direct naar inhoud van Artikel 2 Wijze van meten.
Plan: BP Wijnandsrade
Status: vastgesteld
Plantype: ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
IMRO-idn: NL.IMRO.09510100BPWijnandsrade-

Artikel 2 Wijze van meten.

2.1 Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

  • 1. de lengte en/of breedte en/of diepte van een bouwwerk:

tussen de buitenzijde van de gevels of het hart van de scheidsmuren, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte;

  • 2. de (nok)hoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk als schoorstenen, lichtkoepels, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, niet meegerekend;

ter verduidelijking:

liftopbouwen en luchtbehandelinginstallaties zijn geen ondergeschikte onderdelen;

  • 3. de goothoogte van een gebouw:

vanaf het (straat)peil tot de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

ter verduidelijking:

de feitelijke goothoogte is steeds een afgeleide van twee andere grootheden, zijnde de absolute bouwhoogte en de toegestane dakhelling;

  • 4. dakhelling:

de hoek langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  • 5. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren en wel 1 m boven peil;

indien het bouwwerk uit meerdere bouwlagen bestaat, dan wel uit een enkele overkapping/carport, over de laag met het grootste oppervlak, respectievelijk over de overkapping/carport;

ondergrondse bouwonderdelen buiten de buitenzijden van de gevels worden bij de berekening van de oppervlakte van een bouwwerk meegerekend;

  • 6. de inhoud van een bouwwerk:

boven peil tussen de bovenzijde van de begane grond vloer, de buitenzijde van de gevels of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

loggia's en andere inwendige constructies worden hierin meegerekend;

  • 7. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend vergunningsplichtig bouwwerk;

  • 8. de hoogte van een bouwlaag:

de afstand tussen de scheidende vloerdelen, gemeten van bovenkant afgewerkte vloer (peil) tot bovenkant afgewerkte vloer;

  • 9. bruto vloeroppervlakte van een bouwlaag:

op de vloer van de bouwlaag, tussen de binnenzijde van de gevelmuren (en/of gemeenschappelijke scheidingsmuren).

  • 10. bedrijfsvloeroppervlakte:

binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

2.2 Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken, bijgebouwenvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als:
  • plinten;
  • pilasters;
  • kozijnen;
  • gevelversieringen;
  • ventilatiekanalen;
  • schoorstenen;
  • lichtkoepels;
  • gevel- en kroonlijsten;
  • overstekende daken;

buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- en/of de bestemmingsgrens met niet meer dan 0,50 meter wordt overschreden. Voor luifels, erkers en balkons geldt dat de bouw- en/of bestemmingsgrens met niet meer dan 1,00 meter wordt overschreden.