direct naar inhoud van Artikel 9 Verkeer - Railverkeer
Plan: Bedrijventerrein Bocholtzerweg
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0965.201002BTBedrijft-VA01

Artikel 9 Verkeer - Railverkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

9.1.1 De voor 'Verkeer – Railverkeer'aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatief railverkeer en de daarbij behorende voorzieningen in de vorm van een station, inclusief stationsrestauratie en kantoorruimte, werkplaatsen en stallingruimten;
  • b. spoorwegovergangen, -onderdoorgangen en viaducten voor het wegverkeer;
  • c. instandhouding en versterking van de samenhang tussen abiotische (niet levende natuur) en biotische (levende natuur) kenmerken.

9.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 23.

9.2 Bouwregels

9.2.1 Algemeen

Op de tot 'Verkeer – Railverkeer' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van de in artikel 9.2.1 genoemde doeleinden;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de stroomvoorziening, de regeling van de veiligheid van het spoorwegverkeer en het (on)gelijkvloers kruisen met het wegverkeer.

9.2.2 Overige regels met betrekking tot bebouwing

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd, met uitzondering van bestaande, buiten het bouwvlak gelegen gebouwen, in de vorm van seinwachterhuisjes;
  • b. Het bouwvlak mag voor ten hoogste 25 % worden bebouwd;
  • c. De goothoogte van gebouwen, geen woning zijnde, mag ten hoogste 6.50 m bedragen;
  • d. De bouwhoogte van gebouwen, geen woning zijnde, mag ten hoogste 10.00 m bedragen;
  • e. Gebouwen mogen uitsluitend plat of met een kap van ten minste 25° en ten hoogste 60° worden afgedekt;
  • f. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 13.00 m bedragen, uitgezonderd de hoogte van voorzieningen voor verlichting en antennemasten, welke ten hoogste 20.00 m mag bedragen.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en werkklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.