direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Landhuis Spreeuwenburg, Taalstraat, Vught
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0865.vghBPSpreeuwenburg-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Landhuis Spreeuwenburg, Taalstraat, Vught" van de gemeente Vught.

1.1.1 Aanleiding

De eigenaar, de heer G.P.R. de Jongh, heeft in het kader van de inspraak van het voorontwerpbestemmingsplan Centrum Vught e.o. een verzoek tot medewerking ingediend voor de herbouw van het historische landhuis Spreeuwenburg, gelegen aan de zijstraat tussen Taalstraat 84 en 88. Op basis van de volgende overwegingen heeft de gemeente in 2013 met het verzoek ingestemd.

“De gewenste bouwlocatie ligt op een plek die voor de geschiedenis van Vught van grote betekenis is. De locatie kan worden gekenschetst als cultuurhistorisch waardevol. Om deze reden ziet het college mogelijkheden voor een mogelijke herontwikkeling van huize Spreeuwenburg, die aansluit bij het historisch perspectief.

Voor een beoordeling van deze herontwikkeling kan een ruimtelijke visie op de gewenste bouwlocatie binnen de bestaande landschappelijke waarden en de aanwezige cultuurhistorische elementen niet worden gemist. Een initiatief tot bebouwing op de gewenste locatie dient te worden getoetst aan de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische-, culturele-, archeologische-, landschappelijke en natuurwaarden. Daarvoor zijn een ruimtelijke onderbouwing en milieuonderzoeken noodzakelijk.

Het bestemmingsplan Centrum Vught e.o. is, als beheersplan waarin in principe de bestaande situatie wordt vastgelegd, niet geëigend als toetsingsbasis voor een dergelijk ontwikkelingsplan.

Er is immers geen sprake van een bestaande bouwtitel en in een beheersplan worden in principe geen nieuwe bouwtitels opgenomen.

De Wet ruimtelijke ordening biedt de mogelijkheid tot het aanvragen van een partiële herziening van het geldende bestemmingsplan of het nemen van een afwijkingsbesluit. Bij een dergelijke aanvraag bestaat voor de heer De Jongh de mogelijkheid aan te geven waar, in welke stijl en in welke oppervlakte / omvang hij "Huize Spreeuwenburg" vorm wil geven. Tevens kan hij dan aangeven hoe hij dit bouwplan binnen de bestaande landschappelijke waarden en de aanwezige cultuurhistorische elementen wil inpassen. Daarnaast kan binnen een dergelijke aanpak een zelfstandige milieutoets worden uitgevoerd.”

Voorliggend rapport betreft een partiële herziening van het geldende bestemmingsplan 'Centrum Vught e.o.'

1.1.2 Doel

Het doel van dit bestemmingsplan is de vigerende bestemming 'Groen - Park' te vervangen door de bestemming 'Wonen'. Deze nieuwe bestemming biedt de basis voor het aanvragen van een omgevingsvergunning ten behoeve van de bouw van het bedoelde 'huize Spreeuwenburg'.

1.2 Ligging en kadastrale begrenzing

Afbeelding 1 geeft de topografische ligging weer. De locatie ligt aan de noordoostzijde van de kern Vught, tussen het centrum en de auto(snel)wegen A2 en N65.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSpreeuwenburg-ON01_0001.jpg"

AFBEELDING 1. TOPOGRAFISCHE SITUATIE

Afbeelding 2 geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Vught, sectie K, nummer 1180.

De oppervlakte van het kadastrale perceel bedraagt 5.000 m², verdeeld over de zijstraat à 715 m² en het grote deel à 4.285 m². De gronden zijn eigendom van de heer G.P.R. de Jongh.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSpreeuwenburg-ON01_0002.jpg"

AFBEELDING 2. KADASTRALE SITUATIE

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Centrum Vught e.o.":

  • vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 20 september 2012;
  • het plan is deels onherroepelijk.

Afbeelding 3 geeft een uitsnede van de vigerende plankaart. De ligging van het plangebied is aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSpreeuwenburg-ON01_0003.jpg"

AFBEELDING 3. UITSNEDE PLANKAART VIGEREND BESTEMMINGSPLAN

Het plangebied ligt in de volgende bestemmingen:

  • Groen - Park
  • Wonen
  • Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)
  • Waarde - Beschermd dorpsgezicht (dubbelbestemming)

Hierna zijn de bestemmingsomschrijvingen opgenomen en is de voorgenomen ontwikkeling getoetst aan de vigerende bestemmingsregels.

"Artikel 12 - Groen - Park

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen - Park’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen ten behoeve van de aangrenzende bestemmingen;
  • b. instandhouding en ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische en archeologische waarden;
  • c. duurzaam bodem- en waterbeheer, waaronder begrepen watergangen, zaksloten en infiltratievoorzieningen;
  • d. begraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
  • e. beeldentuin;
  • f. in ondergeschikte mate: voor extensief recreatief medegebruik.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de dubbelbestemmingen ‘Waarde - Beschermd Dorpsgezicht’ en ‘Waarde - Archeologie’, zijn de regels in verband met deze dubbelbestemmingen mede van toepassing.

12.2 Bouwregels

12.2.1 Algemeen

  • a. Op de voor ‘Groen - Park’ aangewezen gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van kleinschalige bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals bruggetjes, straatmeubilair, zitbanken, afvalbakken, uitingen van kunst en/of herdenkingstekens en speelvoorziening ten behoeve van de in 12.1 genoemde doeleinden.
  • b. Toepassing van artikel 2.12, lid 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is uitgesloten."

Toetsing
Deze bestemming geldt voor het perceel, waar de feitelijke bouw van huize Spreeuwenburg is gedacht. Dit is niet mogelijk binnen de vigerende bestemming.

"Artikel 21 - Wonen

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. bedrijf ten behoeve van een decoratieatelier, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf’;
  • c. kantoor, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ’kantoor’;
  • d. maatschappelijk, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘maatschappelijk’, met de daarbij behorende voorzieningen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de dubbelbestemming ‘Waarde - Beschermd Dorpsgezicht’, zijn de regels in verband met deze dubbelbestemming mede van toepassing.

21.2 Bouwregels

21.2.1 Algemeen

Op de voor ‘Wonen’ aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. vrijstaande, geschakelde en aaneengesloten woningen tot een maximum aantal woningen per bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’, indien en voor zover binnen het bouwvlak deze aanduiding is opgenomen;
  • b. meergezinswoningen/gestapelde woningen, ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’;
  • c. bijgebouwen;

en de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dat sprake is van woningsplitsing."

Toetsing
De toegangsweg vanaf de Taalstraat heeft de bestemming 'Wonen'. In de regels is niet expliciet geregeld dat deze bestaande zijstraat een ontsluitingsfunctie heeft voor de aan deze zijstraat gelegen woningen en het Vughts Museum.

NB De vigerende bestemming 'Wonen' staat nog een extra woning toe op een locatie tussen het voormalig Vughts Museum en het plangebied.

"Artikel 25 - Waarde - Archeologie

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

In afwijking van de regels met betrekking tot de andere daar voorkomende bestemmingen, is het verboden de voor 'Waarde - Archeologie' bestemde gronden te bebouwen, daarop werken of werkzaamheden uit te voeren, of deze gronden te gebruiken in strijd met de in dit artikel opgenomen regels.

Deze regels hebben voorrang bij strijdigheid met de regels die van toepassing zijn voor de andere daar voorkomende bestemmingen.

25.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd, nadat door middel van archeologisch vooronderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden in het geding zijn, dan wel nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veilig gesteld. Dit is niet van toepassing indien de bouwwerkzaamheden een grondoppervlakte betreffen van minder dan 100 m² en minder dan 30 cm beneden maaiveld."

Toetsing
Als onderdeel van de voorbereiding van dit bestemmingsplan is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 12 opgenomen. De resultaten ervan zijn beschreven in paragraaf 5.2.1.

"Artikel 26 - Waarde - Beschermd dorpsgezicht

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en de daarin aanwezige bebouwing, groenstructuren en waterpartijen.

In afwijking van de regels met betrekking tot de andere daar voorkomende bestemmingen, is het verboden de voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' bestemde gronden te bebouwen, daarop werken of werkzaamheden uit te voeren, of deze gronden te gebruiken in strijd met de in dit artikel opgenomen regels.

Deze regels hebben voorrang bij strijdigheid met de regels die van toepassing zijn voor de andere daar voorkomende bestemmingen.

26.1 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden mag slechts worden gebouwd indien en voor zover dit verenigbaar is met het behoud, het herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied, met dien verstande dat:

  • a. geen wezenlijke veranderingen worden gebracht in het stedenbouwkundige beeld;
  • b. vooraf advies van de Verbrede welstandscommissie is gevraagd;
  • c. bebouwing mogelijk is krachtens de andere daar voorkomende bestemming."

N.B. Het plangebied wordt aan de noord en noordoost zijde begrensd door een legger watergang van het waterschap. De legger watergang ligt voor een deel buiten het plangebied met de bestemming Water. Deze bestemming blijft onveranderd. De legger watergang ligt ook voor een smal deel binnen het plangebied. Dit gedeelte is eigendom van de initiatiefnemer. In het vigerende bestemmingsplan 'Centrum Vught e.o' is dit deel van de watergang bestemd als 'Groen – Park'. In het onderhavige bestemmingsplan heeft dit deel van de legger watergang de bestemming 'Wonen' gekregen met de aanduiding 'Water'.

Toetsing
De intentie van dit bestemmingsplan is de herontwikkeling van de cultuurhistorische locatie met de bouw van een nieuw landhuis Spreeuwenburg. De historie van dit landhuis is beschreven in de notitie Cultuurhistorisch onderzoek Landgoed Spreeuwenburg, 2012 door drs. H. Smeets. Deze notitie is als bijlage 15 opgenomen. De in dit onderzoek beschreven historische situatie vormt uitgangspunt voor de herinrichting van de locatie.

Een bijzonder aandachtspunt is dat het cultuurhistorisch herstel van het landhuis Spreeuwenburg op gespannen voet staat met de bouwregel 26.1.a. Het nieuwe landhuis draagt bij aan de cultuurhistorie van Vught, maar leidt wel tot een 'wezenlijke verandering' van het bestaande stedenbouwkundige beeld ter plekke, waar thans immers geen bebouwing aanwezig is. Het herstel betekent wel een versterking van de cultuurhistorische ontwikkeling.

Conclusies

  • 1. De bouw van het nieuwe landhuis is niet mogelijk binnen de vigerende bestemming 'Groen - Park'.
  • 2. De ontsluitingsweg voor het nieuwe landhuis ligt binnen de vigerende bestemming 'Wonen'. De functie van deze ontsluitingsweg voorziet in de benodigde ontsluiting.
  • 3. De dubbelbestemming 'Waarde - archeologie' vereist archeologisch onderzoek waar aan moet voldaan worden.
  • 4. De bouw van het nieuwe landhuis betreft de herontwikkeling van de cultuurhistorische locatie huize Spreeuwenburg, maar is in strijd met de voorwaarden van de bestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht'.
  • 5. Voor de bouw van het landhuis is een nieuwe bestemmingsregeling nodig, inhoudende:
    • a. omzetting van de vigerende bestemmingen 'Groen - Park' in de bestemming 'Wonen';
    • b. aanpassing vigerende dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie';
    • c. aanpassing vigerende dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht'.

1.4 Plannen in de omgeving

Uitwerkingsplan "Taalstraat 78-82"
Direct ten zuidwesten van het plangebied ligt in het vigerende bestemmingsplan "Centrum Vught e.o." de bestemming 'Wonen - Uit te werken'. Dit betreft de locatie van het voormalige garagebedrijf Denisse. Het uitwerkingsplan is inmiddels vastgesteld

  • vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 3 september 2013;
  • onherroepelijk geworden d.d. 24 oktober 2013.

Op afbeelding 4 is de plankaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSpreeuwenburg-ON01_0004.jpg"

AFBEELDING 4. PLANKAART UITWERKINGSPLAN TAALSTRAAT 78-82, VUGHT

Het uitwerkingsplan is inmiddels grotendeels gerealiseerd. Twee vrijstaande woningen in het lint langs de Taalstraat en geschakelde woningen aan het nieuwe woonerf, Taterhof geheten. De geschakelde woningen bestaan uit één bouwlaag plus een kleine kap per woning. De begane grondlaag heeft een hoogte van circa 3,50 meter, en de schuine kappen een hoogte van circa 7 meter. Het plangebied Taalstraat 78-82 raakt het plangebied Spreeuwenburg, maar blijft er overigens functioneel van gescheiden.

1.5 Leeswijzer

Dit rapport is voorts als volgt opgebouwd.

  • Hoofdstuk 2 geeft een overzicht van het beleid waaraan het plan moet voldoen.
  • In hoofdstuk 3 is een gebiedsanalyse van het plangebied en omgeving opgenomen.
  • In hoofdstuk 4 wordt het feitelijke plan beschreven, stedenbouwkundig, bouwkundig en de tuin.
  • Hoofdstuk 5 vervolgt met de met het plan samenhangende omgevingsaspecten milieu, waarden en water. Ook wordt in dit hoofdstuk de speciale route voor het bouwverkeer toegelicht.
  • De financiële aspecten komen in hoofdstuk 6 aan bod.
  • Hoofdstuk 7 beschrijft de juridische aspecten (planregels en plankaart).
  • Hoofdstuk 8 tenslotte bevat het verslag van de resultaten van de inspraak en het overleg ex artikel 3.1.1 Bro.

Hoofdstuk 2 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau
  • provinciaal niveau
  • gemeentelijk niveau

2.1 Nationaal niveau

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudige regelgeving.

De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten beleidsruimte te geven inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.

De SVIR bevat 13 nationale belangen/projecten. Deze hebben een wettelijke grondslag gekregen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Onderhavig plangebied ligt niet in een gebied waarbinnen het Barro van toepassing is.

Conclusie
Het Barro is niet van toepassing op het plan.

2.1.3 Besluit ruimtelijke ordening

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is van toepassing op het plan. Specifiek aandachtspunt is het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 2, waarin de verplichting is opgenomen om in de toelichting op een ruimtelijk besluit voor nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen bepaalde duurzaamheidsaspecten van het voornemen te motiveren; de ladder voor duurzame verstedelijking. Daarbij moet achtereenvolgens worden aangetoond of er een actuele regionale behoefte is (trede 1), deze behoefte al of niet in bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen (trede 2), en - in geval van een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied - of de locatie multimodaal is of kan worden ontsloten (trede 3).

Trede 1 - actuele regionale behoefte
Het initiatief betreft de nieuwbouw van één woning. Projecten die minder dan negen woningen bevatten worden op basis van jurisprudentie (ABRvS 24 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4720) niet als stedelijke ontwikkeling gezien.

De gemeente heeft reeds in 2013 in principe met de bouw van deze woning ingestemd.

De recente beschouwingen met betrekking tot de nieuwe woonvisie 2016 van de gemeente Vught duiden op een grotere behoefte aan woningen, dan in de woonvisie 2009 geraamd. Bovendien is sprake van meerwaarde, omdat sprake is van herstel van cultuurhistorische waarden.

Conclusie

Uit een en ander wordt geconcludeerd, dat dit plan voor één woning in overeenstemming is met het gemeentelijke woningbouwprogramma en dat deze ene woning niet in strijd is met de actuele regionale behoefte.

Trede 2 - bestaand stedelijk gebied
Het plan ligt binnen het bestaand stedelijk gebied van Vught zoals vastgelegd in de Verordening ruimte Noord-Brabant 2014, zoals te zien in paragraaf 2.2.2. Aan de voorwaarde in deze trede wordt voldaan. Een nadere toets aan trede 3 is niet nodig.

Trede 3 - multimodaal ontsloten
Het plangebied is goed ontsloten zoals blijkt uit paragraaf 4.3.1.

Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening en aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

2.1.4 Belvederebeleid

In 1999 heeft het Rijk de beleidsnota Belvedere gepubliceerd, met vernieuwend beleid inzake de relatie cultuurhistorie en ruimtelijke ontwikkeling. Het motto van het Belvederebeleid is: 'behoud door ontwikkeling'.

(De nota vormt inmiddels geen actief rijksbeleid meer, noch basis voor subsidies en dergelijke, maar de filosofie is onverminderd van toepassing.)

De kern van het beleid is dat de cultuurhistorie niet moet worden gezien als een 'museum van een voorbij verleden’, maar als een voortgaand proces van generatie op generatie. In deze visie worden nieuwe ontwikkelingen niet op voorhand als een aantasting van / confrontatie met bestaande waardevolle elementen beschouwd.

Deze visie biedt ruimte voor een voortgaande ontwikkeling en vernieuwing, zodat er een kwaliteitstoevoeging met maatschappelijke meerwaarde kan ontstaan.

Het Belvederebeleid is van direct belang voor onderhavig plan voor een nieuw landhuis op de locatie van het voormalige landhuis Spreeuwenburg. Zoals in bijlage 15 Cultuurhistorie Landgoed Spreeuwenburg wordt beschreven, ligt het plangebied in een grotere zone waarin reeds 400 jaar landgoedontwikkeling aan de orde is.

Conclusie
Voorliggend plan is niet in strijd met het beleid op nationaal niveau.

2.1.5 Overig nationaal beleid

Het overige nationale beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.

2.2 Provinciaal niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2014;
  • Verordening ruimte Noord-Brabant 2014.

Het plan wordt aan deze twee documenten getoetst.

2.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2014

De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van het provinciale bestuur op de ontwikkeling van Noord-Brabant.

Afbeelding 5 geeft een uitsnede van de plankaart. Onderhavig plangebied is aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSpreeuwenburg-ON01_0005.jpg"

AFBEELDING 5. UITSNEDE STRUCTUURVISIE RUIMTELIJKE ORDENING

Toetsing
Het plangebied ligt binnen het stedelijk concentratiegebied. Volgens het provinciaal beleid dienen de nieuwe ontwikkelingen van wonen, werken en voorzieningen bij voorkeur in dit gebied geconcentreerd te worden. De voorgenomen bouw van het landhuis past in dit beleid.

Conclusie
Het plan is niet in strijd met de provinciale Structuurvisie Ruimtelijke Ordening.

2.2.2 Verordening ruimte Noord-Brabant 2014

De Verordening Ruimte 2014 is op 10 juli 2015 opnieuw vastgesteld en op 15 juli 2015 in werking getreden. Vanaf 1 januari 2016 is de geconsolideerde versie van de Verordening ruimte van kracht.

Deze Verordening Ruimte stelt regels aan de inhoud van ruimtelijke plannen voor die aspecten waar provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.

De Verordening Ruimte is een planologische verordening waarin eisen gesteld worden aan de door de gemeente op te stellen bestemmingsplannen.

Afbeelding 6 geeft een uitsnede van de themakaart 'stedelijke ontwikkeling' van de Verordening ruimte weer. Het plangebied is aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSpreeuwenburg-ON01_0006.jpg"

AFBEELDING 6. UITSNEDE THEMAKAART 'BESTAAND STEDELIJK GEBIED' VERORDENING RUIMTE

De Verordening maakt onderscheid in structuren en aanduidingen. De structuren zijn provinciedekkend. Afhankelijk van de waarden in of kenmerken van een gebied kunnen er aanduidingen gelden.

Het plan ligt binnen de structuur 'Bestaand stedelijk gebied, stedelijk concentratiegebied' van Vught en omvat de bouw van één nieuwe woning. Er zijn geen aanduidingen van toepassing. Voor het plan is specifiek artikel 4.3 van toepassing.

"Artikel 4.3 - Nieuwbouw van woningen.

  • 1. De toelichting bij een bestemmingsplan dat voorziet in nieuwbouw van woningen bevat een verantwoording over de wijze waarop:
    • a. de afspraken die daaromtrent in het regionaal ruimtelijk overleg, bedoeld in artikel 37..4, onder b, zijn gemaakt, worden nagekomen;
    • b. de beoogde nieuwbouw zich verhoudt tot de afspraken genoemd onder a en tot de beschikbare harde plan capaciteit voor woningbouw."

Toetsing
Uit de toetsing aan het gemeentelijk woningbouwprogramma van Vught in paragraaf 2.3.2 blijkt dat de woning daarin past. Aan deze voorwaarde wordt derhalve voldaan.

Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling past binnen het beleid zoals dat is vastgelegd in de Verordening ruimte Noord-Brabant 2014.

2.2.3 Overig provinciaal beleid

Het overige provinciale beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.

2.3 Gemeentelijk niveau

2.3.1 Structuurvisie Vught 2013

De gemeenteraad van Vught heeft 19 december 2013 de Structuurvisie Vught vastgesteld. Afbeelding 7 geeft de ligging van het plangebied binnen de kaart Structuurvisie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSpreeuwenburg-ON01_0007.jpg"

AFBEELDING 7. UITSNEDE STRUCTUURVISIE VUGHT EN WIJK VUGHT NOORD / TAALSTRAAT

Het plangebied ligt niet op een locatie waar grote nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien. Het plangebied ligt binnen de wijkaanduiding Vught noord/ Taalstraat. De Taalstraat wordt als volgt gekarakteriseerd:

"De Taalstraat is van oudsher een belangrijke ontsluiting en entree van Vught. Met de opwaardering van de ringstructuur via de Postweg, Randweg ‘s-Hertogenbosch en Grote Gent kan de Taalstraat meer in het teken van wijkgericht verkeer komen te staan en kan meer ruimte voor de fietsers worden geboden. Het streven is om hier over de hele lengte losliggende fietspaden te creëren, zodat het een volwaardige route wordt vanuit Vught naar ‘s-Hertogenbosch.

Omgeving Taalstraat heeft met de ligging nabij ‘s-Hertogenbosch en bij het Bossche Broek als uitloopgebied een bijzonder Unique Selling Point. Het streven is om Vught als geheel sterker met het Bossche Broek te verbinden door volwaardige en doorlopende route."

Conclusie
De structuurvisie bevat geen specifieke punten die voor het plan van belang zijn.

2.3.2 Woonvisie Vught 2016

Op 9 juni 2016 heeft de gemeenteraad de Woonvisie 2016 vastgesteld. De Woonvisie bevat het gemeentelijke beleid inzake wonen voor de periode 2016-2020, gekoppeld aan een uitvoeringsprogramma met kwalitatieve en kwantitatieve ambities, activiteiten en maatregelen.

In het Regionaal Ruimtelijke Overleg (RRO) op 2 december 2015 is bestuurlijk ingestemd om de provinciale prognose van bruto 980 woningen toe te voegen in de periode 2016 tot en met 2024. Het gaat tot 2025 om een netto toevoeging van ongeveer 100 woningen per jaar. Voorliggend plan past binnen de genoemde mogelijkheden van de 100-tal woningen per jaar.

Mede gezien de betekenis van onderhavig plan als herontwikkeling van de historische locatie Spreeuwenburg wordt de bouw van één (voorliggende) woning passend geacht in het gemeentelijke woningbouwprogramma.

Conclusie

De bouw van onderhavige ene woning is niet in strijd met de Woonvisie Vught 2016.

2.3.3 Nota Groen 2015

Van toepassing is de gemeentelijke Nota Groen, Groen Verbindt 2015.

Voorliggend plan is aanvankelijk gebaseerd op de Nota Groen, Groen heeft Toekomst 2009. De Groenstructuurkaart is hieronder op afbeelding 8 weergegeven. Het plangebied is aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSpreeuwenburg-ON01_0008.jpg"

AFBEELDING 8. UITSNEDE GROENSTRUCTUURKAART

Het plangebied Spreeuwenburg ligt binnen de aanduiding 'landgoederen' als structuurbepalend groen.

Binnen Vught liggen vele landgoederen en buitenplaatsen. De omgeving van deze landgoederen werd vroeger veelal ingericht met lanen, parken, vijverpartijen en andere groenstructuren. Veel van deze structuren zijn momenteel nog herkenbaar in het stedelijk gebied van Vught. Ze dragen sterk bij aan het karakter van Vught. Het behoud en de versterking van dit karakter wordt in de Nota Groen 2015 beschreven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSpreeuwenburg-ON01_0009.jpg"

Dit gegeven is verwerkt in de Quickscan Flora en fauna, die als bijlage 16 is opgenomen.

Bovendien is voorliggend plan in het bijzonder gericht op het herstel van de cultuurhistorische situatie van het landhuis Spreeuwenburg.

Lijst monumentale en waardevolle bomen

In 2015 heeft de gemeenteraad de lijst met monumentale en waardevolle bomen vastgesteld. Zoals weergegeven op afbeelding 9.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSpreeuwenburg-ON01_0010.jpg"

AFBEELDING 9. UITSNEDE KAART MET MONUMENTALE EN WAARDEVOLLE BOMEN

Gemeentelijke en particuliere bomen:

De bescherming van gemeentelijke bomen is geregeld met een lijst met monumentale gemeentelijke bomen. In alle gevallen is een kapvergunning noodzakelijk.

Ook de particuliere bomen zijn / worden op een lijst geplaatst.

In het document 'Lijst waardevolle bomen' zijn criteria opgenomen om te bepalen welke bomen op de lijst geplaatst worden. Daarbij worden de boomsoort, de stamdiameter, de levensverwachting, de groeivorm en de ruimtelijke en cultuurhistorische betekenis gewogen.

Uit overleg met de gemeente is gebleken dat binnen het plangebied geen waardevolle bomen volgens de gemeentelijke bomenlijst staan.

Conclusie

  • 1. Het plan is niet in strijd met de Nota Groen 2015.
  • 2. In het kader van de omgevingsvergunning werken en werkzaamheden is geen nadere toetsing aan de gemeentelijke lijst waardevolle bomen vereist..
2.3.4 Welstandsnota

In de gemeentelijke Welstandsnota 2e herziening 2015 zijn gebieden onderscheiden op basis van welstandsniveau. Spreeuwenburg ligt in gebied 1 "Beschermd dorpsgezicht", waarvoor welstandsniveau 1 geldt. In paragraaf 4.6 Beeldkwaliteitsaspecten wordt hier nader op ingegaan.

Een eerste schetsvoorstel voor het nieuwe landhuis is reeds in 2014 in de Welstands- / monumentencommissie besproken en qua opzet en type architectuur geaccordeerd. Toen gold de Welstandsnota, 1e herziening 2013. De nieuwe welstandsnota 2015 bevat voor het plangebied geen wezenlijk andere criteria dan de nota 2013.

Conclusie

  • 1. De welstandsnota met welstandniveau 1 is van toepassing.
  • 2. Het schetsvoorstel landhuis 2014 voldoet in principe aan de welstandseisen.
2.3.5 Parkeernota 2013

Volgens de Parkeernota 2013 moet voor een vrijstaande woning buiten het centrum voorzien worden in minimaal 1,9 parkeerplaats per woning. Gezien de grootte van het bouwperceel kan hieraan ruimschoots voldaan worden.

Conclusie

Er kan voldaan worden aan de gestelde parkeernormen.

2.3.6 Overig gemeentelijk beleid

Het overige gemeentelijk beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.

2.4 Conclusies beleidskader

Concreet houdt het beleidskader het volgende in voor de ontwikkeling van het plangebied:

  • 1. Er is geen nationaal beleid van directe toepassing.
  • 2. Het plan is niet in strijd met het provinciale beleid.
  • 3. Van toepassing zijn de gemeentelijke nota's: Structuurvisie Vught, Woonvisie Vught 2016, Nota Groen, Parkeernota en de Welstandsnota.

Hoofdstuk 3 Gebiedsanalyse

Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied. Achtereenvolgens geschiedenis, wijdere omgeving, en directe omgeving en plangebied.

3.1 Geschiedenis

Het plangebied kent een lange geschiedenis, zoals beschreven in de rapporten Archeologie (bijlage 12) en Cultuurhistorisch onderzoek (bijlage 15). Spreeuwenburg was een van de vele landhuizen langs de Dommel en Essche Stroom die bewoond werden door vooraanstaande Bosschenaren, om de drukte en de stank van de vestingstad 's-Hertogenbosch te ontvluchten. Aldus de inleidende zin in het cultuurhistorisch onderzoek.

Afbeelding 10 betreft een kaart uit de tweede helft van de 18e eeuw en geeft een redelijk betrouwbaar beeld van de ruimtelijke situatie in die tijd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSpreeuwenburg-ON01_0011.jpg"

AFBEELDING 10. SITUATIE OMSTREEKS 1775

De situatie is heel herkenbaar en komt in hoge mate overeen met de bestaande situatie: de bebouwing aan de Taalstraat, de steeg naar achteren, het omgrachte perceel met landhuis en de rationeel ingedeelde tuin. De bebouwing ter plaatse van het voormalig Vughts Museum is ook al deels aanwezig.

Uitgangspunt
Deze historische situatie uit 1775 vormt een uitgangspunt voor het nieuwe landhuis.

3.2 Wijdere omgeving

Afbeelding 11 geeft de ligging van het plangebied in de wijdere omgeving weer. De locaties van (oude) landhuizen/villa's in de omgeving zijn op deze afbeelding aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSpreeuwenburg-ON01_0012.jpg"

AFBEELDING 11. WIJDERE OMGEVING MET LOCATIES (OUDE) LANDGOEDEREN

Algemene ontwikkeling
Het plangebied ligt in het noordwestelijke deel van het centrumgebied van Vught. Het oude dorp Vught grensde hier aan het Dommeldal, totdat de rijkswegen werden aangelegd. Nu vormt de oksel van de rijkswegen een "restgebied", waar geen ontwikkelingen voorzien zijn.

Ontsluiting
De ontsluiting van het plangebied verloopt via de Taalstraat.

Ruimtelijk-functioneel
Ruimtelijk-functioneel is sprake van twee zones: een rurale zone bestaande uit de restanten van het Dommeldal en de urbane zone van de Taalstraat met gemengde functies. Het plangebied ligt op de overgang van de urbane naar de rurale zone. Afbeelding 12 toont een luchtfoto van het plangebied in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSpreeuwenburg-ON01_0013.jpg"

AFBEELDING 12. LUCHTFOTO PLANGEBIED IN WIJDERE OMGEVING

  • a. Algemeen

Hoofddoelstelling voor onderhavig plan is de herontwikkeling van de historische locatie met huize Spreeuwenburg. De situering, vorm en omvang van het nieuwe huis Spreeuwenburg met tuin moeten bepaald worden door de cultuurhistorische en natuurlijke context van de omgeving. De ontwikkeling van de locatie Spreeuwenburg moet leiden tot een meerwaarde van de bestaande cultuurlijke en natuurlijke kwaliteiten van de omgeving.

De kwaliteiten van de omgeving zijn beschreven in de hierna genoemde rapporten, die (deels) als bijlage bij voorliggend bestemmingsplan zijn gevoegd:

  • Twee paragrafen uit de Structuurvisie Centrum Vught (gemeente Vught 2009) die direct relatie hebben met Spreeuwenburg.
  • Nota Groen (gemeente Vught 2015). Het relevante onderdeel is verwerkt in het rapport Goderie.
  • Cultuurhistorisch onderzoek (drs. H. Smeets 2012) (bijlage 15).
  • Archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (BAAC 2014) (bijlage 12).
  • Quick scan Flora & Fauna en randvoorwaarden planvorming Spreeuwenburg door Goderie Ecologisch advies 2012, en Vervolgonderzoek door Regelink 2013 (bijlage 16).

Met betrekking tot Spreeuwenburg zijn de ruimtelijke hoofdelementen van de omgeving:

  • de Taalstraat;
  • de groenzone tussen de Taalstraat en de A2.

Deze worden hierna toegelicht.

  • b. Taalstraat

Over de Taalstraat liep van oudsher de route van 's-Hertogenbosch naar Luik en tot 1968 de autoweg A2.

Het oudste deel van de kern Vught is ontstaan tussen het Maurickplein en Sophia's Burg. De Taalstraat vormt nog steeds de begrenzing van de dorpsbebouwing aan de noordoostzijde van het dorp. De Taalstraat ten zuiden van de N65 is onderdeel van het Beschermd dorpsgezicht Vught. In de Structuurvisie wordt onderscheid gemaakt tussen het noordelijke deel tussen het viaduct N65 en de driesprong bij de Lambertustoren en het zuidelijke deel tussen de toren en het Maurickplein.

Het noordelijke deel wordt gekenmerkt door laanbeplanting met een hagenstructuur. Openingen tussen de aanwezige bebouwing bieden een visuele relatie met de landgoederen Sophia's Burg en Zionsburg.

In dit deel staan diverse rijks- en gemeentelijke monumenten. Er is weinig nieuwbouw die de cultuurhistorische bebouwing (overwegend laat-19e eeuws classicistisch) verstoort. Er is een grote variatie in het verloop van rooilijnen, gevelindeling, kapvorm en goot- en nokhoogten.

De aanwezige tuinen van de landgoederen achter de straatwanden dragen bij aan een betrekkelijke openheid.

Het zuidelijke deel van de Taalstraat heeft gesloten straatwanden, terwijl groenelementen ontbreken. Dit deel bevat ook diverse rijks- en gemeentelijke monumenten, eveneens overwegend laat 19e eeuws.

De Taalstraat heeft een historische lintstructuur. Daarbij heeft de Taalstraat als bijzonder kenmerk een aantal (doodlopende) oude stegen naar het in het verleden onbebouwde gebied. Deze stegen werden zijstraten. De Taalstraat kreeg daardoor een kamstructuur.

Voor onderhavig plan is in het bijzonder deze kamstructuur van belang. Deze wordt gevormd door de volgende zijstraten/stegen, gaande van zuid naar noord:

  • Zijstraat Kleine Gent, die doorloopt en uitkomt op de historische locatie Kouwenberg. Kleine Gent is ongeveer 180 meter lang en over de hele lengte inclusief de doorgang aan de Taalstraat 6 meter breed. De straat kent een gemengde/gefragmenteerde opbouw: relatief besloten bebouwing aan de zijde Taalstraat en vrijstaande woningen op ruime kavels in het achterdeel. Stedenbouwkundig is sprake van weinig tot geen kwalitatieve ruimtelijke samenhang tussen de straatruimte Kleine Gent en (de locatie met) het landhuis/villa Kouwenberg. Een verbetering kan bereikt worden door een meer op de bebouwingssituatie afgestemde, open groenstructuur.
  • Zijstraat ter hoogte van Taalstraat 92/100 die uitkomt op achtertuinen. Deze zijstraat is circa 80 meter lang en over de hele lengte inclusief de doorgang aan de Taalstraat 4 meter breed. De overwegend lichte (witte) bebouwing geeft een aantrekkelijk straatbeeld. De doorgang heeft ruimtelijk een poortwerking. Langs de zijstraat staat een royale, moderne villa. De straat als geheel ligt er zeer verzorgd en helder bij, maar eindigt abrupt bij de grenzen van tuinen. Een verbetering kan bereikt worden door het creëren van een meer erfachtige beëindiging met een paar grote bomen en een duidelijk poortachtig object.
  • Zijstraat naast Taalstraat 84/86A die uitkomt op het onbebouwde perceel van het voormalige landhuis Spreeuwenburg. De lengte van deze zijstraat is 90 meter, de breedte bedraagt bij de doorgang aan de Taalstraat 3,5 meter, en neemt toe tot circa 11 meter verderop. Deze zijstraat is relatief intensief bebouwd, met hoogten van twee lagen met kap en deels drie lagen zonder kap. Aan de Taalstraatzijde staat het voormalige restaurant 't Bijltje, aan het andere eind is het Vughts Museum gevestigd. Daarachter begint de openheid van de restanten van het historische Dommellandschap tussen de Taalstraat en de A2. Verderop in deze paragraaf wordt nog meer in detail op deze zijstraat ingegaan.
  • Op het terrein van de voormalige garage Denisse is het nieuwe doodlopende woonerf Taterhof gerealiseerd. Het omvat twee stadswoningen aan de Taalstraat met daarachter patiowoningen. De breedte van de nieuwe zijstraat bedraagt circa 6 meter. De stedenbouwkundige beëindiging van deze situatie is abrupt bij een achterliggende tuin. Zie afbeelding 13.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSpreeuwenburg-ON01_0014.jpg"

AFBEELDING 13. BESTAANDE SITUATIE INCLUSIEF PLAN VOOR WOONERF TATERHOF

  • Tegenover de nieuwe zijstraat op de locatie Denisse ligt de oprijlaan van Villa Zionsburg. De lengte van deze oprijlaan bedraagt circa 100 meter. Er zijn plannen in ontwikkeling voor nieuwbouw ter plaatse van de villa en Parva Domus aan de Taalstraat, alsmede voor het herstel van de oprijlaan.
  • Geen zijstraat, maar wel een duidelijke stedenbouwkundige verwijzing naar de aanliggende gronden aan de Taalstraat vormen de poorten van het complex Sophia's Burg, Sophia's villa en Sophia's boerderij. Twee poorten geven toegang tot de achter de bebouwing gelegen privé-erven, die aansluiten op de historische groenstructuur tussen de Taalstraat en de A2. (Hier is de droom van een huis met de voorkant in de stad en de achterkant in de natuur een beetje werkelijkheid.)
  • Verderop in de Taalstraat, tussen de panden Bosscheweg 35 en 39, ligt een interessante zijstraat: een lommerrijk, intiem laantje dat uitkomt op een open plek met de villa van landschapsarchitect Pieter Buys. Het laantje heeft een lengte van circa 75 meter. Laantje en voorerf zijn onverhard. Bij deze verscholen bebouwingsplek in het groen is, mede door de ingetogen architectuur (Bossche School), sprake van een relatieve ruimtelijke volkomenheid.

  • c. Groenzone

De groene zone tussen de Taalstraat en de A2 is een restant van het historische beekdal van de Dommel waarin de historische landgoederen Karthuizerklooster, Spreeuwenburg, Kouwenberg, Muiserick en Maurick lagen. De groenzone is opgenomen als structuurbepalend groen in het gemeentelijke groenstructuurplan (Nota Groen 2015).

In de Structuurvisie Vught wordt het belang van de oorspronkelijke landgoederen voor de structuur en de groene kwaliteiten van Vught benadrukt. Het centrum is door landgoederen omzoomd. Het centrum ligt als een "stenen eiland" in het groen.

Meer in het bijzonder wordt in de Structuurvisie de historische ligging van de landgoederenzone Sophia's Burg, Spreeuwenburg, Kouwenberg aan de historische Dommelhaven en de nog aanwezige Dommeldijk als kwaliteit genoemd.

Conclusie
Dit plan is gericht op de herontwikkeling van de historische locatie Spreeuwenburg en draagt daardoor bij aan het behoud van de historische landgoederenstructuur.

  • d. Leggerwaterloop

Het plangebied grenst aan oude Dommellopen. Aan de noord en noordoostzijde wordt het plangebied begrensd door een leggerwaterloop van het waterschap De Dommel. In paragraaf 5.3 (waterparagraaf) wordt daar nader op ingegaan.

3.3 Directe omgeving en plangebied

Afbeelding 14 / Kaartbijlage 1 en de foto's geven de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSpreeuwenburg-ON01_0015.jpg"

AFBEELDING 14. DIRECTE OMGEVING

3.3.1 Bodem

De maaiveldhoogte binnen het plangebied varieert van 4,5 m + tot 3,7 m + NAP. Het deel in de zuid-oost hoek ligt nog 0,2 á 1 m lager, zie bijlage 2 terreininmeting

Er is een bodemonderzoek uitgevoerd, zoals in paragraaf 5.1.1 beschreven. Vanaf maaiveld is tot ca 1 à 2 m -mv humus- en puinhoudend matig siltig zand aangetroffen. Hieronder is plaatselijk een ca 1 meter dikke leem- en veenlaag waargenomen. Daaronder is een matig fijn, matig siltig zandpakket geregistreerd.

Bouwen lijkt goed mogelijk, al of niet gefundeerd met heipalen.

3.3.2 Ontsluiting

Het plangebied wordt ontsloten via een historische steeg vanaf de Taalstraat ter hoogte van 't Bijltje tussen de adressen Taalstraat 84-88. In paragraaf 3.3.3 wordt de steeg nader beschreven.

3.3.3 Bebouwing en functies

Bebouwingsstructuur
De bestaande morfologische structuur van de Taalstraat als geheel is in paragraaf 3.2 beschreven.

Analyse zijstraat Taalstraat 84-88
De bestaande situatie van deze zijstraat is op de afbeeldingen 14 t/m 19 weergegeven. Als geheel is sprake van een interessante verstedelijkte situatie (une ruelle insolite), die qua beleving thans onbepaald in het veld eindigt. Er zijn delen met verschillende dwarsprofielen te onderscheiden.

Dwarsprofiel 1

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSpreeuwenburg-ON01_0016.jpg"

AFBEELDING 15. DWARSPROFIEL 1

Het eerste deel is een nauwe doorgang tussen de twee panden Taalstraat 84 en 88. Deze doorgang is 3,80 meter breed tussen hoog opgaande gevels, en na 5 meter slechts 3,30 meter.

Taalstraat 84, het voormalige hotel 't Bijltje, heeft een grote goothoogte van circa 7,5 meter vanwege een souterrain onder het pand. De architectuur van de bakstenen voorgevel is vriendelijk monumentaal, met een grote luifel tevens balkon, sierbogen boven de vensters, met empire raampartijen en een fries onder de daklijn. Het pand is afgedekt met een flauw hellend schilddak met een hoogte tot circa 11 meter. De vensters in de zijgevel zitten boven ooghoogte vanwege het souterrain. Het pand heeft een Zuidnederlandse / Belgische uitstraling en wordt gebruikt als woning.

Het buurpand Taalstraat 88 heeft een goothoogte van circa 5,5 meter. De architectuur van de gepleisterde voorgevel is vriendelijk, traditioneel-klassiek. De vensters op de begane grond en de verdieping hebben een zesruits indeling. De zijgevel heeft alleen op de verdieping een paar raamopeningen. Op de begane grond is de gevel begroeid met klimop. Dit pand is voorzien van een schilddak met een hoogte tot circa 9 meter en is in gebruik voor wonen.

Dwarsprofiel 2

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSpreeuwenburg-ON01_0017.jpg"

AFBEELDING 16. DWARSPROFIEL 2

't Bijltje is een diep pand, ruim 40 meter naar achteren uitgebouwd in drie lagen met plat dak. Langs een gedeelte van deze uitbouw is een ondiepe serre aangebouwd en langs de woningen en kantoren ligt een stoepachtige buitenruimte. Achter het pand Taalstraat 88 ligt een tuin die door een tuinmuur van het straatje is afgescheiden. Op maaiveldniveau blijft sprake van een smal profiel, maar boven de tuinmuur is er “lucht”.

Dwarsprofiel 3

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSpreeuwenburg-ON01_0018.jpg"

AFBEELDING 17. DWARSPROFIEL 3  

Op adres Taalstraat 88 staat een pand met topgevel, dat als woning met kantoor in gebruik is. Het pand heeft een goothoogte van circa 5 meter en een nok van 9 meter. De gevel aan de straatzijde is gepleisterd en heeft een fraaie traditionele dorpsarchitectuur.

Hierop aansluitend staat een voormalige maalderij, waarin tot voor kort het Vughts Museum was gevestigd. Thans heeft het pand een kantoorfunctie. Het is een karakteristiek bedrijfspand in baksteen (nu deels wit geschilderd), met boven de toegangsdeuren nog de luifel voor het droog laden en lossen. Het is een langgevelgebouw met een goothoogte van circa 5 meter en een nokhoogte van circa 8 meter.

Tegenover het Vughts Museum ligt een halfverharde berm met parkeerplaatsen voor de bewoners en bezoekers van het zijstraatje De kadastrale breedte van de zijstraat (rijbaan plus berm) varieert, en bedraagt minimaal 9.40 meter. In dit deel moet parkeergelegenheid blijven voor de huidige bewoners/gebruikers in de zijstraat.

In de perceelgrens zijn de achterkanten van de patiowoningen op de locatie Denisse gesitueerd.

Dwarsprofiel 4 en 5

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSpreeuwenburg-ON01_0019.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSpreeuwenburg-ON01_0020.png" AFBEELDING 18. DWARSPROFIEL 4 EN 5

De zijstraat eindigt in een achterterrein, dat overwegend onbebouwd is. Aan het einde staat een open, terug gelegen carport/schuur met een hoogte van circa 3,5 meter. De zijstraat loopt door tot aan de toegang (de dam) tot de historische locatie Spreeuwenburg. Op de locatie staat verwilderde begroeiing, zoals in paragraaf 3.3.4 nader beschreven. Vanuit de locatie Spreeuwenburg is er tussen bomen en bebouwing door zicht op de Lambertustoren, die op circa 225 meter afstand staat.

NB. Op de open plek tussen het voormalig Vughts Museum en de carport/schuur ligt een woonbestemming voor één vrijstaande woning, die in niet meer dan twee bouwlagen en met een maximale bouwhoogte van 14 meter mag worden gebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSpreeuwenburg-ON01_0021.jpg"

AFBEELDING 19. ACHTERTERREIN EN ZICHT OP LAMBERTUSTOREN

Conclusie
De bestaande zijstraat Taalstraat 84-88 is een stedenbouwkundig waardevol ensemble. Het smalle straatje heeft een inrichting, verlopend van besloten tussen dichte hoge panden naar open onbebouwde ruimte met de locatie Spreeuwenburg en omgevende velden.

De bestaande bebouwing is architectonisch waardevol. Vanuit het achterterrein is er zicht op het landschap van de oude Dommelloop. Het achterterrein heeft overigens geen bijzondere kwaliteiten.

De meerwaarde van het herstel van landgoed Spreeuwenburg bestaat uit het verbeteren/versterken van de plek als eindpunt van de zijstraat met een eigen historisch karakter in de kamstructuur van het lint Taalstraat.

3.3.4 Beplanting

Groenstructuur Spreeuwenburg
Uit vergelijking van historische kaarten met de hedendaagse situatie Spreeuwenburg blijkt dat de bestaande water- en kavelstructuur van historische oorsprong is. In het bijzonder zijn de aanwezige sloten rondom de locatie vrijwel onveranderd ten opzichte van 1775, uit welke tijd een “betrouwbare”, zij het globale inrichting van Spreeuwenburg dateert.

Dit betekent dat het huidige kadastrale perceel K1180, groot circa 5.000 m², overeenkomt met het historische perceel Spreeuwenburg. Dit is een bijzonder gegeven.

Op de historische kaarten is te zien dat de woonkavel geheel door een gracht omgeven was en dat het landhuis aan de zijde Taalstraat stond. De zijweg vanaf de Taalstraat is recht tegenover het huis centraal op de kavel getekend. Thans ligt de ontsluitingsweg wat excentrisch ten opzichte van de kavel. De historische inrichting van de tuin had een rasterpatroon overeenkomstig de maniëristische (klassieke) stijl van rond 1775.

Volgens de Nota Groen vormt het perceel thans onderdeel van het structuurbepalende groen in de gemeente. Goderie noemt in zijn onderzoek het water en de oevers van de sloten de belangrijkste elementen voor een zinvolle bijdrage aan het “structuurbepalende groen”. Meer in het bijzonder levert de locatie Spreeuwenburg thans vanwege de aanwezige ruigte een bijdrage aan de groenstructuur in de vorm van een refugium voor amfibieën en kleine zoogdieren.

Volgens het onderzoek Goderie, bijlage 16, biedt de bestaande toestand de volgende aanknopingspunten voor de inrichting van de tuin:

  • brede sloten/grachten in plaats van een hekwerk op de perceelgrenzen;
  • een natuurlijk waterelement achter in de tuin voor amfibieën;
  • verbreding sloot aan westzijde tot een brede waterpartij met flauwe oever en natuurlijke vegetatie vanwege de aanwezige kwelzone;
  • zo mogelijk behoud oudere bomen;
  • aanplant fruitbomen in nieuwe tuin.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSpreeuwenburg-ON01_0022.jpg"

AFBEELDING 20 SITUERING BOUWVLAK EN VOORLOPIG ONTWERP BEBOUWING

Het historische huis stond vooraan op de locatie. Herbouw op die locatie is ecologisch te prefereren vanwege de zonering 'drukte huis met voorerf' aan de straatzijde en 'rust achtertuin' aan het landschappelijke groen.

Een goed voorbeeld van de inrichting van een tuin in een natuurlijke omranding en een op de cultuurhistorie geïnspireerde ”binnentuin” is de tuin van villa Buys die in bijlage 3 positief is beoordeeld. Zie afbeelding 21.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSpreeuwenburg-ON01_0023.jpg"

AFBEELDING 21. INRICHTING TUIN VILLA BUYS

Keuze
Vanwege de cultuurhistorische erfenis en de ecologische kwaliteiten vormt het behoud en herstel van het slotenpatroon en de herbouw van het huis op de historische bouwplaats uitgangspunt voor de herinrichting van de locatie.

Meerwaarde en uitgangspunt
De meerwaarde voor de omgeving van de inrichting van de tuin behelst samenvattend:

  • behoud historische kavel;
  • herstel historische waterstructuur c.q. grachten;
  • versterking ecologische kwaliteiten water en oevers in aansluiting op de bestaande halfnatuurlijke situatie.

Deze meerwaarde vormt uitgangspunt voor het plan.

3.3.5 Belemmeringen

De aanwezige belemmeringen blijven beperkt tot de geluidszones van de N65 en de A2. Cauberg-Huygen heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd dat in paragraaf 5.1.5 wordt beschreven.

3.4 Conclusies gebiedsanalyse

De gebiedsanalyse leidt tot de volgende relevante punten voor de planontwikkeling.

  • 1. Het plangebied ligt op een waardevolle locatie, zijnde de overgang van de urbane zone van de Taalstraat naar de rurale zone van het voormalige Dommeldal.
  • 2. De zijstraat/steeg Taalstraat 84-88 is een stedenbouwkundig waardevol ensemble. Het plan biedt kansen voor een afronding, die meerwaarde heeft voor de zijstraat/steeg.
  • 3. Het plangebied komt overeen met de historische kavel van het landhuis Spreeuwenburg. Restanten van de oude grachten zijn nog aanwezig.
  • 4. Het voormalige Vughts Museum is thans betrokken bij de woning Taalstraat 88.
  • 5. Op de kavel ten noorden ervan is volgens het vigerende bestemmingsplan een extra woning toegestaan .
  • 6. Op de aanpalende locatie van de voormalige garage Denisse is het nieuwe woonerf Taterhof gerealiseerd.
  • 7. De geluidsbelasting van de autowegen stelt randvoorwaarden aan de bebouwing.

Hoofdstuk 4 Plan

Na voorgaande inventarisatie en analyse volgt in dit hoofdstuk de beschrijving van het feitelijke plan. Achtereenvolgens:

  • randvoorwaarden en uitgangspunten
  • hoofdstructuur
  • stedenbouwkundig kader
  • beeldkwaliteitplan
  • schetsvoorstel bouwplan en tuinplan vormen samen stedenbouwkundigplan
  • beheer en ontwikkeling
  • duurzaamheid
  • biodiversiteit

4.1 Randvoorwaarden en uitgangspunten

De randvoorwaarden zijn harde eisen, gebaseerd op regelgeving en het geldende beleid, zoals in hoofdstuk 2 beschreven. De uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling zijn geïnspireerd op de gebiedskenmerken (hoofdstuk 3) en het ambitieniveau voor de ontwikkelingen.

Randvoorwaarden

  • 1. Er is maximaal één woning toegestaan.
  • 2. Akoestische voorwaarden volgens geluidsonderzoek.
  • 3. Archeologische voorwaarden volgend uit archeologische onderzoek.
  • 4. Respecteren cultuurhistorische situatie rond 1775, zoals te zien op afbeelding 22.

Uitgangspunten

  • 1. De nieuwe situatie moet tot een harmonisch straatbeeld leiden (alsof de woning er al lang staat).
  • 2. De tuin moet een ecologische meerwaarde geven aan de omgeving.

4.2 Hoofdstructuur

Voorliggend plan betreft alleen herbouw van een nieuw landhuis Spreeuwenburg. Zowel de stedenbouwkundige als architectonische inpassing moet harmonisch aansluiten op de bestaande situatie.

Op basis van de aspecten cultuurhistorie en ecologie is hiervoor al de keuze gemaakt de grachten/sloten van de locatie te herstellen. Op deze bijzondere plek moet een in de omgeving passend huis worden gerealiseerd. Een en ander betekent dat de locatie met het nieuwe huis Spreeuwenburg prominent aan het einde van de zijstraat zal komen te liggen.

De zijstraat kent thans een overgang in karakter van stedelijk/urbaan aan de zijde Taalstraat naar landelijk/ruraal op de locatie Spreeuwenburg. Dit betekent dat het nieuwe huis ook een urbane zijde en een rurale zijde zal krijgen. Uitgangspunt is om dit ook tot uitdrukking te brengen.

Een belangrijke vervolgvraag is welke stedenbouwkundige vorm de beëindiging van de zijstraat kan krijgen. Randvoorwaarden daarbij zijn dat:

  • de bestaande carport/schuur bereikbaar blijft voor auto's (er geldt een recht van overpad);
  • er keermogelijkheden zijn voor auto's.

De beschikbare ruimte op het eind van de straat bedraagt circa 12 x 25 = 300 m2. Rondom deze ruimte (komen te) liggen: de bestaande schuur/ carport, de nieuwe gracht, een kleine open ruimte achter het woonerf Taterhof, de achterkanten van de patiowoningen in het plan Taterhof en een mogelijke nieuwe woning naast het voormalig Vughts Museum.

Opties voor de stedenbouwkundige inrichting zijn in principe:

  • een pleintje;
  • een erf.

Een pleintje wordt stedenbouwkundig gekenmerkt door een min of meer formele inrichting begrensd met (voor)gevels. Een erf wordt stedenbouwkundig gekenmerkt door een overwegend informeel ingericht gebied met bomen waar omheen vrijstaande panden zijn gelegen. Gezien de bestaande en geplande situatie is de vorming van een formeel stedelijk pleintje niet mogelijk. Gekozen is voor de vorming van een informeel erf.

Relatie zijstraat en locatie Spreeuwenburg
Op de kaart 1775 wordt Spreeuwenburg ontsloten door een weg die midden op het landhuis uitkwam. Het landhuis stond in het zuidelijke deel van de kavel. In de bestaande situatie komt de zijstraat aan de rand van het perceel uit. Zie afbeelding 22.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSpreeuwenburg-ON01_0024.jpg"

AFBEELDING 22. SITUATIE 1775 SITUATIE HEDEN

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSpreeuwenburg-ON01_0025.jpg"

1 2 3

AFBEELDING 23. TYPOLOGISCHE VERSCHILLEN

Op afbeelding 23 zijn typologische verschillen geïllustreerd in de relatie huis en toegangsweg.

  • 1. Centrale ontsluiting gericht op de volle landhuisbreedte heeft een extroverte uitstraling en maakt de locatie stedenbouwkundig monumentaal en voornaam. Deze typologie is in onderhavig plan niet mogelijk vanwege de excentrische ligging van de weg.
  • 2. Randontsluiting met zicht op volle breedte landhuis neemt een tussenpositie in.
  • 3. Randontsluiting met een “kopse” situering van het landhuis leidt tot een stedenbouwkundig niet-sprekende uitstraling.

Keuze
De meerwaarde van de herontwikkeling van de historische locatie Spreeuwenburg bestaat uit het verbeteren/versterken van de plek als eindpunt in de kamstructuur van de Taalstraat.

De overweging dat het nieuwe huis Spreeuwenburg en tuin als geheel een “waardige” uitstraling moeten krijgen leidt tot de keuze voor de randontsluiting en een overigens prominente situering van het huis, bereikbaar via een informeel straaterf.

4.3 Stedenbouwkundig kader

Op basis van de hiervoor beschreven bestaande situatie, hoofdstructuur en historische situatie is gekozen voor het stedenbouwkundig kader, zoals op afbeelding 24 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSpreeuwenburg-ON01_0026.jpg"

AFBEELDING 24. STEDENBOUWKUNDIG KADER

Dit stedenbouwkundige plan vormt randvoorwaarde voor het bouwplan. Onderscheiden zijn: ontsluiting en parkeren, bebouwing en functies, groen en water.

4.3.1 Ontsluiting en parkeren

De ontsluiting van het nieuwe landhuis loopt via de bestaande zijstraat, die uitmondt in een verbreed straaterf. De inrichting en verharding van de straat blijven in principe onveranderd. Het verbrede deel krijgt een informele (half)verharding en biedt voldoende ruimte voor het keren van auto's. Vanaf dit erf komt een brug naar het landhuis. Inrichting erf en exacte ligging brug worden in de realiseringsfase definitief bepaald. Op volgende afbeeldingen is aangegeven dat in overweging is de brug schuin over het water te leggen.

Recht van overpad
Het bestaande recht van overpad voor onder meer de bestaande carport blijft onveranderd van toepassing.

Verkeerskundige effecten
Op basis van CROW, publicatie 256, 2010, is de omgeving te typeren als centrum-dorps met per woning gemiddeld circa 7 bewegingen per werkdag etmaal. De bewegingen worden afgewikkeld via de Taalstraat die de functie van dorpsontsluiting straat heeft. Verkeerskundig is dit aanvaardbaar.

Parkeren
De bestaande parkeerplaatsen - ca 10 - tegenover het voormalig Vughts Museum blijven onveranderd gehandhaafd voor de bewoners en bezoekers.

Op eigen terrein van het huis Spreeuwenburg zal in minimaal twee parkeerplaatsen moeten worden voorzien. Er is evenwel ruimte voor meer.

4.3.2 Bebouwing en functies

Bebouwing
De vanuit stedenbouwkundig oogpunt gewenste typologie van het huis is bepaald op basis van een studie van bestaande landhuizen/villa's in Vught. Zie bijlage 3.

Ten behoeve van het nieuwe huis Spreeuwenburg is een bouwvlak opgenomen aan de zuidzijde van het perceel, waar ook het historische landhuis heeft gestaan.

Functies
Naast de woonfunctie zijn onder voorwaarden ook beroepen aan huis toegestaan, zoals binnen de bestemming Wonen gebruikelijk is. In het bijzonder zal voldaan moeten worden aan de parkeerbehoefte.

4.3.3 Groen en water

Het patroon van groen en water is gebaseerd op de historische situatie van het perceel met grachten, en het ecologisch onderzoek van Goderie inclusief de inmeting van de bestaande bomen. De bij voorkeur te behouden bomen in het plan zijn aangegeven.

4.4 Voorstellen bouwplan, tuinplan, waterplan

De voorstellen voor het bouwplan, het tuinplan en het waterplan zijn opgesteld door het ontwerpteam architect Cleem Snijders, tuinarchitect Pieter Buys en stedenbouwkundige Jan Verkuylen.

Welstand
Het schetsvoorstel bouwplan en het tuinplan zijn 18 maart 2014 in de Welstands- / Monumentencommissie besproken. De commissie heeft met de algemene opzet en het type architectuur ingestemd. Het schetsvoorstel vraagt nadere uitwerking, die nader getoetst zal worden in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning.

Bovendien adviseert Welstand resten van de contouren van de historische bebouwing in het straatwerk tot uiting te laten komen. In hoeverre dit kan, wordt duidelijk na de archeologische opgraving die te zijner tijd moet plaats vinden. Zie paragaaf 5.2. De welstandsbeoordeling is als bijlage 4 opgenomen.

Hierna worden achtereenvolgens toegelicht:

  • het bouwplan;
  • het tuinplan;
  • het waterplan.
4.4.1 Bouwplan

Onderstaande afbeeldingen geven een impressie van het schetsvoorstel voor het landhuis.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSpreeuwenburg-ON01_0027.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSpreeuwenburg-ON01_0028.jpg"

AFBEELDING 25. IMPRESSIES NIEUWE LANDHUIS SPREEUWENBURG

Het nieuwe huis staat op de plek van het historische huis Spreeuwenburg.

Het ontwerp van het huis sluit aan op de vele neoklassieke villa's in Vught. Overeenkomstig de studie voorkeurstypologie heeft het ontwerp een gelede opbouw. Er is een grote verwevenheid met het tuinplan.

De hoofdentree is gelegen aan een voorerf dat via een brug over een brede gracht vanaf de zijstraat bereikbaar is. Aan de voorzijde is een voorhof gesitueerd in de oksel van de grondvorm, die een geluidsluwe plek biedt. Het voorhof ligt op het zuiden en heeft daardoor een gunstige bezonning. Vanuit de living zijn er zichtlijnen naar de tuin en de Lambertustoren.

De achterzijde van het huis kent een relatief hoge geluidsbelasting. Mede om die reden is achter het hoofdgebouw een royale serre gesitueerd waardoor een geluidsluw verblijf in de tuin mogelijk wordt. Aan de westkant van het hoofdgebouw is een bijgebouw gepland, naar behoefte bruikbaar voor garage/berging en/of gastenverblijf.

De maatvoering voor het hoofdgebouw is als volgt:

  • goothoogte maximaal 7 meter; bouwhoogte maximaal 12 meter;
  • bebouwd oppervlak hoofdgebouw ca 250 m²;
  • inhoud hoofdgebouw in schetsvoorstel is ca 1750 m³;
  • oppervlak bijgebouwen in schetsvoorstel ca 150 m²;
  • afstand hoofdgebouw tot voorste perceelgrens ca 18 meter;
  • afstand hoofdgebouw tot zijdelingse perceelgrens aan de westzijde ca 17 meter en aan de oostzijde ca 10 meter.

Materiaal en kleur
Het huis wordt opgetrokken in baksteen, gepleisterd en grauwwit gesausd. De overgang van gevels naar dak is markant vormgegeven en bestaat uit een kroonlijst en royale bakgoot. De pannen zijn grijsblauw.

4.4.2 Tuinplan

Het inrichtingsvoorstel voor het gehele perceel is weergegeven op afbeelding 26.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSpreeuwenburg-ON01_0029.jpg"

AFBEELDING 26. TUINPLAN

De kenmerken van het tuinplan zijn:

  • nieuw landhuis op de plaats van het historische landhuis;
  • grachten worden hersteld met extra brede gracht aan voorzijde;
  • een houten brug vanaf de straat geeft toegang tot het voorerf voor o.a. parkeren (3 auto's).
  • aan de voorzijde ligt een voorhof, geluidsluw met uitzicht op Lambertustoren;
  • de achterzijde tuin krijgt ecologische oevers als natuurlijk kader voor de tuin met een relatief dichte, opgaande beplanting rondom de vijver. Hiermee wordt bereikt dat:
  • enerzijds beslotenheid in de tuin ontstaat;
  • en anderzijds een ecologisch-landschappelijke overgang ontstaat naar het aansluitende landschap.

NB. In de nadere uitwerking van het tuinplan zullen de bestaande oudere bomen, zoals opgenomen in het onderzoek Goderie, zoveel mogelijk worden behouden. Om die reden is nieuwe brug schuin over de brede gracht aan de voorzijde gesitueerd, waardoor een perenboom kan worden gespaard. Een tweede perenboom zal evenwel vervallen als de gracht wordt gegraven.

4.4.3 Waterplan

Het waterplan is weergegeven op kaart 3, zie bijlage 6.

Op het waterplan is de gracht ingetekend met daarop enkele indicatieve doorsnedes van de gracht. De breedte van de gracht varieert. De bodem diepte is constant.

De belangrijkste kenmerken zijn voorts:

  • teneinde een bepaald waterpeil te kunnen handhaven rond het plangebied worden twee stuwen aangebracht. De stuwen worden gepositioneerd, daar waar de nieuwe gracht aansluit op de bestaande A-watergang van het waterschap;
  • in de gracht wordt om architectonische redenen gestreefd naar een peil van 3,6 meter +NAP; dit komt overeen met de gemiddelde hoogste grondwaterstand;
  • de bodemdiepte bedraagt 2,4 meter +NAP, zodat sprake is van ca 1,20 meter water in de grachten;
  • om het waterpeil te handhaven zal water, wanneer nodig, uit een ondiepe eigen bron worden aangevoerd;
  • om waterverlies te beperken zal de bodem van de sloot zo nodig worden afgedekt met waterdichte folie, waterremmende folie of leem;
  • bij wateroverschot zal oppervlaktewater via de stuwen worden afgevoerd naar de A-watergang
  • de A-watergang wordt visueel onderdeel van het grachtenstelsel, maar wordt fysiek door middel van twee stuwen van de rest van de grachten gescheiden.

4.5 Stedenbouwkundig plan

De voorstellen voor het landhuis, tuin en waterplan en situering brug tezamen leiden tot het stedenbouwkundige plan dat is weergegeven op afbeelding 27 en kaartbijlage 5.

Dit stedenbouwkundige plan geldt als leidraad voor het uiteindelijke plan en vormt de basis voor de juridische regeling in dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSpreeuwenburg-ON01_0030.jpg"

AFBEELDING 27. SITUERING LANDHUIS

4.6 Beeldkwaliteitsaspecten

4.6.1 Inleiding

Het plan is welstandsplichtig. Er geldt welstandsniveau 1.

Zoals hiervoor al gemeld is een eerste schetsvoorstel voor het nieuwe landhuis reeds in 2014 in de Welstands- / monumentencommissie besproken en qua opzet en type architectuur geaccordeerd. In het kader van het bestemmingsplan worden in deze paragraaf evenwel meer geobjectiveerd de gewenste beeldkwaliteiten beschreven.

Het bestemmingsplan legt het ruimtelijk-functionele kader vast. Het ruimtelijke beeld wordt bepaald door de keuze van de architectonische vormgeving. In het voorgaande zijn verspreid reeds beeldaspecten genoemd en is de stedenbouwkundig gewenste bebouwingstypologie voor het nieuwe huis Spreeuwenburg gekozen. In de volgende paragrafen wordt de gewenste architectonische invulling nader beschreven.

Leidend voor het gewenste beeld is de Welstandsnota 2e herziening 2015 van de gemeente Vught. In de welstandsnota zijn gebieden met een bepaald welstandsniveau onderscheiden. Spreeuwenburg ligt in de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' van het bestemmingsplan "Centrum Vught e.o.".

Van toepassing is Gebied 1 : Beschermd dorpsgezicht, waarvoor welstandsniveau 1 geldt. De eisen worden onderscheiden in:

  • algemeen
  • situering
  • massa en vorm
  • gevelopbouw
  • kleur en materiaalgebruik

Deze indeling wordt hierna gevolgd.

4.6.2 Algemeen

De locatie Spreeuwenburg is een historisch onderdeel van de landgoederenzone Sophia's Burg, Karthuizerklooster, Spreeuwenburg, Kouwenberg, Muyserick en Maurick. De cultuurhistorie van de landgoederen is een ”gouden hoofddraad” (Smeets) in het stedelijk weefsel van Vught. Reden ook dat het beleid van de gemeente gericht is op behoud, en ontwikkeling van de Vughtse landgoederen. Voorliggend plan behelst de herontwikkeling van het landgoed Spreeuwenburg.

4.6.3 Situering

Spreeuwenburg ligt op de overgang van het urbane karakter van de Taalstraat naar de rurale sfeer van het voormalige Dommeldal.

De gekozen situering komt overeen met de plaats van het historische landhuis, zoals dat van de oude tekeningen bekend is. Er is thans geen gevelwand aanwezig. De samenhang van het nieuwe landhuis met de stedenbouwkundige omgeving bestaat erin dat het nieuwe pand tot meer beslotenheid van de bestaande zijstraat leidt; een gat opvult.

4.6.4 Massa en vorm

De oudst bekende beelden van het historische landhuis zijn getekend door Pauwels van Hillegaert gedurende de belegering van 's-Hertogenbosch door Frederik Hendrik. Het is een stenen huis in twee lagen met zadeldak, met zijgevels in trapgevelvorm, en een zeshoekige toren (als de historische toren op Maurick en Herlaer). Zie afbeeldingen 35 en 36 uit cultuurhistorisch onderzoek.

Latere beelden zijn niet bekend. Wel is bekend dat sinds 1847 geen bebouwing op de plek staat. Zie bijlage 15.

Omdat historische bebouwing op Spreeuwenburg ontbreekt, is de keuze “vrijer”. Gekozen is voor een architectuur die geworteld is in de traditie van het bouwen van villa's in Vught. Deze zijn te kenmerken als vriendelijk monumentaal in een overwegend informele, eclectische stijl (neorenaissance. neoclassicisme). Het gemeentelijk beleid is erop gericht dat op deze traditie wordt aangesloten. Het modernisme en het postmodernisme voldoen in deze niet aan het gemeentelijk beleid.

Mede gezien de architectonische karakteristieken en de relatief kleinschalige schaal in de omgeving leidt een en ander voor dit plan tot een gewenste massa en vorm met de volgende kenmerken:

  • twee lagen met schuine kappen;
  • een gelede massaopbouw;
  • duidelijke kappen, die aansluiten op de gelede massa en op de kaprichtingen in de omgeving.
4.6.5 Gevelopbouw

De gevelopbouw moet harmonieren met het beeld van de Vughtse villa in (neo)klassieke stijl.

In het bijzonder geldt:

  • een duidelijke gevelopbouw van plint, corps en goot;
  • relatief vlakke gevels;
4.6.6 Kleur- en materiaalgebruik

Kleuren en materiaal zijn ondergeschikt aan de architectonische massa opbouw.

Als overwegende materialen komen in aanmerking de traditionele materialen:

  • baksteen,pannen,hout,glas,zink.

De kleuren moeten ook traditioneel zijn en aansluiten op de kleuren in de omgeving, met name:

  • gevels: grijswit gesausd;
  • daken: gebakken grijsblauwe pannen ;
  • kozijnen: licht;
  • deuren: donker.
4.6.7 Zichtlijnen

Aan de voorzijde van de locatie is er een duidelijk zicht op de Lambertustoren. De achterzijde biedt potenties voor zichtlijnen op de tuin en het omgevende landschap.

4.6.8 Inrichting tuin

De tuin aan de voorzijde moet aansluiten op de formele uitstraling van de voorzijde van het huis.
De achtertuin wordt gekenmerkt door een ecologische inkadering van de te herstellen waterlopen/grachten met natuurlijke oevers. Het centrale deel van de achtertuin vraagt een ontwerp dat aansluit op de indeling van het huis.

Voor wat betreft de voortuin en de grachten zal bij de archeologische opgraving nader bezien worden in hoeverre archeologische resten tot uitdrukking worden gebracht. Zie verder paragraaf 5.2.1.3.

4.7 Beheer en ontwikkeling

Beheer en ontwikkeling van de landschappelijke herinrichting inclusief de grachten blijven in handen van de eigenaar van het huis.

4.8 Duurzaamheid

4.8.1 Inleiding

De gemeente Vught heeft geen specifieke beleidsnota duurzaamheid

Het (voormalige) ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer heeft in samenwerking met enkele andere partners de brochure 'Overzicht borgingsmogelijkheden voor milieu in ruimtelijke plannen' uitgebracht, als bijlage bij de publicatie 'Milieu in ruimtelijke plannen' van juli 2008.

Uit deze brochure zijn de volgende thema's in dit plan van toepassing.

Ondergrond

  • 1. flora en fauna
  • 2. bodem, landschap en cultuurhistorie
  • 3. water

Infrastructuur

  • 4. verkeer
  • 5. energie
  • 6. afval

Gebruik

  • 7. woon- en leefmilieu
  • 8. ruimtegebruik
4.8.2 Toetsing

ad Ondergrond
Voorliggend plan is gebaseerd op een herstel van de cultuurhistorische situatie. Hierbij wordt rekening gehouden met de historische erfenis. Gebouwd wordt op dezelfde locatie als het landhuis uit 1775. De oude grachten, waarvan een deel nog dateert uit die tijd, worden hersteld. De randen van de te herstellen grachten krijgen deels ecologische oevers.


ad Infrastructuur
Gebruik wordt gemaakt van een bestaande ontsluiting.
De energiehuishouding van het landhuis moet nog uitgewerkt worden.

ad Gebruik
Het landhuis wordt in klassieke stijl gebouwd, met de traditionele materialen baksteen, hout en glas. Sprake zal zijn van een eigentijdse vorm van wonen in een landhuis in een stedelijke context.

4.8.3 Conclusie

Voorliggend plan is gericht op de herontwikkeling van een cultuurhistorische situatie. Over duurzaamheid gesproken!

4.9 Biodiversiteit

In april 2011 heeft de provincie Noord-Brabant de Handleiding Biodiversiteit opgesteld. Biodiversiteit staat kortweg voor de verscheidenheid aan gebiedseigen soorten van planten, dieren, micro-organismen en ecosystemen.

In de handleiding zijn maatregelen opgenomen die toegepast kunnen worden bij het ontwerpen, maar ook bij de uitvoering en het beheer van ruimtelijke ontwikkelingen.

Als onderdeel van de voorbereiding van dit plan is een ecologisch onderzoek uitgevoerd. Op basis daarvan zijn uitgangspunten gekozen om de biodiversiteit c.q. ecologie ter plaatse te versterken. Een en ander zoals opgenomen in het ecologisch advies van Goderie en weergegeven op afbeelding 28.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSpreeuwenburg-ON01_0031.jpg"

AFBEELDING 28. ECOLOGISCHE UITGANGSPUNTEN

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:

  • 1. milieu
  • 2. waarden
  • 3. waterhuishouding

5.1 Milieu

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.

5.1.1 Bodemkwaliteit
5.1.1.1 Inleiding

Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.

5.1.1.2 Analyse

Lankelma Geotechniek Zuid heeft het bodemonderzoek uitgevoerd. Het rapport "Verkennend en aanvullend (water)bodemonderzoek Taalstraat 88 te Vught", d.d. 30 augustus 2013, is als bijlage 7 opgenomen. De conclusies van het onderzoek worden hierna geciteerd.

"Conclusies en aanbevelingen

In opdracht van dhr. G. de Jongh heeft Lankelma Geotechniek Zuid B.V. een verkennend en aanvullend (water)bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de locatie Taalstraat 88 te Vught.

Aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen ontwikkeling van de locatie. Men is voornemens om een landhuis te bouwen. Tevens zal de bestaande watergang worden vergroot en verdiept. Het onderzoek heeft als doel vast te stellen:

  • wat de milieuhygiënische kwaliteit is van de bodem en wat de hergebruiksmogelijkheden zijn van de grond ter plaatse;
  • of er slib aanwezig is in de huidige watergang;
  • wat de milieuhygiënische kwaliteit is van het slib en de vaste bodem in de watergang, c.q. wat de hergebruiksmogelijkheden zijn van het materiaal.

Lankelma Geotechniek Zuid B.V. heeft geen binding met de opdrachtgever en de onderzoekslocatie anders dan als onafhankelijk onderzoeksbureau.

Het verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd overeenkomstig de richtlijnen zoals beschreven in de Nederlandse norm NEN 5740: 2009 “Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek”.

Het waterbodemonderzoek is uitgevoerd overeenkomstig de richtlijnen zoals beschreven in de Nederlandse norm NEN 5720 (november 2009): “Strategie voor het uitvoeren van verkennend onderzoek.

Grond en grondwater

Over het algemeen is de bodem ter plaatse licht verontreinigd met zware metalen. In mengmonster MM3 is tevens een lichte verhoging aan PAK aangetroffen. In mengmonster MM5 van de ondergrond en in het grondwater zijn geen overschrijdingen aangetroffen. De licht verhoogd aangetroffen gehalten aan koper, lood, zink en PAK in de vaste bodem overschrijden geen van allen de betreffende lokale achtergrondwaarde. Ook het gehalte aan kwik in mengmonster MM1 overschrijdt de lokale achtergrondwaarde niet.

Daar het gehalte aan kwik in mengmonsters MM2, MM3 en MM4 zowel de generieke - als de lokale achtergrondwaarde overschrijdt, dient de onderzoekshypothese “onverdacht” te worden verworpen.

Formeel gezien is de bodem op de locatie niet geheel vrij van bodemverontreiniging. Gezien de aard en mate van de aangetroffen verontreiniging is nader onderzoek niet noodzakelijk. Er bestaan uit bodemkwaliteitsoogpunt geen beperkingen ten aanzien van de geplande nieuwbouw. De gemeente is in deze echter het bevoegd gezag.

Indicatieve toetsing Besluit bodemkwaliteit

Om een eerste indruk te krijgen van de hergebruikmogelijkheden van de vrijkomende grond is het Besluit bodemkwaliteit aan de orde. Hiertoe zijn de analyseresultaten vergeleken met de kwaliteitsnormen zoals opgenomen in de Regeling bodemkwaliteit.

Hieruit blijkt dat de grond over het algemeen voldoet aan de klasse ‘Achtergrondwaarde’ of ‘Wonen’. Alleen voor puinhoudend mengmonster MM3 is er sprake van klasse ‘Industrie’.

Daar de kwaliteit van de bovengrond op de locatie maximaal klasse Wonen betreft, kan de zintuiglijk schone vaste bodem (niet zijnde waterbodem), welke vrijkomt tijdens het vergroten en verbreden van de watergang, als landbodem kan worden toegepast/hergebruikt op onderhavig perceel.

Aangezien zowel de monstername en de analyses niet onder certificaat van de BRL SIKB 1000, conform protocol 1001 zijn uitgevoerd, moet de toetsing als indicatief worden beschouwd.

Waterbodem

Daar met name de sliblaag sterk verontreinigd is, kan de onderzoekshypothese “verdacht” aangenomen worden. De kwaliteit van de waterbodem wijkt niet significant af van hetgeen werd verwacht.

Deellocatie A
Het slib is sterk verontreinigd met koper, lood, zink en PAK. De totale hoeveelheid sterk verontreinigd slib wordt geschat op ca. 100 3.

De onderliggende zandlaag (MMWABO3, 0,3 - 0,9 m-waterbodem) komt eveneens niet voor hergebruik in aanmerking. Het zandpakket in de bodemlaag 1,3 - 1,8 m-waterbodem (MMWABO5)

betreft klasse Industrie en komt voor hergebruik op landbodem in aanmerking, indien de ontvangende bodem ook klasse Industrie betreft. Het leempakket (MMWABO6, 0,8 - 1,4 m-waterbodem) is vrij toepasbaar op de landbodem (schone grond).

Mengmonster   Toepassing als landbodem
Klasse  
Geschatte omvang (m3) *  
MMWABO1 (slib)   Niet toepasbaar (sterk verontreinigd)   100  
MMWABO3 (zand)   Niet toepasbaar   165  
MMWABO5 (zand)   Industrie   315  
MMWABO6 (leem)   Achtergrondwaarden   80  

* Uitgaande van een oppervlak van ca. 330 m² en een ontgravingsdiepte van 2 m-waterbodem


Deellocatie B
Ter plaatse van dit deel van de watergang is geen slib aangetroffen. De eerste halve meter van het veenpakket (MMWABO2, 0,0 - 0,5 m-waterbodem) is niet toepasbaar op onderhavige locatie of elders en dient te worden aangeboden aan een erkend verwerker.

Het tweede deel van het veenpakket (MMWABO4, 0,4 - 0,9 m-waterbodem) komt voor hergebruik op landbodem in aanmerking, indien de ontvangende bodem klasse Industrie betreft. Het onderliggende zandpakket (MMWABO7, 0,7 - 1,4 m-waterbodem) is vrij toepasbaar op de landbodem. Derhalve kan worden aangenomen dat de diepere waterbodemlaag (zand) ook voor hergebruik in aanmerking komt.

Mengmonster   Toepassing als landbodem
Klasse  
Geschatte omvang (m3) *  
MMWABO2 (veen)   Niet toepasbaar   105  
MMWABO4 (veen)   Industrie   105  
MMWABO7 (zand)   Achtergrondwaarden   210  

* Uitgaande van een oppervlak van ca. 210 m2 en een ontgravingsdiepte van 2 m-waterbodem

Aanbeveling
Om de waterbodem uit te diepen en daarbij tevens het sterk verontreinigde slib te verwijderen, dient een vergunningsaanvraag in het kader van de Waterwet ingediend te worden bij Waterschap de Dommel.

Asbest

In het kader van dit onderzoek is geen specifiek onderzoek (conform NEN 5707 of NTA 5727) verricht naar het voorkomen van asbest in de grond of waterbodem. In het opgeboorde materiaal zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Het voorliggende onderzoek doet echter geen bindende uitspraak over de aan- of afwezigheid van asbest in de (water)bodem binnen de onderzoekslocatie."

5.1.1.3 Conclusies
  • 1. Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor de bouw van het landhuis binnen het gekozen bouwvlak.
  • 2. Het uitdiepen van de waterlopen vereist het opstellen van een saneringsplan. Een deel van de gronden moet worden afgevoerd. Dit vormt onderdeel van de omgevingsvergunning.
5.1.2 Bedrijven en milieuzonering
5.1.2.1 Inleiding

Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:

  • de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) c.q. of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
  • bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.

Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.

In de handreiking wordt onderscheid gemaakt tussen twee omgevingstypen: een rustige woonwijk en gemengd gebied. In een gemengd gebied mag een kleinere richtafstand worden aangehouden dan in een rustige woonwijk. De richtafstanden mogen dan met één 'afstandstap' worden teruggebracht.

5.1.2.2 Analyse

Omgevingstype
Het omgevingstype van voorliggend plangebied is een overwegend woongebied. In de omgeving komt slechts in beperkte mate functiemenging voor. Er is sprake van relatief veel verkeersdrukte vanwege de Taalstraat, de N65 en de A2. Het gebied is daarom aan te merken als een "gemengd gebied", zoals genoemd in de Handleiding Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag 2009).

Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft één woning. Een woning is geen milieubelastende inrichting en heeft derhalve geen hinderlijke effecten op de omgeving.

Invloed omliggende inrichtingen op plan
Het plan c.q. de nieuwe woning ligt niet binnen de richtafstanden van bedrijven. Het plan vormt geen belemmering voor de omliggende bedrijven.

5.1.2.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.3 Externe veiligheid
5.1.3.1 Inleiding

Externe veiligheid heeft betrekking op locaties die zodanig zijn gelegen dat daar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit zouden kunnen komen te overlijden. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden aangetoond dat geen nieuwe kwetsbare objecten binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar worden gerealiseerd en moet een eventuele toename van het groepsrisico verantwoord worden.

5.1.3.2 Analyse

Cauberg-Huygen heeft de externe veiligheid onderzocht. De betreffende Notitie nummer 20130395-03 "Bouwplan Taalstraat 88 te Vught", d.d. 14 maart 2013 is als bijlage 8 opgenomen. In aanvulling daarop heeft Cauberg-Huygen een notitie geschreven: "EV Taalstraat 88 te Vught, aanvulling", d.d. 31 juli 2014. Deze notitie is als bijlage 9 opgenomen. De conclusie van het onderzoek tezamen met de aanvulling wordt hierna geciteerd zoals in de notitie opgenomen.

"Samenvatting
Als aanvulling op het onderzoek ‘Bouwplan Taalstraat 88 te Vught', van maart 2013, is het aspect transport van gevaarlijke stoffen over de weg nogmaals nader beschouwd. Uit bovenstaande kan geconcludeerd worden dat gezien het feit dat zowel bij de A2 als bij de A65 geen PR10-6-contour aanwezig is, en de hoogte van het groepsrisico door het realiseren van één woning binnen een bestaand woongebied, niet significant zal toenemen, het aspect externe veiligheid geen belemmeringen oplevert voor de realisatie van het plan."

5.1.3.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.4 Geurhinder veehouderijen

Het plangebied ligt in de bebouwde kom van Vught. Tot in de verre omgeving van het plangebied liggen geen agrarische bedrijven.

5.1.4.1 Conclusie

Geurhinder veehouderijen vormt geen belemmering vormen voor de bouw van de woning.

5.1.5 Geluid
5.1.5.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op de (gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.

5.1.5.2 Analyse

Cauberg-Huygen heeft de geluidssituatie onderzocht. Het rapport "Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Taalstraat 88 te Vught (aangepaste versie)", d.d. 27 mei 2014 is als bijlage 10 opgenomen.

NB. Het onderzoek is inmiddels weliswaar een paar jaar oud. Er is evenwel geen nieuwe wetgeving van toepassing. Het onderzoek voldoet nog.

De conclusies zijn hierna geciteerd.

"In opdracht van de heer De Jongh is door DPA Cauberg-Huygen B.V. een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de optredende geluidbelastingen vanwege wegverkeer op de locatie aan de Taalstraat 88 te Vught.

Het akoestisch onderzoek is noodzakelijk omdat het bouwplan is gelegen binnen de zone van de Taalstraat, de Grote Gent, Helvoirtseweg, Vughterweg, Rijksweg A2 en Rijksweg A65. Als gevolg hiervan dient er een toetsing plaats te vinden aan de eisen uit de Wet geluidhinder (Wgh).

Uit het onderzoek worden de volgende conclusies getrokken:

  • Ten gevolge van het wegverkeer op de Grote Gent, Helvoirtseweg, Taalstraat en Vughterweg wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschreden. De maximaal berekende geluidbelasting bedraagt 47 dB. Ten gevolge van deze wegen worden geen restricties aan het bouwplan opgelegd;
  • Ten gevolge van het wegverkeer op de Rijksweg A2 wordt op de noordoost- en zuidoostgevel en een groot deel van de serre de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden. De maximaal berekende geluidbelasting bedraagt 52 dB, waarmee de  maximaal te ontheffen grenswaarde van 53 dB niet wordt overschreden;
  • Ten gevolge van het wegverkeer op de Rijksweg A65 wordt op de volledige noordoost- en noordwestgevel, 1ste verdieping van de gevel ter plaatse van de buitenruimte en een deel van de serre de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden. De maximaal berekende geluidbelasting bedraagt 52 dB, waarmee de maximaal te ontheffen grenswaarde van 53 dB niet wordt overschreden.

De bovenstaande bevindingen leiden tot de volgende consequenties voor het bouwplan:

  • Er is een procedure hogere grenswaarden vereist.
  • De gevels ter plaatse van de buitenruimte (ZO en ZW) op begane grondniveau is geluidluw. De buitenruimte wordt aan deze zijde gesitueerd.
  • Ten behoeve van de bouwaanvraag dient voor de woning te worden aangetoond dat de karakteristieke geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructies van de nieuw te bouwen woning, voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit. Voor de gevels van woningen die een werkelijke geluidbelasting ondervinden van meer dan 53 dB, dient de benodigde karakteristieke geluidwering meer dan de minimaal vereiste geluidwering van 20 dB(A) te bedragen. Voor de betreffende woning dient ten behoeve van de bouwaanvraag een aanvullend gevelisolatie onderzoek te worden uitgevoerd."

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSpreeuwenburg-ON01_0032.png"

5.1.5.3 Conclusies
  • 1. Het aspect geluid vereist op bestemmingsplanniveau een hogere grenswaarde procedure.
  • 2. In het kader van de omgevingsvergunning moet worden aangetoond dat het bouwplan voldoet aan het Bouwbesluit.
5.1.6 Luchtkwaliteit
5.1.6.1 Inleiding

Het aspect luchtkwaliteit heeft betrekking op ruimtelijke ontwikkelingen die bijdragen aan de luchtverontreiniging en op ruimtelijke ontwikkelingen die gevoelig zijn voor een slechte luchtkwaliteit.

Om mensen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging op de gezondheid te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. In de praktijk blijken vooral de normen voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) een maatgevende rol te spelen.

Daarnaast is het in het kader van een goede ruimtelijke ordening van belang aan te tonen dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.6.2 Analyse

Cauberg-Huygen heeft het onderzoek luchtkwaliteit uitgevoerd. De notitie 20130395-02 "Bouwplan Taalstraat 88 te Vught, Onderzoek luchtkwaliteit" d.d. 14 maart 2013 is als bijlage 11 bijgevoegd. De conclusies zijn hierna geciteerd.

"Het bouwplan Taalstraat 88 draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit in de nabijheid van het plangebied. De Wet luchtkwaliteit vormt daarmee geen belemmering voor besluitvorming.

Uit berekeningen blijkt dat de in bijlage II van de Wet milieubeheer gestelde grenswaarden voor de jaargemiddelde concentraties van de maatgevende stoffen NO2 en PM10 in toekomstige jaren ter plaatse van het plangebied ruimschoots worden gerespecteerd.

Luchtkwaliteitaspecten vormen derhalve geen belemmering voor besluitvorming omtrent het bouwplan Taalstraat 88 te Vught."

5.1.6.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.7 Milieueffectrapportage
5.1.7.1 Inleiding

Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de gevallen opgenomen waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Alle andere vormen van ontwikkeling zijn in principe niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig, maar er kan hiervoor wel een nadere motivering vereist zijn.

5.1.7.2 Analyse

Het plan valt onder de activiteit woningbouw, zoals genoemd in de bijlage Besluit milieueffectrapportage onder categorie D11.2, zoals hierna weergegeven.

code   activiteit   drempelwaarde  
woningbouw  
D11.2   De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.   In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
1°. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
2°. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
3°. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer.  

De omvang van het plan blijft echter zodanig ruim onder de drempelwaarden voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten, dat zonder nader onderzoek kan worden geconcludeerd dat het plan geen belangrijke nadelige milieugevolgen heeft. Een nadere motivering is niet noodzakelijk.

Bovendien heeft het nieuwe landhuis met alleen een woonfunctie geen enkel negatief milieueffect op de omgeving.

5.1.7.3 Conclusie
  • 1. Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig.
  • 2. Het plan heeft geen significant negatief milieueffect.

5.2 Waarden

5.2.1 Archeologie
5.2.1.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 38a van de Monumentenwet 1988 moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.

5.2.1.2 Analyse

Bureau BAAC heeft de volgende archeologisch onderzoeken uitgevoerd.

1. Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase).

BAAC Rapport V-12.0015 , datum definitief rapport juli 2014. Dit rapport is als bijlage 12 opgenomen.

De conclusies hiervan luidden:

"Tijdens het verkennende booronderzoek zijn archeologische indicatoren aangetroffen vanaf de Middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd. Daarnaast bestaat, op basis van historische gegevens en kaartmateriaal, een zeer hoge trefkans op resten van kasteel Spreeuwenburg of het latere landhuis en resten van verdedigingswerken uit de Tachtig Jarige oorlog. Op basis van het uitgevoerde onderzoek is een karterend en waarderend proefsleuvenonderzoek noodzakelijk"

2. Proefsleuvenonderzoek

Het proefsleuvenonderzoek is uitgevoerd in januari 2014. Het BAAC Rapport A - 13.0285 Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven (IVO-P), definitief rapport december 2015, is als bijlage 13 opgenomen. Tevens is het Evaluatierapport van het proefsleuvenonderzoek als bijlage 14 opgenomen.

De conclusies luiden:

"Er zijn tijdens het proefsleufonderzoek behoudenswaardige archeologisch resten aangetroffen van het kasteel Spreeuwenburg. Het betreft de resten van een gracht, muurwerk, uitbraaksporen van muurwerk, kuilen, paalsporen en divers vondstmateriaal. De archeologische resten zijn aangetroffen op een diepte vanaf 30 cm –mv. Daarom wordt geadviseerd om bij toekomstige bodemverstoringen die dieper reiken dan 20 cm –mv (dus rekening houdend met een marge van 10 cm) eerst een opgraving te doen plaats te vinden."

Ex situ behouden

In de Monumentenwet is opgenomen dat archeologische resten bij voorkeur in situ behouden dienen te worden. Wanneer dit niet mogelijk is dan dienen deze ex situ behouden te worden wat wil zeggen dat ze opgegraven en beschreven moeten worden.

Keuze eigenaar perceel

De eigenaar van het perceel, de heer De Jongh, heeft ervoor gekozen uit te gaan van het realiseren van een nieuwbouw, zoals in het voorgaande beschreven en in de verbrede Welstandscommissie d.d. 18 maart 2014 in hoofdlijnen geaccordeerd. Zie bijlage 4. Dit betekent het in principe ex situ bewaren van de vondsten.

De archeologische resten kunnen pas volledig in beeld gebracht worden tijdens de ontgraving, die plaats zal vinden in de fase direct voorafgaand aan het bouwen van het nieuwe huis. Dan zal beoordeeld worden in hoeverre het mogelijk / interessant is resten tot uiting te laten komen in de inrichting van de tuin, het straatwerk, de vormgeving wand te herstellen grachten, en eventueel ook in het interieur. In de regels is als voorwaardelijke verplichting opgenomen, dat dit als onderdeel van de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen bezien moet worden.

Vervolg

Voorafgaand aan bodem verstorende activiteiten, zoals bij bouwen, aanleg infrastructuur, planten van bomen, graven vijvers, moet een archeologische opgraving plaats vinden. Het programma van eisen daarvoor moet nog worden opgesteld. Dit is geregeld in de regels van artikel 4 Waarde - Archeologie.

De archeologische resten worden daarbij volledig en zorgvuldig gedocumenteerd, zodat deze niet verloren gaan.

Dit werk moet uitgevoerd zijn voordat omgevingsvergunningen voor bouwen en werkzaamheden, anders dan de opgravingen mogen worden verleend. De archeologische opgraving is als voorwaardelijke verplichting in de regels van dit bestemmingsplan opgenomen.

5.2.1.3 Conclusies

  • 1. Er zijn archeologische waarden. Gekozen is voor ex situ bewaren. Voor de opgraving moet nog een programma van eisen worden opgesteld.
  • 2. Voorafgaand aan de afgifte van omgevingsvergunningen moet een archeologische opgraving met documentatie zeker zijn gesteld. Dit is als voorwaardelijke verplichting opgenomen in artikel 4.2.
  • 3. In artikel 4.2 is tevens een voorwaardelijke verplichting opgenomen, dat in het kader van omgevingsvergunningen moet worden aangetoond op welke wijze archeologische resten in het bouwplan tot uitdrukking komen.
5.2.2 Cultuurhistorie
5.2.2.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

5.2.2.2 Analyse

Afbeelding 29 geeft een uitsnede van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart. Het plangebied is aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSpreeuwenburg-ON01_0033.jpg"

AFBEELDING 29. UITSNEDE CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART NOORD-BRABANT

Het plangebied ligt binnen een zone aangeduid als historische stedenbouw van zeer hoge waarde. De Taalstraat is aangeduid als een historisch geografisch lijnelement van hoge waarde. Daarnaast zijn veel bestaande panden als cultuurhistorische waardevol (overige bouwkunst) opgenomen.

Het nader cultuurhistorisch onderzoek is uitgevoerd door drs. H. Smeets: Rapport Landgoed Spreeuwenburg, Cultuurhistorisch onderzoek, 2012. Dit rapport is als bijlage 15 opgenomen.

Hierna volgt een korte samenvatting, deels citaat:

Landgoed Spreeuwenburg maakt deel uit van de historische kralensnoer van landgoederen Sophia's villa, Sophia's boerderij, Spreeuwenburg, Kouwenberg, Muyserick, Maurick.

De oorsprong van Spreeuwenburg is niet precies bekend. De oudst bekende afbeelding dateert uit 1603. Mogelijk is er nog een andere signalering op de kaart van Van Deventer uit ± 1545.

De eerste tekst stamt uit 1710: 'een Casteel of omwaterde Huijsinge metten Singel of stal ende Schuyre genaemt Spreeuwenburg, mitsgaders eenen schoonen hof met de hof naest de muere van de Cathuijsers eertijts.'

Ook op een kaart uit de tweede helft van de 18e eeuw staat op Spreeuwenburg bebouwing aangegeven. Een beschrijving uit 1783 maakt gewag van uitbreiding van bebouwing. In die periode is sprake van een sterk gestegen verkoopprijs. In 1806 wordt de theekoepel vermeld die nog steeds zichtbaar is aan de Taalstraat als onderdeel van voormalig café 't Bijltje. Kasteel Spreeuwenburg is in 1810 afgebroken en vervangen door een nieuwe woning, une belle maison. In een geschrift uit 1951 wordt nog melding gemaakt van aanwezige fundamenten.

De cultuurhistorische notitie eindigt als volgt:

“Terwijl het stroomgebied van de Dommel door de aanleg van de rijksweg en de schaalvergroting van de A2 daarna ernstig is aangetast, maakt de Waterkant, het gebied tussen de Taalstraat en middeleeuwse Gentdijk, nog grotendeels een authentieke indruk. Dat is te danken aan de aanwezigheid van de landgoederen Sophia's Burg (inclusief Sophia's villa en Sophia's boerderij), Spreeuwenburg en Kouwenburg."

5.2.2.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt een planologisch hoofduitgangspunt voor het plan. De verbrede Welstandscommissie heeft d.d. 18 maart 2014 in hoofdlijnen met het plan ingestemd. Zie bijlage 4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSpreeuwenburg-ON01_0034.jpg"

AFBEELDING 30. SPREEUWENBURG ALS ONDERDEEL VAN DE VERDEDIGINGSLINIE ROND DE LEGERPLAATS VUGHT IN 1629

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSpreeuwenburg-ON01_0035.jpg"

AFBEELDING 31. DETAIL VAN 'PRINS FREDERIK HENDRIK BIJ DE BELEGERING VAN 'S-HERTOGENBOSCH' PAUWELS VAN HILLEGAERT

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSpreeuwenburg-ON01_0036.jpg"

AFBEELDING 32. DETAIL VAN 'PRINS FREDERIK HENDRIK BIJ DE BELEGERING VAN 'S-HERTOGENBOSCH' PAUWELS VAN HILLEGAERT

5.2.3 Flora en fauna
5.2.3.1 Inleiding

Ten behoeve van de bescherming van zeldzame of kwetsbare planten en dieren zijn twee wetten van toepassing:

  • de Natuurbeschermingswet 1998, die waardevolle natuurgebieden beschermt;
  • de Flora- en faunawet, die een soortenbescherming bevat.
5.2.3.2 Analyse

Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en de ecologische hoofdstructuur.

De Natuurbeschermingswet 1998 kent tevens een zogenaamde 'externe werking', wat betekent dat projecten buiten Natura 2000-gebieden die een negatief effect hebben op deze gebieden, ook vergunningplichtig zijn.
Gelet op de aard en de beperkte omvang van het plan, en de afstand (circa 570 meter) tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (Vlijmens Ven, Moerputten en Bossche Broek) is het niet aannemelijk dat het plan negatieve effecten heeft op natuurgebieden.

Soortenbescherming
Goderie Ecologisch Advies heeft het rapport "Quick scan Flora & Fauna en randvoorwaarden planvorming Spreeuwenburg" d.d. juli 2012 opgesteld. Dit rapport is als bijlage 16 opgenomen. De conclusies zijn hieronder overgenomen.

"Uit deze quick-scan flora en fauna is gebleken dat er vooralsnog geen beschermde en/of zeldzame soorten op het terrein van Spreeuwenburg zijn aangetroffen. Het voorkomen daarvan kan echter niet volledig worden uitgesloten, gezien de aanwezigheid van oudere bomen (deels met boomholtes), gebouwtjes en een voormalig zwembadje. Met het oog op de verdere planontwikkeling wordt aanbevolen om nader onderzoek te laten uitvoeren naar de mogelijke aanwezigheid van:

  • Vleermuizen. Aanbevolen wordt een onderzoek naar het eventueel voorkomen van vleermuizen en het terreingebruik door vleermuizen op Spreeuwenburg te laten uitvoeren, conform het protocol vleermuisonderzoek (Bron: www.vleermuis.net). Het onderzoek kan plaatsvinden in de periode juli t/m september;
  • Amfibieën. Aanbevolen wordt om onderzoek te laten verrichten naar het voorkomen van amfibieën in het voormalige zwembadje (onderzoeksperiode zomer/vroege najaar)."

Vervolg soortgericht onderzoek vleermuizen en amfibieën 2013
Het vervolg soortenonderzoek is uitgevoerd door Bureau Regelink Ecologie en Landschap. Rapport "Onderzoek vleermuizen, amfibieën en jaarrond beschermde vogelnesten Taalstraat 88, Vught", d.d. november 2013. Dit rapport is als bijlage 17 opgenomen.

De resultaten van het onderzoek zijn hieronder integraal overgenomen.

"Conclusies en aanbevelingen
Het plangebied fungeert als foerageergebied voor gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en rosse vleermuis. Het betreft geen essentieel foerageergebied in verband met het geringe aantal dieren, de geringe omvang van het plangebied en het ruime aanbod aan vervangend foerageergebied in de omgeving.

  • Over het plangebied loopt een vliegroute van rosse vleermuizen. Omdat de route geen binding heeft met het plangebied is het hier geen essentiële vliegroute. De ingreep heeft redelijkerwijs dan ook geen invloed op deze vliegroute.
  • In het plangebied en de directe omgeving ervan zijn geen vaste rust- of verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig.
  • Aangenomen mag worden dat de ingreep geen negatief effect zal hebben op vleermuizen.
  • In het plangebied zijn geen jaarrond beschermde vogelnesten aanwezig.
  • In het plangebied komen gewone pad en bruine kikker voor. Voor deze soorten geldt een vrijstelling bij werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ingrepen en ontwikkeling.
  • Het onderzoek werd uitgevoerd volgens het Vleermuisprotocol 2013 en de Soortenstandaards poelkikker en kamsalamander. Van de aanwezigheid van jaarrond beschermde vogelsnesten werd, door nauwkeurige inspectie van bomen gecombineerd met overige waarnemingen, een volledig beeld verkregen. Daarom kan gesteld worden dat het plangebied afdoende is geïnventariseerd.

Aanbevelingen

  • Bij uitvoering van de ingreep moet rekening gehouden worden met algemeen voorkomende broedende vogels. Het weghalen van de schuurtjes en de beplanting en het bouwrijp maken van de grond moet tussen augustus en februari gebeuren. Voor het broedseizoen stelt de wet geen vaste begin- of einddatum. Normaal gesproken loopt het broedseizoen voor de meeste vogelsoorten van 15 maart tot 15 juli. Wanneer dit niet mogelijk is, dient het plangebied vlak voor de ingreep door een ter zake deskundige te worden gecontroleerd. Het verstoren van broedende vogels is een overtreding van de Flora- en faunawet, waarvoor geen ontheffing wordt verleend.
  • Bij het weghalen van het zwembad moet voorkomen worden dat kikkers en padden worden gedood."

Actualisering soortgericht onderzoek 2016

In verband met de termijn van drie jaar, die gehanteerd wordt ten aanzien aanwezigheid van zwaar en strikt beschermde soorten, is een actualisatie uitgegevoerd door Bureau Regelink Ecologie & Landschap, rapport "Ecologische quickscan, Taalstraat, locatie landhuis Spreeuwenburg, Vught" d.d. 30 mei 2016. Dit rapport is als bijlage 18 opgenomen.

De conclusies in deze actualisatie zijn hieronder geciteerd.

"Uit de toetsing van de resultaten van het onderzoek aan de Flora- en faunawet blijkt dat bij uitvoering van de ingreep mogelijk negatieve effecten te verwachten zijn op:

  • broedende vogels.

Op de overige soortgroepen wordt geen negatief effect op beschermde soorten (of functies) verwacht. De resultaten stemmen daarmee overeen met onderzoeken die in 2012 (Goderie, 2012) en in 2013 (Twisk, 2013) zijn uitgevoerd.

Op grond van de ligging van het plangebied ten opzichte van beschermde gebieden en de aard van de ingreep worden geen significante effecten verwacht op de kwaliteit van beschermde gebieden.

Voor de waarschijnlijk aanwezige soorten broedvogels geldt dat het verwijderen van vegetatie (inclusief snoeiafval en dergelijke) en het bouwrijp maken van de grond buiten het broedseizoen uitgevoerd dienen te worden. Voor het broedseizoen stelt de wet geen vaste begin- of einddatum. Normaal gesproken loopt het broedseizoen voor de meeste vogelsoorten van 15 maart tot 15 juli.

Het is niet mogelijk ontheffing te verkrijgen voor het verstoren van broedende vogels.

Samenvatting

In algemene zin kan redelijkerswijs worden vastgesteld, dat op grond van de mogelijke effecten de uitvoering van de ingreep niet door de Flora- en faunawet wordt verhinderd, mits rekening wordt gehouden met het broedseizoen van de vogels.

Eventuele significante negatieve effecten op nabij gelegen beschermde gebieden zijn in dit geval niet aan de orde.

De conclusies van deze quickscan zijn geldig tot het moment waarop de nieuwe Wet natuurbescherming in werking treedt. Naar verwachting is dat op 1 januari 2017."

5.2.3.3 Conclusie
  • 1. Het aspect flora en fauna vormt geen planologische belemmering voor het bestemmingsplan.
  • 2. Voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden is een quickscan vereist ter toetsing van de dan aanwezigen beschermde soorten.
  • 3. Bij de uitvoering moet bovendien rekening worden gehouden met het broedseizoen en voorkomen worden dat padden en kikkers in het bestaande zwembadje worden gedood.

5.3 Waterparagraaf

5.3.1 Inleiding

De waterparagraaf bevat:

  • een toets of alle waterbelangen evenwichtig zijn meegewogen;
  • een beschrijving van zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap De Dommel. Het plangebied grenst aan de watergang DO277 van het waterschap.

5.3.2 Beleid
5.3.2.1 Nationaal niveau
  • Het Nationaal Waterplan
    Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.

Conclusie

Het nationale plan heeft geen directe doorwerking op onderhavig plangebied.

5.3.2.2 Provinciaal niveau
  • Het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021
    Dit plan bevat het strategische waterbeleid van de provincie Noord-Brabant voor de periode 2016-2021. Naast beleidskader is het Provinciaal Waterplan ook toetsingskader voor de taakuitoefening van lagere overheden op het gebied van water. Bovendien dient het plan als structuurvisie voor het aspect water op grond van de Wet ruimtelijke ordening.

Conclusie

Het provinciale plan heeft geen directe doorwerking op onderhavig plangebied.

5.3.2.3 Gemeente Vught

Het gemeentelijk water- en rioleringsbeleid is vastgelegd in het Gemeentelijk Rioleringsplan 2012-2017, dat op 22 december 2011 door de gemeenteraad is vastgesteld.

Gescheiden riolering in Vught

  • Het gemeentelijke beleid houdt in, dat het schone hemelwater en het vuile afvalwater gescheiden moeten blijven; zowel in het stedelijk gebied als in het buitengebied. Het is derhalve niet toegestaan hemelwater en afvalwater gemengd af te voeren. Hemelwater mag dan ook niet op het vuilwaterriool worden geloosd.

Conclusie
In voorliggend plan wordt hieraan voldaan.

Hemelwater

  • Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen vraagt de behandeling van het hemelwater bijzondere aandacht. De gemeente Vught volgt daarbij de algemeen gebruikte voorkeursvolgorde: vasthouden - bergen - afvoeren. In eerste instantie is de perceeleigenaar zelf verantwoordelijk voor de verwerking op eigen terrein.

Conclusie

In voorliggend plan wordt hieraan voldaan.

5.3.2.4 Waterschap De Dommel

Onderhavig plangebied ligt binnen het beheergebied van het waterschap De Dommel.

Het plangebied grenst aan watergang DO 277. Van toepassing is het formele document Keur en het waterbeheerplan 'Waardevol water'.

Beschermingsgebieden.

Het plangebied ligt niet binnen een van de volgende beschermingsgebieden:

  • Keurgebied;
  • attentiegebied Keur;
  • grondwaterbeschermingsgebied;
  • waterbergingsgebied.

Hemelwater

De beleidsregels van het waterschap zijn vastgelegd in de keur. Sinds 2015 geldt voor de Brabantse waterschappen dezelfde 'Brabantkeur'. De keur bevat regels ter bescherming van de waterwerken die nodig zijn voor een goed waterbeheer en voor de bescherming van het gebied tegen hoog water.

Bij veel projecten is sprake van een toename van het verharde oppervlak. Hieromtrent is in de Algemene regels bij de keur het volgende opgenomen:

    • 1. Bij een toename van het verharde oppervlak van minder dan 2000 m² stelt het waterschap geen nadere eisen aan de verwerking van het hemelwater. Hiervoor geldt het gemeentelijke beleid.
    • 2. Bij een toename van het verharde oppervlak van meer dan 2000 m² maar minder dan 10.000 m² moeten compenserende maatregelen ten aanzien van de verwerking van het hemelwater worden getroffen conform de rekenregel:
      benodigde compensatie (in m³) =
      toename verhard oppervlak (in m²) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m)  
    • 3. Bij een toename van het verhard oppervlak van meer dan 10.000 m² is een watervergunning nodig.
5.3.3 Waterhuishoudkundige situatie
5.3.3.1 Oppervlaktewater

Het oppervlaktewater in en rondom het plangebied is weergegeven op afbeelding 33, een uitsnede van de digitale watertoetskaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSpreeuwenburg-ON01_0037.jpg"

AFBEELDING 33. UITSNEDE DIGITALE WATERTOETSKAART WATERSCHAP

De oostzijde van het plangebied wordt volgens de 'Legger Oppervlaktelichamen 2013' gedeeltelijk begrensd door een A-waterloop van het waterschap (DO277-OVK2). Volgens artikel 3.1 van de Keur is voor handelingen in een dergelijke watergang een vergunning verplicht.

Op de zijdelingse perceelgrenzen zijn op de kaart droge sloten en greppels aangeduid, waarvoor ook een vergunningplicht geldt omdat wijziging hiervan effect kan hebben op de A-waterloop. Het zijn daarmee B-waterlopen.

Ten noorden van het plangebied ligt een historische kade.

Afbeelding 34 geeft een uitsnede van de waterkaart van het waterschap De Dommel weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPSpreeuwenburg-ON01_0038.jpg"

AFBEELDING 34. UITSNEDE WATERKAART WATERSCHAP DE DOMMEL MET WATERGANG

5.3.3.2 Grondwater

De maaiveldhoogte binnen het plangebied varieert van 4,5 m + tot 3,7 m + NAP. Het deel in de zuid-oost hoek ligt nog 0,2 á 1 m lager.

Op basis van de voorhanden zijnde gegevens stelt Lankelma (zie bijlage 19) geldt momenteel de volgende optimale schatting van het grondwaterregime:

  • Gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG): ca. 3,6 m + NAP
  • Gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG): ca. 2,5 m + NAP

Op basis van het uitgevoerde geohydrologisch onderzoek door Lankelma ligt:

  • de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) op dieper dan 0,1 m -mv;
  • en de gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) op circa 1.2 m -mv.

Volgens het genoemde rapport fluctueert het grondwaterpeil in het gebied circa 1,1 meter.

5.3.3.3 Bouwpeil

In verband met hoogwatersituaties adviseert de gemeente een voldoend hoog bouwpeil aan te houden voor gebouwen met een woonfunctie. Gekozen is voor minimaal 5,10 m + NAP. Dit is 20 cm boven het nieuwe maaiveld rond het landhuis en 1.50 m boven het hoogste streefpeil in de nieuwe grachten, zoals opgenomen in het waterplan. Dit is in de regels als voorwaarde voor een omgevingsvergunning opgenomen.

5.3.3.4 Bodem

Om de infiltratiecapaciteit van de bodem te bepalen heeft Lankelma Geotechniek Zuid een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd: rapport "Geohydrologisch basisonderzoek, Nieuwbouw landhuis Spreeuwenburg" (2 mei 2013, 95181-XG). Het onderzoeksrapport is als bijlage 19 bijgevoegd. Hieronder zijn de resultaten van het onderzoek opgenomen.

"Bodemopbouw
De bodem toont een heterogene opbouw met een toplaag van (opgebracht) humus- en puinhoudend zand, gevolgd door een leem-/veen(houdende) laag.

De grondwaterstand is aangetroffen 1,2 à 1,4 m -mv. De GHG wordt dieper verwacht dan 0,7 m -mv.

Infiltratiecapaciteit
De doorlatendheid van zowel de (opgebrachte) zandige bovengrond als de zandige ondergrond is goed met gemeten k-waarden van 1 tot 8 m/dag. De doorlatendheid van de leem-/veen(houdende) tussenlaag is relatief slecht.

Teneinde de geschiktheid van de bodem voor infiltratie van hemelwater vast te stellen zijn de onderzoeksgegevens getoetst aan de richtlijnen uit ISSO-publicatie nr. 70-1, Hemelwater binnen de perceelsgrens. Deze richtlijn stelt dat de bodem mogelijkheden biedt voor infiltratie indien de k-waarde van de zandige bodem groter is dan 0,4 m/dag èn de gemiddeld hoogste grondwaterstand dieper is dan 0,7 m -mv.

Uitgaande van deze richtlijnen biedt de bodem op de onderzoekslocatie mogelijkheden voor infiltratie van regenwater. Wel dient bij het ontwerp rekening te worden gehouden met een mogelijk aanwezige veen- of leemlaag die, zonder grondverbeterende maatregelen, stagnerend kan werken voor percolerend water.

Geadviseerd wordt ter plaatse van eventueel geplande voorzieningen nader onderzoek te doen naar de aanwezigheid en eigenschappen van de leem-/veenhoudende tussenlaag."

In het water en het slib op de bodem is verontreiniging aangetroffen die gesaneerd zal worden. Daarvoor moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd, zoals beschreven in paragraaf 5.1.1.3.

Conclusies
Er is sprake van een redelijke mogelijkheid voor infiltratie. Bij de uitvoering moet rekening worden gehouden met een leem-/veenhoudende tussenlaag.

5.3.3.5 Herstel grachten

In paragraaf 4.4.3 is het waterplan beschreven.

Ten behoeve van het herstel van de historische grachten is door Lankelma het rapport 'Geohydrologische analyse realisatie gracht' opgesteld, d.d. 19 januari 2016. Dit rapport is als bijlage 20 opgenomen. De conclusies worden hieronder geciteerd.

Op basis van het uitgevoerde onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:

  • 1. Aan de oost- en zuidoostzijde wordt de locatie begrensd door een A-watergang (DO277) van Waterschap de Dommel en aan de noordzijde door een sloot/greppel. De A-watergang ter plaatse heeft als primaire functie: de afvoer van regenwater naar de Dommel, wanneer het gemeentelijk regenwater rioolstelsel overstort. Gelet op de gemeten waterpeilen en bodemniveaus wordt aangenomen dat de watergang een groot deel van het jaar gevoed wordt door grondwater. Slechts bij hevige neerslag zal de watergang tevens gevoed worden door water dat overstort uit de RWA. Verwacht wordt dat de waterstand in de watergang fluctueert tussen droog en GHG (3,6 m + NAP), en gerelateerd is aan de heersende grondwaterstand.
  • 2. Men is voornemens de gracht rond het plan te realiseren door de noordelijke greppel / sloot te verbreden en aan de west- en zuidzijde een gracht te graven. De gracht zal middels 2 stuwen worden gescheiden van de A-watergangen.
  • 3. Gelet op de interactie van het waterpeil van de A-watergangen met het grondwater wordt geadviseerd een waterpeil in de gracht te handhaven gelijk aan GHG-niveau (3,6 m + NAP).
  • 4. Bij wateroverschot zal oppervlaktewater via de stuwen worden afgevoerd naar de A-watergang. Bij watertekort zal water middels een pompsysteem worden aangevoerd.
  • 5. Om waterverlies te beperken zal de slootbodem zo nodig worden afgedicht met waterdichte folie, waterremmende folie of leem.
  • 6. Uit de berekeningen komt naar voren dat, uitgaande van mogelijk optredende grondwaterstanden van 2,5 m + tot 3,6 m + NAP, rekening dient te worden gehouden met een benodigd debiet tussen 0 en 220 m3/dag om het waterpeil in de gracht op niveau te houden indien de gracht niet wordt afgedicht. Indien de gracht wordt afgedicht met leem of waterremmende c.q. geperforeerde folie (k-waarde circa 0,01 m/dag) zal het debiet een factor 5 à 10 lager zijn dan bij een niet-afgedichte uitvoering (0 à 35 per dag). Indien een waterdichte folie wordt toegepast voor afdichting is naar verwachting slechts circa 100 m³ water per jaar nodig om het waterpeil in droge periodes (verdamping overschot) op peil te houden.
  • 7. Indien wordt uitgegaan van de niet-afgedichte variant kan worden overwogen het water te betrekken uit de noordelijk gelegen vijver, eventueel in combinatie met extra aanvoer van regenwater naar de vijver vanuit de regenwateroverstort van de gemeente. Voor de afgedichte varianten wordt, gezien het beperkte debiet, kan worden overwogen een onttrekkingsbron voor grondwater te voorzien op het perceel. Gelet op het benodigde debiet kan worden volstaan met een ondiepe onttrekkingsput met een filterstelling van bijvoorbeeld 0 tot 10 m - NAP. Voor de realisatie van de onttrekkingsinrichting is volgens de algemene regels bij de Keur van Waterschap de Dommel geen onttrekkingsvergunning vereist.
  • 8. Om de effecten op de omgeving zoveel mogelijk te beperken, stilstaand water zoveel mogelijk te voorkomen en het systeem een zo natuurlijk mogelijk karakter te geven, wordt geadviseerd de gracht te realiseren met semi-afgedichte bodem (k-waarde ordegrootte 0,01 m/dag). Het water dat nodig is om de gracht op peil te houden kan dan vanuit de gracht terug infiltreren in de bodem, waardoor een zekere watercyclus ontstaat.
  • 9. Verdrogingsschade is, bij een deels afgedichte gracht, niet geheel uit te sluiten, maar de kans daarop wordt uiterst beperkt verondersteld, omdat niet of nauwelijks verlaagd wordt beneden in het verleden opgetreden extreme grondwaterstanden. Vernattingsschade ten gevolge van waterstandsverhoging in de gracht, wordt niet verwacht omdat het waterpeil in de grachten zal worden gemaximeerd op GHG-niveau."

Het waterschap De Dommel heeft per email d.d. 8 februari 2016 bericht met het rapport Lankelma in te stemmen. Het waterschap wijst erop dat de nieuwe Keur 2015 eist dat ingeval van bouwwerken binnen 5 meter uit de watergang, privaatrechtelijk geregeld moet worden dat de overzijde van de watergang gebruikt kan worden voor onderhoud. Het waterschap is geen eigenaar.

De gemeente Vught stemt eveneens in met het rapport Lankelma, maar stelt als voorwaarde met betrekking tot de uitvoering dat de gracht afgedicht wordt met leem, of waterremmende of waterdichte folie.

5.3.3.6 Riolering

In de Taalstraat ligt een gescheiden rioolstelsel, met een vertakking in de zijstraat waaraan het plangebied is gelegen. Het vuile afvalwater vanuit het plangebied wordt afgevoerd naar het bestaande vuilwaterriool.

5.3.4 Hemelwater
5.3.4.1 Verhard oppervlak

In de bestaande situatie staat op het perceel een klein schuurtje en ligt er een zwembadje. De totale verharde oppervlakte bedraagt circa 50 m².

De nieuwe bebouwing en overige verharding bedraagt 700 m², zie ook paragraaf 4.4 (Voorstellen bouwplan, tuinplan, waterplan):

  • bebouwd oppervlak landhuis ca. 250 m²
  • bebouwd oppervlak bijgebouwen ca. 150 m²
  • bestrating (voorerf, terrassen, etc.) ca. 300 m²

Onderstaande tabel geeft een overzicht van het verhard oppervlak (bebouwing en bestrating) in de huidige en nieuwe situatie. In de eerste kolom staat het type verharding. In de tweede kolom staat het verhard oppervlak van de bestaande situatie. De derde kolom geeft de afname van verhard oppervlak. De toename van verhard oppervlak staat in de vierde kolom. De laatste kolom geeft het verhard oppervlak van de nieuwe situatie (nieuw = bestaand - afname + toename).

omschrijving   bestaand   afname   toename   nieuw  
bebouwing   50   m²   50   m²   400   m²   400   m²  
bestrating   0   m²   0   m²   300   m²   300   m²  
totaal   50   m²   50   m²   700   m²   700   m²  

De totale toename van het verhard oppervlak is circa 700 m² - 50 m² = 650 m².

De verharding kan uiteindelijk mogelijk meer bedragen, maar zal in alle geval ruim beneden de 2000 m² blijven. Voor de berekening van de bergingscapaciteit wordt voor de zekerheid echter uitgegaan van een toekomstig verhard oppervlak van 850 m². Dit komt neer op een netto toename van 800 m².

Omdat dit minder is dan 2000 m² stelt het waterschap geen nadere eisen.

De gemeente vraagt inzicht in het afstromende regenwater hetgeen in de volgende paragrafen geschiedt.

5.3.4.2 Berekening bergingscapaciteit

Met behulp van de HNO-tool van het waterschap is de benodigde bergingscapaciteit berekend. De resultaten van de berekening (inclusief invoerparameters) zijn weergegeven in bijlage 21.

De benodigde berging bedraagt voor T=10+10% = 38 m³. Tevens moet verantwoord worden hoe met het hemelwater wordt omgegaan met de extra benodigde berging voor een bui van T=100+10% is 13 m³. De totale berging voor een bui van T = 100 + 10% bedraagt dus 38 + 13 = 51 m³.

5.3.4.3 Ontwerp bergingsvoorziening

Bij het ontwerp van de bergingsvoorziening zijn achtereenvolgens de volgende afwegingsstappen gehanteerd:

  • 1. hergebruik
  • 2. infiltratie
  • 3. buffering
  • 4. afvoer

Gekozen is voor afvoer naar de te herstellen grachten.

Het op de inrichtingstekening getekende wateroppervlak tussen de stuwen bij een waterpeil van 3,6 m + NAP bedraagt 765 m². Berging van 51 m³ betekent een waterbergingsschijf van 6 cm, voordat het regenwater wegstroomt in de leggerwaterloop.

Het streefpeil van de gracht bedraagt 3,60 m +NAP. Dit is ook de GHG. Berging van hemelwater geschiedt boven de GHG. Als de gracht vol zit (winter) stroomt het water van de verhardingen dus één op één door naar de legger watergang. Dan is er geen berging. In de zomer zal de pomp minder vaak hoeven te werken als er afstromend hemelwater wordt aangevoerd. Dan kan het water in de gracht deels met hemelwater gevoed worden. Peilbeheer met de pomp moet zodanig worden ingesteld, dat zoveel mogelijk regenwater wordt vastgehouden.

5.3.5 Waterkwaliteit

Er zijn bijzondere maatregelen genomen om de vervuiling van het oppervlaktewater op te heffen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden geen uitlogende materialen toegepast.

Het water in de gracht heeft een diepte van ca 1,20 meter en er wordt gestreefd naar een lichte stroming. Voorts kan de waterkwaliteit ondersteund worden door waterplanten en in het bijzonder in de voorgracht een sterke fontein te plaatsen.

5.3.6 Afvalwater

Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.

Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering in de Taalstraat geloosd worden.

5.3.7 Afstemming grachten en leggerwaterloop

Het waterschap heeft een voorkeur voor een scheiding tussen het watersysteem van de grachten en de leggerwatergang, maar stemt ook in met een verbinding, zoals in dit plan opgenomen. Het waterschap stelt daarbij de volgende eisen.

  • 1. De A-leggerwatergang (DO277) behoudt de bestemming Water. Dit geschiedt door de vigerende bestemming Water, zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Centrum Vught e.o' onveranderd te laten c.q. buiten voorliggend bestemmingsplan te houden. De leggerwatergang ligt feitelijk met een smalle strook binnen het plangebied. De regels met betrekking tot de leggerwatergang, zoals opgenomen in de vigerende bestemming 'Groen - Park', zijn daarom in dit plan in de bestemming 'Wonen' opgenomen.
  • 2. Goede afspraken gemaakt worden over het beheer en onderhoud van de A-watergang. Dit kan gebeuren in het kader van de omgevingsvergunning, die vereist is voor de aanleg van de nieuwe grachten.
  • 3. In geval van het oprichten van bouwwerken en obstakels binnen 5 meter van de legger watergang privaatrechtelijk geregeld moet worden dat de overzijde van de watergang gebruikt kan worden voor onderhoud.
5.3.8 Beheer en onderhoud

Inzake het beheer en onderhoud van de watergang van het waterschap is de Keur 2015 van toepassing. Onder meer is daarin opgenomen dat met betrekking tot bouwwerken binnen 5 meter van de watergang privaatrechtelijk moet worden geregeld dat de overzijde van de watergang gebruikt kan worden voor onderhoud.

Het initiatief ligt bij diegene die een vergunning vraagt. Die sluit een zakelijk recht met de eigenaar aan de overkant. Er moet notarieel vastgelegd worden dat de grond gebruikt mag worden door het waterschap.

5.3.9 Advies waterschap

Op basis van het aanvullende rapport Lankelma Geohydrologische analyse realisatie grachten d.d. 19 januari 2016, (bijlage 20) heeft het waterschap d.d. 8 februari 2016 per e-mail bericht met voorliggend plan planologisch in te stemmen.

De technische uitvoeringsaspecten moeten nader bezien worden in het kader van de aanvraag watervergunning.

5.3.10 Conclusie

De volgende conclusies kunnen worden getrokken:

  • 1. Het hemelwater wordt op de gracht geloosd, en stroomt vervolgens in de A-watergang van het waterschap.
  • 2. De grachten worden met stuwen gescheiden van de A-watergang.
  • 3. De gracht wordt gevoed door het grondwater, regenwater, afstromend hemelwater en een eigen ondiepe bron. Doordat de waterdiepte in de grachten ca 1,20 m wordt en een lichte stroming wordt bewerkstelligd,alsmede waterplanten en een fontein worden aangebracht zal sprake moeten kunnen zijn van een goede waterkwaliteit.
  • 4. Het afvalwater wordt via het gemeentelijk riool afgevoerd.
  • 5. Als onderdeel van duurzaam bouwen worden geen uitloogbare materialen gebruikt.
  • 6. De geplande handelingen in de leggerwatergang zijn watervergunningplichtig. Voor deze werkzaamheden zal bij het waterschap een watervergunning worden aangevraagd.
  • 7. Overigens spelen er geen gebiedsspecifieke waterbelangen, zoals attentiegebied ehs, , waterbergingsgebieden of Keurgebied.

5.4 Route bouwverkeer

In paragraaf 3.3.2 is beschreven dat de reguliere ontsluiting van het plangebied met het te bouwen landhuis verloopt via de smalle zijstraat vanaf de Taalstraat. Deze straat is eigendom van de initiatiefnemer.

Ter vermijding van hinder tijdens de uitvoering van de werkzaamheden is in samenspraak met de gemeente gezocht naar andere mogelijkheden voor het bouwverkeer. Gekozen is voor een tijdelijke doorsteek vanaf het plangebied naar de Grote Gent, zoals op bijlage 22 is weergegeven.

In de omgevingsvergunning zal deze route van het bouwverkeer als voorwaarde worden opgenomen.

Hoofdstuk 6 Financiële aspecten

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het plan betreft een particulier initiatief, waarvan alle kosten en risico's voor rekening van de initiatiefnemer komen. De grond is in eigendom van de initiatiefnemer. Het plan wordt economisch uitvoerbaar geacht.

6.2 Kostenverhaal

Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).

Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaar een (anterieure) overeenkomst zullen sluiten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is dus niet vereist.

Behoudens kosten voor ambtelijke voorbereiding en begeleiding van het plan proces zijn er geen kosten voor de gemeente in exploitatieve sfeer. De ontwikkelingen bevinden zich op particulier terrein en de ontwikkeling betreft een particulier initiatief. In de privaatrechtelijke overeenkomst is tevens opgenomen dat eventuele toegekende schadeclaims voor rekening van de initiatiefnemer komen.

Hoofdstuk 7 Juridische aspecten

7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • de toelichting
  • de planregels
  • de verbeelding

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.

De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. De bestemmingsregeling is zoveel mogelijk afgestemd op het vastgestelde bestemmingsplan Centrum Vught e.o.

7.2 Afstemming met andere regelgeving

7.2.1 Welstandsnota

Bouwplannen worden niet alleen getoetst aan paragraaf 4.6 Beeldkwaliteitsaspecten en de regels van dit bestemmingsplan ten aanzien van:

  • gebruik, omvang en situering van gebouwen;
  • gebruik, omvang en situering van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  • gebruik, omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

maar worden daarnaast, voor zover van toepassing per geldend welstandsniveau, getoetst aan het gemeentelijk welstandsbeleid ten aanzien van:

  • aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  • dakkapellen;
  • gevelwijzigingen;
  • erfafscheidingen.

Spreeuwenburg ligt binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' van het bestemmingsplan Centrum Vught e.o. waarvoor welstandsniveau 1 geldt.

7.3 Planregels

De indeling van de planregels is als volgt.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

De standaardopbouw van de bestemmingsregels conform de SVBP2012 is als volgt:

  • Bestemmingsomschrijving
  • Bouwregels
  • Nadere eisen
  • Afwijken van de bouwregels
  • Specifieke gebruiksregels
  • Afwijken van de gebruiksregels
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • Wijzigingsbevoegdheid

Per bestemming kunnen onderdelen, voor zover niet relevant, ontbreken.

In voorliggend bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:

Wonen  (artikel 3)
Dit plan bevat slechts één enkelbestemming Wonen. Deze bestemming is gelegd op het bouwperceel inclusief de te herstellen grachten. Deze bestemming sluit aan op de al aanwezige bestemming vanaf de Taalstraat. Binnen de bestemming is een bouwvlak voor het hoofdgebouw en bijgebouwen opgenomen, alsmede een zone voor uitsluitend bijbehorende bouwwerken. Het bouwvlak heeft een omvang van 750 m² dat voor maximaal 60% mag worden bebouwd. Specifiek is geregeld dat niet meer dan één vrijstaande woning mag worden gebouwd, met een inhoud van minimaal 1.000 m³.

Ook is opgenomen de aanduiding 'water', waarbinnen het herstel van de historische grachten is toegestaan. De aanleg ervan en eventuele veranderingen zijn omgevingsvergunningplichtig vanwege de effecten op de waterhuishouding in de directe omgeving.

Een voorwaardelijke regeling voorziet erin dat bij de afgifte van de omgevingsvergunning afgewogen moet zijn in hoeverre archeologische resten tot uiting komen in de inrichting van het gebouw c.q. buitenterrein.

Waarde - Archeologie (artikel 4)
Er is een archeologisch onderzoek uitgevoerd met als conclusie dat een deel van het plangebied de archeologisch waardevolle status behoudt. Voor de betreffende gronden blijft deze dubbelbestemming van toepassing. Een wijzigingsbevoegdheid geeft B&W de mogelijkheid om deze dubbelbestemming te laten vervallen indien vaststaat dat behoud en/of veiligstelling van de archeologische waarden in voldoende mate verzekerd is, dan wel niet meer nodig is.

Waarde - Beschermd dorpsgezicht (artikel 5)
Het plangebied ligt binnen de vigerende bestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht'. Deze dubbelbestemming blijft van kracht voor het plangebied.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 6)
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Algemene bouwregels (artikel 7)
Dit artikel bevat regels ten aanzien van afwijkende bestaande bebouwing en ondergeschikte bouwdelen. Ook is hier het stellen van nadere eisen geregeld.

Algemene gebruiksregels (artikel 8)
In dit artikel is het strijdige gebruik opgenomen. Voorts zijn regels opgenomen ten aanzien van het aantal parkeerplaatsen.

Algemene afwijkingsregels (artikel 9)
In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages.

Algemene procedureregels (artikel 10 )

In dit artikel zijn de te doorlopen procedures vermeld voor het stellen van nadere eisen, het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan, voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden en voor het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 12 )
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen.
Het gebruik van de bebouwing daarentegen wordt indien mogelijk positief bestemd of indien noodzakelijk door handhaving aan de gebruiksregels van de betreffende bestemming aangepast.

Slotregel (artikel 13)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 8 Procedure

Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:

  • 1. Inspraak
  • 2. Overleg ex artikel 3.1.1 Bro (vooroverleg)
  • 3. Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan
  • 4. Vaststelling door gemeenteraad
  • 5. Terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan

8.1 Inspraak en overleg

De resultaten van de inspraak en overleg zijn vervat in het Verslag vooroverleg en inspraak, dat als bijlage 23 is opgenomen.

In het bijzonder zij vermeld dat naar aanleiding van de reacties inspraak en vooroverleg:

  • nader onderzoek is gedaan naar de route voor het bouwverkeer;
  • een nader geohydrologisch onderzoek is gedaan naar de effecten van het herstel van de grachten.

Tezamen hebben deze twee onderzoeken inclusief het eraan verbonden overleg relatief veel tijd gevergd. Reden dat het ontwerpbestemmingsplan pas ruim een jaar na de periode inspraak en vooroverleg kon worden opgesteld.