen te gaan, vormt een buffer bij overvloedige regenval, en draagt bij aan de zuivering van het water;

1.94 water en waterhuishoudkundige voorzieningen
  • a. al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.
  • b. alle voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, etc;

1.95 woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden;

1.96 woonunit

een demontabel of relatief eenvoudig verwijderbaar gebouw of ruimte binnen een gebouw, dat of die geschikt en ingericht is ten dienste van woon-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen;

1.97 zeer kwetsbaar gebouw

een gebouw met een van de volgende gebruiksfuncties, alleen voor zover het betreft die gebruiksfunctie:

  • a. een woonfunctie voor zorg.
  • b. een bijeenkomstfunctie:
    • 1. voor kinderopvang, of;
    • 2. voor dagverblijf van personen met een lichamelijke of geestelijke beperking.
  • c. een celfunctie.
  • d. een gezondheidszorgfunctie met een bedgebied.
  • e. een onderwijsfunctie:
    • 1. voor basisschoolonderwijs, of;
    • 2. voor onderwijs aan minderjarigen met een lichamelijke of geestelijke beperking.

1.98 zorgboerderij

de opvang van mensen met een zorgvraag hetzij als niet-agrarische neventak, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwperceel, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van resocialisatie of therapie;

1.99 zorgvuldige veehouderij

veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Algemeen

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • a. dakhelling
    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
  • b. de goothoogte van een bouwwerk
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
  • c. de inhoud van een bouwwerk
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
  • d. de bouwhoogte van een bouwwerk
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
  • e. de oppervlakte van een bouwwerk
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
  • f. de breedte, lengte of diepte van een gebouw
    tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.
  • g. de afstanden
    afstanden tussen bouwwerken onderling, alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
  • h. ondergeschikte bouwdelen
    bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen wordt de overschrijding van de bouw- en/of bestemmingsgrens door ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, gevelisolatie, reclame-aanduidingen, luifels, erkers, balkons en overstekende daken en dergelijke buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- en/of bestemmingsgrens niet meer bedraagt dan 1 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschaps- en Natuurwaarden 2

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met Waarden - Landschaps- en Natuurwaarden 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijven;
  • b. en tevens voor:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-veehouderij': een grondgebonden veehouderij;
  • c. behoud en herstel van de aangeduide cultuurhistorische waarden;
  • d. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
      • landschappelijk open gebied, ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid´;
  • e. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
      • kwetsbare soort(en) ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden - kwetsbare soorten´;
      • natuurontwikkelingsgebied ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurontwikkelingsgebied´;
      • weidevogels en ganzen ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden - weidevogelgebied´;
  • f. instandhouding als zodanig van de aldaar voorkomende zandwegen;
  • g. tuinen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen;
  • j. ondergeschikte voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, die vallen onder milieucategorie 1 of 2 op basis van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, met dien verstande dat tevens bestaande voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, die vallen onder milieucategorie 3.1 of hoger op basis van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zijn toegestaan;

3.1.1 ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Kwatrijnconcept'
a 3.1.1.1

Het gebruiken en (doen) laten gebruiken van de aangewezen gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Kwatrijnconcept' is alleen toegestaan wanneer wordt voldaan aan de onder genoemde voorwaarden.

b 3.1.1.2

Voorwaarden gebiedsaanduiding 'overige zone - Kwatrijnconcept'

  • a. Grondgebonden melkveebedrijf, maximaal 2 GVE per hectare in gebruik hebbende landbouwgrond (eigendom, huur, pacht);
  • b. Onbeperkt beweiden toepassen, maximaal 6.6 melkkoeien per hectare grasland huiskavel binnen de gebiedsaanduiding 'overige zone – Kwatrijnconcept';
  • c. De melkkoeien worden gehuisvest in een 'Kwatrijnstal';
  • d. De melk wordt gedeeltelijk op het bedrijf verwerkt tot kaas;
  • e. Het gehele plangebied 'Het Kwatrijn' bestaat uit grasland en of voedergewassen behoudens het bouwvlak;
  • f. Toepassen van gescheiden mest vanuit de 'Kwatrijnstal':
      • vaste mest voor verbetering van het bodemleven en biodiversiteit;
      • dunne mest voor een optimale grasopbrengst;
  • g. Sluiten van nutriënten kringlopen.

3.1.2 ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - Kwatrijnstal'
a 3.1.2.1

Het gebruiken en (doen) laten gebruiken gronden ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden Kwatrijnstal' is alleen toegestaan wanneer wordt voldaan aan de onder 3.1.2.2 genoemde voorwaarden.

b 3.1.2.2 Voorwaarden 'Kwatrijnstal'

  • a. Emissie-arme stal;
  • b. De ligboxen worden ingestrooid met stro;
  • c. De stalvloer scheidt de vaste en dunne mest bij de bron;
  • d. De stal staat midden op de huiskavel t.b.v. optimale weidegang;
  • e. Transparante opzet van de stal met een gelede dak met vier kappen;
  • f. Zonnepanelen op het dak voorziet het bedrijf van elektriciteit;
  • g. De mestopslag en de voerkuilen worden afgewerkt met grastaluds, zodat deze naadloos aansluiten op het maaiveld en minder opvallen in het open landschap.

3.1.3 ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - educatieroute'
a 3.1.3.1

Het gebruiken en (doen) laten gebruiken aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding 'educatieroute' is alleen toegestaan wanneer wordt voldaan aan de onder 3.1.3.2 genoemde voorwaarden.

b 3.1.3.2

Voorwaarden 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - educatieroute'

  • a. De 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - educatieroute' verbindt het bouwvlak met de historische langgevel-boerderij, incl. jongvee opfok, kaasmakerij en educatieruimte over de huiskavel met de Kwatrijnstal;
  • b. Het bedrijf en de huiskavel is via het recreatief / 'educatieroute' wandelpad toegankelijk voor publiek;
  • c. Het 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - educatieroute' is herkenbaar en voorzien van educatieve informatie over de gebiedsaanduiding 'overige zone – Kwatrijnconcept' en het Beekdal-landschap.

3.1.4 ter plaatse van de overige functieaanduidingen

a 3.1.4.1

Het gebruiken en (doen) laten gebruiken van aangewezen gronden ter plaatse van onderstaande Functieaanduidingen:

  • a. 'Opslag', maximaal 150 m2 statische opslag;
  • b. 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - Kaasmakerij', maximaal 300 m2;
  • c. 'specifieke vorm van detailhandel - Boerderijwinkel', maximaal 100 m2;
  • d. 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - Educatieruimte met ondersteunende horeca', maximaal 250 m2 (binnen ruimte);
  • e. 'specifieke vorm van horeca - Boerderijterras', maximaal 200 m2 (buitenruimte).

3.1.5 ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - ruwvoeropslag'
a 3.1.5.1

Het gebruiken en (doen) laten gebruiken van aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - ruwvoeropslag' is alleen toegestaan ten behoeve van voorzieningen -geen gebouwen zijnde- voor de opslag van ruwvoer voor de veehouderij en er binnen het bouwblok geen ruimte is.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken, niet zijnde rijhallen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De locaties De Dijk 4 en Esschebaan ongenummerd worden aangemerkt als één bouwvlak;
  • b. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan;
  • c. Voorzieningen ten behoeve van de opwekking van duurzame energie zijn uitsluitend ter plaatse van het bouwvlak toegestaan.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Teeltondersteunende voorzieningen en kassen zijn niet toegestaan.
  • c. De goothoogte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 7 m.
  • d. De bouwhoogte van overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • e. De gezamenlijke oppervlakte aan stallen ten behoeve van het hobbymatig houden van vee mag per bouwvlak niet meer bedragen dan 200 m2.
  • f. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – beperkingen veehouderij' wordt medewerking aan de toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij door het oprichten van gebouwen of door het in gebruik nemen van een aanwezig gebouw als dierenverblijf slechts verleend indien is aangetoond dat het ten dienste staat van en past binnen de uitgangspunten van het 'Kwatrijnconcept' en of 'Kwatrijnstal' zoals opgenomen in artikel 3.1.

3.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Binnen elk bouwvlak mag het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen dan één of in voorkomend geval niet meer dan het aangegeven aantal op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'aantal', met dien verstande dat binnen een bouwvlak met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan.
      • Op de locatie De Dijk 4, maximaal één bedrijfswoning
      • Op de locatie Esschebaan ongenummerd, 'bedrijfswoning uitgesloten'
  • b. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen.
  • c. De goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • d. De bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • e. De gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende
    bijbehorende bouwwerken  mag niet meer dan 100 m² bedragen.
  • f. De goothoogte van bijbehorende bouwwerken  mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • g. De bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken  mag niet meer bedragen dan 5,5

3.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bouwwerken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan met uitzondering van:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen;
    • 2. eenvoudige voorzieningen in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor extensieve openluchtrecreatie en/of natuurontwikkeling, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
    • 3. kuilplaten en sleufsilo's, mits deze worden gerealiseerd binnen de aanduiding 'ruwvoeropslag';
  • b. De hoogte van silo's mag niet meer bedragen dan 12 m.
  • c. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 m.
  • d. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m.

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik
  • a. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt:
    • 1. het gebruik van gronden ten behoeve van glastuinbouw, boomteelt, champignon-
      teeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenkwekerijen, viskwekerijen en
      wormenkwekerijen;
    • 2. opslag van ruwvoer en mest buiten het bouwvlak / aanduiding ruwvoeropslag;
    • 3. het gebruik van één agrarisch bouwvlak ten behoeve van meerdere agrarische bedrijven.
  • b. Het gezamenlijk brutovloeroppervlak van nevenfuncties als bedoeld in lid 3.1.
    is uitsluitend toegestaan in bestaande bebouwing en mag niet meer dan 25% van de bebouwing tot maximaal 1.000 m2. Verkoop van streekeigen producten is toegestaan tot maximaal 100 m2.
  • c. De aanleg van retentievoorzieningenbuiten het bouwvlak is uitsluitend toegestaan op basis van een natuurlijke uitvoering zoals bijvoorbeeld een wadi.
  • d. De aanleg van mestbassins is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
  • e. Een toename van de stikstofemissie / -depositie ten opzichte van de feitelijke en planologisch legale situatie zoals die blijkt of kan worden afgeleid uit een vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 van de Wet natuurbescherming, een omgevings-vergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 7 lid 5 van de Wet natuurbescherming is aangehaakt (verleende vergunning Wet natuurbescherming d.d. 19 november 2020 met het kenmerk: Z/134095). Dit inclusief het gebruik van de gronden met de gebiedsaanduiding 'overige zone – Kwatrijnconcept'.

Uitgangspunten:

    • 1. Stikstofemissie maximaal 794,17 kg ammoniak/jaar en 110,58 kg NOx/jaar;
    • 2. Ammoniakdepositie maximaal 0,43 mol/ha/jaar op het dichtstbij gelegen Natura-2000 gebied 'Loonse en Drunense Duinen', berekend op basis van de rekenmethode AERIUS-calculator 2020, kenmerk: RRdQ5wMhSExQ;
    • 3. 95 melkkoeien, stalemissie maximaal 6,0 kg/dierplaats per jaar;
    • 4. 56 vrouwelijk jongvee, stro/potstal huisvesting;
    • 5. 1 paard;
    • 6. Het grondgebruik; Onbeperkt beweiden toepassen, maximaal 6.5 melkkoeien per hectare grasland op de huiskavel van ten minste 14,75 hectare binnen de gebiedsaanduiding 'overige zone – Kwatrijnconcept'.
  • f. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m.

3.3.2 Voorwaardelijke verplichting
a 3.3.2.1 Het Kwatrijn
  • a. Binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van onderhavig bestemmingsplan dient het agrarisch bedrijf in werking te zijn zoals opgenomen in artikel 3.1;

  • b. Het gebruiken en (doen) laten gebruiken van de voor 'Het Kwatrijn' aangewezen gronden is alleen toegestaan wanneer de bedrijfsvoering overeen komt zoals opgenomen in artikel 3.1

b 3.3.2.2 Landschappelijke inpassing
  • a. Binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van onderhavig bestemmingsplan dient de landschappelijke inpassing gerealiseerd te zijn zoals opgenomen in het landschappelijk inpassingsplan dat als bijlage 1 bij dit plan is gevoegd;

  • b. Het gebruiken en (doen) laten gebruiken van de voor 'Agrarisch met waarden – Landschaps- en Natuurwaarden' aangewezen gronden is alleen toegestaan wanneer de landschappelijke inpassing zoals opgesteld in de bijlage 1 bij dit plan is gerealiseerd. Deze moet duurzaam worden beheerd en in stand worden gehouden.

 

c 3.3.2.3 Parkeren
  • a. Uiterlijk ten tijde van het realiseren van de kaasmakerij, boerderijwinkel en ondersteunende educatieruimte inclusief boerderijterras dient de parkeergelegenheid gerealiseerd te zijn zoals opgenomen in het landschappelijk inpassingsplan dat als bijlage 1 bij dit plan is gevoegd;

  • b. Het gebruiken en (doen) laten gebruiken van de benoemde activiteiten is alleen toegestaan wanneer de parkeergelegenheid conform uitwerking in de landschappelijke inpassing zoals opgesteld in de bijlage 1 bij dit plan is gerealiseerd. Deze moet duurzaam worden beheerd en in stand worden gehouden.

d 3.3.2.4 Waterberging

Het gebruik conform de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschaps- en Natuurwaarden 2' is alleen toegestaan indien voldoende waterberging wordt gerealiseerd en in stand gehouden.

3.4 Afwijken gebruiksregels
3.4.1 Bedrijf of beroep aan huis

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor bedrijf of beroep aan huis als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 200 m2 van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en daarbij behorende bouwwerken.
  • b. Het te vestigen bedrijf aan huis past binnen milieucategorie 1 en 2 van de handreiking Bedrijven en milieuzonering 2009.
  • c. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
  • d. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid binnen de bestemming 'Agrarisch met Waarden - Landschaps- en Natuurwaarden 2 ' voor de bewoner, bezoekers en leveranciers, zodat er geen overlast wordt ervaren door de omgeving.
  • e. De normale afwikkeling van het verkeer blijft mogelijk en de verkeersveiligheid komt niet in het geding.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.5.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Kwatrijnconcept':
    • 1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;
    • 2. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
    • 3. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    • 4. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    • 5. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
    • 6. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor groter dan 100 m² per perceel;
    • 7. het omzetten van grasland naar ander landbouwkundig gebruik;
    • 8. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;
    • 9. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
    • 10. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
    • 11. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid':
    • 1. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    • 2. het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand houtgewas met agrarische productiefunctie;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - kwetsbare soorten':
    • 1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0.50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd.
    • 2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;
    • 3. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
    • 4. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
    • 5. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    • 6. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    • 7. het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,50 m wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie;
    • 8. het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur;
    • 9. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
    • 10. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor groter dan 100 m² per perceel.
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurontwikkelingsgebied':
    • 1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;
    • 2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;
    • 3. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
    • 4. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van oppervlaktewateren;
    • 5. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    • 6. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 m² per perceel;
    • 7. het omzetten van grasland naar boomteelt.
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - weidevogelgebied:
    • 1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,50 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;
    • 2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 m onder maaiveld;
    • 3. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
    • 4. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
    • 5. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    • 6. het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,50 m wortelend houtgewas met agrarische productiefunctie;
    • 7. het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur;
    • 8. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 m² per perceel.

3.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 3.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. Binnen het bouwvlak plaatsvinden.
  • b. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.
  • c. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

3.5.3 Toelaatbaarheid

De in lid 3.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

Artikel 4 Leiding

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een hoofdwaterleiding en daarbij behorende voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 4.1, mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen, uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken ten behoeve van de betreffende leiding, waaronder begrepen gebouwen met elk een oppervlakte van ten hoogste 30 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 4 m.

4.3 Afwijken bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 4.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden, mits:

  • a. de leiding niet wordt geschaad;
  • b. er geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
  • c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het permanent opslaan van goederen;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

4.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 4.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
  • b. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

4.4.3 Toelaatbaarheid

De in lid 4.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de leiding; zijn gewaarborgd.

Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de betreffende leiding.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.

5.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 0,50 m onder het maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende regels verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    • 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    • 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
  • d. Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing ter plaatse van het agrarisch bouwvlak.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

5.3.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.
  • b. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels.
  • c. Het aanleggen van leidingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.

5.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 5.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.
  • b. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. Gelegen zijn binnen het agrarisch bouwvlak.
  • d. Worden uitgevoerd conform de landschappelijke inpassing zoals opgesteld in bijlage 1 bij dit plan.

5.3.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 5.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
  • b. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

5.4 Wijzigingsbevoegdheid
5.4.1 Wijziging dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door van een of meer bestemmingen de dubbelbestemming Waarde – Archeologie 2,

geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien:

  • a. Uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
  • b. Het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 6 Waterstaat - Waterberging

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat – Waterberging' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor behoud van het waterbergend vermogen van dat gebied.

6.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze dubbel-bestemming begrepen gronden uitsluitend bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 2 m worden gebouwd ten behoeve van deze dubbelbestemming.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. Het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren.
  • b. Ophogen van gronden en het aanleggen en wijzigen van kaden.

6.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 6.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. Binnen het bouwvlak plaatsvinden.
  • b. Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
  • c. Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

6.3.3 Toelaatbaarheid

De in lid 6.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het waterbergend vermogen van het gebied niet wordt belemmerd.
Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regel

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Bestaande afwijkende maatvoering

In die gevallen, dat de (goot)hoogte, de oppervlakte, de inhoud, een bebouwingspercentage en/of de afstand tot de weg of perceelsgrenzen, en andere maten, voor in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

8.2 Ondergronds bouwen
  • a. Op plaatsen waar hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken  zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.

  • b. De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3,5 m.

  • c. Het bevoegd gezag kan afwijken voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk  mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangepast.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt:

  • a. Het gebruik van onbebouwde gronden ligplaats van onderkomens.
  • b. Als opslag- stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten.
  • c. Verblijfsrecreatieve voorzieningen en voorzieningen voor tijdelijke huisvesting van seizoenswerknemers voor permanente bewoning.
  • d. Het zelfstandig bewonen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken.
  • e. Het gebruiken van standplaatsen voor ambulante handel.
  • f. Bedrijfsgebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen, als zelfstandige woning en recreatiewoningen als permanente woning.
  • g. De toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij en geitenhouderij door het oprichten van gebouwen of door het in gebruik nemen van een aanwezig gebouw als dierenverblijf.
  • h. Mestbewerking van niet ter plaatse geproduceerde mest door grondgebonden agrarische bedrijven en niet grondgebonden agrarische bedrijven.

9.2 Afwijken gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 10.1 en toestaan dat een deel van de woning, vrijstaand bijbehorend bouwwerk of bedrijfsgebouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
    • 1. Een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg.
    • 2. De afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m².
    • 3. Het bijbehorend bouwwerk of bedrijfsgebouw qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de betreffende (bedrijfs)woning. De afhankelijke woonruimte is gelegen op maximaal 10 meter afstand van het hoofdgebouw, met dien verstande dat indien de afhankelijke woonruimte binnen bestaande bebouwing kan worden gerealiseerd de afhankelijke woonruimte op maximaal 20 meter afstand van het hoofdgebouw gelegen mag zijn.
    • 4. De afhankelijke woonruimte gelijkvloers wordt uitgevoerd. Het betreffende (deel) van het bijbehorend bouwwerk voldoet aan de eisen die voor woongebouwen gelden zoals het Bouwbesluit en de Bouwverordening.
    • 5. Er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische)bedrijven.

  • b. Het bevoegd gezag kan afwijken ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijbehorende bouwwerken  bij de woning voor 'bed and breakfast' voorzieningen, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende regels:
    • 1. Maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen, tot een maximum van 60 m² voor 'bed and breakfast' wordt gebruikt.
    • 2. Degene die de activiteiten in de woning of het bijbehorend bouwwerk  zal uitvoeren dient tevens de bewoner van de woning te zijn.
    • 3. De activiteiten dienen qua aard, milieubelasting, uitstraling en intensiteit te passen in de woonomgeving.
    • 4. De activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
    • 5. Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.
    • 6. Er dient een nachtregister te worden bijgehouden.
    • 7. Er is sprake van een goede landschappelijke inpassing op basis van een goedgekeurd landschapsplan en borging van uitvoering en beheer.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Overige zone - groenblauwe mantel

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' zijn de gronden tevens bestemd voor behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.

10.2 Overige zone - attentiezone waterhuishouding
10.2.1 Omschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - attentiezone waterhuishouding' zijn de gronden tevens bestemd voor bescherming van de waterhuishouding en het voorkomen van functies en activiteiten die een negatief effect hebben op de hydrologische instandhoudings-doelen van het hierbinnen gelegen Natuur Netwerk Brabant.

10.2.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - attentiezone waterhuishouding' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist op grond van de Ontgrondingenwet;
  • b. de aanleg van drainage;
  • c. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  • d. buiten een agrarisch bouwperceel aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten.

10.2.3 Uitzonderingen

Het in lid 10.2.2 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. worden uitgevoerd conform landschappelijk inpassingsplan dat als bijlage 1 bij dit plan is gevoegd.

10.2.4 Toelaatbaarheid

De in lid 10.2.2 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien de verwachten gevolgen geen onevenredige schade aanrichten aan de waterhuishouding en de hydrologische instandhoudingsdoelen van het hierbinnen gelegen Natuur Netwerk Brabant.

10.3 Overige zone - cultuurhistorisch vlak

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch vlak' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.

10.4 Overige zone - reservering waterberging

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - reservering waterberging' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud van het waterbergend vermogen van dat gebied.

10.5 Vrijwaringszone - autoweg
10.5.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - autoweg' mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bebouwing worden gebouwd, met uitzondering van de met de N65 verband houdende bouwwerken, zoals geluidswerende voorzieningen en ecologische voorzieningen.

10.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 10.5.1 vervatte verbod geldt niet voor het bouwen van bouwwerken welke:

  • a. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • b. binnen een bouwperceel worden gebouwd.

10.5.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 10.5.1 voor het bouwen van een bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - autoweg', mits door de bouw van deze bebouwing de verkeersbelangen niet onevenredig worden geschaad. Daartoe dient vooraf de betrokken wegbeheerder te worden gehoord.
  • b. De in lid 10.5.3, sub a bedoelde omgevingsvergunning wordt geacht te zijn verleend ten aanzien van bebouwing die bestaat op het tijdstip van de ter visie legging van het ontwerp van het plan, dan wel mag worden opgericht krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in deze regels, ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen.

11.2 Afwijken bestemmings- en bouwgrenzen en grenzen van aanduidingen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in deze regels, indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en grenzen van aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, of uit oogpunt van doelmatig gebruik van gronden en bebouwing, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de  verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedragen.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in deze regels, ten behoeve van voor afwijkingen van bepalingen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages.

11.4 Het bouwen van kunstwerken, geen gebouw zijnde, en masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie of sirenes

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in deze regels, ten behoeve van het bouwen van kunstwerken, geen gebouw zijnde, en masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie of sirenes, al of niet op of aan gebouwen of bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot vanaf peil een bouwhoogte van 40 m, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de realisatie mag niet plaatsvinden binnen de NNB;
  • b. gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen of lichtmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie;
  • c. er geen aantasting plaatsvindt van ter plaatse aanwezige waarden.

11.5 De toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in deze regels, ten behoeve van de toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij door het oprichten van gebouwen of door het in gebruik nemen van een aanwezig gebouw als dierenverblijf of wijziging van het aantal dieren of wijziging van het stalsysteem met inachtneming van de volgende regels:

  • a. een toename van de oppervlakte dierenverblijf is alleen toegestaan als maatregelen worden getroffen en in stand gehouden, die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij, welke zijn opgenomen in de nadere regels ter uitvoering van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij;
  • b. op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' wordt medewerking slechts verleend indien - met behulp van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en nadere regels zoals op basis van de Interim omgevingsverordening zijn vastgesteld, zoals deze gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag - is aangetoond dat het bedrijf in voldoende mate grondgebonden is;
  • c. de ontwikkeling is vanuit een goede leefomgeving inpasbaar in de omgeving;
  • d. er is voorafgaand aan het indienen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning, een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het verlenen van de omgevingsvergunning;
  • e. er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
  • f. er is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m3;
  • g. er is aangetoond dat het niet leidt tot een toename van de stikstofemissie / -depositie ten opzichte van de feitelijke en planologisch legale situatie zoals die blijkt of kan worden afgeleid uit een vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 van de Wet natuurbescherming, een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 7 lid 5 van de Wet natuurbescherming is aangehaakt (verleende vergunning Wet natuurbescherming d.d. 19 november 2020 met het kenmerk: Z/134095). Dit inclusief het gebruik van de gronden met de gebiedsaanduiding 'overige zone – Kwatrijnconcept'.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
12.1.1 Algemeen

Het is op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden verboden ter plaatse van de aangeduide waarden de volgende werken en/of werkzaamheden buiten het bouwvlak te verrichten:

  • a. Middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde
      • afgraven, vergraven, egaliseren;
      • draineren, onderbemalen, graven sloten dieper dan 1 meter;
      • verharden oppervlakte van minimaal 100 m², aanleg leidingen dieper dan 1 meter.
  • b. Attentiegebied ehs
      • het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden maaiveld;
      • aanleg van drainage, tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage;
      • het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen;
      • het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m², anders dan een bouwwerk.

12.1.2 Normaal onderhoud

Het verbod als bedoeld in 12.1.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. van zodanig geringe omvang en ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting van de aanwezige waarden plaatsvindt;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. plaatsvinden binnen de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – defensiedoeleinden' voor wat betreft het afgraven en ophogen ten behoeve van militaire doeleinden binnen de gebiedsaanduiding 'Cultuurhistorisch waardevol gebied';
  • e. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

12.1.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 12.1.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. deze verband houden met de omschrijving die aan de desbetreffende bestemming is toegekend;
  • b. door de werken of werkzaamheden hetzij direct hetzij indirect de bestaande waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • c. door de werken of werkzaamheden hetzij direct hetzij indirect de gewenste waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • d. het waterschap is gehoord voor wat betreft de waarden die te maken hebben met het watersysteem.

12.2 Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied

Ter plaatse van de aanduidingen 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' is hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderij onmogelijk.

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig kan in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

13.3 Specifieke overgangsbepaling LPG
  • a. Het in gebruik nemen van de bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone – LPG' ten behoeve van de functies:
      • 'Kaasmakerij';
      • 'Detailhandel (boerderijwinkel)';
      • 'Ondersteunende Horeca';
      • 'Boerderijterras'.

is toegestaan na het beëindigen en saneren van de LPG opslag

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied, herziening De Dijk 4 - Esschebaan'.

Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Haaren van 3 december 2020.

Mij bekend,

de raadsgriffier