direct naar inhoud van Regels
Plan: Dorpsstraat 28 Vught
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0865.vghBPdorpsstraat28-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Dorpsstraat 28 Vught' met identificatienummer NL.IMRO.0865.vghBPdorpsstraat28-VG01 van de gemeente Vught.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanbouw:

een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk van één bouwlaag, een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan en in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw en een toevoeging van een afzonderlijke ruimte inhoudt.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aaneengebouwd:

een gebouw, deel uitmakend van een bouwmassa, bestaande uit drie of meer aan elkaar gebouwde grondgebonden hoofdgebouwen.

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 bedrijf- of beroep aan huis:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal vanuit een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner, waaronder niet begrepen het verstrekken van logies, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.8 bedrijfsactiviteiten:

vormen van bedrijf vergelijkbaar met of zoals opgenomen in Bijlage 1 bij de regels Lijst van Bedrijfsactiviteiten.

1.9 begane grond:

de eerste bouwlaag boven het peil.

1.10 bestaand:

bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.16 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.

Ter verduidelijking: van bovenkant vloer tot bovenkant vloer.

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel:

  • a. voorste bouwperceelsgrens: de grens van een bouwperceel gelegen aan een weg waaraan wordt gebouwd, tenzij door burgemeester en wethouders een andere perceelsgrens als zodanig wordt aangewezen;
  • b. zijdelingse bouwperceelsgrens: de grens van een bouwperceel die loodrecht of nagenoeg loodrecht staat op de voorste bouwperceelsgrens;
  • c. achterste bouwperceelsgrens: de meest van de weg af gelegen bouwperceelsgrens, evenwijdig of nagenoeg evenwijdig aan de voorste bouwperceelsgrens.

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.20 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.21 brandgang:

een ontsluiting van woningen c.q. huizenblokken ten behoeve van de bereikbaarheid van het achtererf en de daar gelegen bijgebouwen (erfdienstbaarheid), alsmede bedoeld voor het waarborgen van de veiligheid bij calamiteiten.

1.22 cultuurhistorische waarde:

de aan het bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.

1.23 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.24 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt.

Onder detailhandel moet ook verstaan worden commerciële dienstverlening zoals kapperszaken, schoenmakers en vergelijkbare bedrijven.

1.25 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.26 erker:

een ondergeschikt uitgebouwd gedeelte (uitbouw) van een woning aan een gevel, in één bouwlaag.

1.27 escortbedrijf:

een natuurlijk persoon, groep van personen, en/of rechtspersoon die prostitutie aanbiedt, die uitgeoefend wordt op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte of woning.

1.28 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.29 gestapeld:

bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten.

1.30 grootschalige detailhandel:

detailhandel waarbij de detailhandelsvestiging een bruto-bedrijfsvloeroppervlakte heeft van minimaal 1.500 m2.

1.31 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.32 horeca:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.

De horecabedrijven zijn in vier categorieën te onderscheiden:

  • a. categorie 1: vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije dranken worden verstrekt, en waarvan de exploitatie overwegend tijdens winkeltijden plaatsvindt, zoals een lunchroom, broodjeszaak, en een ijssalon;
  • b. categorie 2: vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije dranken worden verstrekt, en waarvan de exploitatie zowel overdag als in de avonduren plaatsvindt, zoals een cafetaria, snackbar, afhaalcentrum, automatiek;
  • c. categorie 3: vormen van horeca-activiteiten waar in hoofdzaak maaltijden, (alcoholische) dranken en/of logies worden verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans in de middag- en avonduren plaatsvindt, zoals een café, restaurant, hotel en pension;
  • d. categorie 4: vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans in de avonduren plaatsvindt, een aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals bar-dancings, discotheken, nachtclubs, alsmede horeca met zaalaccommodatie.

1.33 huishouden:

persoon of groep van personen die één huishouding voert.

1.34 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°.

1.35 kelder:

een geheel ondergronds gelegen ruimte, die is gesitueerd onder een bovengronds hoofdgebouw, waarvan de bovenkant van de vloer zich onder peil bevindt.

1.36 maatvoeringsvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge een matrixsymbool in het betreffende vlak bepaalde afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en/of aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn toegelaten.

1.37 nutsvoorziening:

voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.38 ondergeschikt bouwdeel:

een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een bouwwerk, met uitzondering van een uitgebouwd gedeelte van een gebouw dat dient ter uitbreiding van het oppervlak.

1.39 ondergronds bouwwerk:

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen onder peil.

1.40 opslag:

het opbergen van materialen met de bedoeling en op een dergelijke wijze, dat men later weer over het materiaal kan beschikken.

1.41 park:

een complex van gronden, bestaand bos, bosschages en/of weilanden, meestal door vijvers en kunstmatige aanleg verfraaid en door de samenhang, verschijningsvorm en/of cultuurhistorische waarden bepalend voor de groenstructuur van de omgeving en de gemeente als geheel.

1.42 parkeergelegenheid/parkeervoorzieningen:

elke stallingsgelegenheid op zowel openbaar als particulier terrein ten behoeve van een motorvoertuig.

1.43 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.

1.44 perceelsgrens:

een grenslijn tussen bouwpercelen onderling.

1.45 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander, tegen vergoeding.

1.46 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichtingen worden in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.47 stedenbouwkundig beeld:

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaald beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n).

1.48 straatmeubilair:

verkeersgeleiders, rampalen/amsterdammertjes, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, telefooncellen, abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen en daarmee vergelijkbare objecten.

1.49 tuin:

de gronden van een bouwperceel behorende bij een woning, voorzover gelegen buiten het op de verbeelding aangewezen bouwvlak.

1.50 twee-aaneengebouwd:

een gebouw, deel uitmakend van een bouwmassa bestaande uit twee hoofdgebouwen, waarvan de hoofdbebouwing aan maximaal één zijde grenst/aansluit aan een ander hoofdgebouw.

1.51 verkooppunt motorbrandstoffen:

een inrichting waar motorbrandstoffen worden verkocht en de daarmee samenhangende verkoop van weggebonden assortiment goederen alsmede rookartikelen en kleine etens- en drinkwaren.

1.52 vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en bijgebouwen in de vorm van aan- of uitbouwen op de begane grond.

1.53 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige lijn die loopt langs of evenwijdig aan de voor- en, indien van toepassing, oorspronkelijke zijgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelgrenzen.

1.54 voorziening van algemeen nut:

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.55 vrijstaand:

bebouwing waarvan het hoofdgebouw niet grenst of aansluit aan andere hoofdgebouwen.

1.56 waterhuishoudkundige voorzieningen:

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.57 weg:

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.58 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde een bijzondere woonvorm, en/of voor de huisvesting van maximaal vier personen wanneer er daarnaast geen huishouden in het gebouw is ondergebracht.

1.59 woonwagen:

voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Bij de bepaling van de goothoogte wordt een dakkapel op het hoofdgebouw niet meegerekend. Met onderstaande tekeningen is aangegeven wat wordt aangemerkt als goothoogte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPdorpsstraat28-VG01_0001.png"

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. Voor zover een bouwwerk zich bevindt op een erf- of perceelsgrens wordt gemeten aan de kant waar het aansluitende afgewerkte terrein het hoogst is.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen de buitenzijde van de gevels of het hart van de scheidsmuren, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat.

2.7 afstand:

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.8 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende vergunningsplichtige bouwwerk.

2.9 bedrijfsvloeroppervlakte:

binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

2.10 ondergronds (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

2.11 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

2.12 maatvoering:

de maatvoeringen die in meter of m² zijn uitgedrukt worden op de volgende wijze gemeten:

  • a. afstanden loodrecht;
  • b. hoogten vanaf het aansluitend afgewerkte terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;
  • c. maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 meter buiten beschouwing blijven.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. Wonen in de vorm van woningen, niet zijnde woonwagens;
  • b. Ondergeschikte voorzieningen zoals verkeers- en groenvoorzieningen, voorzieningen van algemeen nut, tuinen, erven en terreinen.
  • c. Water, waterhuishoudkundige voorzieningen, voorzieningen voor infiltratie en waterberging;
  • d. De gronden ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' zijn uitsluitend bedoeld voor wegen en straten met hoofdzakelijk een verkeersfunctie, voet- en rijwielpaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en ondergeschikte voorzieningen zoals speelvoorzieningen, openbare verblijfsvoorzieningen, straatmeubilair, bijbehorende verhardingen, voorzieningen van algemeen nut, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en dergelijke.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht', zijn de regels in verband met deze dubbelbestemming mede van toepassing.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
  • a. Toevoeging van harding is enkel toegestaan indien bij toename van het verhard oppervlak een regenwaterberging van 15 mm per m² verhard oppervlak wordt gerealiseerd.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' is geen bebouwing toegestaan met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze aanduiding.
  • c. Bij realisatie van verblijfsruimten moet bij deze verblijfsruimten zijn aangetoond dat sprake is van een binnenniveau van 33 db.
  • d. Bij realisatie van gebouwen dient de begane grond vloer van deze gebouwen boven peil te worden gerealiseerd.
  • e. In nieuwbouw of gerestaureerde bebouwing dienen nieuwe permanente verblijfmogelijkheden ingebouwd te worden ter compensatie van de verdwenen verblijfplekken voor vleermuizen. Deze moeten dezelfde condities bieden als de oorspronkelijke verblijfplek, waarbij als aanbeveling geldt deze zo dicht mogelijk bij de plek van de oorspronkelijke verblijfplekken te realiseren.

3.2.2 Gebouwen

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. Het maximum aantal woningen zoals aangegeven op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • b. Twee-aaneengebouwde woningen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen';
  • c. Gestapelde woningen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';
  • d. Onderkeldering is uitsluitend toegestaan binnen de contouren van de woning;
  • e. Gebouwen dienen uitgevoerd te worden met een afgeplat zadeldak.

3.2.3 Bouwvlak

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. Het hoofdgebouw dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. De voorgevel dient in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
  • c. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • d. De goothoogte mag maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven hoogte mag bedragen;
  • e. De bouwhoogte mag maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven hoogte bedragen;
  • f. Het aantal wooneenheden bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op de verbeelding aangegeven aantal wooneenheden;
  • g. Ter plaatse van de aanduiding 'aantal bouwlagen' is maximaal het op de verbeelding aangegeven aantal bouwlagen toegestaan;
  • h. Ter plaatse van de aanduiding 'plat dak' is uitsluitend een plat dak toegestaan met dien verstande dat een (dak)terras en/of balkon ter plaatse niet is toegestaan.
3.2.4 Bijgebouwen

Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen bijgebouwen, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. Binnen deze aanduiding mogen uitsluitend bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht;
  • b. De afstand tot de perceelsgrens bedraagt 0 meter;
  • c. De goot- en bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3,5 respectievelijk 5 meter;
  • d. Brandgangen dienen vrij te blijven van bebouwing tot een minimale breedte van 1,20 meter;

Voor de woningen ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' geldt dat:

  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' per woning bijgebouwen mogen worden opgericht met een oppervlakte van maximaal 50% van de oppervlakte van het binnen de aanduiding 'bijgebouwen' gelegen gedeelte van de bij de woning behorende tuin.

Voor de benedenwoningen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' geldt dat:

  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' per woning bijgebouwen mogen worden opgericht met een oppervlakte van maximaal 50% van de oppervlakte van het binnen de aanduiding 'bijgebouwen' gelegen gedeelte van de bij de woning behorende tuin.

3.2.5 Dakterrassen

Voor het oprichten van dakterrassen bij een woning geldt dat deze op een aanbouw zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. Tot maximaal 3 meter vanuit het bouwvlak aan de achterzijde gemeten;
  • b. De afstand tot de perceelsgrens minimaal 2 meter bedraagt.

3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. De maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 3 meter, behoudens het bepaalde in sub b en c;
  • b. De hoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • c. De hoogte van terrein- en afscheidingen voor de voorgevel mag niet meer dan 1 meter bedragen.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
    • 1. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3,5 meter bedragen, met uitzondering van het bepaalde in sub 2 en 3;
    • 2. de hoogte van verlichtingsarmaturen mag maximaal 8 meter bedragen;
    • 3. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen welke grenzen aan openbaar gebied maximaal 1,20 meter mag bedragen;

3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. Milieuzoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. Detailhandel;
  • c. Verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • d. Seksinrichtingen;
  • e. Kamperen;
  • f. Horeca;
  • g. Opslag van goederen en materialen voor de voorgevelrooilijn;
  • h. Permanente bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft;
  • i. Prostitutie.
  • j. Ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' wordt onder gebruiken en/of laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
    • 1. Opslag van onbruikbare althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
    • 2. Het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

3.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
3.4.1 Verbod

Het is verboden binnen de met 'Wonen' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de aanwezige bouwwerken te slopen of verbouwen.

3.4.2 Voorwaardelijke verplichting flora en fauna

Gelijktijdig met het aanvragen van de omgevingsvergunning voor het slopen en of bouwen dient voldaan te worden aan de volgende voorwaardelijke verplichting ten aanzien van flora en fauna:

De activiteit 'handelen met gevolgen voor beschermd diersoorten' dient onderdeel uit te maken van de aanvraag om omgevingsvergunning, dan wel dient voorafgaand aan de aanvraag om omgevingsvergunning een vergunning Wet Natuurbescherming te worden aangevraagd bij het bevoegd gezag ten aanzien van de compensatie en mitigerende maatregelen voor vleermuizen.

Artikel 4 Waarde - Beschermd dorpsgezicht

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en de daarin aanwezige bebouwing, groenstructuren en waterpartijen

In afwijking van de regels met betrekking tot de andere daar voorkomende bestemmingen, is het verboden de voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' bestemde gronden te bebouwen, daarop werken of werkzaamheden uit te voeren, of deze gronden te gebruiken in strijd met de in dit artikel opgenomen regels.

Deze regels hebben voorrang bij strijdigheid met de regels die van toepassing zijn voor de andere daar voorkomende bestemmingen.

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden mag slechts worden gebouwd indien en voor zover dit verenigbaar is met het behoud, het herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied, met dien verstande dat:

  • a. geen wezenlijke veranderingen worden gebracht in het stedenbouwkundige beeld;
  • b. vooraf advies van de Verbrede welstandscommissie is gevraagd;
  • c. bebouwing mogelijk is krachtens de andere daar voorkomende bestemming.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Werken of werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning noodzakelijk is

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op of in de tot 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, verlagen of afgraven, het ophogen of egaliseren van de bodem dieper dan 0,30 m.;
  • b. het rooien van bomen en opgaande beplanting en heggen, anders dan voor de effectuering van een omgevingsvergunning;
  • c. het bodemverlagen of afgraven van gronden;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, parkeergelegenheden, pleinen, straten en paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan de normale verhardingswerkzaamheden bij woningen, zoals garage-inritten, terrasverhardingen en tuinpaden;
  • e. het graven of dempen en/of verleggen van watergangen, vijvers of vaarten.
4.3.2 Werken of werkzaamheden waarvoor geen omgevingsvergunning noodzakelijk is

Het verbod om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren geldt niet voor:

  • a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden in verband met de normale bodemexploitatie en het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, die op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan, in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
4.3.3 Toelaatbaarheid werken of werkzaamheden

Omgevingsvergunningsplichtige werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien:

  • a. deze verband houden met de doeleinden van de bestemming 'Waarde - Archeologie';
  • b. door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de onder 4.1 en 4.2 genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van deze waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

4.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
4.4.1 Werken of werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk noodzakelijk is

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk op de tot 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.

4.4.2 Werken of werkzaamheden waarvoor geen omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk noodzakelijk is

Het verbod om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen geldt niet voor:

  • a. sloopwerkzaamheden in verband met bouwwerken waarvan naar het oordeel van burgemeester en wethouders aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd;
  • b. sloopwerkzaamheden, die op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan, in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Bouwen en parkeernormen
6.1.1 Algemeen

Ten aanzien van bouwen en parkeernormen geldt dat:

  • a. Parkeervoorzieningen in voldoende mate op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd om in de parkeerbehoefte te voorzien;
  • b. De op het tijdstip van aanvraag van de omgevingsvergunning geldende parkeernorm uit de beleidsnota 'Parkeernota gemeente Vught' moet worden gehanteerd of de daarvoor in de plaats tredende parkeernota.

6.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, schoorstenen, lichtkoepels en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 2 meter bedraagt.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. De verkeersveiligheid;
  • c. De milieusituatie;
  • d. De sociale veiligheid;
  • e. De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Aan huis gebonden beroep en/of bedrijf
  • a. De uitoefening van een ondergeschikt aan huis gebonden beroep in een woning en bijgebouwen bij de woning is toegestaan tot maximaal 25% van de vloeroppervlakte van de woning met een maximum van 50 m²;
  • b. De uitoefening van een ondergeschikt aan huis gebonden bedrijf van categorie 1 of 2, zoals opgenomen in de Lijst van bedrijfsactiviteiten, in een woning en bijgebouwen is toegestaan tot maximaal 25% van de vloeroppervlakte van de woning met een maximum van 50 m²;

mits:

  • c. Degene die de activiteiten uitvoert, de hoofdbewoner van de woning is;
  • d. In de parkeerbehoefte wordt voorzien op eigen terrein overeenkomstig de parkeernormen zoals gesteld in artikel 6.1.1.

7.2 Gebruiksverbod

Het is verboden de in artikelen 3 tot en met 11 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangegeven in de bestemmingsomschrijving. Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. Het gebruik van opstallen voor een seksinrichting en/of escortbedrijf;
  • b. Het verrichten van exploratie- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen.

7.3 Afwijken van gebruiksverbod

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2, indien dringende redenen dit rechtvaardigen en strikte toepassing ervan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken:

  • a. Van de in de regels en op de verbeelding (aan)gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.
  • b. Van de regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • c. Van de regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.

Artikel 9 Algemene procedureregels

9.1 Afwijken van het bestemmingsplan

Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

9.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

9.3 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van de algemene wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.

9.4 Nadere eisen

Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Dorpsstraat 28 Vught'.