direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Den Hoek 1, Cromvoirt
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0865.bgWPdenhoek-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Voorliggend rapport betreft het wijzigingsplan "Den Hoek 1, Cromvoirt" van de gemeente Vught.

Op het adres Den Hoek 1 in Cromvoirt staan een beeldbepalende langgevelboerderij, een Vlaamse schuur en enkele bijgebouwen. Alleen het zuidelijke deel van de boerderij wordt thans bewoond. De initiatiefnemer wil de langgevelboerderij splitsen in twee woningen en de Vlaamse schuur verplaatsen en eveneens als woning gaan gebruiken. Door de nieuwe (woon)bestemming kunnen de cultuurhistorisch waardevolle panden behouden blijven. Ook wil de initiatiefnemer een paardenbak realiseren.

De gemeente Vught is bereid medewerking te verlenen aan het initiatief, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan.

In het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied 2011" hebben de percelen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Kampen- of hoevenlandschap' en zijn voorzien van een (ruim) bouwvlak. De geplande ontwikkelingen kunnen niet plaatsvinden op basis van het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied 2011". Het bestemmingsplan bevat echter wijzigingsbevoegdheden op basis waarvan - onder voorwaarden - het initiatief gerealiseerd kan worden. Reden waarom dit wijzigingsplan is opgesteld.

Dit wijzigingsplan maakt de volgende ontwikkelingen mogelijk:

  • het splitsen van de cultuurhistorisch waardevolle langgevelboerderij Den Hoek 1 in twee woningen, waarbij overtollige bebouwing wordt gesloopt;
  • het verplaatsen van de cultuurhistorisch waardevolle Vlaamse schuur en daarin het vestigen van een nieuwe woning;
  • het aanleggen van een paardenbak nabij de bestaande paardenstallen.

1.2 Ligging en kadastrale begrenzing

Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgWPdenhoek-ON01_0001.jpg"

TOPOGRAFISCHE SITUATIE

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend wijzigingsplan ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgWPdenhoek-ON01_0002.jpg"

KADASTRALE SITUATIE

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Vught, sectie H, nummers 350 geheel en 2098 en 2099 beiden gedeeltelijk. De oppervlakte van het plangebied bedraagt 6.621 m².

NB Deze oppervlakte is gemeten op basis van de digitale kadastrale kaart en kan afwijken van de oppervlakte zoals deze is opgenomen in het formele kadastrale bericht. De oppervlakte in het kadastrale bericht is leidend, maar om praktische redenen is in dit rapport de meetbare oppervlakte van de digitale kadastrale kaart aangehouden.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Buitengebied 2011":

  • vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 20 september 2012;
  • onherroepelijk door uitspraak Raad van State d.d. 14 mei 2014.

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgWPdenhoek-ON01_0003.jpg"

UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN

Het plangebied ligt binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Kampen- of hoevenlandschap'. Over het grootste deel van het plangebied ligt een agrarisch bouwvlak.

Daarnaast ligt het plangebied binnen de volgende gebiedsaanduidingen:

  • reconstructiewetzone - verwevingsgebied, waarbij de hervestiging of nieuwvestiging van een intensieve veehouderij niet is toegestaan;
  • cultuurhistorisch waardevol gebied, waarvoor een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden geldt;
  • middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde, waarvoor tevens een omgevingsvergunningstelsel is opgenomen.

Wijzigingsbevoegdheid conform artikel 4.7.5

Voor de bestemming 'Agrarisch met waarden - Kampen- of hoevenlandschap' geldt een wijzigingsbevoegdheid voor de omschakeling van een vrijkomend agrarisch bedrijf naar 'Wonen - 2'. Deze is hieronder integraal overgenomen:

"Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bouwvlak van een vrijkomend agrarisch bedrijf te wijzigen in de bestemming Wonen - 2, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het bedrijf is beëindigd;
  • b. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een bestemmingsvlak met een omvang van meer dan 5.000 m²;
  • c. er dient een legale bedrijfswoning aanwezig te zijn. Deze woning wordt bestemd als 'Wonen - 2' onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de verandering is milieuhygiënisch aanvaardbaar;
    • 2. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden worden niet onevenredig aangetast;
    • 3. overtollige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt;
  • d. ten aanzien van de sloop van het op het moment van de ter visie legging van het ontwerp-bestemmingsplan aanwezige overtollige bebouwing aan vrijstaande gebouwen, waaronder bijbehorende bouwwerken, gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van 80 m² wordt verhoogd met maximaal 25% van de gesloopte oppervlakte aan bebouwing als bijbehorend bouwwerk, tot een maximum van 200 m², of;
    • 2. de maximaal toegestane inhoud van de woning van 750 m³ mag worden vergroot met 50 m³ per 500 m² aan gesloopte bebouwing, waarbij de inhoud van de woning maximaal 850 m³ bedraagt;
    • 3. de overtollige bebouwing (alle aanwezige bebouwing boven de standaard maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van 80 m²) moet in één keer worden gesloopt en deze sloop moet als voorwaarde aan de wijziging en omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen worden verbonden;
  • e. de bestaande waarden van het kleinschalige cultuurlandschap worden niet onevenredig aangetast;
  • f. de bestaande waarden van het Nationaal Landschap Het Groene Woud worden niet onevenredig aangetast."

Toetsing van het plan aan de wijzigingsbevoegdheid artikel 4.7.5

Ad a
Het agrarische bedrijf op de locatie is beëindigd. Er wordt aan de voorwaarde voldaan.

Ad b
Na de wijziging bedraagt de totale oppervlakte van de bestemmingsvlakken 'Wonen - 2' circa 3.893 m². Deze oppervlakte is kleiner dan de maximaal toegestane 5.000 m². Aan deze voorwaarde wordt voldaan.

Ad c
Er is een legale bedrijfswoning aanwezig en zoals blijkt uit hoofdstuk 5 is de verandering milieuhygiënisch aanvaardbaar.

Ook worden de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet aangetast. Integendeel, door de verwijdering van het agrarisch bouwvlak en de sloop van overtollige bedrijfsbebouwing nemen de waarden juist toe. Daarnaast kan door de woningsplitsing (en de toevoeging van de woning in de Vlaamse schuur) het cultuurhistorisch waardevolle ensemble behouden blijven. Aan deze voorwaarden wordt voldaan.

Ad d
Er wordt 380 m² aan bebouwing gesloopt. De te slopen bebouwing wordt in één keer gesloopt. Er mag dus een oppervlakte van 0,25 x 380 m² = 95 m² aan extra bijbehorende bouwwerken worden ingebracht. Er is voor gekozen om deze extra oppervlakte toe te kennen aan de woning in de Vlaamse schuur. Hier is dan in totaal 175 m² aan bijbehorende bouwwerken toegestaan. Aan deze voorwaarde wordt derhalve voldaan.

Ad e
Door de landschappelijke inpassing en de kwaliteitsverbetering van het landschap worden de bestaande waarden van het kleinschalige cultuurlandschap niet aangetast.

Ad f
De bestaande waarden van het Nationaal Landschap Het Groene Woud omvatten kernkwaliteiten als het groene karakter, de kleinschalige openheid en het samenhangend complex van beken, essen, kampen, bossen en heide. Deze waarden worden niet aangetast.

Wijzigingsbevoegdheid conform artikel 44.4

Daarnaast zijn in het vigerende bestemmingsplan algemene wijzigingsregels opgenomen. Een van deze wijzigingsregels heeft betrekking op woningsplitsing en is van toepassing op onderhavig plan. Op grond van artikel 44.4 onder a. kan de boerderij in twee wooneenheden gesplitst worden en op grond van artikel 44.4 onder b. kan de Vlaamse schuur een woonbestemming krijgen. De wijzigingsbevoegdheid is hieronder integraal overgenomen:

"Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen te wijzigen:

  • a. om binnen aaneengesloten bebouwing van een bestaande woning, een tweede woning toe te staan, mits:
    • 1. het een pand betreft, welke aangewezen is als monument of beeldbepalend pand;
    • 2. er dient een legale (bedrijfs)woning aanwezig te zijn. Deze woning wordt bestemd als 'Wonen';
    • 3. de splitsing is mede gericht op het behoud of herstel van de bebouwing;
    • 4. indien op het perceel is aangegeven dat maximaal 2 woningen zijn toegestaan, is extra woning niet toegestaan;
    • 5. de inhoud van het bestaande gebouw mag niet worden vergroot;
    • 6. de inhoud van beide woningen na splitsing elk ten minste 350 m³ bedraagt;
    • 7. voormalige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt tot oppervlakte van maximaal 100 m² resteert per woning;
    • 8. de woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat;
    • 9. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden worden niet onevenredig worden aangetast;
    • 10. er geen nadelige gevolgen optreden voor ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
    • 11. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn;
    • 12. de aanwezige cultuurhistorische waarden behouden blijven en waar mogelijk versterkt worden;
    • 13. de ontwikkeling is in overeenstemming met artikel 2.1 en 2.2 (zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit en kwaliteitsverbetering van het landschap) van de Verordening Ruimte Noord-Brabant, zoals opgenomen in de bijlagen;
  • b. ten behoeve van het behoud van een cultuurhistorisch pand te wijzigen in de bestemming 'Wonen', mits:
    • 1. het een pand betreft welke aangewezen is als monument of beeldbepalend pand;
    • 2. de woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat;
    • 3. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden worden niet onevenredig worden aangetast;
    • 4. er geen nadelige gevolgen optreden voor ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
    • 5. de ontwikkeling dient hydrologisch neutraal te zijn;
    • 6. de aanwezige cultuurhistorische waarden behouden blijven en waar mogelijk versterkt worden;
    • 7. de ontwikkeling is in overeenstemming met artikel 2.1 en 2.2 (zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit en kwaliteitsverbetering van het landschap) van de Verordening Ruimte Noord-Brabant, zoals opgenomen in de bijlagen."

Toetsing van het plan aan de wijzigingsbevoegdheid artikel 44.4 onder a.

Ad 1
Het Monumentenhuis Brabant b.v. heeft de boerderij in het rapport "Redengevende omschrijving boerderijcomplex Den Hoek 1 te Cromvoirt", dat als bijlage 1 is opgenomen, gewaardeerd als een boerderij van cultuurhistorisch belang. In combinatie met de Vlaamse schuur is sprake van ensemblewaarde en van relatieve zeldzaamheid. Aan de voorwaarde wordt voldaan.

Ad 2
De boerderij is momenteel al in gebruik als legale bedrijfswoning. Er wordt voldaan aan deze voorwaarde.

Ad 3
Door de voorgenomen woningsplitsing kan het cultuurhistorisch waardevolle gebouw behouden blijven. Het plan voorziet niet in een uitbreiding van de bebouwing. In hoofdstuk 3 wordt het plan nader beschreven. Aan de voorwaarde wordt voldaan.

Ad 4
Er zijn niet reeds twee woningen op het perceel toegestaan. Aan de voorwaarde wordt voldaan.

Ad 5
De bebouwing wordt niet uitgebreid. De inhoud van de bestaande woning wordt derhalve niet uitgebreid. Aan de voorwaarde wordt voldaan.

Ad 6
De inhoud van het gehele boerderijgebouw bedraagt circa 1.400 m³. Na splitsing zullen beide woningen een inhoud van respectievelijk circa 600 m³ en 800 m³ hebben. Er wordt dus ruimschoots aan deze voorwaarde voldaan.

Ad 7
De overtollige bedrijfsbebouwing met een oppervlakte van 380 m² wordt gesloopt. Er wordt aan de voorwaarde voldaan.

Ad 8
In hoofdstuk 5 zijn de milieuhygiënische aspecten nader uitgewerkt. Hieruit blijkt dat de woningsplitsing aanvaardbaar is. Er wordt aan de voorwaarde voldaan.

Ad 9
De bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden worden niet aangetast, zoals blijkt uit paragraaf 5.2. Integendeel, door de verwijdering van het agrarisch bouwvlak en de sloop van de overtollige bedrijfsbebouwing nemen de waarden juist toe.

Ad 10
De omliggende (agrarische) bedrijven ondervinden geen nadelige gevolgen voor hun ontwikkelingsmogelijkheden, zoals beschreven in paragraaf 5.1.2 en 5.1.4. Aan de voorwaarde wordt voldaan.

Ad 11
De waterparagraaf is opgenomen in paragraaf 5.3. Hieruit blijkt dat sprake is van een hydrologisch neutrale ontwikkeling.

Ad 12
Door de woningsplitsing (en de toevoeging van de woning in de Vlaamse schuur) kan het cultuurhistorisch waardevolle ensemble behouden blijven. Aan deze voorwaarde wordt voldaan.

Ad 13
De ontwikkeling voldoet aan de voorwaarden van de artikelen ten behoeve van de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit en kwaliteitsverbetering van het landschap van de Verordening ruimte. Een nadere toelichting hiervoor is te vinden in paragraaf 4.3.5. Er wordt aan de voorwaarde voldaan.

Toetsing van het plan aan de wijzigingsbevoegdheid artikel 44.4 onder b.

Ad 1
Het Monumentenhuis Brabant b.v. heeft de boerderij is in het rapport "Redengevende omschrijving boerderij Den Hoek 1 te Cromvoirt", dat als bijlage 1 is opgenomen, gewaardeerd als een boerderij van cultuurhistorisch belang. In combinatie met de Vlaamse schuur is sprake van ensemblewaarde en van relatieve zeldzaamheid. Aan de voorwaarde wordt voldaan.

Ad 2
In hoofdstuk 5 zijn de milieuhygiënische aspecten nader uitgewerkt. Hieruit blijkt dat de woningsplitsing aanvaardbaar is. Er wordt aan de voorwaarde voldaan.

Ad 3
De bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden worden niet aangetast, zoals blijkt uit paragraaf 5.2. Integendeel, door de verwijdering van het agrarisch bouwvlak en de sloop van de overtollige bedrijfsbebouwing nemen de waarden juist toe.

Ad 4
De omliggende (agrarische) bedrijven ondervinden geen nadelige gevolgen voor hun ontwikkelingsmogelijkheden, zoals beschreven in paragraaf 5.1.2 en 5.1.4. Aan de voorwaarde wordt voldaan.

Ad 5
De waterparagraaf is opgenomen in paragraaf 5.3. Hieruit blijkt dat sprake is van een hydrologisch neutrale ontwikkeling.

Ad 6
Door de woningsplitsing en de toevoeging van de woning in de Vlaamse schuur kan het cultuurhistorisch waardevolle ensemble behouden blijven. Aan deze voorwaarde wordt voldaan.

Ad 7
De ontwikkeling voldoet aan de voorwaarden van de artikelen ten behoeve van de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit en kwaliteitsverbetering van het landschap van de Verordening ruimte. Een nadere toelichting hiervoor is te vinden in paragraaf 4.3.5. Er wordt aan de voorwaarde voldaan.

Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling past niet rechtstreeks binnen het vigerende bestemmingsplan. Wel voldoet het plan aan alle in de wijzigingsbevoegdheden van het vigerende bestemmingsplan opgenomen voorwaarden.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

Dit hoofdstuk geeft een gebiedsanalyse van het plangebied en de omgeving. Hiernavolgende afbeelding, kaartbijlage 2 en foto's geven de ligging van het plangebied in de directe omgeving weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgWPdenhoek-ON01_0004.jpg"

DIRECTE OMGEVING

2.1 Ontsluiting

Het plangebied ligt aan Den Hoek ten noordoosten van de kern Cromvoirt. Den Hoek is een doodlopende weg waaraan naast het plangebied nog een veehouderij en een woning liggen. Den Hoek sluit aan de zuidzijde aan op de Achterstraat, een landbouwweg met agrarische bedrijven en wonen. Via deze weg kan men Cromvoirt bereiken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgWPdenhoek-ON01_0005.jpg"

DEN HOEK IN NOORDELIJKE RICHTING

2.2 Functies

Het plangebied ligt in het buitengebied net buiten de kern Cromvoirt. De omgeving in de nabijheid van de locatie wordt gekenmerkt door een mix van (agrarische) bedrijven en woningen. Verder van de kern af neemt de dichtheid van de bebouwing af. Hier bepalen afwisselend agrarische gronden en boscomplexen het beeld.

Direct ten noorden van het plangebied, op het adres Den Hoek 2, is een intensieve veehouderij gevestigd. Overigens liggen in een straal van 1 km rondom het plangebied geen intensieve veehouderijen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgWPdenhoek-ON01_0006.jpg"

NOORDZIJDE VAN HET PLANGEBIED MET DE VEEHOUDERIJ DEN HOEK 2

Ten zuiden van het plangebied liggen twee Ruimte voor Ruimte bouwkavels, waarvoor recent een bestemmingsplan onherroepelijk is geworden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgWPdenhoek-ON01_0007.jpg"

ZUIDZIJDE VAN HET PLANGEBIED MET LINKS ACHTER DE LOCATIE VOOR DE NIEUWE RVR-WONINGEN

Aan de westzijde van het plangebied is een cultuur- en civieltechnisch bedrijf (J. van Esch b.v.) met een uitgebreid machinepark gevestigd. Op het bedrijfsperceel bevinden zich een werkplaats, wasplaats en stallingruimten met bijbehorende buitenruimte. Hier vindt o.a. stalling van machines en toebehoren plaats evenals buitenopslag van materialen als zand en bestrating. De gronden rondom dit bedrijf zijn in gebruik als bomen- en graszodenkwekerij.

Het plangebied zelf is grotendeels bestemd als agrarisch bouwvlak. Op het perceel staan een langgevelboerderij uit 1912 met een Vlaamse schuur die mogelijk ouder is, een paardenstal, een paardenbak, enkele kleinere bijgebouwen en een sleufsilo. Alle overtollige bebouwing en verharding wordt gesloopt, zoals weergegeven op de kaart bestaande toestand.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgWPdenhoek-ON01_0008.jpg"

PAARDENSTAL

2.3 Groen en water

Cromvoirt ligt op de overgang van een hoog gelegen dekzandrug naar een lager gelegen beekdal. De Cromvoirtsedijk rondom de akkers moest het dorp beschermen tegen overstromingen vanuit de Gement. De dijk met de houtwal omringt Cromvoirt als een groen lint en is duidelijk in het landschap te onderscheiden. Het plangebied ligt binnen het beschermingsgebied van de dijk.

In dit deel van het buitengebied is sprake van een kleinschalig landschap met lanen, houtwallen en -singels en bosjes. Deze zorgen ervoor dat er landschappelijke kamers ontstaan. De wegen Den Hoek en Achterstraat zijn voorzien van een laanbeplanting met oude eiken.

Op de westelijke perceelgrens staat een houtsingel met uitgegroeide bomen. Aan de noordzijde, op de grens met het buurperceel Den Hoek 2, staat nog een oude boomgroep. Ook rondom de boerderij en de Vlaamse schuur staan enkele bomen. Overigens is het perceel in gebruik als grasland en weide.

Binnen het plangebied en grenzend daaraan is geen oppervlaktewater aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgWPdenhoek-ON01_0009.jpg"

BOOMGROEP OP DE NOORDZIJDE VAN HET PERCEEL

Hoofdstuk 3 Plan

Na voorgaande inventarisatie en analyse volgt in dit hoofdstuk de beschrijving van het feitelijke plan. De als bijlage 3 opgenomen inrichtingsschets geeft de nieuwe situatie weer met daarop de bebouwing, groen en water, de ontsluiting en het parkeren.

3.1 Bebouwing en functies

In de nieuwe situatie wordt de langgevelboerderij gesplitst in twee woningen. Ook de Vlaamse schuur, die circa 50 meter naar het noorden wordt verplaatst, wordt een woning.

De oppervlakten van de percelen/woonbestemming behorend bij de woningen in de langgevelboerderij bedragen respectievelijk, circa 620 m² en 705 m². Per perceel is volgens de wijzigingsbevoegdheid (artikel 44.4 lid a onder 7, zie paragraaf 1.3) maximaal 100 m² aan bijgebouwen toegestaan. Het perceel van de Vlaamse schuur heeft een oppervlakte van circa 1.750 m².

De bouwmassa van de Vlaamse schuur ligt vast. Op de verbeelding is een bouwvlak opgenomen waarmee de positie van de Vlaamse schuur wordt bepaald. Omdat de rieten kap van de Vlaamse schuur gevoelig is voor de hoge eiken langs de weg, wordt de Vlaamse schuur op een afstand van 8 meter vanaf de voorste perceelgrens gerealiseerd. Om enige flexibiliteit te kunnen bieden is gekozen voor een diepte van het bouwvlak van 15 meter. De breedte van het bouwvlak wordt aan de zuidzijde bepaald door een afstand van 5 meter tot de zijdelingse perceelgrens aan te houden (conform de regels van het bestemmingsplan Buitengebied); aan de noordzijde door de ligging van de geurcontour van het bedrijf aan Den Hoek 2.

De Vlaamse schuur wordt voorzien van een aanbouw met een oppervlakte van circa 90 m². Deze aanbouw is noodzakelijk om een volwaardige woning van de Vlaamse schuur te maken. Aan de noordzijde van het woonperceel wordt een bijgebouw ten behoeve van paarden gerealiseerd. Dit bijgebouw heeft een oppervlakte van circa 85 m². Tezamen is de oppervlakte aan bijgebouwen 175 m².

Op het terrein wordt 380 m² aan bestaande opstallen gesloopt. Op grond van de sloopregeling in het vigerende bestemmingsplan mogen daardoor extra bijgebouwen gebouwd worden. De sloopregeling luidt: "De maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van 80 m² mag worden verhoogd met maximaal 25% van de gesloopte oppervlakte aan bebouwing tot een maximum van 200 m²." De maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt dus: 80 m² + 25% x 380 m² = 175 m².

De bestaande paardenbak wordt verplaatst naar de noordzijde van de Vlaamsche schuur. De gronden ter plaatse van de paardenbak zijn bestemd als 'Wonen - 2'.

3.2 Groen en water

De nieuwe woonpercelen krijgen een groene tuin- en erfinrichting met hagen, bomen, opgaande inheemse beplanting en gazons. Bestaande bomen worden zoveel mogelijk behouden. Het nieuwe en bestaande groen zijn weergegeven op de inrichtingsschets in bijlage 3 en de landschappelijke inpassing in bijlage 4 en zullen op de beschreven wijze worden aangelegd. Het plan voorziet niet in nieuw oppervlaktewater.

3.3 Verkeer en parkeren

3.3.1 Verkeer

In de huidige situatie zijn één bedrijfswoning en een agrarisch bedrijf. In de nieuwe situatie is sprake van drie woningen. De verkeersaantrekkende werking van één woning is 6 verkeersbewegingen per dag. Als de verkeersaantrekkende werking van het agrarisch bedrijf buiten beschouwing wordt gelaten dan is de toename van het aantal verkeersbewegingen dus: 2 woningen x 6 verkeersbewegingen = 12 verkeersbewegingen per dag.

De capaciteit van Den Hoek is ruim voldoende om deze toename te kunnen opvangen.

3.3.2 Parkeren

De gemeente Vught heeft haar parkeerbeleid vastgelegd in het rapport Parkeerbeleid en Parkeernota 2013-2017. Hierin zijn tevens de parkeernormen vastgelegd.

Voor een vrijstaande koopwoning en een twee-onder-een kap woning in Cromvoirt wordt een parkeernorm van respectievelijk 2,0 en 1,9 parkeerplaatsen gehanteerd. Deze parkeerplaatsen moeten op het eigen terrein worden gerealiseerd.

Uit de inrichtingsschets blijkt dat bij alle drie de woningen ruim voldoende plaats is om twee parkeerplaatsen per perceel te realiseren.

Hoofdstuk 4 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • gemeentelijk niveau.

4.1 Nationaal niveau

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.

De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.

De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Voor onderhavig plan zijn geen van de nationale belangen rechtstreeks aan de orde.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De in de SVIR opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Onderhavig plangebied ligt niet binnen een gebied waarbinnen het Barro van toepassing is.

Conclusie
Het Barro is niet rechtstreeks van toepassing op het plan.

4.1.3 Besluit ruimtelijke ordening

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is van toepassing op het plan. Specifiek aandachtspunt is het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 2, waarin de verplichting is opgenomen om in de toelichting op een ruimtelijk besluit voor nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen bepaalde duurzaamheidsaspecten van het voornemen te motiveren; de ladder voor duurzame verstedelijking. Indien sprake is van een stedelijke ontwikkeling moet achtereenvolgens worden aangetoond of er een actuele regionale behoefte is (trede 1), deze behoefte in bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen (trede 2), en - in geval van een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied - of de locatie multimodaal is of kan worden ontsloten (trede 3).

Uit recente jurisprudentie (uitspraak Raad van State, 201405237/1/R2) volgt dat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een ontwikkeling van 8 woningen niet als stedelijke ontwikkeling ziet. Voorliggend initiatief betreft de realisatie van drie woningen (waarvan één een bestaande bedrijfswoning is). Dit is dus geen nieuwe stedelijke ontwikkeling. Formeel is nadere toetsing aan artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro is dus niet nodig. Desalniettemin wordt het initiatief in het kader van een goede ruimtelijke ordening toch aan de ladder getoetst.

Trede 1 - actuele regionale behoefte
Het initiatief betreft het splitsen van een langgevelboerderij in twee woningen en het als woning bestemmen van een cultuurhistorisch waardevolle schuur. Per saldo komen er twee woningen bij. In de gemeentelijke woonvisie, die in regionaal verband is afgestemd, is voorzien in het toevoegen van woningen door middel van splitsing van cultuurhistorisch waardevolle panden, zie paragraaf 4.3.2. Er is dus sprake van een actuele regionale behoefte. Aan trede één wordt voldaan.

Trede 2 - bestaand stedelijk gebied
Het plan ligt weliswaar niet binnen bestaand stedelijk gebied, maar wel binnen een bestaand agrarisch bouwvlak. Per saldo neemt de verharding af. Er is dus geen sprake van nieuw ruimtebeslag, maar van herbestemming van agrarische opstallen.

Trede 3 - multimodaal ontsloten
Het initiatief is een kleinschalige ontwikkeling. De locatie is voldoende ontsloten via de Achterstraat. Per saldo nemen de verkeersbewegingen nauwelijks toe.

Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening en aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

4.1.4 Overig nationaal beleid

Het overige nationale beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.

4.2 Provinciaal niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Structuurvisie Ruimtelijke Ordening;
  • Verordening ruimte 2014.

Het plan wordt aan deze twee nota's getoetst.

4.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010, partiële herziening 2014 in werking getreden. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van het provinciale bestuur op de ontwikkeling van Noord-Brabant.

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de plankaart. Onderhavig plangebied is aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgWPdenhoek-ON01_0010.jpg"

UITSNEDE STRUCTURENKAART STRUCTUURVISIE RUIMTELIJKE ORDENING

Analyse
Het plangebied ligt binnen de groenblauwe mantel. Het provinciale beleid binnen de groenblauwe mantel staat nieuwe ontwikkelingen toe, mits deze de bestaande natuur-, bodem- en waterfuncties respecteren, of bijdragen aan het behoud van cultuurhistorische waarden.

Als gevolg van het plan worden geen bestaande waarden of functies aangetast, zoals nader uitgewerkt in hoofdstuk 5. Daarnaast kan het cultuurhistorische ensemble van het boerderijgebouw met Vlaamse schuur behouden blijven door de voorgenomen woningsplitsing in het boerderijgebouw en toevoeging van een woning in de Vlaamse schuur.

Conclusie
Het plan past binnen het beleid van de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening.

4.2.2 Verordening ruimte 2014

Op 19 maart 2014 is de Verordening ruimte 2014 in werking getreden. Deze Verordening stelt regels aan de inhoud van ruimtelijke plannen voor die aspecten waar provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.

Het plangebied ligt binnen de groenblauwe mantel en een cultuurhistorisch vlak. Voor het plan zijn de volgende artikelen van toepassing:

  • artikel 3 - Bevordering ruimtelijke kwaliteit;
  • artikel 6.1 en 6.7 - Groenblauwe mantel;
  • artikel 22 - Cultuurhistorisch vlak.

Artikel 3 - Bevordering ruimtelijke kwaliteit
Bij ontwikkelingen in het buitengebied eist artikel 3 van de Verordening ruimte dat een bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit wordt geleverd. In het regionaal ruimtelijke overleg (RRO) zijn afspraken gemaakt over de manier waarop aan dit beleid invulling kan worden gegeven. Ruimtelijke ontwikkelingen worden in drie categorieën ingedeeld. Bij een categorie 1-ontwikkeling zijn er geen effecten op de omgeving en is geen bijdrage vereist. Bij een categorie 2-ontwikkeling zijn de effecten op de omgeving beperkt. In dit geval moet sprake zijn van een goede landschappelijke inpassing. Een categorie- 3 ontwikkeling is de zwaarste categorie. Bij deze categorie moet sprake zijn van een goede landschappelijke inpassing en moet een extra bijdrage aan de kwaliteitsverbetering van het landschap worden geleverd. Deze extra bijdrage kan worden voldaan door het slopen van oude opstallen, het aanplanten van groen op de locatie zelf of door een (financiële) storting in een fonds.

In paragraaf 4.3.5 is nader uitgewerkt hoe de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit in dit plan is vormgegeven.

Artikel 6.1 en 6.7 - Groenblauwe mantel
Het plangebied ligt binnen de aanduiding 'groenblauwe mantel', een gebied ter bescherming van ecologische, landschappelijke en hydrologische waarden. Voorliggend plan wordt bijna helemaal binnen een bestaand agrarisch bouwblok gerealiseerd. De oppervlakte van de woonbestemming in de nieuwe situatie is aanzienlijk kleiner dan de oppervlakte van het bestaande bouwblok. Hiermee is sprake van een aanzienlijke kwaliteitsverbetering qua afname van de toegestane verharding en van de milieu-uitstraling van een agrarisch bedrijf. Het plan heeft dus een positief effect op de in de groenblauwe mantel beschermde waarden.

Artikel 22 - Cultuurhistorisch vlak
Het plangebied ligt binnen de aanduiding 'cultuurhistorisch vlak'. Een bestemmingsplan gelegen binnen deze aanduiding is mede gericht op behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de aanwezige cultuurhistorische waarden en kenmerken. Paragraaf 5.2.2 bevat een gedetailleerde beschrijving van de cultuurhistorische waarden. Door het toekennen van een nieuwe (woon)functie aan de agrarische opstallen is het mogelijk de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing te behouden. Er is sprake van behoud door ontwikkeling.

4.2.3 Overig provinciaal beleid

Het overige provinciale beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.

4.3 Gemeentelijk niveau

4.3.1 Structuurvisie

De gemeenteraad van Vught heeft op 19 december 2013 de Structuurvisie Vught vastgesteld. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de plankaart. De ligging van het plangebied is aangegeven. Het plangebied ligt in het buitengebied van Cromvoirt. Voor de locatie geldt geen specifiek beleid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgWPdenhoek-ON01_0011.jpg"

UITSNEDE PLANKAART STRUCTUURVISIE

Het algemene beleid in het buitengebied van Cromvoirt is gericht op behoud en versterking van de kleinschalige en gevarieerde ruimtelijke en functionele karakteristiek. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen zodanig te investeren in het landschap, dat het kleinschalige beeld in stand blijft. Belangrijk is het behoud van de groene uitstraling van het dorp en het vormgeven van de grenzen van het gebied. Voorliggend plan past goed in dit beleid, omdat een bestaand agrarisch bouwblok wordt vervangen door woningbouw. Hierdoor is sprake van een kwaliteitsverbetering van het landschap.

4.3.2 Woonvisie 2009 - 2013

Het gemeentelijke woningbouwbeleid is vastgelegd in de Woonvisie 2009-2013. Voor de periode 2009 - 2015 zijn circa 1500 nieuwe woningen voorzien. Het grootste deel van deze woningen zal in woningbouwprojecten worden gerealiseerd en een klein deel via incidentele externe ontwikkelingen. Naast de kwantiteit worden tevens de gewenste kwaliteit van de woningen en de doelgroepen beschreven. De gemeente wil goede huisvestiging aan alle doelgroepen in de gemeente kunnen bieden. Om dit te bewerkstellingen krijgen de volgende doelgroepen extra aandacht: mensen met een laag inkomen, starters, gezinnen met kinderen, ouderen en mensen met een beperking.

De Woonvisie 2009 - 2013 is niet meer geheel actueel. De gemeente Vught werkt momenteel aan een nieuwe woonvisie. In dat kader wordt momenteel een woonwensenonderzoek uitgevoerd, dat naar verwachting medio 2015 gereed zal zijn.

Voorliggend initiatief betreft het toevoegen van twee vrijstaande woningen. Deze woningen passen qua aantallen, kwaliteit en doelgroep (gezinnen met kinderen) binnen de kaders van de woonvisie.

4.3.3 Meerjarenplan Woningbouw 2015-2018

In het door de gemeenteraad vastgestelde Meerjarenplan Woningbouw 2015-2018 staat de hoeveelheid woningen die in de gemeente Vught gebouw kunnen worden. In de periode 2015 - 2018 betreft dit ongeveer 620 woningen en in de periode 2015 - 2023 ongeveer 1000 woningen. Deze aantallen zijn grotendeels gebaseerd op concrete projecten. Daarnaast is beperkt ruimte voor nieuwe ontwikkelingen: in de periode periode 2015 - 2023 zijn ieder jaar 10 woningen opgenomen voor 'incidentele externe ontwikkelingen'. De twee nieuwe woningen van voorliggend plan vallen in deze categorie en worden waarschijnlijk in 2016 gerealiseerd. Hiermee is aangetoond dat het plan binnen het Meerjarenplan Woningbouw 2015-2018 past.

4.3.4 Welstandsnota

In de gemeentelijke welstandsnota 2011 zijn gebieden onderscheiden op basis van welstandsniveau. Het plangebied ligt in het gebied 'buitengebied' waarvoor welstandsniveau 1 geldt. In het buitengebied komen grofweg zes bebouwingstypologieën voor: landgoederen, traditionele boerderijen, (agrarische) bedrijven in het buitengebied, recreatiewoningen / complex recreatiegebied, woningen in het buitengebied en kazernes. De beoordelingscriteria zijn afgeleid van deze typologieën.

Het ontwerp van de Vlaamse schuur in voorliggend plan zal te zijner tijd met de Welstandscommissie worden afgestemd.

4.3.5 Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap

Bij ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied eist de Verordening ruimte in bepaalde gevallen een bijdrage aan de kwaliteitsverbetering van het landschap, zie paragraaf 4.2.2. Deze paragraaf bevat een beschrijving van de wijze van kwaliteitsverbetering van het landschap. Aan de orde komen:

  • de mate van kwaliteitsverbetering;
  • de wijze van kwaliteitsverbetering;
  • de zekerstelling van kwaliteitsverbetering.
4.3.5.1 Mate van kwaliteitsverbetering

Ruimtelijke ontwikkelingen zijn in drie categorieën ingedeeld. Voorliggend initiatief is een zogenaamde categorie 3-ontwikkeling. De provincie eist bij een categorie 3-ontwikkeling dat sprake is van:

  • 1. een goede landschappelijke inpassing van het perceel (basisinspanning);
  • 2. een bijdrage aan de kwaliteitsverbetering van het landschap (extra inspanning).

De basisinspanning plus de extra inspanning moeten samen ten minste 20% van de waardevermeerdering van de grond bedragen. In bijlage 5 is de benodigde kwaliteitsverbetering van het landschap berekend. Uit de berekening volgt dat de benodigde landschappelijke kwaliteitsverbetering 20% x € 339.000,- = € 67.800,- bedraagt.

4.3.5.2 Wijze van kwaliteitsverbetering

Op welke wijze wordt deze benodigde investering in voorliggend plan vormgegeven? De kwaliteitsverbetering bestaat zoals gezegd uit twee componenten:

  • 1. een landschappelijke inpassing;
  • 2. een extra inspanning.

Landschappelijke inpassing

De bebouwing in het plangebied is in de huidige situatie al redelijk goed landschappelijk ingepast zie paragraaf 2.3. Desalniettemin wordt extra groen aangelegd om het geheel landschappelijk goed in te passen, zoals opgenomen in bijlage 4. De landschappelijke inpassing bestaat uit het toevoegen van:

  • 1. een tweetal bomenrijen;
  • 2. solitaire bomen in de tuinen;
  • 3. hagen op de perceelgrenzen.

Extra inspanning

De extra inspanning kan bestaan uit een fysieke prestatie, waaronder het aanleggen en het beheer van groen, het inbrengen van gronden of het slopen van overtollige bebouwing. Indien de locatie zich niet leent voor een fysieke prestatie, kan ook een financiële bijdrage aan een landschapsfonds worden gedaan. De extra inspanning van voorliggend plan omvat de volgende prestaties:

  • 1. het slopen van overtollige bebouwing met een oppervlakte van circa 380 m²;
  • 2. het verwijderen van voedersilo's en terreinverhardingen met een gezamenlijke oppervlakte van circa 330 m²;
  • 3. het verwijderen van 2.876 m² agrarisch bouwvlak.

Uit de berekening in bijlage 5 volgt dat de investering in de kwaliteitsverbetering van het landschap voldoet aan de 20%-eis.

4.3.5.3 Zekerstelling van kwaliteitsverbetering

De provincie eist dat aanleg en instandhouding van de kwaliteitsverbetering van het landschap juridisch - in het publiekrechtelijke spoor - verankerd worden. De kwaliteitsverbetering in voorliggend plan is juridisch geborgd doordat het agrarisch bouwvlak is vervallen en een realisatieovereenkomst met de initiatiefnemer is gesloten waarin onder meer de sloop van de overtollige bebouwing is opgenomen.

4.3.6 Overig gemeentelijk beleid

Het overige gemeentelijke beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:

  • 1. milieu;
  • 2. waarden;
  • 3. waterhuishouding.

5.1 Milieu

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.

5.1.1 Bodemkwaliteit
5.1.1.1 Inleiding

Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.

5.1.1.2 Analyse

Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken zijn twee een verkennende bodemonderzoeken uitgevoerd:

  • rapport "Verkennend bodemonderzoek aan Den Hoek 1 te Cromvoirt" (CV14034VBO, d.d. 10 maart 2014), zie bijlage 6;
  • rapport "Verkennend bodemonderzoek aan Den Hoek 1 te Cromvoirt" (CV14403VBO, d.d. 8 januari 2015), zie bijlage 7.

Uit de onderzoeken volgt dat de grond geschikt is voor de geplande bestemming ondanks een lichte verontreiniging.

5.1.1.3 Conclusie

De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

5.1.2 Bedrijven en milieuzonering
5.1.2.1 Inleiding

Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:

  • de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) c.q. of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
  • bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.

Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.

In de handreiking wordt onderscheid gemaakt tussen twee omgevingstypen: een rustige woonwijk of rustig buitengebied en gemengd gebied. In een gemengd gebied mag een kleinere richtafstand dan in een rustige woonwijk worden aangehouden. De richtafstanden mogen dan met één 'afstandstap' worden teruggebracht.

5.1.2.2 Analyse

Omgevingstype

Het omgevingstype van voorliggend plangebied is een rustig buitengebied. In de omgeving is immers sprake van beperkte functiemenging en er is weinig verstorend verkeer.

Invloed plan op de omgeving

De initiatiefnemer gaat in de nieuwe situatie maximaal vijf paarden houden. Er is hiermee sprake van hobbymatig gebruik. De Wet milieubeheer (Wm) is niet van toepassing, omdat er geen sprake is van een inrichting zoals bedoeld in artikel 1.1 lid van de Wm. Ook het Activiteitenbesluit is niet van toepassing vanwege het hobbymatige karakter.

Invloed omliggende inrichtingen op plan
In de omgeving van het plangebied ligt het bedrijf J. van Esch bv, dat zich met name richt op de aanleg en het onderhoud van groenvoorzieningen en sportaccommodaties. Volgens de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" bedraagt de grootste richtafstand van dit aannemersbedrijf - met een werkplaats met een bruto vloeroppervlakte van meer dan 1.000 m2 en SBI-2008 code 41, 42, 43 nummer 2 - 50 meter voor de factor geluid. Voorliggend plangebied ligt ruimschoots buiten deze richtafstand. Hiermee is aangetoond dat het bedrijf niet belemmerd wordt door de geplande ontwikkeling en dat ter plaatse van de nieuwe woningen sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.2.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.3 Externe veiligheid
5.1.3.1 Inleiding

Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden aangetoond dat geen nieuwe kwetsbare objecten binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar worden gerealiseerd en moet een eventuele toename van het groepsrisico verantwoord worden.

5.1.3.2 Analyse

Het plan omvat nieuwe kwetsbare objecten. De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten (inrichtingen, buisleidingen en transportroutes).

Het initiatief ligt niet in de omgeving van inrichtingen, of transportroutes met gevaarlijke stoffen. Op een afstand van circa 100 meter ten westen van het plangebied ligt een buisleiding van Defensie met een diameter van 6,63 inch en een druk van 80 bar. Deze leiding vormt echter geen belemmering voor het plan. Het uitvoeren van een nader onderzoek is niet nodig.

5.1.3.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.4 Geurhinder veehouderijen
5.1.4.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.

5.1.4.2 Analyse

Voor de beoordeling van het aspect geurhinder is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) van toepassing. De gemeente Vught heeft geen eigen geurbeleid vastgesteld. De maximaal toegestane geurbelasting bedraagt 14,0 OUE/m³ in een concentratiegebied buiten de bebouwde kom volgens artikel 3 van de Wgv.

In de nabije omgeving van het plangebied ligt één veehouderij, op het adres Den hoek 2, waar 170 vleeskalveren vergund zijn. Om de voorgrondbelasting van deze veehouderij te bepalen is een geurberekening uitgevoerd, zie bijlage 9. Uit deze berekening volgt dat - uitgaande van de maximale uitbreidingsmogelijkheden van de veehouderij - de maximale geurbelasting in het meest ongunstige scenario 13,6 OUE/m³ bedraagt. Hiermee is aangetoond dat aan de wettelijke norm wordt voldaan uitgaande van de planologisch meest ongunstige situatie. In de huidige situatie ligt het emissiepunt van de veehouderij op aanzienlijk grotere afstand en zal de werkelijke geurbelasting dus lager zijn.

Volgens de handreiking Geurhinder en veehouderij komt een voorgrondbelasting van 13,6 OUE/m³ overeen met 25% gehinderden. Aangezien de werkelijke voorgrondbelasting lager is, wordt aangenomen dat het aantal gehinderden minder dan 20% zal bedragen. Dit komt overeen met een 'matig' woon en leefklimaat.

In het kader van het recent vastgestelde bestemmingsplan 'Achterstraat ong. te Cromvoirt' is de achtergrondbelasting berekend ten gevolge van een aantal veehouderijen in de omgeving. De achtergrondbelasting ter plaatse van het plangebied bedraagt maximaal 8 OUE/m³. In deze berekening is echter de geurbelasting van de veehouderij van voorliggend plangebied (Den Hoek 1) meegenomen. In werkelijkheid zal de achtergrondbelasting dus minder bedragen. Volgens de handreiking Geurhinder en veehouderij komt een achtergrondbelasting van 8 OUE/m³ overeen met 17% gehinderden. Aangezien de werkelijke achtergrondbelasting lager is, wordt aangenomen dat het aantal gehinderden minder dan 15% zal bedragen. Dit komt overeen met een 'redelijk goed' woon en leefklimaat.

De Vlaamse schuur ligt op voldoende afstand van de veehouderij om aan de afstandeis van artikel 5 Wgv te kunnen voldoen.

5.1.4.3 Conclusie

Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.5 Geluid
5.1.5.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.

5.1.5.2 Analyse

Het plangebied ligt alleen binnen de onderzoekszone van de Achterstraat. Adviesbureau K+adviesgroep heeft een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd, zie bijlage 8. Uit de resultaten van dit onderzoek volgt dat de geluidsbelasting ter plaatse van het plangebied onder de voorkeursgrenswaarde ligt. Hiermee is aangetoond dat aan de Wet geluidhinder wordt voldaan en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen in het plangebied.

Industrielawaai

Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van industrielawaai. Er is geen akoestisch onderzoek nodig.

5.1.5.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.6 Luchtkwaliteit
5.1.6.1 Inleiding

Het aspect luchtkwaliteit heeft betrekking op ruimtelijke ontwikkelingen die een bijdrage leveren aan de luchtverontreiniging en op ruimtelijke ontwikkelingen die gevoelig zijn voor een slechte luchtkwaliteit.

Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. In de praktijk blijken vooral fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) een rol te spelen.

Daarnaast is het in het kader van een goede ruimtelijke ordening van belang aan te tonen dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.6.2 Analyse

Effecten plan op de luchtkwaliteit

In de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Voorliggend plan behoort tot één van de aangewezen gevallen: een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen bij minimaal één ontsluitingsweg. Onderhavig plan draagt dus niet in betekenende mate bij aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.

Goed woon- en leefklimaat

In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen. Uit onderzoek is echter gebleken dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit zijn daarom alleen de volgende grenswaarden van toepassing:

  • 60 µg/m3 jaargemiddelde concentratie NO2 tot 2015;
  • 40 µg/m3 jaargemiddelde concentratie PM10;
  • 35 overschrijdingsdagen per jaar van de gemiddelde concentratie PM10.

Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.

In het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is door diverse bronbeheerders zoals gemeenten, provincies en Rijkswaterstaat, de Monitoringstool ingevoerd. Met behulp van de Monitoringstool is getoetst of op deze locatie in de jaren 2015 en 2020 aan bovengenoemde grenswaarden (jaargemiddelde en overschrijdingsdagen) voor NO2 en PM10 wordt voldaan. Onderstaande afbeeldingen geven de resultaten van de monitoringstool voor de stoffen NO2 en PM10 voor het jaar 2020 weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgWPdenhoek-ON01_0012.jpg"

BRON: MOITORINGSTOOL NSL

Uit deze toetsing volgt dat aan alle grenswaarden wordt voldaan. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.6.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.7 Milieueffectrapportage
5.1.7.1 Inleiding

Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de gevallen opgenomen waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Alle andere vormen van ontwikkeling zijn in principe niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig, maar er kan hiervoor wel een nadere motivering vereist zijn.

5.1.7.2 Analyse

Het plan valt onder de activiteit D11.2 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen' zoals genoemd in de bijlage Besluit milieueffectrapportage. Maar aangezien de omvang van het plan ver onder de drempelwaarde van 2.000 woningen voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten ligt en gezien de resultaten van de in hoofdstuk 5 uitgevoerde milieuanalyse, kan zonder nader onderzoek worden geconcludeerd dat het plan geen significante nadelige milieugevolgen heeft. Een nadere motivering is niet noodzakelijk.

5.1.7.3 Conclusie

Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.

5.2 Waarden

5.2.1 Archeologie
5.2.1.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 38a van de Monumentenwet 1988 moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.

5.2.1.2 Analyse

In het vigerende bestemmingsplan is voor de gronden binnen het plangebied een gebiedsaanduiding 'middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde' opgenomen. Voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden binnen deze aanduiding, waaronder het aanbrengen van meer dan 100 m² verharding, geldt een onderzoeksplicht. Voorliggend initiatief is onderzoeksplichtig.

Archeologisch adviesbureau Vestigia heeft een archeologisch onderzoek uitgevoerd, zie bijlage 10. Uit het onderzoek volgt dat de kans op het aantreffen van een (intacte) archeologische vindplaats laag is en dat vervolgonderzoek dan ook niet noodzakelijk is. De meldplicht in geval van een archeologische 'toevalsvondst' tijdens de uitvoering geldt altijd.

De gemeente Vught heeft het onderzoek beoordeeld en als volgt geadviseerd in het selectieadvies:

  • het plangebied vrij te geven, behalve het gedeelte waar geen werkzaamheden zijn gepland. Daar waar geen werkzaamheden zijn gepland, dient de gebiedsaanduiding 'middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde' te worden gehandhaafd;
  • het afbreken van de Vlaamse schuur onder begeleiding te laten plaatsvinden.
5.2.1.3 Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

5.2.2 Cultuurhistorie
5.2.2.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

5.2.2.2 Analyse

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgWPdenhoek-ON01_0013.jpg"

UITSNEDE CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART NOORD-BRABANT

Op de cultuurhistorische waardenkaart is de Cromvoirtsedijk als een historisch groen- en lijnelement aangeduid. Het plan tast deze structuur niet aan. Binnen het plangebied zelf zijn geen cultuurhistorische waarden aangegeven.

Volgens het als bijlage 1 bijgevoegde rapport "Redengevende omschrijving boerderij, Den Hoek 1 te Cromvoirt" van Monumentenhuis Brabant, zijn zowel de boerderij als de Vlaamse schuur echter wel degelijk cultuurhistorisch van belang als uitdrukking van de sociaal-economische en agrarische ontwikkeling van Cromvoirt aan het begin van de twintigste eeuw. De boerderij is van belang als voorbeeld van de typologische (door)ontwikkeling van een langgevelboerderij. De schuur is van belang als voorbeeld van de typologische (door)ontwikkeling van een Vlaamse schuur.
Door de splitsing van de boerderij en de verplaatsing van de Vlaamse schuur kunnen deze cultuurhistorisch waardevolle gebouwen behouden blijven.

5.2.2.3 Conclusie

Het plan leidt tot het behoud en het versterken van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing binnen het plangebied. Er is sprake van behoud door ontwikkeling.

5.2.3 Flora en fauna
5.2.3.1 Inleiding

Ten behoeve van de bescherming van zeldzame of kwetsbare planten en dieren zijn twee wetten van toepassing:

  • de Natuurbeschermingswet 1998, deze beschermt waardevolle natuurgebieden;
  • de Flora- en faunawet, die een soortenbescherming bevat.
5.2.3.2 Analyse

Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en de ecologische hoofdstructuur.

De Natuurbeschermingswet 1998 kent tevens een zogenaamde 'externe werking', wat betekent dat ook projecten buiten Natura 2000-gebieden vergunningplichtig zijn wanneer zij een negatief effect hebben op deze gebieden.
Gezien de aard en de beperkte omvang van het plan, en de afstand (circa 770 meter) tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek) kan er geen sprake zijn van negatieve effecten van het plan op natuurgebieden.

Soortenbescherming
Staro Natuur en Buitengebied heeft een flora- en faunaonderzoek uitgevoerd: rapport "Toets flora en fauna, Den Hoek 1 te Cromvoirt" (5 juni 2014, nr. 14-0123). Het onderzoeksrapport is opgenomen als bijlage 11.

In het plangebied komen mogelijk verschillende beschermde soorten voor die vermeld staan in de tabellen van de Flora- en faunawet.

Het plangebied wordt mogelijk gebruikt als (onderdeel van het) leefgebied door algemeen voorkomende soorten amfibieën en grondgebonden zoogdieren die zijn opgenomen in FFtabel 1. De voorgenomen ontwikkeling heeft mogelijk negatieve effecten op deze soorten. Voor de soorten van FFtabel 1 geldt een algehele vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Er hoeven zodoende voor deze soorten geen mitigerende maatregelen te worden getroffen.

De mogelijk in het plangebied voorkomende vleermuizen zijn strikt beschermd. Vleermuizen kunnen het plangebied gebruiken om te foerageren. De voorgenomen ontwikkeling zal geen negatieve effecten tot gevolg hebben ten aanzien van foeragerende vleermuizen. De boerderij en de Vlaamse schuur zijn van binnen onderzocht op aanwezigheid van (sporen van) vleermuizen. Uit het onderzoek blijkt dat het voorkomen van verblijfplaatsen van vleermuizen in de gebouwen redelijkerwijs is uit te sluiten. De grote bomen langs Den Hoek maken mogelijk deel uit van een vliegroute van vleermuizen. Aangezien deze bomen buiten de voorgenomen ontwikkeling blijven, zijn geen negatieve effecten te verwachten op een mogelijke vliegroute.

Het plangebied is geschikt als broed- en foerageergebied voor algemeen voorkomende vogelsoorten. De voorgenomen ontwikkeling heeft geen negatieve effecten op het foerageergebied. Door bomen en struiken buiten het broedseizoen te kappen worden negatieve effecten ten aanzien van broedende vogels voorkomen. Het broedseizoen loopt globaal van half maart tot en met half juli. Jaarrond beschermde nesten zijn binnen het plangebied niet aanwezig.

5.2.3.3 Conclusie

Het aspect flora en fauna vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.3 Waterparagraaf

5.3.1 Inleiding

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap De Dommel.

De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.

De waterparagraaf betreft een beschrijving van zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).

5.3.2 Beleid

In deze paragraaf wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid op het niveau van het Rijk, de provincie en het waterschap.

5.3.2.1 Nationaal niveau
  • Het Nationaal Waterplan;
    Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009-2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
5.3.2.2 Provinciaal niveau (Noord-Brabant)
  • Het Provinciaal Waterplan Noord-Brabant 2010-2015;
    Dit plan bevat het strategische waterbeleid van de provincie Noord-Brabant voor de periode 2010-2015. Naast beleidskader is het Provinciaal Waterplan ook toetsingskader voor de taakuitoefening van lagere overheden op het gebied van water. Bovendien dient het plan als structuurvisie voor het aspect water op grond van de Wet ruimtelijke ordening.
5.3.2.3 Waterschap De Dommel

Onderhavig plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap De Dommel. Het waterschapsbeleid is onder meer beschreven in:

  • Het Waterbeheerplan 2010-2015;
    Het waterbeheerplan 'Krachtig Water' is een strategisch document. Hierin wordt aangegeven wat de doelen zijn voor de periode 2010-2015 en hoe het waterschap dit wil bereiken. Het plan is afgestemd op het Stroomgebiedsbeheerplan Maas, het Nationaal Waterplan en het Provinciaal Waterplan. Dit waterbeheerplan beschrijft de doelen en inspanningen van Waterschap De Dommel voor de periode 2010-2015.
  • Kadernota Stedelijk Water (2006);
    De Kadernota Stedelijk Water vormt voor het waterschap de koepel waaronder een groot aantal kennisprojecten, beleidsuitwerkingen maar ook maatregelen gericht op stedelijk waterbeheer plaatsvinden.
  • De notitie Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk.
    De beleidsnotitie 'Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk’ maakt inzichtelijk welke hydrologische consequentie(s) ruimtelijke ontwikkelingen kunnen hebben op het watersysteem. Het bevat beleidsuitgangspunten, voorwaarden en normen om de negatieve hydrologische consequenties te compenseren. Tevens zijn de navolgende toetsaspecten opgenomen:
    • 1. Afvoer uit het gebied.
    • 2. Oppervlaktewaterstanden.
    • 3. Overlastschade.
    • 4. Grondwateraanvulling.
    • 5. Grondwaterstanden.
5.3.3 Watersysteem
5.3.3.1 Bodem

Er heeft geen specifiek onderzoek plaatsgevonden naar de infiltratiecapaciteit van de bodem. Uit het uitgevoerde bodemonderzoek (zie paragraaf 5.1.1) blijkt dat ter plaatse sprake is van een zandbodem. Daarom wordt aangenomen dat sprake is van een goede waterdoorlatendheid.

Het maaiveld ter plaatse van het plangebied ligt tussen 5,00 en 5,20 meter +NAP. De bestaande langgevelboerderij ligt met een hoogte van circa 5,80 meter +NAP hoger dan het omliggende perceel (bron: ww.ahn.nl).

5.3.3.2 Oppervlaktewater

Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Op onderstaande afbeelding zijn enkele watergangen aangeduid (oppervlaktewater A en B) en een kade lijn. Voorliggend plan heeft hier echter geen effecten op.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.bgWPdenhoek-ON01_0014.jpg"

WATERLOPEN

5.3.3.3 Grondwater

De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) binnen het plangebied bedraagt 0,4 - 0,6 m -mv (bron: wateratlas).

5.3.3.4 Waterschapsbelangen

Op ruim 100 meter ten westen van de locatie ligt een Keurattentiegebied. Het initiatief heeft hier vanwege de grote afstand echter geen invloed op. Overigens liggen er in de omgeving geen gebieden met speciale waterschapsbelangen.

5.3.4 Hemelwater
5.3.4.1 Verhard oppervlak

Onderstaande tabel geeft een overzicht van het verhard oppervlak (bebouwing en bestrating) in de huidige en nieuwe situatie.

In de eerste kolom staat het type verharding. In de tweede kolom staat het verhard oppervlak van de bestaande situatie. De derde kolom geeft de afname van verhard oppervlak. De toename van verhard oppervlak staat in de vierde kolom. De laatste kolom geeft het verhard oppervlak van de nieuwe situatie (nieuw = bestaand - afname + toename).

omschrijving   bestaand   afname   toename   nieuw  
bebouwing (incl. sleufsilo)   1.250   m2   710   m2   90   m2   630   m2  
bestrating   550   m2   0   m2   250   m2   800   m2  
totaal   1.800   m2   710   m2   340   m2   1.430   m2  

De totale afname van de verharding bedraagt 1.800 m² - 1.430 m² = 370 m².

5.3.4.2 Berekening bergingscapaciteit

Aangezien het verhard oppervlak afneemt, is er geen extra waterberging vereist. Een berekening met behulp van de HNO-tool van het waterschap is dus niet nodig.

5.3.4.3 Ontwerp bergingsvoorziening

Bij het ontwerp van de bergingsvoorziening zijn achtereenvolgens de volgende afwegingsstappen gehanteerd:

  • 1. hergebruik;
  • 2. infiltratie;
  • 3. buffering;
  • 4. afvoer.

In de huidige situatie zijn alle gebouwen afgekoppeld. Het hemelwater van de daken en de verharding loopt de tuin en het weiland in, waar het in de bodem infiltreert. Dit heeft tot op heden nooit voor wateroverlast gezorgd.

In de nieuwe situatie zal de bebouwing ook niet op het riool worden aangesloten. Het hemelwater van de daken en verharding stroomt de lager gelegen tuin en de omliggende weilanden in, waar het infiltreert.

5.3.5 Afvalwater

Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.

Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering in Den Hoek geloosd worden.

5.3.6 Waterkwaliteit

Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden geen uitlogende materialen toegepast.

5.3.7 Conclusie

Voorliggend plan voldoet ten aanzien van het aspect water aan de eisen van het waterschap en de gemeente.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan betreft een aantal aspecten. Eerst moet het realiteitsgehalte van de plannen worden aangetoond; is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling? Vervolgens moet de financiële uitvoerbaarheid worden onderbouwd. Dat wil zeggen, beschikt de gemeente over voldoende financiële middelen om de plannen te kunnen realiseren? De financiële uitvoerbaarheid blijkt uit de gemeentelijke grondexploitatie. Het kostenverhaal, zoals bedoeld in artikel 6.12 lid Wro, is onderdeel van de grondexploitatie.

6.1 Behoefte

Het plan behelst drie woningen. Een van de drie woningen is en blijft bewoond. De initiatiefnemer gaat zelf in een van de andere woningen wonen. Voor de derde woning is nog geen koper of huurder gevonden, maar het is de verwachting dat er voldoende vraag is naar een dergelijke woning in het buitengebied.

6.2 Financiële uitvoerbaarheid

Kostenverhaal

Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).

In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend wijzigingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaren een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is dus niet vereist.

Gemeentelijke grondexploitatie

De gemeente heeft geen gronden binnen het plangebied in bezit. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, voorbereiding en uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.

6.3 Conclusie

Het plan is economisch uitvoerbaar. De behoefte is aangetoond en de financiële uitvoerbaarheid van het plan is gewaarborgd.

Hoofdstuk 7 Juridische aspecten

7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.

Het wijzigingsplan bestaat uit:

  • de toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding.

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.

De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het wijzigingsplan.

Het wijzigingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.

7.2 Planregels

Voorliggend wijzigingsplan is het resultaat van het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro, zoals die is opgenomen in het bestemmingsplan "Buitengebied 2011" (NL.IMRO.0865.vghBPbuitengebied-OH01) , vastgesteld op 20 september 2012.

Bij het opstellen van een wijzigingsplan dient het college van burgemeester en wethouders zich te houden aan de door de raad vastgestelde regels.

Op de verbeelding zijn de volgende wijzigingen ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan aangebracht:

  • het agrarisch bouwvlak is verwijderd;
  • de langgevelboerderij heeft de bestemming 'Wonen - 2' gekregen waarbinnen twee woningen zijn toegestaan;
  • de Vlaamse schuur wordt verplaatst en wordt een volwaardige woning met de bestemming 'Wonen - 2' met een bouwvlak en de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vlaamse schuur';
  • de nieuwe paardenbak met een oppervlakte van 800 m² heeft de bestemming 'Wonen - 2' gekregen met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak';
  • binnen de bestemmingsvlakken 'Wonen - 2' is de aanduiding 'middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde' komen te vervallen.

In de regels zijn in artikel 28 'Wonen - 2' de volgende wijzigingen aangebracht:

  • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vlaamse schuur' is uitsluitend de herbouw van de Vlaamse schuur toegestaan. Hiermee is geborgd dat alleen de bestaande Vlaamse schuur wordt herbouwd en niet een reguliere woning gerealiseerd kan worden;
  • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vlaamse schuur' bedraagt de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken 175 m². Dit is meer dan de standaard toegestane oppervlakte, omdat gebruik is gemaakt van de sloopregeling, zie paragraaf 3.1;
  • voor de Vlaamse schuur gelden afwijkende inhouds- en hoogte maten, omdat het gaat om het behoud van een cultuurhistorisch waardevol gebouw.

Voor de leesbaarheid van voorliggend wijzigingsplan is ervoor gekozen de relevante planregels van het bestemmingsplan "Buitengebied 2011" over te nemen.

Hoofdstuk 8 Procedure

Het wijzigingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:

  • 1. Terinzagelegging ontwerpwijzigingsplan
  • 2. Vaststelling door college van burgemeester en wethouders
  • 3. Terinzagelegging vastgesteld wijzigingsplan