direct naar inhoud van Regels
Plan: N65 Vught
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0865.vghBPN65-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan N65 Vught met identificatienummer NL.IMRO.0865.vghBPN65-ON01 van de gemeente Vught;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aardkundige waarden en kenmerken

waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen en vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem van belang zijn;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 abiotische waarden:

het geheel van waarden in verband met het abiotische milieu (= niet levende natuur), in de vorm van aardkundige en/of hydrologische kenmerken, zowel op zichzelf als in relatie tot de aanwezigheid of nabijheid van (ontwikkelingsmogelijkheden voor) een waardevol biotisch milieu (= levende natuur, gevormd door organismen en leefgemeenschappen);

1.7 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingsgrens:

de op de kaart, blijkens de daarop voorkomende verklaring, als zodanig aangegeven lijn, die door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze regels zijn toegestaan.

1.10 bedrijfswoning:

een woning uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden van één of meerdere personen waarvan de hoofdbewoner werkzaam is bij het op hetzelfde perceel gevestigde bedrijf.

1.11 bestaand:

Legaal aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.20 cultuurhistorische waarden en kenmerken:

de aan het bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.

1.21 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.22 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt.

Onder detailhandel moet ook verstaan worden commerciële dienstverlening zoals kapperszaken, schoenmakers en vergelijkbare bedrijven.

1.23 ecoduct

een bouwwerk in de vorm van een viaduct, waaronder begrepen taluds en rasters, dienend als ecologische verbindingszone, waarmee dieren een verkeersweg kunnen kruisen;

1.24 ecologische waarden en kenmerken:

aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde.

1.25 extensieve dagrecreatie:

vrijetijdsbesteding die in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, vissen, zwemmen, roeien, kanoën etc, die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang.

1.26 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.27 geluidwerende voorzieningen:

geluidsreducerende constructie/ bouwwerk in de vorm van voorzieningen zoals geluidsschermen, geluidswallen of aan deze constructies gelijk te stellen bouwwerk/ constructie.

1.28 groen:

trapvelden, speelplaatsen, plantsoenen, waterpartijen met de daarbij behorende voet- en fietspaden en andere daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.29 groenvoorzieningen:

groenschermen van opgaande beplanting, berm-beplantingen en andere beplantingen voor openbaar of particulier gebruik welke beplanting in planologisch opzicht een ruimte structurerend effect hebben.

1.30 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.31 landschappelijke waarden en kenmerken:

gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten.

1.32 maaiveld:

de gemiddelde hoogte van het terrein, grenzende aan een bouwwerk, met uitzondering van verdiepte liggingen.

1.33 natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.34 nok:

de snijlijn van twee hellende vlakken.

1.35 nutsvoorziening:

voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.36 ondergeschikt bouwdeel:

een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een bouwwerk, met uitzondering van een uitgebouwd gedeelte van een gebouw dat dient ter uitbreiding van het oppervlak.

1.37 ondergeschikte voorzieningen

voorzieningen, die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan een bestemming of functie.

1.38 ondergronds bouwwerk:

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen onder peil.

1.39 opslag:

het opbergen van materialen met de bedoeling en op een dergelijke wijze, dat men later weer over het materiaal kan beschikken.

1.40 park:

een complex van gronden, bestaand bos, bosschages en/of weilanden, meestal door vijvers en kunstmatige aanleg verfraaid en door de samenhang, verschijningsvorm en/of cultuurhistorische waarden bepalend voor de groenstructuur van de omgeving en de gemeente als geheel.

1.41 parkeervoorziening:

elke stallingsgelegenheid op zowel openbaar als particulier terrein ten behoeve van een motorvoertuig op meer dan twee wielen.

1.42 peil:
  • voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein, met uitzondering van verdiepte liggingen en het onderliggend wegennet.
1.43 perceelsgrens:

een grenslijn tussen bouwpercelen onderling.

1.44 stedenbouwkundig beeld:

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaald beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n).

1.45 straatmeubilair:

verkeersgeleiders, rampalen/amsterdammertjes, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, inzamelbakken, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen en daarmee vergelijkbare objecten.

1.46 voorgevel

de gevel die gelegen is aan de zijde van de (hoofd)toerit van een perceel.

1.47 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige lijn die loopt langs of evenwijdig aan de voor- en, indien van toepassing, oorspronkelijke zijgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelgrenzen.

1.48 voorziening van algemeen nut:

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.49 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.50 weg:

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.51 werkterrein:

terrein dat benodigd is voor de uitvoering van bouw- en aanlegwerkzaamheden ten behoeve van de realisering van de bestemmingen in dit bestemmingsplan en de daarvoor bedoelde voorzieningen: onder de voorzieningen voor de uitvoering worden in ieder geval begrepen tijdelijke bouwwerken zoals keten en loodsen en andere werken, opslag, alsmede bestaande verkeers-, waterhuishoudkundige- en nutsvoorzieningen.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. Voor zover een bouwwerk zich bevindt op een erf- of perceelsgrens wordt gemeten aan de kant waar het aansluitende afgewerkte terrein het hoogst is.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen de buitenzijde van de gevels of het hart van de scheidsmuren.

2.7 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.8 ondergronds (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

2.9 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

2.10 maatvoering

de maatvoeringen die in meter of m² zijn uitgedrukt worden op de volgende wijze gemeten:

  • a. afstanden loodrecht;
  • b. hoogten vanaf peil, tenzij anders aangegeven;
  • c. maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 2 meter buiten beschouwing blijven.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Bedrijf'aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt van motorbrandstoffen met lpg' een verkooppunt voor motorbrandstoffen, waarbij LPG is toegestaan en tevens ondergeschikte detailhandel is toegestaan;
  • b. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'attentiegebied Natuurnetwerk Brabant' tevens voor de bescherming en instandhouding van de attentiegebieden van het Natuurnetwerk Brabant. De regeling opgenomen in artikel 14.6 dient in acht te worden genomen;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zoekgebied - LPG' een LPG vulpunt, LPG afleverpunt en LPG tank.

Met daarbij behorende voorzieningen:

  • a. voorzieningen van algemeen nut;
  • b. kabels en leidingen;
  • c. ontsluitingswegen, voet- en rijwielpaden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. het bouwvlak mag voor maximaal 400m2 bebouwd worden;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 5 meter ten opzichte van peil bedragen.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter ten opzichte van peil bedragen, met uitzondering van het bepaalde onder b, c en d;
  • b. de hoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter ten opzichte van peil bedragen;
  • c. de hoogte van verlichtingsarmaturen mag maximaal 8 meter ten opzichte van peil bedragen;
  • d. de hoogte van overkappingen mag maximaal 5 meter ten opzichte van peil bedragen .
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. kamperen;
  • b. seksinrichtingen;
  • c. opslag van goederen en materialen voor de voorgevelrooilijn;
  • d. brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk, met uitzondering van opslag ten behoeve van het tankstation;
  • e. wonen.
3.3.2 Parkeren

Met betrekking tot het gebruik van de gebouwen gelden de volgende regels voor parkeren:

  • a. een gebouw of functie mag alleen worden gebouwd onder de voorwaarde dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van het parkeren van voertuigen, met dien verstande dat voldoende ruimte moet zijn aangebracht op het onbebouwde terrein dat bij de bebouwing behoort;
  • b. of sprake is van voldoende parkeergelegenheid, zoals genoemd onder a, wordt bepaald op basis van de parkeernormen zoals opgenomen in de'Parkeernota gemeente Vught' danwel een daarvoor in de plaats tredende nota;
  • c. burgermeester en wethouders passen de 'Parkeernota gemeente Vught' dan een daarvoor in de plaats tredende nota toe zoals deze geldt op het moment van indiening van de aanvraag om omgevingsvergunning.
3.3.3 Voorwaardelijke verplichting tankstation

Alvorens het tankstation in de bestemming 'Bedrijf' in gebruik genomen mag worden (geëxploiteerd mag worden) dient de exploitatie van het tankstation BP (met de bestemming 'Bedrijf' binnen het bestemmingsplan Buitengebied Haaren van de gemeente Haaren) aan de Rijksweg 24 te Helvoirt duurzaam beëindigd te zijn.

3.3.4 Voorwaardelijke verplichting kwaliteitsverbetering landschap

Binnen twee jaar na de ingebruikname van het tankstation in de bestemming 'Bedrijf', dienen de maatregelen voor de kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in het rapport met de titel 'Kwaliteitsverbetering landschap Groenblauwe mantel' dat als Bijlage 4 bij deze regels is gevoegd, financieel en in uitvoeringsafspraken (beheer - en/of inrichtingsplannen) geborgd te zijn.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.3.2 mits:

  • a. de noodzakelijke parkeervoorzieningen op eigen terrein in onvoldoende mate kunnen worden gerealiseerd en op andere wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
  • b. de situering van de parkeerplaatsen het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aantast.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. groen;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. duurzaam bodem- en waterbeheer, waaronder begrepen watergangen, zaksloten en infiltratievoorzieningen;
  • e. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. extensief recreatief medegebruik;
  • g. aan de functie ondergeschikte voorzieningen, zoals speelvoorzieningen, straatmeubilair, bijbehorende verhardingen, voorzieningen van algemeen nut, kabels en leidingen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebouwen in de vorm van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte van een gebouw mag niet meer dan 20 m² bedragen;
  • b. de hoogte van een gebouw mag niet meer dan 3,50 meter ten opzichte van peil bedragen.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3,5 meter ten opzichte van peil bedragen;
  • b. de hoogte van verlichtingsarmaturen mag maximaal 8 meter ten opzichte van peil bedragen;
  • c. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter ten opzichte van peil bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. kamperen.

 

Artikel 5 Natuur

5.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuurlijke waarden en/of ecologische waarden en/of landschappelijke waarden;
  • b. instandhouding en bewaren van de samenhang van het Nationaal Landschap Het Groene Woud;
  • c. instandhouding van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige, waterhuishoudkundige en/of abiotische waarden;
  • d. een ecoduct;
  • e. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
  • f. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch vlak', tevens voor de bescherming en instandhouding van het cultuurhistorisch waardevolle gebied. De regeling opgenomen in artikel 14.1 dient in acht te worden genomen;
  • g. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Natuurnetwerk Brabant' tevens voor de bescherming en instandhouding van de attentiegebieden van het Natuurnetwerk Brabant. De regeling opgenomen in artikel 14.5 dient in acht te worden genomen;
5.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mag niet worden gebouwd, met uitzondering van een ecoduct, met dien verstande dat moet worden voldaan aan de gestelde bouwregel in artikel 6.2.2 onder g.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. kamperen.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met hoofdzakelijk een verkeersfunctie, met ten hoogste 2 x 2 doorgaande rijstroken en de benodigde in- en uitvoegstroken;
  • b. parallelwegen met ten hoogte 2 x 1 rijstrook;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - verhoogde ligging 1' en 'specifieke vorm van verkeer - verhoogde ligging 2' een viaduct en aansluitende wegen en paden met een verhoogde ligging;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietspad' uitsluitend fietspaden voor langzaam verkeer;
  • e. voet- en fietspaden;
  • f. onderdoorgangen, verdiepte liggingen en tunnels;
  • g. overwegen, bruggen en duikers;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen inclusief het behoud, de versterking en duurzame ontwikkeling van de historische bomenstructuur langs de weg ;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'ecoduct' een ecoduct;
  • k. geluidwerende voorzieningen;
  • l. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. ondergeschikte voorzieningen, zoals speelvoorzieningen, openbare verblijfsvoorzieningen, straatmeubilair, bijbehorende verhardingen, voorzieningen van algemeen nut.
  • n. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch vlak', tevens voor de bescherming en instandhouding van het cultuurhistorisch waardevolle gebied. De regeling opgenomen in artikel 14.1 dient in acht te worden genomen;
  • o. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'attentiegebied Natuurnetwerk Brabant' tevens voor de bescherming en instandhouding van de attentiegebieden van het Natuurnetwerk Brabant. De regeling opgenomen in artikel 14.6 dient in acht te worden genomen;
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. voor ondergeschikte voorzieningen geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 3 meter ten opzichte van peil mag bedragen en de oppervlakte niet meer dan 15 m2 mag bedragen;
  • b. voor nutsvoorzieningen geldt dat de goot- en bouwhoogte niet meer dan 3 meter respectievelijk 5 meter ten opzichte van peil mag bedragen en de oppervlakte per gebouw niet meer mag bedragen dan 25 m2.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de wegas van de N65 uitsluitend mag worden gesitueerd ter plaatse van de figuur 'as van de weg';
  • b. de kruin van de weg (wegen en viaducten) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - verhoogde ligging 1' bedraagt exclusief erfafscheiding maximaal 1,5 meter ten opzichte van peil, waarbij:
    • 1. voor zover de constructie van het viaduct gelegen is boven de N65, dient de doorrijhoogte minimaal 4,7 meter te bedragen, gerekend vanaf de bovenkant van het wegdek van de N65;
    • 2. de hoogte dient te voldoen aan de hoogteprofielen zoals opgenomen in Bijlage 1.
  • c. de bouwhoogte van viaducten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - verhoogde ligging 2' bedraagt, inclusief erfafscheiding, maximaal 8 meter ten opzichte van peil, waarbij voor zover de constructie van het viaduct gelegen is boven de N65, dient de doorrijhoogte minimaal 4,7 meter te bedragen, gerekend vanaf de bovenkant van het wegdek van de N65;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - verhoogde ligging 1' en 'specifieke vorm van verkeer - verhoogde ligging 2' mogen erfafscheidingen in de vorm van een railing met een maximale hoogte van 1,5 meter ten opzichte van de kruin van de weg (van het betreffende viaduct) worden gerealiseerd;
  • e. de kruin van de weg ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - tunnelbak' niet hoger mag worden gerealiseerd dan 2,5 meter onder peil;
  • f. de hoogte van wanden van de tunnelbak mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - tunnelbak' niet meer bedragen dan de afstand van de kruin van de weg tot peil, waarbij de hoogte dient te voldoen aan de hoogteprofielen zoals opgenomen in Bijlage 1.
  • g. de bouwhoogte van ecoducten ter plaatse van de aanduiding 'ecoduct' bedraagt maximaal 8 meter ten opzichte van peil met een minimale doorrijhoogte van 4,7 meter ten opzichte van de N65;
  • h. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, bewegwijzering, bovenleidings- en signaleringsmasten bedraagt maximaal 8 meter ten opzichte van peil;
  • i. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag niet meer bedragen dan maximaal 1,5 meter ten opzichte ten opzichte van peil, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidscherm 1' niet meer bedragen dan maximaal 2,0 meter ten opzichte van peil;
    • 2. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidscherm 2' niet meer bedragen dan maximaal 3,0 meter ten opzichte van peil;
  • j. de ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk mag niet meer bedragen dan 12 meter ten opzichte van peil. 
6.2.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de ligging van de wegas zoals aangegeven op de verbeelding met de figuur 'as van de weg' tot 2 meter, met dien verstande dat de te verlenen hogere waarde in het kader van dit bestemmingplan niet wordt overschreden.

6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Voorwaardelijke verplichting compensatie NNB

Alvorens de infrastructurele voorziening in de bestemming 'Verkeer' in gebruik genomen kan worden, dienen de compenserende maatregelen ten behoeve van het Natuurnetwerk Brabant zoals opgenomen in het rapport met de titel 'Natuurtoets' van 24 april 2019 dat als Bijlage 2 bij deze regels gevoegd is, financieel geborgd te zijn.

6.3.2 Voorwaardelijke verplichting geluidreducerende maatregelen

Alvorens de infrastructurele voorziening in de bestemming 'Verkeer' in gebruik genomen kan worden, dienen de overdrachtsmaatregelen zoals opgenomen op de kaart 'Geluidschermen langs N65 eindsituatie' die in Bijlage 3 bij deze regels is gevoegd, te zijn getroffen.

6.3.3 Voorwaardelijke verplichting kwaliteitsverbetering landschap

Binnen twee jaar na de ingebruikname van de infrastructurele voorzieningen in de bestemming 'Verkeer', dienen de maatregelen voor de kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in het rapport met de titel 'Kwaliteitsverbetering landschap Groenblauwe mantel' dat als Bijlage 4 bij deze regels is gevoegd, financieel en in uitvoeringsafspraken (beheer - en/of inrichtingsplannen) geborgd te zijn.

 

Artikel 7 Verkeer - Voorlopig 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Voorlopig 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegverkeer;
  • b. verblijfsgebied;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. civieltechnische voorzieningen;
  • f. geluidwerende voorzieningen;
  • g. voorzieningen van algemeen nut;
  • h. water - en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. ondergeschikte voorzieningen.
7.2 Bouwregels voorlopige bestemming
7.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van ondergeschikte voorzieningen, nutsvoorzieningen en bouwketen/loodsen, waarvoor de volgende bepalingen gelden:

  • a. voor ondergeschikte voorzieningen geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen en de oppervlakte niet meer dan 15 m2 mag bedragen;
  • b. voor nutsvoorzieningen geldt dat de goot- en bouwhoogte niet meer dan 3 meter respectievelijk 5 meter ten opzichte van peil mag bedragen en de oppervlakte per gebouw niet meer mag bedragen dan 25 m2;
  • c. voor bouwketen/loodsen geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 10 meter ten opzichte van peil mag bedragen en de oppervlakte per clustering van bouwketen niet meer dan 300 m2 mag bedragen.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 meter ten opzichte van peil bedragen met uitzondering van het bepaalde in sub b t/m f;
  • b. de bouwhoogte van fietsbruggen mag maximaal 8 meter ten opzichte van peil bedragen;
  • c. de bouwhoogte van verlichtingsarmaturen, bewegwijzering, bovenleidings- en signaleringsmasten mag maximaal 8 meter ten opzichte van peil bedragen;
  • d. de hoogte van geluidwerende voorzieningen mag niet meer bedragen dan maximaal 1,50 meter ten opzichte van peil;
  • e. de hoogte van geluidwerende voorzieningen mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidscherm 1' niet meer bedragen dan maximaal 2,0 meter ten opzichte van peil;
  • f. de ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk mag niet meer bedragen dan 12 meter ten opzichte van peil. 
7.3 Geldigheidstermijn van de voorlopige bestemmingsplan

De termijn waarvoor de voorlopige bestemming geldt, bedraagt 5 jaar, gerekend vanaf de dag van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

7.4 Definitieve bestemming

De voor 'Verkeer - Voorlopig 1' aangewezen gronden zijn na het verstrijken van de geldigheidstermijn als bedoeld in 7.3 bestemd voor 'Groen', waaronder wordt verstaan:

  • a. groen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. park;
  • d. ontsluitingswegen, fiets- en voetpaden;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. ondergeschikte voorzieningen, zoals speelvoorzieningen, straatmeubilair, bijbehorende verhardingen, voorzieningen van algemeen nut.
7.5 Bouwregels definitieve bestemming

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het wegverkeer worden gerealiseerd, met dien verstande dat:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3,5 meter ten opzichte van peil bedragen, met uitzondering van het bepaalde onder b en c;
  • b. de hoogte van verlichtingsarmaturen mag maximaal 8 meter ten opzichte van peil bedragen;
  • c. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter ten opzichte van peil bedragen.

Artikel 8 Leiding - Brandstof

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), met voorrang mede bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van brandstof.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de leidingen als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming Leiding - Brandstof.

8.2.2 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

8.2.3 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 5 meter ten opzichte van peil bedraagt.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, door middel van een omgevingsvergunning, afwijken van het bepaalde in 8.2 en toestaan dat gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder;
  • c. dit in overeenstemming is met de bouwregels van de andere daar geldende bestemming(en).
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Brandstof' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen, met uitzondering van werken of werkzaamheden ten behoeve van de realisatie van de Reconstructie N65;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
8.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 8.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
8.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 8.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 9 Leiding - Gas

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), met voorrang mede bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van gas met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de leidingen als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming Leiding - Gas.

9.2.2 Algemeen

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geldt dat op of in de in 9.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de leiding(en) mogen worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, door middel van een omgevingsvergunning, afwijken van het bepaalde in 9.2 en toestaan dat (in de andere bestemming) gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen, met uitzondering van werken en werkzaamheden ten behoeve van de realisatie van de Reconstructie N65;
  • c. het aanbrengen/verwijderen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de doeleindenomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
9.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 9.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
9.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 9.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 10 Waarde - Archeologie

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

10.2.1 Bouwen

voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

10.2.2 Voorwaarden

Indien uit het in 10.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
10.2.3 Verbod

Indien uit het in 10.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in 10.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.

10.2.4 Uitzonderingen

Het bepaalde in 10.2.1, 10.2.2 en 10.2.3 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  • a. vervanging, vernieuwing, vergroting of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil, wordt uitgebreid binnen een afstand van maximaal 3 meter van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
  • c. een bouwwerk waarvoor de graafwerkzaamheden om het bouwwerk te plaatsen niet dieper reiken dan 1 meter onder peil.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. afgraven, vergraven, egaliseren;
  • b. draineren, onderbemalen, graven sloten dieper dan 1 meter ten opzichte van peil;
  • c. verharden oppervlakte van minimaal 100m2;
  • d. aanleg leidingen dieper dan 1 meter ten opzichte van peil.
10.3.2 Uitzonderingen

Het in 10.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer;
  • b. van zodanig geringe omvang en ondergeschikte betekenis zijn dat daardoor geen aantasting van de aanwezige waarden plaatsvindt;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
10.3.3 Toelaatbaarbeid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 10.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. deze verband houden met de omschrijving die aan de desbetreffende bestemming is toegekend;
  • b. door de werken of werkzaamheden hetzij direct hetzij indirect de bestaande waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • c. door de werken of werkzaamheden hetzij direct hetzij indirect de gewenste waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • d. het waterschap is gehoord voor wat betreft de waarden die te maken hebben met het watersysteem.
10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het bestemmingsplan wijzigen door:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of;
  • b. aan gronden zonder of met een andere archeologische waarde de bestemming 'Waarde - Archeologie' toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 12 Algemene bouwregels

12.1 Bestaande bebouwing

Bestaande bebouwing welke in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar ten tijde van de ter inzage legging van dit plan afwijkend is van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het bestemmingsplan te voldoen. In dit geval mag de bestaande bebouwing worden gehandhaafd maar niet worden vergroot.

12.2 Ondergeschikte bouwdelen

overschrijding van de in het plan aangegeven bebouwings- of bestemmingsgrenzen is - tenzij in de regels anders is bepaald - slechts toegestaan voor ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, schoorstenen, lichtkoepels en overstekende daken, mits de overschrijding niet meer dan 2 m bedraagt.

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 14 Algemene aanduidingsregels

14.1 overige zone - cultuurhistorisch vlak
14.1.1 Verbod

Het is verboden ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - cultuurhistorisch vlak' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. Het verwijderen of kappen van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie.
14.1.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 14.1.1 is niet van toepassing voor het uitvoeren van werkzaamheden, die:

  • a. betrekking hebben op het normaal beheer en onderhoud;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
14.1.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 14.1.1 zijn wel toelaatbaar, mits de aantasting van de cultuurhistorische waarden in het gebied na het realiseren van die werken of het uitvoeren van die werkzaamheden wordt hersteld.

14.2 overige zone - in Verordening ruimte te verwijderen Natuurnetwerk Brabant

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - in Verordening ruimte te verwijderen Natuurnetwerk Brabant' wordt de aanwijzing als 'Natuurnetwerk Brabant', zoals opgenomen in de Verordening ruimte Noord-Brabant, van de betreffende gronden verwijderd.

14.3 overige zone - in Verordening ruimte toe te voegen Groenblauwe mantel

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - in Verordening ruimte toe te voegen Groenblauwe mantel' worden de gronden aangewezen als 'Groenblauwe mantel', zoals bedoeld in de Verordening ruimte Noord-Brabant.

14.4 overige zone - in Verordening ruimte toe te voegen gemengd landelijk gebied

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - in Verordening ruimte toe te voegen gemengd landelijk gebied' worden de gronden aangewezen als 'Gemengd landelijk gebied', zoals bedoeld in de Verordening ruimte Noord-Brabant.

14.5 overige zone - Natuurnetwerk Brabant
14.5.1 Verbod

Het is verboden ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - Natuurnetwerk Brabant' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden peil;
  • b. de aanleg van drainage, tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage;
  • c. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m², anders dan een bouwwerk.
14.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 14.5.1 is niet van toepassing voor het uitvoeren van werkzaamheden, die:

  • a. betrekking hebben op het normaal beheer en onderhoud;
  • b. nodig zijn voor het aanleggen van noodzakelijke nutsvoorzieningen en kabels en leidingen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
14.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 14.5.1 zijn wel toelaatbaar, mits de aantasting van de natuurlijke waarden in het gebied na het realiseren van die werken of het uitvoeren van die werkzaamheden wordt hersteld.

14.6 overige zone - attentiegebied Natuurnetwerk Brabant
14.6.1 Verbod

Het is verboden ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - attentiegebied Natuurnetwerk Brabant' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden peil;
  • b. aanleg van drainage, tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage;
  • c. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhandingen of verharde oppervlakten van meer dan 100m2 , anders dan een bouwwerk.
14.6.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 14.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer;
  • b. nodig zijn voor het aanleggen van noodzakelijke nutsvoorzieningen en kabels en leidingen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
14.6.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 14.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. deze verband houden met de omschrijving die aan de desbetreffende bestemming is toegekend;
  • b. door de werken of werkzaamheden hetzij direct hetzij indirect de bestaande waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • c. door de werken of werkzaamheden hetzij direct hetzij indirect de gewenste waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • d. het waterschap is gehoord voor wat betreft de waarden die te maken hebben met het watersysteem.

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken:

  • a. van de in de regels en op de verbeelding (aan)gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. van de regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • c. van de regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.

Artikel 16 Algemene procedureregels

16.1 Afwijken van het bestemmingsplan

Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

16.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

16.3 Nadere eisen

Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan N65 Vught.