direct naar inhoud van Regels
Plan: PH Bestemmingsplan Buitengebied - Parc camping de Schinveldse Bossen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0881.BPCAMPING01-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

Het bestemmingsplan 'PH Bestemmingsplan Buitengebied - Parc camping de Schinveldse Bossen' met identificatienummer NL.IMRO.0881.BPCAMPING01-VG01 van de gemeente 'Onderbanken'.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

Grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Ambacht(elijk)

Het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die ter plaatse worden vervaardigd, ver- of bewerkt.

1.6 Archeologische waarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.

1.7 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.8 Bedrijf

Vormen van bedrijfactiviteiten vergelijkbaar met of zoals opgenomen in de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (2009).

1.9 Bedrijfsvloeroppervlak

Het vloeroppervlak van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

1.10 Bedrijfswoning

Een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) één persoon, gezin of andere groep van personen, van wie huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

1.11 Bestaand
  • a. bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;
  • b. bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;
1.12 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.13 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.15 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.16 Bouwlaag

Een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.17 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 Bouwperceelsgrens

De grens van een bouwperceel.

1.19 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.20 Bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.21 Coffeeshop

Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse en het verstrekken van verdovende en/of hallucinerende stoffen, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide kleine etenswaren.

1.22 Consument verzorgend

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend.

1.23 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.24 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.25 Geluidsgevoelige functies (in de zin van de Wet geluidhinder)

Hieronder worden verstaan: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan de genoemde (t.w. verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven), alsmede de terreinen die behoren bij de andere gezondheidszorggebouwen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg, alsmede woonwagenstandplaatsen.

1.26 Hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.27 Horeca

Het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies.

1.28 Horeca, ondergeschikt aan de hoofdactiviteit

Het bedrijfsmatig, als ondergeschikte nevenactiviteit mede verstrekken van uitsluitend dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse. Aard en omvang van de horeca-activiteiten dienen afgestemd te zijn op de behoefte voortkomende uit de gebruikers van de hoofdbestemming zelf. De horeca-activiteiten mogen uitsluitend plaatsvinden tussen 7.00 en 23.00 uur. Medegebruik door passanten is eveneens toegestaan.

1.29 Kampeermiddelen

Tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor een omgevingsvergunning voor bouwen vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.30 Kampeerterrein

Terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

1.31 Landschappelijke waarde

De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de "levende" en "niet-levende" natuur.

1.32 Natuurlijke waarde

De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.33 Ondergronds bouwwerk

Een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.

1.34 Onderkomens

Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf.

1.35 Overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.36 Pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.37 Peil
  • a. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang niet direct aan een weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.38 Permanente bewoning

Bewoning van een ruimte als hoofdverblijf. Er is sprake van hoofdverblijf als de huurder/eigenaar, binnen een periode van 360 dagen, die ruimte meer dan 180 dagen bewoont.

1.39 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. Hieronder wordt ook verstaan thuisprostitutie.

1.40 Recreatiewoning

Een gebouw dat dient als recreatieverblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.41 Seksinrichting

een gelegenheid waarin beroepsmatig, bedrijfsmatig of in clubverband:

  • a. voorstellingen en/of vertoningen van hoofdzakelijk porno-erotische aard plaatsvinden, en/of
  • b. verkoop en/of uitstalling van hoofdzakelijk goede­ren van porno-erotische aard plaatsheeft, en/of
  • c. seksuele diensten/handelingen (van welke aard dan ook) worden verricht.
1.42 Stedenbouwkundig beeld

ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de situering, de bouwmassa's, de gevelindeling en de dakvormen.

1.43 Straatprostitutie

Het zich in openbaar gebied of in openbare ruimten dan wel in een zich in het openbaar gebied of in openbare ruimten bevindend voertuig, beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander, tegen vergoeding.

1.44 Trekkershut

Een kleinschalig gebouw, meestal met houten uitstraling, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor kortdurend recreatief nachtverblijf.

1.45 Vakantieappartement

Een deel van een gebouw dat dient als recreatieverblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.46 Voorzieningen van algemeen nut

Voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.47 Vrijstaand bijgebouwen

Een gebouw, dat qua constructie en visueel vrijstaat van het hoofdgebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat ruimtelijk en functioneel ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw.

1.48 Wet/wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

1.49 Woning

Een complex van ruimten, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden. Met de daarbij behorende niet voor bewoning bestemde bergingen, stallingruimten alsmede kantoor- en/of praktijkruimten, welke in de woning worden opgericht dan wel daaraan worden aangebouwd.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 Afstand tot de bouwperceelsgrens

Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.7 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.8 Bebouwingspercentage

het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd. Voor zover op de verbeelding bouwgrenzen zijn aangegeven wordt het bebouwingspercentage berekend over het gebied binnen de bouwgrenzen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. paden en onverharde ontsluiting;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.
  • e. landschappelijke inpassing.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De hoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2,5 meter.
  • b. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn niet toegelaten.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt naast het bepaalde in artikel 8 in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 4 Recreatie - Verblijfsrecreatie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bestaande ter plaatse reeds gevestigde dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen,
  • b. bungalowpark;
  • c. vakantiewoningen, -appartementen, -bungalows en chalets;
  • d. kampeermiddelen;
  • e. trekkershutten;
  • f. wonen in de vorm van een bedrijfswoning;
  • g. horeca, ondergeschikt aan de hoofdbestemming;

en de daarbij behorende voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op de tot "Recreatie - Verblijfsrecreatie" aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. vakantiewoningen, -appartementen, -bungalows, chalets en trekkershutten;
  • b. gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het in de aanhef toegestane gebruik;
  • c. één bedrijfswoning per recreatiepark;
  • d. en de daarbij behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen,

met dien verstande, dat:

  • e. gebouwen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • f. de bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag worden gebouwd;
  • g. vakantiewoningen, -appartementen, en -bungalows en chalets alsmede sanitaire voorzieningen ook buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' mogen worden gebouwd, met dien verstande, dat:
    • 1. het bebouwingspercentage van de gronden binnen de aanduiding 'recreatiewoning' ten hoogste 30% mag bedragen;
    • 2. bij de vakantiewoningen, -appartementen, -bungalows en chalets geen bijgebouwen mogen worden opgericht;
    • 3. het vloeroppervlak van een vakantiewoning, -appartement, -bungalow of chalet ten hoogste 100 m² mag bedragen;
    • 4. de goothoogte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' en buiten het bouwvlak ten hoogste 4.50 m mag bedragen;
    • 5. de nokhoogte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' en buiten het bouwvlak ten hoogste 7.00 m mag bedragen.
  • h. trekkerhutten alsmede sanitaire voorzieningen ook buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' mogen worden gebouwd, met dien verstande, dat:
    • 1. maximaal 15 trekkershutten worden gerealiseerd;
    • 2. de maximale oppervlakte per trekkershut niet meer bedraagt dan 15,6 m2
    • 3. maximaal 7 bergingen worden gerealiseerd met een maximale oppervlakte per berging van 10,8m2
    • 4. maximaal 7 verharde parkeerplaatsen ten behoeve van de trekkershutten mogen gerealiseerd met een oppervlakte per parkeerplaats van 11,6 m2;
    • 5. het bebouwingspercentage van de gronden binnen de aanduiding 'kampeerterrein' ten hoogste 15% mag bedragen;
    • 6. de goothoogte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' en buiten het bouwvlak ten hoogste 4.50 m mag bedragen, met uitzondering van de bergingen bij de trekkershutten, waarvan de goothoogte maximaal 3,5 meter mag bedragen;
    • 7. de nokhoogte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' en buiten het bouwvlak ten hoogste 4.50 m mag bedragen, met uitzondering van de bergingen bij de trekkershutten, waarvan de bouwhoogte maximaal 3,5 meter mag bedragen.
  • i. het vloeroppervlak van gebouwen in gebruik voor horeca ondergeschikt aan de hoofdbestemming ten hoogste 100 m² mag bedragen;
  • j. de goothoogte van gebouwen binnen het bouwvlak ten hoogste 4.50 m mag bedragen;
  • k. de nokhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak ten hoogste 8.00 m mag bedragen;
  • l. gebouwen met een kap van ten minste 15° zullen en ten hoogste 45° mogen worden afgedekt, met uitzondering van de bergingen bij de trekkershutten, die ook met plat dak afgewerkt mogen worden;
  • m. de hoogte van voorzieningen voor verlichting en vlaggenmasten ten hoogste 10.00 m mag bedragen;
  • n. de hoogte van andere bouwwerken ten hoogste 4.00 m mag bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van

  • a. het bepaalde in 4.2 onder f. ten behoeve van het verplaatsen van de bedrijfswoning, mits:
    • 1. de noodzaak daartoe is aangetoond;
    • 2. de bestaande bedrijfswoning niet meer voor permanente bewoning gebruikt zal worden;
    • 3. aangrenzende waarden en belangen niet onevenredig worden aangetast,
    • 4. de verplaatsing binnen het bouwvlak plaatsvindt.
  • b. het bepaalde in 4.2 onder j. ten behoeve van de bouw van gebouwen met een goothoogte groter dan 4.50 m, mits:
    • 1. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
    • 2. landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind,
    • 3. de goothoogte maximaal 6.50 m bedraagt.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Algemeen

In het kader van duurzaam commercieel recreatief gebruik dient sprake te zijn van:

  • a. een bedrijfsmatige exploitatie;
  • b. een centrale exploitatie van zowel vakantiewoningen, -appartementen, –bungalows, chalets en/of trekkershutten als kampeermiddelen en overige voorzieningen;
  • c. de aanwezigheid van centrale parkeergelegenheid.

4.4.2 Voorwaardelijke verplichting

Het is niet toegestaan de gronden te gebruiken conform de functies als genoemd onder 4.1 zonder realisatie en instandhouding van de landschappelijke inpassing en extra kwaliteitsbijdrage zoals opgenomen in het 'Groen-inventarisatie en -compensatie plan Parc Camping "de Schinveldse Bossen"' zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels, met dien verstande dat realisatie van de landschappelijke inpassing en extra kwaliteitsbijdrage uiterlijk binnen 2 jaar na inwerkingtreding van het onderhavige bestemmingsplan dient plaats te vinden.

4.4.3 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. voor het beproeven van voertuigen, de beoefening van de motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
  • b. voor het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
  • c. als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • d. een seksinrichting;
  • e. een coffeeshop;
  • f. straatprostitutie,
  • g. voor het opslaan van mest(stoffen);
  • h. voor opslag anders dan inherent aan het toegelaten gebruik en in het bouwvlak of op tenminste 10 m uit de bestemmingsgrens in het bestemmingsvlak;
  • i. permanente bewoning, anders dan in bedrijfswoningen;
  • j. wonen in vrijstaande bijgebouwen;
  • k. detailhandel anders dan inherent en van ondergeschikte betekenis aan het toegelaten gebruik
  • l. horeca, anders dan als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder g;
  • m. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • n. manegedoeleinden ten behoeve van de niet-productiegerichte paardenhouderij
  • o. educatieve doeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.

 

4.5 Wijzigingsbevoegdheid
4.5.1 Wijziging naar Wonen

Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming “Wonen”, ten behoeve van de realisering van woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied', mits:

  • a. de noodzaak voor een rendabele exploitatie van het aangrenzende bungalowpark is aangetoond, waarbij tevens de haalbaarheid in beeld moet zijn gebracht;
  • b. de woningen direct bereikbaar zijn vanaf en ontsloten worden door de Kem;
  • c. aangrenzende landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden en belangen, dan wel functies niet onevenredig worden aangetast of in hun mogelijkheden beperkt;
  • d. de totstandkoming van een aanvaardbaar woonmilieu in de te realiseren woningen gegarandeerd kan worden;
  • e. de bodem, blijkens bodemonderzoek vooraf, niet zodanig verontreinigd is, dat bezwaren bestaan tegen de realisering van de woningen;
  • f. de geluidbelasting, blijkens een geluidsniveaukaart dan wel akoestisch onderzoek, niet hoger is dan de voor wegverkeerslawaai geldende voorkeursgrenswaarden, of een hogere grenswaarde in het kader van de Wet geluidhinder is verleend. In het laatste geval moeten de verblijfsruimten van de woningen in overwegende mate aan de geluidluwe zijde worden gesitueerd,

4.5.2 Wijziging naar Natuur en/of Agrarisch met Waarden

Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming in de bestemming “Natuur" of “Agrarisch met Waarden”, ten behoeve van omschakeling van de recreatieve functies naar natuurlijk grondgebruik, mits:

    • 1. de bedrijfsfunctie geheel is komen te vervallen;
    • 2. uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;

Artikel 5 Leiding - Hoogspanningsverbinding

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een hoogspanningsverbinding.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de leidingen als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding.

5.2.2 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

5.2.3 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat deze uitsluitend ten dienste van de bestemming mag worden opgericht;

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de hoogspanningsverbinding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende hoogspanningsverbinding.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting;
  • b. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 meter;
  • c. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
  • d. het ophogen, egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.
5.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 5.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;

welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse

netten vormen.

5.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 5.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen
7.1.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

7.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt.

7.3 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
7.3.1 Maximale maatvoering

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

7.3.2 Minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

7.3.3 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 7.3.1 en 7.3.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

Het is verboden de in de artikel 4 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 Milieuzone - Grondwaterbeschermingsgebied
9.1.1 Algemeen

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - Grondwaterbeschermingsgebied' zijn primair aangewezen voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening.

9.1.2 Bouwregels

Op de tot “Milieuzone - Grondwaterbeschermingsgebied' aangewezen gronden mag binnen het grondwaterbeschermingsgebied worden gebouwd voor zover dat op grond van de onderliggende bestemming is toegestaan en met inachtneming van de voorwaarden, zoals die door de Omgevingsverordening Limburg worden gesteld.

9.2 Milieuzone - Stiltegebied

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - Stiltegebied zijn storende gebruiksvormen, zoals lawaaisporten, vormen van intensieve recreatie, niet-agrarische bebouwing en infrastructuur, behalve indien het beoogde gebruik geen akoestische verstoring tot gevolg heeft, uitgesloten. Daarbij dient rekening gehouden te worden met dan wel afstemming te worden gezocht met het beleid terzake van de Omgevingsverordening Limburg en het Provinciaal Omgevingsplan Limburg.

 

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling kan worden afgeweken van deze regels kan het bevoegd gezag door middel van een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van:

  • a. de bebouwing van niet voor bewoning bestemde gronden met gebouwen en andere bouwwerken, ten dienste van het openbare nut met een hoogte van ten hoogste 3.50 m en een inhoud van ten hoogste 50 m3;
  • b. het oprichten van antenne-installaties, voor zover deze worden opgericht op niet tot bewoning bestemde gebouwen of als solitaire mast, mits:
    • 1. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
    • 3. de antenne-installatie niet wordt opgericht op monumenten of monumentale panden en objecten;
    • 4. de antenne-installatie geen onevenredige aantasting van het functioneren van het luchtverkeersleidingsbaken tot gevolg heeft, een en ander gehoord de beheerder van het baken, i.c. de Luchtverkeersleiding Schiphol,
    • 5. dat de totale hoogte van de antenne-installatie inclusief bebouwing ten hoogste 40 m bedraagt;
  • c. het oprichten van kunstobjecten.
  • d. het afwijken van de voorgeschreven minimum en maximum maten, voor zover daarvoor geen bijzondere afwijkingsbevoegdheid in deze regels is opgenomen, en mits deze niet meer dan 10% worden veranderd.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen bij het in geringe mate overschrijden van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is, in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van de verbeelding, ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee wordt beoogd een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken, mits daardoor geen belangen van derden onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
12.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'PH Bestemmingsplan Buitengebied - Parc camping de Schinveldse Bossen'.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van  
         
………………………  
         
         
  De voorzitter,     De griffier,    
  ……….     ………