direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Molenhof, Vught
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0865.vghBPMolenhof-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Molenhof, Vught" van de gemeente Vught.

1.1 Aanleiding en doel

Achter de woningen Molenvenseweg 65 tot 75 te Vught ligt het perceel K-807, dat een oppervlakte heeft van 1.158 m². Het perceel, dat eigendom is van de bewoners van Molenvenseweg 75, is onderdeel van een groene, monumentale omgeving met een voormalige basisschool Molenven en een begraafplaats. Op dit perceel staat een kleine kapel, die thans als atelier in gebruik is. Voorts is het perceel in gebruik als tuin. Ontwikkelaar Vrijborg is voornemens een bestemmingsplanprocedure te doorlopen, waarna externe partij(en) twee vrijstaande woningen op de percelen zullen realiseren.

Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan "Taalstraat/Loyolalaan". De gemeente Vught heeft echter aangegeven medewerking te willen verlenen aan het initiatief (''faciliteren van twee woningen in het woningbouwprogramma in een CPO-project op het perceel K807'') door middel van een herziening van het bestemmingsplan, mits de kapel behouden blijft en meer zichtbaar wordt.

Voorliggend bestemmingsplan bevat de ruimtelijke onderbouwing voor het toestaan van twee vrijstaande woningen op het perceel K-807.

1.2 Ligging en kadastrale begrenzing

Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPMolenhof-VG01_0001.jpg"

TOPOGRAFISCHE SITUATIE

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPMolenhof-VG01_0002.jpg"

KADASTRALE SITUATIE

De gronden zijn kadastraal bekend bij de gemeente Vught, sectie K, nummer 807

De oppervlakte van het plangebied bedraagt 1.158 m². De gronden zijn particulier eigendom.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied gelden de volgende bestemmingsplannen:

  • Bestemmingsplan "Taalstraat/Loyolalaan";
  • Bestemmingsplan "Parapluplan Parkeren";
  • Bestemmingsplan ''Parapluplan kamerverhuur Vught''.
1.3.1 Bestemmingsplan "Taalstraat/Loyolalaan"

Het bestemmingsplan "Taalstraat/Loyolalaan" is op 15 oktober 2009 vastgesteld door de gemeenteraad. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de geldende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPMolenhof-VG01_0003.jpg"

UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN

Het plangebied ligt in de bestemming 'Wonen', die bedoeld is voor wonen. Het bouwen van woningen is echter uitsluitend ter plaatse van een bouwvlak toegestaan. Binnen onderhavig plangebied is geen bouwvlak opgenomen. Het realiseren van de woningen is derhalve niet toegestaan.

Ter plaatse van het plangebied geldt verder de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen'. Binnen deze aanduiding moet onderzoek gedaan worden naar individueel risico en groepsrisico. In paragraaf 5.1.3 wordt nader ingegaan op het aspect externe veiligheid.

1.3.2 Bestemmingsplan "Parapluplan Parkeren"

Op 6 juni 2018 heeft de gemeente Vught het bestemmingsplan "Parapluplan Parkeren" vastgesteld, waarin het gemeentelijke parkeerbeleid is vastgelegd. Toepassing van het parkeerbeleid op onderhavig plan is opgenomen in paragraaf 3.2.

1.3.3 Bestemmingsplan ''Parapluplan kamerverhuur Vught''

Op 22 juli 2021 heeft de gemeente Vught het bestemmingsplan "Parapluplan kamerverhuur Vught" vastgesteld. Dit bestemmingsplan bevat een verbod op het bewonen van woningen voor bijzondere woonvormen anders dan huishoudens. In de regels is de juridische verankering van dit bestemmingsplan opgenomen.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied. Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied in de directe omgeving weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPMolenhof-VG01_0004.jpg"

DIRECTE OMGEVING

2.1 Bebouwing en functies

Onderhavig plangebied ligt tussen het monumentale complex Mariaplein en de bebouwing aan de Molenvenseweg.

Het monumentale complex Mariaplein is in periode 1933 tot 1953 van de vorige eeuw gerealiseerd onder architectuur van A.J. Kropholler (1881-1973), die ook tekende voor het Van Abbe-museum in Eindhoven en het raadhuis in Waalwijk. Nabij het plangebied liggen het klooster Mariënhof, bestaande uit twee flinke bouwlagen met zadeldak en een aangebouwde kapel, en de voormalige basisschool "Het Molenven" (eerder "De Molenhoek"), waarvan de oorspronkelijke gebouwen uit één bouwlaag met zadeldak bestaan en latere toevoegingen uit één bouwlaag met platdak.

Enige jaren geleden is de basisschool verhuisd naar een nieuw gebouw aan de Koninginnelaan. De gemeente Vught wil de oude schoolgebouwen herbestemmen voor wonen. Hiervoor is het wijzigingsplan "Molenven, Vught" opgesteld. Onderstaande afbeelding geeft het inrichtingsplan weer. Onderhavig plangebied ligt aan de zuidwestzijde van het plan Molenven. Via de ontsluitingsroute door dit plan is ook het plangebied 'Molenhof' bereikbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPMolenhof-VG01_0005.jpg"

INRICHTINGSPLAN MOLENVEN

De bebouwing aan de Molenvenseweg is zeer gemêleerd en bestaat uit vrijstaande, halfvrijstaande en aaneengebouwde woningen uit verschillende tijdsperioden. De woningen bestaan uit één of twee bouwlagen met zadeldak. Enkele woningen zijn met een plat dak uitgevoerd.

Op het adres Molenvenseweg 53a een modelmakerij en houtbewerkingsbedrijf gevestigd. Daarnaast grenst het plangebied in oostelijke richting aan de begraafplaats. In westelijke richting bevindt zich op circa 100 meter afstand de spoorweg 's Hertogenbosch - Tilburg/Eindhoven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPMolenhof-VG01_0006.jpg"   Het plangebied is in gebruik als tuin bij de woning Molenvenseweg 75. Op het plangebied staat een kapel, die eveneens door Kropholler is ontworpen en die in gebruik is als atelierruimte. Het plangebied en de kapel zijn echter niet opgenomen in het monumentale complex.  

2.2 Ontsluiting

Het plangebied is onderdeel van een woonbuurt met diverse woonstraten. Meer naar het oosten ligt de Taalstraat (niet afgebeeld), die de hoofdontsluiting voor het noordelijke deel van Vught verzorgt.

Het plangebied zelf grenst niet aan de openbare ruimte en is daarom nu niet goed bereikbaar. Zoals hiervoor aangegeven zal in de toekomst gebruik gemaakt worden van de ontsluiting via het "Plan Molenven".

2.3 Groen en water

Het plangebied en zijn omgeving hebben een groen karakter, met name gevormd door de grote bomen op en rond de begraafplaats. Het plangebied zelf is ingericht als tuin. Er is geen sprake van oppervlaktewater. In paragraaf 4.3.5 wordt nader ingegaan op de bestaande bomen.

Hoofdstuk 3 Plan

In dit hoofdstuk is de beschrijving van het plan opgenomen. Aan de orde komen de bebouwing en functies, verkeer en parkeren, en groen en water. Onderstaande afbeelding geeft de inrichtingsschets (waarop de voorgevelrooilijn is weergeven) weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPMolenhof-VG01_0007.png"

INRICHTINGSSCHETS

3.1 Bebouwing en functies

Het plan bestaat uit het realiseren van twee vrijstaande woningen in ruimtelijke samenhang met de cultuurhistorisch waardevolle kapel. Het geheel wordt vormgegeven als een hofje.

Het plangebied wordt grofweg in tweeën gedeeld, met een nieuw woonperceel ten noorden van de kapel en een nieuw woonperceel ten zuiden ervan. Tussen de woningen en vóór de kapel wordt een open ruimte aangelegd. De voorgevelrooilijn van de woningen is weergegeven op bovenstaande afbeelding.

Middels de realisatie van twee woningen, in combinatie met behoud van de kapel, ontstaat een ensemble waarin het hofje met bebouwing onderdeel wordt van het omliggende gebied met de Molenhoek-school en het klooster Mariëndonk. De hoofdmassa van beide woningen krijgt een goothoogte van maximaal 6 meter en nokhoogte 9,5 meter ten opzichte van het daar geldende peil (in grote lijnen aansluitend met de achterliggende woningen gesitueerd aan de Molenvenseweg gezien de peilverspringing van het plangebied, zie onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPMolenhof-VG01_0008.png"

GOOT- EN NOKHOOGTE TEN OPZICHTE VAN MOLEVENSEWEG

Met de positionering van de nieuwe woningen (nokrichting) is bewust gekozen om ze haaks te oriënteren op de percelen aan de Molenvenseweg. Op die manier zal de maximale nokhoogte vanuit de bestaande percelen maar op één punt, namelijk de nok, worden ervaren. De aanbouwen hebben een hoogte van één bouwlaag met plat dak. Het bouwpeil van de woning ligt minimaal op 4,85 m + NAP. Bij de realisatie van het planvoornemen wordt hiermee voorkomen dat er wateroverlast kan ontstaan, zie tevens het waterhuishoudkundig plan (bijgevoegd als bijlage 10).

3.2 Verkeer en parkeren

3.2.1 Verkeersgeneratie

De realisatie van twee hofwoningen heeft invloed op de verkeersgeneratie. De digitale publicatie ''ASVV 2012'' (CROW) bevat kencijfers voor de verkeersgeneratie van diverse functies. De gemeente Vught wordt aangeduid als matig stedelijk gebied. Het plangebied behoort tot "rest bebouwde kom".

In de bestaande situatie staat er de kapel die in gebruik is als atelier bij de woning Molenvenseweg 75. Dit atelier heeft zelf geen verkeersaantrekkende werking.

De nieuwe woningen leiden elk gemiddeld tot een verkeersgeneratie van 8,2 motorvoertuigen per etmaal. De totale verkeersgeneratie bedraagt derhalve 16,4 mvt/etmaal.

3.2.2 Ontsluiting

Zoals aangegeven sluit het plangebied nog niet aan op de openbare ruimte. De ontsluiting van de nieuwe woningen zal plaatsvinden via het terrein van het plan "Molenven". De capaciteit van de omliggende straten is voldoende om het extra verkeer te kunnen verwerken. De ontsluiting voorafgaand en tijdens de bouwwerkzaamheden vindt in overleg plaats met de ontwikkelaar van het plan ''Molenven''.

Gelijk aan de situatie van het Victoriahof wordt het afval opgehaald middels het aanbieden van individuele containers aan de Victorialaan, gezien het feit dat de ontsluiting niet toereikend is voor de afvalverwerkingsdienst.

3.2.3 Parkeren

Het voorzien in voldoende parkeerplaatsen is noodzakelijk voor het goed functioneren van het plangebied en voorkomt overlast voor de omgeving. De gemeente Vught heeft hiertoe het bestemmingsplan ''Parapluplan Parkeren'' opgesteld. Daarin wordt de gemeentelijke nota ''Parkeerbeleid en Parkeernota 2013-2022'' van toepassing verklaard op het gehele grondgebied van Vught. Uit deze parkeernota komt naar voren dat voor een vrijstaande koopwoning in de rest van de bebouwde kom van Vught minimaal 1,9 parkeerplaatsen per wooneenheid moet worden gerealiseerd. Voor het initiatief zijn (2 x 1,9 = 3,8) vier parkeerplaatsen noodzakelijk, die op eigen terrein moeten worden aangelegd. De parkeerplaatsen worden op de volgende wijze aangelegd:

  • Op het noordelijke perceel worden deze, naast elkaar, ten noorden van de geprojecteerde woning gerealiseerd;
  • Op het zuidelijke perceel worden deze, achter elkaar, ten oosten van de geprojecteerde woning gerealiseerd.

In het ontwerp is opgenomen dat de auto slechts te gast is in de ruimte tussen kapel en woningen. Hiermee blijft de zichtlijn op de kapel open.

3.3 Groen en water

De volwassen bomen blijven waar mogelijk behouden, dit wordt nader toegelicht in paragraaf 4.3.5. De tuinen van beide woningen zullen bijdragen aan het groene karakter. Het plan omvat geen oppervlaktewater.

3.4 Duurzame en gezonde leefomgeving

Een duurzame en gezonde leefomgeving is belangrijk voor het goed functioneren van mens en natuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang te werken aan instandhouding of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en moet schade en overlast voorkomen worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met toekomstige veranderingen, verwachtingen en onzekerheden; denk daarbij aan klimaatveranderingen, technologische doorbraken en politieke onzekerheid. Goede stedenbouwkundige plannen en bouwplannen geven hieraan een passende invulling. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in energietransitie en klimaatbestendigheid.

3.4.1 Energietransitie

Nederland heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn en om de uitstoot van CO2 drastisch te verminderen. Om dit te kunnen realiseren zijn grote en kleine veranderingen nodig: de energietransitie. De omschakeling van het gebruik van fossiele brandstoffen naar meer duurzame vormen van energie is de grootste omslag, maar we zullen er ook bewust van moeten zijn dat we anders moeten gaan kijken naar ons energieverbruik. De energietransitie heeft ook een ruimtelijke inslag: het bestaand stedelijk gebied en buitengebied moeten (steden)bouwkundig worden aangepast en nieuwe ontwikkelingen worden toekomstbestendig ontwikkeld.

Onderhavig plan draagt op de volgende wijzen bij aan de energietransitie:

  • de woningen worden 'aardgasvrij' gebouwd, hetgeen wettelijk is voorgeschreven;
  • voor de energievoorziening wordt gebruikt gemaakt van zonnepanelen en een warmtepomp.
3.4.2 Klimaatbestendigheid

Klimaatverandering is merkbaar en heeft steeds meer een effect op ons dagelijks leven. De zomers worden langer, heter en droger, en áls er regen valt dan komt die vaak in grote hoeveelheden. De winters worden warmer en natter. Dit heeft effect op het woon- en leefklimaat door hittestress, periodes van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Door met het stedenbouwkundig plan en bouwplan rekening te houden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.

Onderhavig plan voorziet hier op de volgende wijze in:

  • doordat de woningen worden gebouwd in een omgeving met hoge bomen, is er sprake van beschutting en schaduwwerking, waardoor een aangenaam microklimaat ontstaat die hittestress tegengaat;
  • het hemelwater wordt zoveel mogelijk ter plaatse geïnfiltreerd, waardoor verdroging van de bodem wordt voorkomen. De infiltratievoorzieningen zijn ingericht voor een hevige regenbui.

Hoofdstuk 4 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • gemeentelijk niveau.

4.1 Nationaal niveau

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving. De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.

De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en het Natuurnetwerk Nederland. Voor onderhavig plan worden geen van de nationale belangen geschonden. Er hoeft daarom ook geen toetsing aan het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening plaats te vinden.

4.1.2 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor Duurzame Verstedelijking

Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Projecten die minder dan twaalf woningen bevatten worden op basis van jurisprudentie niet als stedelijke ontwikkeling gezien. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.

Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

4.2 Provinciaal niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Omgevingsvisie Noord-Brabant;
  • Interim Omgevinsgverordening.

Het plan wordt aan deze nota's getoetst.

4.2.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant

In voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft de provincie de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld (14 december 2018). Deze omgevingsvisie bevat de visie van het provinciale bestuur op de Brabantse leefomgeving van de toekomst (2050). Naar de uitgangspunten van de Omgevingswet zijn daarbij geen routes naar de gestelde doelen vastgelegd, omdat daarmee een beter samenspel en draagvlak kunnen ontstaan. De Omgevingsvisie zal onder meer de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening gaan vervangen.

De Omgevingsvisie kent één basisopgave: "werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit". Elke ruimtelijke ontwikkeling moet - ongeacht de omvang - hieraan bijdragen. In vier hoofdopgaven worden nadere accenten gelegd:

  • 1. werken aan de Brabantse energietransitie;
  • 2. werken aan een klimaatproof Brabant;
  • 3. werken aan een slimme netwerkstad;
  • 4. werken aan een concurrerende, duurzame economie.

Analyse
Onderhavig plan betreft de bouw van twee vrijstaande woningen. Deze relatief kleinschalige ontwikkeling draagt op de volgende wijze bij aan de 'grote' hoofdopgaven.

ad 1.   De energietransitie houdt enerzijds in het verminderen van het energieverbruik en anderzijds de verduurzaming van de energie. De nieuwe woningen binnen het plangebied zullen minstens aan de in het Bouwbesluit en het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid opgenomen energieprestatie-eisen moeten voldoen.  
ad 2.   Eén van de onderdelen van een klimaatproof Brabant is het zorgen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Onderhavig plan wordt gerealiseerd op een plek die hoog en droog genoeg is. Door infiltratie van het hemelwater ter plaatse wordt voorkomen dat er een versnelde afvoer plaatsvindt. Het ontwerp van de woningen en de inrichting van de woonpercelen kunnen voorts een bijdrage leveren aan de klimaatadaptatie. Dit wordt in het bouwplan nader uitgewerkt.  
ad 3.   Een duurzame verstedelijking draagt bij aan het komen tot een slimme netwerkstad. Uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied is alleen wenselijk vanuit kwalitatieve overwegingen en bij een concrete marktvraag. Het plan betreft een vorm van inbreiding.  
ad 4.   Onderdeel van een concurrerende en duurzame economie is het voorzien in een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Het plan leidt tot het toevoegen van twee kwalitatief hoogwaardige woningen, die tezamen met de bestaande elementen (kapel en groen) een plezierige woonomgeving vormen. Dit draagt bij aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat.  

Conclusie
Het plan geeft invulling aan de opgaven van de Omgevingsvisie Noord-Brabant.

4.2.2 Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant

De Interim Omgevingsverordening bevat de provinciale regels en randvoorwaarden met een bindende werking over de fysieke leefomgeving. Deze vloeien voort uit de in de Omgevingsvisie genoemde doelen. De Interim Omgevingsverordening is opgesteld naar de gedachtegang van de nieuwe Omgevingswet die naar verwachting op 1 juli 2023 in werking zal treden.

De Interim omgevingsverordening (IOV) heeft een opbouw naar de verschillende doelgroepen. Voor onderhavig plan zijn in beginsel uitsluitend de in hoofdstuk 3 opgenomen "Instructieregels aan gemeenten" aan de orde. De afdelingen in dat hoofdstuk zijn als volgt te onderscheiden (waarbij de volgorde is omgekeerd ten behoeve van vergroting van de toepasbaarheid):

  • afdelingen 3.5 tot en met 3.7: de toedeling van functies;
  • afdelingen 3.2 tot en met 3.4: de bescherming van gebiedskenmerken;
  • afdeling 3.1: de basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies.
4.2.2.1 De toedeling van functies

Het plangebied is onderdeel van het stedelijke gebied. In beginsel zijn daar conform artikel 3.42 IOV woningen toegestaan, mits:

  • a. de ontwikkeling past binnen de regionale afspraken, bedoeld in afdeling 5.4 Regionaal samenwerken;
  • b. het een duurzame stedelijke ontwikkeling is, waarbij:
    • 1. een goede omgevingskwaliteit met een veilige en gezonde leefomgeving wordt bevorderd;
    • 2. zorgvuldig ruimtegebruik wordt bevorderd, waaronder de transformatie van verouderde stedelijke gebieden;
    • 3. optimaal invulling aan de mogelijkheden voor productie en gebruik van duurzame energie wordt gegeven;
    • 4. rekening met klimaatverandering wordt gehouden, waaronder het tegengaan van hittestress en voldoende ruimte voor de opvang van water;
    • 5. optimaal invulling aan de mogelijkheden voor duurzame mobiliteit wordt gegeven;
    • 6. wordt bijgedragen aan een duurzame, concurrerende economie.

ad a.   Het plan betreft een relatief kleine ontwikkeling binnen het bestaand stedelijk gebied. Een dergelijke ontwikkeling past binnen de regionale afspraken.  
ad b.1   Onderhavig planvoornemen voldoet aan alle uitvoeringsaspecten. Deze worden nader toegelicht in hoofdstuk 5.  
ad b.2   Het plan wordt gerealiseerd als vorm van inbreiding en sluit aan bij het karakter bij de door architect Kropholler ontworpen buurt.  
ad b.3   In paragraaf 3.4 is opgenomen hoe het plan invulling geeft aan de productie en het gebruik van duurzame energie.  
ad b.4   Paragraaf 3.4 gaat tevens in op de wijze van rekening houden met klimaatveranderingen.  
ad b.5   Het plan is klein van omvang en heeft op zichzelf geen invloed op het mobiliteitsnetwerk. Het plan ligt op korte afstand van het centrum van Vught en de aanwezige voorzieningen. Het plangebied is relatief goed bereikbaar via het openbaar vervoer.  
ad b.6   Onderhavig planvoornemen zorgt voor een stedelijke inbreiding. Hierbij draagt dit planvoornemen bij aan de continuïteit van de kern Vught als woon- en verblijfslocatie. Mede hierdoor worden de uitgaven hoofdzakelijk gedaan binnen de kern Vught wat een positieve uitstraling heeft op een duurzame en concurrerende economie.  
4.2.2.2 De bescherming van gebiedskenmerken

Ter plaatse van het plangebied geldt het gebiedskenmerk 'Stalderingsgebied'. Het artikel 3.52 stelt regels aangaande de ontwikkeling van veehouderijen. Onderhavig plan omvat geen veehouderijen. Er hoeft derhalve geen nadere toetsing plaats te vinden.

4.2.2.3 De basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies

Uit artikel 3.5 komt naar voren dat aan een drietal aspecten getoetst moet worden om een goede omgevingskwaliteit en een veilige, gezonde leefomgeving te waarborgen. Dit zijn de volgende aspecten:

  • zorgvuldig ruimtegebruik (artikel 3.6);
  • de waarden in een gebied met toepassing van de lagenbenadering (artikel 3.7);
  • meerwaardecreatie (artikel 3.8).
4.2.2.3.1 Zorgvuldig ruimtegebruik

Het plan betreft een vorm van inbreiding. Hierdoor is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.

4.2.2.3.2 Toepassing van de lagenbenadering

De toepassing van de lagenbenadering omvat het effect van de ontwikkeling op de lagen in onderlinge wisselwerking met elkaar en het actief benutten van de factor tijd. De lagenbenadering omvat de effecten op:

  • de ondergrond: zoals de bodem, het grondwater en archeologische waarden;
  • de netwerklaag: zoals infrastructuur, natuurnetwerk, energienetwerk, waterwegen waaronder een goede, multimodale afwikkeling van het personen- en goederenvervoer.
  • de occupatielaag: zoals cultuurhistorische en landschappelijke waarden, de omvang van de functie en de bebouwing, de effecten op bestaande en toekomstige functies, de effecten op volksgezondheid, veiligheid en milieu.

Door de factor tijd actief te benutten wordt rekening gehouden met de herkomstwaarde, vanuit het verleden, de (on)omkeerbaarheid van optredende effecten en de toekomstwaarde gelet op duurzaamheid en toekomstbestendigheid.

Het plan zorgt niet voor een wijziging in de eerste twee lagen. Doordat twee woningen worden toegevoegd leidt dit tot een beperkte aanpassing van de occupatielaag. Het toevoegen van twee woningen, passend binnen het karakter van de Kropholler-buurt draagt bij aan het dorp Vught als woon- en verblijfslocatie en de woningbehoefte. Hiermee wordt voldaan aan dit aspect.

4.2.2.3.3 Meerwaardecreatie

Meerwaardecreatie omvat een evenwichtige benadering van de economische, ecologische en sociale aspecten die in een gebied en bij een ontwikkeling zijn betrokken, waaronder:

  • de mogelijkheid om opgaven en ontwikkelingen te combineren waardoor er meerwaarde ontstaat;
  • de bijdrage van een ontwikkeling aan andere opgaven en belangen dan die rechtstreeks met de ontwikkeling gemoeid zijn.

Het plan zorgt voor diverse vormen van meerwaarde:

  • De bouw van de woningen voorziet in een behoefte naar woningen.
  • De woningbouw leidt tot uitgaven binnen de directe omgeving, wat de economische positie van Vught ten goede komt.
  • De nieuwe woningen sluiten qua vorm, karakter en materiaalgebruik aan bij de Kropholler-buurt.
  • Het 'vergeten monument' de kapel wordt zichtbaar gehouden door vóór de kapel een lage erfafscheiding (lees maximaal 1,20 hoog) te realiseren tussen bestemming 'wonen' en 'verkeer'
4.2.2.4 Conclusie

Het plan voldoet aan het beleid van de Interim Omgevingsverordening.

4.2.3 Brabantse Agenda Wonen

In september 2017 is door de provincie de Brabantse Agenda Wonen vastgesteld. Brabant heeft een flinke woningbouwopgave: de eerstkomende 10 tot 15 jaar moeten er nog ongeveer 120.000 woningen bij komen. Bovendien verandert de vraag naar woonruimte sterk. Vanuit de Brabantse Agenda Wonen geeft de provincie invulling aan het meebewegen met de veranderende woningmarkt. Door een nieuwe manier van samenwerken met gemeenten en (markt)partijen wil de provincie bijdragen aan het versnellen en verduurzamen van de woningproductie. Waar in het verleden sprake was van afspraken met individuele gemeenten over woningbouwaantallen, ligt de bal nu bij de subregio's om tot regionale afstemming te komen. De nadruk komt wat de provincie betreft te liggen bij kwaliteit en diversiteit en niet bij kwantiteit. Inbreidings- en transformatiekansen verdienen hierbij prioriteit.

De provincie schetst in de Brabantse Agenda Wonen vier actielijnen met daarin zes richtinggevende principes:

  • 1. Accent op duurzame verstedelijking – in lijn met (de principes van) de 'Ladder voor duurzame verstedelijking'
    • a. Ruim baan voor goede plannen.
    • b. Inzetten op binnenstedelijke transformatielocaties en herbestemmen van leegstaand vastgoed.
  • 2. Accent op bestaande woningvoorraad
    • a. Het accent verschuift van nieuwbouw naar vernieuwbouw (herstructurering en transformatie).
  • 3. Accent op vraaggericht, flexibel planaanbod
    • a. Insteken op woningbouwplannen die aansluiten op de vraag van huishoudens en met oog voor nieuwe flexibele en tijdelijke woonvormen en strategische toevoegingen aan de bestaande woningvoorraad.
    • b. Realisme en flexibiliteit in de regionale en gemeentelijke woningbouwplanning.
  • 4. Accent op de versterking van regionale samenwerking en vernieuwing van regionale woningbouwafspraken
    • a. Regionale woningbouwafspraken en afstemming tussen planaanbod inzetten om bredere, ruimtelijk-kwalitatieve doelen te kunnen bereiken. Dit met specifieke aandacht voor de regionale afweging van grootschalige gebiedsontwikkelingen en uitbreidingslocaties.

ad 1   Het plan omvat het toevoegen van twee woningen binnen het stedelijk gebied van Vught en wordt daardoor als een vorm in inbreiding gezien.  
ad 2   Het plan betreft nieuwbouw. Hoewel het accent naar vernieuwbouw schuift, blijft het noodzakelijk om nieuwbouw te realiseren.  
ad 3   Het ontwerp van de woningen wordt grotendeels bepaald door de mogelijkheden die de percelen bieden. Het behoud en beleefbaarheid van de karakteristieke kapel is daarbij van belang.  
ad 4   In de regio is het Regionaal Perspectief op Wonen opgesteld, waarin is afgesproken bepaalde woononderwerpen gezamenlijk op te pakken. Ook is de systematiek van regionale afstemming afgesproken. Dit betreft afstemming omtrent kwaliteit en kwantiteit voor grote projecten of projecten die een grote regionale uitwerking kunnen hebben. Voorliggend plan is relatief klein van omvang en hoeft daarom niet in het regionale afstemmingsoverleg aan de orde te worden gebracht.  

Conclusie
Het plan past binnen de Brabantse Agenda Wonen.

4.3 Gemeentelijk niveau

4.3.1 Structuurvisie

Op 19 december 2013 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie Vught vastgesteld, waarin de gemeentelijke ruimtelijke structuren voor een periode van 10 tot 15 jaar is vastgelegd.

Onderstaande afbeelding bevat een uitsnede van de structuurvisiekaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPMolenhof-VG01_0009.jpg"

UITSNEDE KAART STRUCTUURVISIE VUGHT

Het plangebied is onderdeel van de kern van Vught. De structuurvisie voorziet in de volgende relevante punten:

  • het aanpakken van verouderde plekken;
  • het bij transformaties sturen op een hoogwaardige invulling qua ordening, materialisering en vormgeving en het behouden en benutten van de huidige kwaliteiten;
  • het toepassen van de principes van energiezuinig bouwen.

Analyse

Het plan omvat de bouw van twee woningen (BENG). Hiermee wordt een hoogwaardige en energiezuinige invulling gegeven aan een transformatielocatie. Het plan sluit daarmee aan bij de uitgangspunten van de structuurvisie.

Conclusie 

Het plan past binnen de Structuurvisie Vught.

4.3.2 Raadsbesluit Molenven

Op 13 december 2018 heeft de gemeenteraad van Vught een besluit genomen ten aanzien van de voormalige basisschool Molenven. Daarin is tevens opgenomen het "faciliteren van twee woningen in het woningbouwprogramma in een CPO-project op het perceel K807". Met voorliggend bestemmingsplan wordt invulling gegeven aan het bedoelde CPO-project.

4.3.3 Woningbouwbeleid

Het gemeentelijke woningbouwbeleid is vastgelegd in de volgende documenten:

  • 1. Woonvisie Vught 2021 - 2025;
  • 2. Coalitieakkoord 2021 - 2026.
4.3.3.1 Woonvisie 2021 - 2025: Groei met Vughtse kwaliteit

De Woonvisie 2021-2025: Groei met Vughtse kwaliteit is op 30 september 2021 vastgesteld. Navolgend worden de belangrijkste aspecten van de Woonvisie 2021 – 2025: Groei met Vughtse kwaliteit benoemd.

De gemeente Vught biedt een aantrekkelijke en gevarieerde woonomgeving. In Cromvoirt is er ruimte voor landelijk en dorps wonen. Helvoirt (per 1 januari 2021 aangesloten bij de gemeente Vught) is een kerkdorp met een dorps verenigingsleven. De kern Vught biedt een ruim en suburbaan woonmilieu, in de directe nabijheid van de stedelijke voorzieningen in ’s-Hertogenbosch. Deze gewaardeerde woongebieden zorgen ervoor dat de gemeente in trek is bij mensen die een prettige woonplek zoeken. Dit zorgt voor een behoorlijke druk op de woningmarkt. De huidige landelijke crisis op de woningmarkt is ook in de gemeente Vught te merken en versterkt de druk op de woningmarkt. De huidige situatie op de woningmarkt zorgt ervoor dat veel mensen geen passende woning kunnen vinden. Via nieuw woonbeleid wil de gemeente de mogelijkheden voor woningzoekers verruimen. Daarmee spelen we in op de actuele woningmarktopgaven.

Voor de gemeente Vught zijn de volgende waarden dominant bij de beleidskeuzes met betrekking tot wonen:

  • In de eerste plaats moeten er keuzemogelijkheden zijn voor mensen die in de gemeente willen wonen, ongeacht leeftijd, inkomen of vermogen.
  • In de tweede plaats gaat het om de kwaliteit van wijken en dorpen. Dan gaat het om groene en ruimtelijk aantrekkelijke woningen en omgeving.
  • In de derde plaats gaat om het behoud en versterken van sociale verbindingen door aandacht voor ontmoeting en voorzieningen in de omgeving.

Planvoorraad in beeld

In de huidige planlijst heeft de gemeente in totaliteit 1.184 woningen opgenomen voor de periode 2020 - 2030. Een deel daarvan is inmiddels gerealiseerd. De plancapaciteit is voldoende passend bij de geraamde behoefte vanuit de provincie. Als er rekening wordt gehouden met extra ambities van de gemeente (2.000 woningen in totaal) en planuitval (een deel van de woningbouwplannen kan om verschillende redenen niet doorgaan) heeft de gemeente echter extra plannen nodig. Navolgende tabel geeft de behoefte en planvoorraad weer tot 2030.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPMolenhof-VG01_0010.png"

Analyse

De voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling voorziet in de realisatie van twee vrijstaande woningen aan het 'Molenhof' te Vught. In Vught is de druk op de woningmarkt hoog. Onderhavig ruimtelijk initiatief betreft een ontwikkeling voor het hogere segment woningen en wordt door een marktpartij ontwikkeld. Daarnaast draagt de ontwikkeling bij aan het behalen van de beoogde doelstelling voor de plancapaciteit

Conclusie
Het plan past binnen de 'Woonvisie Vught 2021-2025'.

4.3.3.2 Coalitieakkoord 2021 - 2026

Het coalitieakkoord van de gemeente Vught draagt de titel "Een nieuwe start". Met betrekking tot het wonen is in het coalitieakkoord opgenomen dat het college bijzondere aandacht wil geven van de huisvesting van jongeren, starters en senioren. Hoewel voor deze doelgroepen de behoefte aan goedkope en middeldure woningen het grootst is, kunnen in beperkte mate ook woningen in de categorie duur toegevoegd worden.
In het coalitieakkoord is verder opgenomen dat het college het culturele erfgoed van de gemeente graag in ere houdt, omdat het bijdraagt aan de aantrekkelijkheid van de gemeente en de identiteit van de dorpen.

Voorliggend plan voorziet in dure woningen. Zoals hiervoor aangegeven leent de locatie zich niet voor gebruik door de specifieke doelgroepen. Het plan voorziet door de herbestemming in het behoud en de vergroting van de beleefbaarheid van de karakteristieke kapel.

Conclusie
Het plan past binnen het coalitieakkoord 2021-2026.

4.3.4 Welstandsnota 2015

Het welstandsbeleid van de gemeente is opgenomen in de ''Welstandsnota gemeente Vught 2e herziening, 2015''. Het plangebied behoort hierin tot de zone 'Mariaplein en omgeving', waarvoor welstandsniveau 2 geldt. Deze gebieden hebben een sterke ruimtelijke samenhang. Daarom is er een zorgvuldige afstemming van nieuwe bouwkundige ingrepen nodig. Toetsing aan de Welstandsnota vindt plaats in het kader van de aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen.

4.3.5 Nota Groen / Waardevolle- en monumentale bomenlijst

De Nota Groen Verbindt bevat het gemeentelijke beleid inzake groenstructuren. Hierin zijn voor dit initiatief twee richtinggevende doelstellingen geformuleerd, deze luiden:

  • De bestaande en gewenste groenstructuur beeldend weergeven met als uitgangspunt een duurzame en karakteristieke groenstructuur. Hierbij wordt ingezet op het beschermen, behouden, verbinden en versterken van de huidige groenstructuren. Dit vormt de basis voor de ontwikkeling van de gewenste groenstructuur.
  • Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient een ruimtelijke procedure doorlopen te worden. Hierbij wordt op basis van de inventarisatieprocedure ingezet op het uitgangspunt: behouden - verplanten - kappen.

Analyse
Uit de 'Nota Groen, Groen Verbindt' volgt dat het groen is aangemerkt als 'overig groen'. Bestaand groen inpassen heeft hierbij de voorkeur, maar kan ook worden vervangen of worden verwijderd wanneer de gemeente andere functies voorrang verleent. Bij de ontwikkeling van de beoogde woningen wordt zo goed als mogelijk rekening gehouden met overwinterings-, broed en kraamperioden, alsmede het groen inpassen van de ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPMolenhof-VG01_0011.jpg"

UITSNEDE GROENE KAART

Daarnaast is op 4 februari 2016 de 'Waardevolle- en monumentale bomenlijst'' vastgesteld. De hierboven weergegeven afbeelding is in deze lijst expliciet genoemd. Het aanwezige groen binnen het plangebied is aangewezen binnen deze lijst. Ter plaatse heeft een nadere waardebepaling plaatsgevonden, wat is weergegeven op onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPMolenhof-VG01_0012.jpg"

UITSNEDE KAART WAARDEBEPALING BOMEN

Uit de waardebepaling blijkt dat binnen het plangebied, na inspectie, geen waardevolle bomen aanwezig zijn. De haagbeuk van 59 centimeter omvang (paarse bol) blijft desondanks behouden en dient samen met de, buiten het plangebied gelegen, waardevolle hagenbeuk van 100 centimeter omvang voor een groene entree.

Conclusie

Het plan past binnen de Nota Groen en vormt geen aantasting van waardevolle bomen.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:

  • 1. milieu;
  • 2. waarden;
  • 3. waterhuishouding.

5.1 Milieu

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.

5.1.1 Bodemkwaliteit
5.1.1.1 Inleiding

Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.

5.1.1.2 Analyse

Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft Lankelma uit Oirschot een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd: rapport "Verkennend bodemonderzoek Molenvenseweg 75 te Vught". Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 1.

Lankelma concludeert dat het bodemonderzoek de milieuhygiënische kwaliteit van de grond en het grondwater vastlegt en dat er in het kader van de Wet bodembescherming geen aanvullende procedures noodzakelijk zijn. Op basis van de bevindingen uit onderhavig bodemonderzoek zijn er volgens Lankelma, vanuit milieuhygiënisch oogpunt derhalve geen belemmeringen c.q. beperkingen voor de geplande nieuwbouw op deze locatie.

5.1.1.3 Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.2 Bedrijven en milieuzonering
5.1.2.1 Inleiding

Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:

  • de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) en of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
  • bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.

Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.

5.1.2.2 Analyse

Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft woningbouw. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving.

Invloed omliggende inrichtingen op plan
Voor de beoordeling van de invloed van omliggende inrichtingen is het van belang de gebiedstypering te bepalen, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen een 'rustige woonwijk' en een 'gemengd gebied'. Van een gemengd gebied is sprake bij een matige tot sterke menging van functies, of bij ligging direct langs hoofdinfrastructuur. Het plangebied ligt op zeer korte afstand van de spoorlijn 's-Hertogenbosch - Tilburg/Eindhoven en is daarmee als gemengd gebied aan te merken. De in de genoemde VNG-handreiking richtafstanden mogen daarmee met één afstandsstap worden verkleind.

Hieronder staat een overzicht van de bedrijven in de directe omgeving, de SBI-code, de milieucategorie en de bijbehorende (verkleinde) richtafstand, alsmede de werkelijke afstand tot het dichtstbijzijnde milieugevoelige object (bouwvlak) binnen het plangebied.

bedrijf   SBI-code   categorie   richtafstand   werkelijke afstand  
achter Mariaplein 8:
begraafplaats  
96031.2   1   0 m   3 m  
Molenvenseweg 53a:
modelmakerij en houtbewerking  
162.1   3.1   30 m   40 m  
5.1.2.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.3 Externe veiligheid
5.1.3.1 Inleiding

Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.

In deze paragraaf is tevens de aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven beoordeeld.

5.1.3.2 Beoordelingskader

Het kader voor het beoordelen van externe veiligheid bestaat met name uit:

  • Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb);
  • Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt).

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt daarnaast getoetst aan de van toepassing zijnde veiligheidsafstanden uit onder meer het Activiteitenbesluit en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.

Kernbegrippen
In het beoordelingskader staan twee kernbegrippen centraal:

  • Plaatsgebonden risico:
    Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, van overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. Het plaatsgebonden risico kan op een kaart worden weergegeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten met eenzelfde plaatsgebonden risico verbinden. Voor ruimtelijke ontwikkelingen is de risicocontour van 10-6/jaar het meest relevant. Binnen deze contour mogen geen nieuwe kwetsbare objecten gerealiseerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze contour niet als grenswaarde, maar als richtwaarde.
  • Groepsrisico:
    Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang (10 personen of meer). Het groepsrisico wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit en kent geen vaste norm, maar een oriëntatiewaarde (= '1'). Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Dit houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag.

Verantwoordingsplicht groepsrisico
Met het invullen van de verantwoordingsplicht wordt antwoord gegeven op de vraag in hoeverre eventuele externe veiligheidsrisico's in het plangebied worden geaccepteerd en welke maatregelen getroffen zijn om het risico zoveel mogelijk te beperken. Het invullen van de verantwoordingsplicht is een taak van het bevoegd gezag (veelal de gemeente), waardoor het externe veiligheidsaspect wordt meegewogen bij het maken van ruimtelijke keuzes. Deze verantwoording is kwalitatief en bevat verschillende onderdelen die aan bod kunnen of moeten komen. In onderstaand overzicht (volgend uit de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico) zijn de onderdelen van de verantwoording nader uitgewerkt en toegelicht.

Bron   Wanneer en opzet verantwoording groepsrisico  
Inrichtingen (Bevi)   Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen.  
Buisleidingen (Bevb)   Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Er kan echter worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer:
1) het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde, of
2) de toename minder is dan 10% en de oriënterende waarde niet wordt overschreden, of
3) personen zich buiten de 100% letaliteitgrens bevinden.
Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden.  
Transportroutes (Bevt)   Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Er kan echter worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer:
1) het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde, of
2) de toename minder is dan 10% en de oriënterende waarde niet wordt overschreden, of
3) personen zich buiten de 200 meter-zone bevinden.
Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden.  

Door het uitwerken van de verantwoordingsplicht neemt het bevoegd gezag de verantwoordelijkheid voor het 'restrisico' dat overblijft nadat benodigde de veiligheidsverhogende maatregelen genomen zijn.

5.1.3.3 Analyse

De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten ten opzichte van het plangebied. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de Risicokaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPMolenhof-VG01_0013.jpg"

UITSNEDE RISICOKAART NEDERLAND

Inrichtingen
Er liggen geen Bevi-inrichtingen op korte afstand van het plangebied.

Buisleidingen
Er liggen geen buisleiding die onder het Bevb vallen op korte afstand van het plangebied.

Transportroutes
De auto(snel)wegen A2 en A65/N65 en de spoorlijn 's-Hertogenbosch - Tilburg zijn opgenomen in de Regeling basisnet als transportroute voor gevaarlijke stoffen. Naar verwachting zal ook de spoorlijn 's Hertogenbosch - Eindhoven als transportroute gaan worden aangemerkt.

Uit de Regeling volgt dat de plaatsgebonden risicocontouren (10-6 per jaar) binnen de (spoor)wegtracés zelf liggen, hetgeen betekent dat er geen belemmeringen zijn in het kader van het plaatsgebonden risico. Er is bovendien geen plasbrandaandachtsgebied.

Het invloedsgebied groepsrisico van wegen heeft een breedte van 880 meter en die van spoorwegen 4000 meter aan weerszijden van het tracé. Daarvan zijn de eerste 200 meter het meest relevant. Het plangebied ligt volledig binnen de drie invloedsgebieden en tevens binnen de 200 meter-zone van de spoorlijn 's-Hertogenbosch - Eindhoven/Tilburg. De volgende beoordeling is aan de orde:

  • a. Naar aanleiding van artikel 8 van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) moet vanwege de ligging op minder dan 200 meter tot de transportroute worden ingegaan op:
    • 1. de dichtheid van personen in het invloedsgebied van de transportroute op het tijdstip waarop het plan of besluit wordt vastgesteld, rekening houdend met de in dat gebied reeds aanwezige personen en de personen die in dat gebied op grond van het geldende bestemmingsplan of de geldende bestemmingsplannen of een omgevingsvergunning redelijkerwijs te verwachten zijn, en
    • 2. de als gevolg van het bestemmingsplan redelijkerwijs te verwachten verandering van de dichtheid van personen in het gebied waarop dat plan of die vergunning betrekking heeft.
  • b. Op grond van artikel 7 van het Bevt moet worden ingegaan op de mogelijkheden voor:
    • 1. de bestrijdbaarheid van een zwaar ongeval op deze transportroute(s) en
    • 2. de zelfredzaamheid met betrekking tot nog niet aanwezige (beperkt) kwetsbare objecten binnen het plangebied.
  • c. Overeenkomstig het gestelde in artikel 9 van het Bevt wordt de Veiligheidsregio in de gelegenheid gesteld om hierover een advies uit te brengen.

ad a.   Zoals hiervoor aangegeven ligt het plan in de 200 meter-zone van de spoorlijn 's-Hertogenbosch - Eindhoven/Tilburg. Er hoeft derhalve alleen voor deze transportroute een beoordeling conform artikel 8 Bevi plaats te vinden. Voor de andere transportroutes kan deze beoordeling achterwege blijven.

In het recente verleden hebben op basis van dezelfde gegevens (plan ''Molenven'') al diverse onderzoeken naar de dichtheid van personen in het invloedsgebied van de spoorlijn plaatsgevonden. Daaruit volgt dat:

''het groepsrisico in zowel de huidige als toekomstige situatie kleiner
is dan 10% van de oriëntatiewaarde. Vanuit het Bevt is de verdere verantwoording van het 'groepsrisico dan niet vereist.''

Het effecten van een plan met twee woningen in een stedelijke omgeving is veelal niet terug te zien in de berekening van het groepsrisico. Derhalve wordt geconcludeerd dat het groepsrisico niet aantoonbaar toeneemt.
 
ad b.   Bestrijdbaarheid zwaar ongeval
De maatgevende scenario's voor spoor en weg zijn:
- toxisch scenario: Bij het scenario toxische wolk zal de brandweer proberen de toxische wolk neer te slaan. Bij een snelle verspreiding van de toxische wolk zal dit echter beperkt effect hebben. De bestrijdbaarheid wordt om deze reden als matig beoordeeld.
- bleve-scenario: een warme bleve kan bestreden worden door de hittebron (brand) die de tank opwarmt te bestrijden en/of de tank af te laten koelen. Propaan wordt vervoerd in niet-geïsoleerde tankwagens. Als gevolg van externe hittestraling kan deze na circa 12 minuten ontploffen. De brandweer zal om deze reden defensief optreden en zich richten of het ontruimen van de omgeving. De bestrijdbaarheid wordt om deze reden als slecht beoordeeld. Het ontstaan van een koude bleve is niet te bestrijden, omdat de tank meteen explodeert. De branden die door de explosie ontstaan moeten wel bestreden worden.

De brandweer heeft de mogelijkheid om de opstelplaats nabij het perceel K807, middels projectgebied 'het Molenven' te bereiken. Dit is juridisch verankerd in artikel 5.5.5.

Het plangebied is voldoende bereikbaar voor de hulpdiensten. Primaire en secundaire watervoorzieningen zijn aanwezig.

Zelfredzaamheid
Zelfredzaamheid is de mate waarin personen zich tijdig in veiligheid kunnen brengen zonder hulp van buitenaf. De mogelijkheden tot zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen of ontkomen, het rampscenario bepaalt welke variant de voorkeur heeft. Zelfredzaamheid is afhankelijk van het maatgevende rampscenario en van de fysieke eigenschappen van zowel het gebied als van de personen daarbinnen.

Bij een calamiteit waarbij toxische vloeistoffen of gassen (kunnen) vrijkomen is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij een incident. Dit zal plaatsvinden middels het WAS en NL-alert. Bij het genoemde incidentscenario is het advies om te schuilen in een gebouw, waarvan ramen, deuren en ventilatie gesloten kunnen worden. Als gevolg van energieprestatie-eisen zijn nieuwe woningen goed geïsoleerd en bieden daarom goede bescherming. Eventuele aanwezige ventilatieopeningen moeten afgesloten kunnen worden.

Bij een calamiteit met een bleve-scenario is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij een incident. Dit betekent dat aanwezigen op tijd gealarmeerd en geïnstrueerd moeten worden en er voldoende vluchtwegen van de risicobron aflopend aanwezig moeten zijn. Met betrekking tot de vluchtweg dient deze aflopend vanaf de risicobron te zijn. Deze wordt mogelijk gemaakt via het naastgelegen plan 'Molenven'. Dit is juridisch verankerd in artikel 5.2.6.

De bewoners zijn zelf voldoende zelfredzaam. Zoals aangegeven is er 8 tot 20 minuten tijd tussen een calamiteit en een eventuele bleve. In deze periode kunnen personen voldoende afstand nemen door het invloedsgebied te verlaten of een schuilplaats op te zoeken.
 
ad c.   De beoordeling door de Veiligheidsregio is bijgevoegd in bijlage 2. Hieruit volgt dat de volgende maatregelen genomen kunnen worden om de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid te verhogen:
- Informeer de initiatiefnemers c.q. de toekomstige bewoners actief over het aanwezige risico en handelingsperspectief. Deze informatie kan worden meegenomen in het besluit om zich op deze locatie te vestigen. Hiermee wordt in optimale vorm invulling gegeven aan het risicobewustzijn van- en het nemen van een eigen verantwoordelijkheid door de burger. Deze informatie zorgt er ook voor dat de bewoners op het moment dat een incident plaats vindt direct weten hoe te handelen, dit heeft een positieve invloed op de mate van zelfredzaamheid.
- Het is gewenst dat in een vluchtweg van de risicobron aflopend wordt voorzien. Hierin is voorzien. Deze wordt mogelijk gemaakt via het naastgelegen plan 'Molenven'. Dit is juridisch verankerd in artikel 5.2.6.
- De inrichting van het gebied bepaald ook in grote lijnen de mogelijkheden t.a.v. de reguliere brandbestrijding. In onderstaande afbeeldingen is de draaicurve en de opstelplaats weergegeven. Hiermee is de bereikbaarheid van het plangebied geborgen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPMolenhof-VG01_0014.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPMolenhof-VG01_0015.png" DRAAICURVE EN OPSTELPLAATS

Hiermee wordt niet voldaan aan het advies van de Veiligheidsregio. Desalniettemin is er sprake van een aanvaardbare situatie.  
5.1.3.4 Niet-gesprongen explosieven

Een bijzonder onderwerp voor wat betreft 'externe veiligheid' vormen niet-gesprongen explosieven. Omdat de noordzijde van Vught in de Tweede Wereldoorlog flink beschoten is, is er een reële kans op de aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven. Voorkomen moet worden dat daar bij werkzaamheden in de bodem op wordt gestuit.

Het plan voorziet in nieuwe gebouwen, waarvoor in de bodem moet worden gegraven.

Voorafgaand aan de feitelijke graafwerkzaamheden moet er een plan van aanpak worden

opgesteld voor in geval op niet-gesprongen explosieven wordt gestuit.

5.1.3.5 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.4 Geurhinder veehouderijen
5.1.4.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.

5.1.4.2 Analyse

De nieuwe woningen betreffen nieuwe geurgevoelige objecten. Het plangebied is onderdeel van het stedelijke gebied van Vught en ligt op grote afstand van veehouderijen. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van het aspect geurhinder.

5.1.4.3 Conclusie

Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.5 Geluid
5.1.5.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.

5.1.5.2 Analyse

Het plan omvat nieuwe geluidgevoelige objecten.

Verkeerslawaai

Het plangebied ligt binnen de onderzoekszone van diverse wegen en spoorwegen. Om de gevelbelasting van de nieuwe woningen inzichtelijk te maken heeft Cauberg Huygen uit Son een akoestisch onderzoek uitgevoerd: rapport "Molenhofje te Vught; akoestisch onderzoek weg- en railverkeer" (23 februari 2022, 01259-56044-01). Het onderzoeksrapport is als bijlage 4 bijgevoegd.

Cauberg Huygen concludeert het volgende:

  • de berekeningen laten zien dat ten gevolge van het wegverkeer op de Rijksweg A65/N65 de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden. Deze weg vormt geen belemmering voor het bouwplan;
  • ten gevolge van het railverkeer op traject 700/770 wordt de voorkeursgrenswaarde van 55 dB niet overschreden. Deze trajecten vormen geen belemmering voor het bouwplan.

Daarnaast heeft Cauberg-Huygen om de geluidreflectie in beeld te brengen een onderzoek naar geluidreflectie uitgevoerd, rapport: ''Project 'Molenhofje' in Vught: onderzoek geluidreflectie'' (30 september 2022, 01259-56044-02). Het onderzoeksrapport is als bijlage 5 bijgevoegd.

Cauberg Huygen concludeert het volgende:

  • De geluidbelasting neemt vanwege spoorweglawaai toe bij de omliggende woningen met ten hoogste 2,3 dB. Gemiddeld gezien neemt bij de woningen aan de Molenvenseweg de geluidbelasting met 0,4 dB toe. Daar waar de geluidbelasting met meer dan 1,5 dB toeneemt, is geen sprake van een verhoogde geluidbelasting (55 dB). Geconcludeerd kan worden dat nergens hinderlijke geluidtoenamen worden geconstateerd.
  • De geluidbelasting neemt vanwege wegverkeerslawaai bij de omliggende woningen af met ten hoogste 1,5 dB en neemt met ten hoogste 0,2 dB toe. Geconcludeerd kan worden dat nergens hinderlijke geluidtoenamen worden geconstateerd.

Bij de omliggende bestaande woningen aan de Molenvenseweg worden nergens hinderlijke geluidtoenamen geconstateerd bij de komst van de nieuwe woningen.

Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van een gezoneerd industrieterrein. Er is geen akoestisch onderzoek nodig.

5.1.5.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.6 Trilling
5.1.6.1 Inleiding

In het geval van bouwactiviteiten in de nabijheid van spoorwegen is het gewenst rekening te houden met trillingen als gevolg van het railverkeer. Door vooraf onderzoek uit te voeren kunnen waar nodig bouwkundige maatregelen worden getroffen.

5.1.6.2 Analyse

Cauberg Huygen uit Son heeft een onderzoek uitgevoerd naar het al of niet optreden van een effect als gevolg van trillingen door spoorwegverkeer op de toekomstige bewoners van het plangebied: rapport "Bouwplan Molenhofje Vught; onderzoek trillingsprognose" (6 juni 2019, nr. 01259-50843-05). Het onderzoeksrapport is als bijlage 3 bijgevoegd.

Cauberg Huygen concludeert dat zowel bij een lage als een hoge eigenfrequentie van de vloeren een overschrijding van de streefwaarde van de nachtperiode kan plaatsvinden. Door het opnemen van trillingsreducerende maatregelen in het bouwkundig en constructief ontwerp van de woningen, is trillingshinder te voorkomen.

Een definitieve conclusie is echter pas mogelijk bij de toetsing van het bouwplan aan de SBR-richtlijn "Meet- en beoordelingsrichtlijnen voor trillingen", deel B "Hinder voor personen in gebouwen". In de planregels is daarom een voorwaardelijke verplichting opgenomen, die het toetsen van het bouwplan aan genoemde richtlijn borgt. Als de woningen aan die richtlijn voldoen is gegarendeerd dat er geen trillingshinder in de woningen wordt ervaren.

5.1.6.3 Conclusie

Het aspect trilling vormt geen planologische belemmering voor het plan, maar vraagt wel aandacht bij de uitwerking van het bouwplan.

5.1.7 Luchtkwaliteit
5.1.7.1 Inleiding

Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.7.2 Analyse

Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen.

Onderhavig plan omvat twee woningen en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.

Goed woon- en leefklimaat

Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van het woon- en leefklimaat wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.

In de Wet milieubeheer (Wm) zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op.

De monitoringstool die in het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is opgesteld, geeft de de volgende jaargemiddelden voor de relevante stoffen ter plaatse van het meest relevante meetpunt 'Loonsebaan - 23426'.

categorie   grenswaarde   2018   2020   2030  
jaargemiddelde concentratie NO2   40 µg/m³   21,1   18,2   10,5  
jaargemiddelde concentratie PM10   40 µg/m³   20,0   18,6   15,1  
jaargemiddelde concentratie PM2.5   25 µg/m³   12,7   11,5   8,7  
overschrijdingsdagen per jaar- gemiddelde concentratie PM10   35   7,7   6,6   6,0  

Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat aan alle grenswaarden wordt voldaan. Er is daarmee sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.

5.1.7.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.8 Volksgezondheid
5.1.8.1 Inleiding

Het aspect volksgezondheid heeft de laatste jaren meer aandacht gekregen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Aangetoond moet worden dat een ruimtelijke ontwikkeling geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.

Een beoordeling van de effecten op de volksgezondheid doet zich met name voor de ontwikkeling van of in de buurt van veehouderijen, boom- en fruitteelt en hoogspanningsverbindingen. In deze paragraaf wordt het plan aan deze aspecten getoetst.

5.1.8.2 Veehouderijen

Bij het beoordelen van de effecten van veehouderijen op de volksgezondheid wordt onderscheid gemaakt in endotoxinen en geitenhouderijen. De Handreiking veehouderij en volksgezondheid 2.0 - die bedoeld is bij de nieuwvestiging of verandering van veehouderijen - biedt een stappenplan dat ook deels geschikt is voor de beoordeling van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van veehouderijen.

Endotoxinen
Endotoxinen zijn bouwstenen van bepaalde bacteriën die een giftig effect op de mens kunnen hebben en tot gezondheidsklachten kunnen leiden. Endotoxinen komen vaak voor in fijnstof van intensieve veehouderijen. Conform stap 5 van het stappenplan moet de ligging van het initiatief ten opzichte van veehouderijen worden beoordeeld. Bij een afstand van meer dan 1 kilometer tot pluimveehouderijen en van meer dan 250 meter tot overige veehouderijen (behoudens geitenhouderijen) is er geen gevaar voor de volksgezondheid als gevolg van endotoxinen. Het Bestand Veehouderijbedrijven biedt de benodigde gegevens van de veehouderijen.

Analyse
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 1000 meter rondom het plangebied zijn geen pluimveeveehouderijen actief. Bovendien liggen er geen overige veehouderijen binnen 250 meter van het plangebied. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect endotoxinen plaats te vinden. Er is sprake van een gezonde leefomgeving ten aanzien van endotoxinen.

Geitenhouderijen
Uit onderzoek is gebleken dat omwonenden in een straal van 2 km rondom geitenhouderijen een verhoogde kans hebben op longontsteking. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van geitenhouderijen moet beoordeeld worden of er een effect is op de volksgezondheid. In dit kader is van een geitenhouderij pas sprake in geval 100 of meer geiten worden gehouden.

Analyse
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 2 km rondom het plangebied zijn echter geen geitenhouderijen actief. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect geitenhouderijen plaats te vinden. Er is sprake van een gezonde leefomgeving ten aanzien van geitenhouderijen.

5.1.8.3 Boom- en fruitteelt

Bij boom- en fruitteelt worden vaak gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Deze middelen kunnen een gevaar opleveren voor de volksgezondheid. Als gevolg van de wind kunnen gewasbeschermingsmiddelen verwaaien. Dit wordt drift genoemd. Om te voorkomen dat derden als gevolg van drift in aanraking komen met gewasbeschermingsmiddelen wordt een spuitzone van 50 meter gehanteerd.

Analyse
Het plan leidt tot het toevoegen van woningen of andere functies waar personen gedurende langere tijd verblijven. De gronden rondom het plangebied zijn echter niet in gebruik voor boom- of fruitteelt en bovendien ook niet zijn aangewezen als boomteeltontwikkelingsgebied. Geconcludeerd wordt dat er geen rekening gehouden hoeft te worden met spuitzones als gevolg van boom- en fruitteelt.

5.1.8.4 Hoogspanningsverbindingen

De magnetische velden in de buurt van hoogspanningsverbindingen kunnen invloed hebben op de gezondheid. Het beleid van de Rijksoverheid is erop gericht om zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rondom bovengrondse hoogspanningsverbindingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla. Afhankelijk van de spanningsniveau strekt het genoemde magneetveld zich uit tot enkele honderden meters van de hoogspanningsverbinding.

Analyse
Het plan leidt tot het toevoegen van woningen waar kinderen gedurende langere tijd kunnen verblijven. De afstand tot hoogspanningsverbindingen is echter dermate groot, namelijk ruim 5 kilometer, dat het plangebied buiten het schadelijke magneetveld ligt. Er is geen nader onderzoek nodig.

5.1.8.5 Conclusie

Het aspect volksgezondheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.9 Milieueffectrapportage
5.1.9.1 Inleiding

Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt, of waarvoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is.

5.1.9.2 Analyse

In bijlage C en D van het Besluit milieueffectrapportage zijn de categorieën van gevallen opgenomen, een nadere m.e.r.-beoordeling behoeven of m.e.r.-(beoordelings)plichtig zijn. Categorie D11.1 betreft "de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen".

Onderhavig plan omvat de bouw van twee woningen die niet als stedelijk ontwikkelingsproject worden gezien. De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren niet tot de in bijlage D van het Besluit milieueffectrapportage genoemde ontwikkelingen. Er is derhalve geen nadere m.e.r.-beoordeling nodig.

Gelet op de resultaten van de hiervoor reeds uitgevoerde milieuanalyse, kan zonder nader onderzoek worden geconcludeerd dat het plan geen significant nadelige milieugevolgen heeft. Een nadere motivering is niet noodzakelijk.

5.1.9.3 Conclusie

Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.

5.2 Waarden

5.2.1 Archeologie
5.2.1.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.

5.2.1.2 Analyse

De gemeente Vught heeft op 19 mei 2022 het 'beleidskader archeologie 2022' vastgesteld. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van dit beleidskader weer. Onderhavig plangebied is daarop opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPMolenhof-VG01_0016.jpg"

UITSNEDE KAART ARCHEOLOGISCHE VERWACHTINGSWAARDE

Het plangebied ligt binnen een zone met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Dat heeft aanleiding gegeven om een archeologisch onderzoek uit te laten voeren: rapport "Archeologisch vooronderzoek in het kader van geplande woningbouw aan het Molenhofje te Vught, gemeente Vught" (27 juli 2022, V1869). Het onderzoeksrapport is als bijlage 6 bijgevoegd.

Vestigia concludeert het volgende:

  • 1. Vanwege de hoge mate van verstoring is de archeologische verwachting voor het zuidelijk deel van het plangebied bij te stellen naar 'laag'. Vestigia adviseert dan ook geen vervolgstappen in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ).
  • 2. Voor het noordelijke deel van het plangebied geldt dat de hoge archeologisch verwachting op basis van het bureauonderzoek gehandhaafd blijft. Afhankelijk van de bouwplannen adviseert Vestigia om voorafgaand aan de verstorende bouwwerkzaamheden een vervolgonderzoek uit te voeren in de vorm van een proefsleuvenonderzoek. Voordat aan het proefsleuvenonderzoek kan worden begonnen dient eerst een door het bevoegd gezag ondertekend PvE te worden opgesteld. Dit PvE is thans uitgevoerd (inclusief addendum).

Naar aanleiding van deel 2 van de conclusie, is ter plaatse van het noordelijke deel van het plangebied een archeologische dubbelbestemming opgenomen.

5.2.1.3 Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.2 Cultuurhistorie
5.2.2.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

5.2.2.2 Analyse

Het plangebied grenst direct aan het monumentale complex "Mariaplein" van gebouwen, tuinen en openbare ruimten, die in de periode 1933 tot 1953 zijn gerealiseerd onder architectuur van A.J. Kropholler.

Het centrum van het complex wordt gevormd door het vierkante Mariaplein. Op de zuidoostelijke hoek van dit plein, waarop in het midden een plantsoen is aangelegd, vinden we de R.K. kerk Maria Middelares aller Genaden. De façade van deze kerk kijkt uit op het plein. Aan de westelijke zijde van het Mariaplein ligt het klooster en bejaardentehuis 'Marienhof', de noordelijke en oostelijke zijde van het plein wordt afgesloten door een tweetal blokken met woonhuizen. Direct rechts van het klooster/bejaardentehuis ligt rondom een rechthoekige tuin de L-vormige bebouwing van de kleuterschool. Rechts hiervan leidt vanaf de Victorialaan een smal pad naar de basisschool 'Het Molenven', die ingesloten ligt tussen de bebouwing langs de Wilhelminalaan en de Molenvenseweg. Aan de oostzijde wordt het plein ontsloten door de Deken van Ossstraat, waaraan, langs de noordzijde het patronaatsgebouw en een achttal woonhuizen is gelegen.

Het complex is van algemeen belang en bezit cultuurhistorische waarde als uitdrukking van sociaal-economische en geestelijke ontwikkelingen. Het complex is van architectuurhistorisch belang als voorbeeld van een samenhangend complex in een traditionalistische stijl. Het complex bezit ensemblewaarde wegens de bijzondere wijze van inrichting en de ruimtelijke en stilistische samenhang tussen de diverse onderdelen. Het complex is van belang vanwege de architectonische gaafheid. Tot slot is het complex van belang vanwege de architectuurhistorische en typologische zeldzaamheid.

De bestaande kapel binnen het plangebied is eveneens van architect Kropholler en is in dezelfde periode gebouwd. Bij de aanwijzing van het monumentale complex lijkt men de kapel 'vergeten' te zijn mee te nemen. De kapel heeft daarom geen formele monumentale status, ondanks het cultuurhistorisch waardevolle karakter.

Het plan leidt op de eerste plaats tot het behoud van de kapel. Middels in voorliggend bestemmingsplan opgenomen regels, is dit behoud geborgd. De nieuwe woningen zijn zorgvuldig ingepast. Door qua vorm en materiaalgebruik aan te sluiten op de Kropholler-karakteristiek, gaan de woningen en de kapel meedoen in het ensemble. Daarnaast wordt de kapel beleefbaar vanaf de openbare ruimte, hetgeen thans nog niet het geval is.

5.2.2.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.3 Natuurwaarden
5.2.3.1 Inleiding

Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:

  • gebiedsbescherming;
  • soortenbescherming;
  • bescherming van houtopstanden.
5.2.3.2 Analyse

Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en het Natuurnetwerk Nederland. Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan enerzijds om verstorende effecten zoals geluid, licht en trillingen op natuurgebieden behorende tot het Natuurnetwerk Nederland en anderzijds om stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.

Verstorende effecten
Gezien de aard en omvang van het plan en de afstand tot Natuurnetwerk Nederland kan worden geconcludeerd dat het plan geen verstorende effecten heeft op gebieden behorende tot Natuurnetwerk Nederland.

Stikstofdepositie
Bijlage 7 bevat het stikstofdepositie-onderzoek. Daaruit volgt dat zowel in de bouwfase als de gebruiksfase wordt voldaan aan de grenswaarde voor stikstofdepositie. Er is geen vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming nodig.

Soortenbescherming
De beoordeling van het plan ten aanzien van de soortenbescherming is uitgevoerd door Staro Natuur en buitengebied uit Gemert: rapport “Toets flora en fauna, Molenhofje te Vught” (11 juni 2019, nr. P19-0189). Het onderzoeksrapport is als bijlage 8 bijgevoegd. In het onderzoeksrapport doet Staro de volgende aanbevelingen om te voldoen aan de Wet natuurbescherming:

  • Graafwerkzaamheden en verwijderen van vegetatie, takkenhopen, houtstapels en dergelijke uitvoeren in twee periodes, tussen 15 april en 15 maart en tussen 1 september en 15 oktober.
  • Snoeien en kappen van bomen en struiken uitvoeren wanneer geen broedgeval aanwezig is en buiten het broedseizoen (half maart tot en met juli).
  • Voor de Alpenwatersalamander dient te worden gewerkt met een goedgekeurde gedragscode, waarbij werkzaamheden plaatsvinden buiten de overwinteringsperiode (globaal tussen half oktober en half april). Dit betekent dat het verwijderen van vegetatie en graafwerkzaamheden kunnen plaatsvinden tussen half april tot half oktober.

Tot slot wordt opgemerkt dat de zorgplicht als genoemd in artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming te allen tijde van toepassing is.

Bescherming van houtopstanden
Het plan omvat niet het kappen van bomen buiten de bebouwde kom of in een houtopstand van meer dan 10 are, of het kappen van een bomenrij van meer dan 20 bomen. Er is derhalve geen herplantplicht conform artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming.

5.2.3.3 Conclusie

Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.3 Waterparagraaf

5.3.1 Inleiding

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap De Dommel. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets. De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).

5.3.2 Beleid

De verschillende overheidslagen hebben hun waterbeleid vastgelegd in diverse beleidsdocumenten. De algemene strekking met betrekking tot ruimtelijke ontwikkelingen betreft:

  • het scheiden van het schone hemelwater en het vuile afvalwater;
  • het verwerken van het hemelwater op het eigen terrein, of middels een gezamenlijke voorziening heeft de voorkeur boven afvoer via het oppervlaktewater.
5.3.2.1 Gemeente Vught

Voor de beheersing van water heeft de gemeenteraad op 19 mei 2022 het "Programma Water en Riolering 2022-2026" vastgesteld. De regels voor het afvoeren van afval-, hemel- en grondwater zijn opgenomen in de gelijktijdig vastgestelde waterafvoerverordening. Plan en verordening zijn zodanig opgesteld dat deze eenvoudig zijn in te passen in de omgevingsvisie, -plan en -programma als bedoeld in de Omgevingswet.

5.3.3 Watersysteem

Om het watersysteem in kaart te brengen heeft Lankelma Geotechniek Zuid B.V. een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd, rapport: ''Geohydrologisch onderzoek; Realisatie hemelwaterretentievoorziening, Molenhofje te Vught'' (4 oktober 2022, 2202660). Dit onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 9.

Lankelma Geotechniek Zuid B.V. conludeert dat:

Hoogte maaiveld

De maaiveldhoogte ter plaatse van de onderzoekspunten varieert van 4,44 m + tot 4,58 m + NAP.

Bodemopbouw

Onder een toplaag van grind-,puin-, en humushoudend zand wordt tot de maximaal verkende diepte een doorgaand matig vast tot vast zandpakket geregistreerd.

Grondwaterstand

De tijdens het onderzoek geregistreerde grondwaterniveaus zijn weergegeven in de navolgende tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPMolenhof-VG01_0017.png"

Waterdoorlatendheid

Doorlatendheidsmetingen onverzadigde zone

Uit de doorlatendheidsmetingen in de onverzadigde zone is de waterdoorlatendheid (K-waarde) bepaald op basis van de formules B.19 t/m B.21 van de NEN-EN-ISO 22282-2:2012. De resultaten zijn weergegeven in de navolgende tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPMolenhof-VG01_0018.png"

Doorlatendheidsmetingen verzadigde zone

Uit de meetresultaten van de doorlatendheidsmetingen in de verzadigde zone is de

waterdoorlatendheid bepaald met de vergelijkingen uit de NEN-EN-ISO 22282-2:2012. De resultaten van de in duplo uitgevoerde metingen zijn weergegeven in de navolgende tabel, evenals de gemiddelde waarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPMolenhof-VG01_0019.png"

5.3.4 Hemelwater

Om het aspect 'hemelwater' te behandelen heeft Dolmans Landscaping Group een waterhuishoudkundig plan opgesteld, rapport: ''Waterhuishoudkundig plan Molenhofje, Vught'' (3 november 2022, 10P220556). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 10.

Dolmans Landschaping Group concludeert dat:

Waterbezwaar

Afwaterend oppervlak

Het totale bebouwd en verhard oppervlak is als volgt onderverdeeld:

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPMolenhof-VG01_0020.png"

Waterbezwaar

Het totale waterbezwaar (regenwater) zal, met de gestelde eis van 0,06 m³/m², neerkomen op 33 m³.Deze hoeveelheid zal geborgen dienen te worden binnen het plangebied (2 percelen).

Berging

Waterberging in fundering

Een mogelijkheid voor de berging van het regenwater zou in een open puinfundering onder de nieuwe verharding kunnen zijn. Door de toepassing van een granulaat met enkel een grove fractie wordt er water tussen de steenfractie geborgen. Door middel van straatkolken en HWA-afvoeren van de woningen aan te sluiten op Permavoid®- kratten kan het water infiltreren in het funderingspakket. Daar wordt het water dan (tijdelijk) geborgen waarna het verder infiltreert in de bodem. Een schematische weergave van het systeem is in onderstaande figuur weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0865.vghBPMolenhof-VG01_0021.png"

Een funderingslaag van gebroken steenslag, type MHK53 8/32 (AquaFlow o.g.) heeft een bergingscapaciteit van ca. 40%. Onder de nieuwe verharding (210 m²) zou een funderingslaag van 0,40 m nodig zijn om het regenwater te kunnen bergen. Dit zou mogelijk zijn onder de toekomstige verharding binnen het plan. Eventueel van elkaar gescheiden funderingslagen dienen met elkaar in verbinding te staan (drain, PVC-buis

of Permavoid®-kratten).

Mocht er in extreme gevallen meer regen vallen dan dat het bergingssysteem aan kan dan bestaat de kans dat er water op straat komt te staan. Dit hoeft geen probleem te zijn, zolang het water maar niet in de woningen/bijgebouwen komt.

Mocht het niet wenselijk zijn dat er water op straat kan komen te staan dan kan worden voorzien in een noodoverstort. Normaliter wordt er een overstort gemaakt die is aangesloten op het HWA-riool van het gemeentelijk stelsel. Daar er in de nabijheid van dit plandeel geen HWA-riool aanwezig is maar wel een DWAriool is een overstort op dit systeem de enige optie.

Een eenvoudige overstortmogelijkheid kan gemaakt worden door in het plangebied een overstortkolk te plaatsen. De overstort(kolk) dient hoger geplaatst te worden dan het hoogste punt van het infiltratiepakket. Door de kolk iets hoger te stellen dan de overige straatkolken, welke aangesloten zitten op het infiltratiepakket, wordt dit bewerkstelligd. Door de overstortkolk aan te sluiten op een DWA-put, d.m.v. een PVC-leiding Ø125 mm, wordt volstaan met een overstort met voldoende capaciteit.

Infiltratie

Het geborgen regenwater zal uiteindelijk vanuit de waterbergende funderingslaag infiltreren in de bodem. De bodem bestaat uit goed doorlatend zand (k-waarde 1,3 tot 1,5 m/dag). De grondwaterstand ligt op ca. 1,50 m -MV. Dit betekent dat er onder de funderingslaag voldoende ruimte is om te kunnen infiltreren.

Uit berekening blijkt dat de ledigingstijd dan ook vrij kort is. Binnen 6 uur is een volledig gevulde berging (funderingslaag) geïnfiltreerd in de bodem.

HWA-riool

De dakafvoer (HWA) van de woningen kan niet worden aangesloten op een HWA-riool en zal moeten worden geleid naar het bergings-/infiltratiepakket onder de verharding. Een aansluiting van de afvoerleidingen op de waterbergende fundering zoals bij de straatafwatering gebeurd behoort tot de mogelijkheden. Er dient dan wel een voorziening voor de Permavoid®-kratten opgenomen te worden voor de afvang van eventueel zand en bladeren.

Een andere optie is om door aan de voorzijde van de woningen uitstroompunten, bijvoorbeeld kolken, te plaatsen. Hierbij stroomt het regenwater over de verharding naar de straatkolken welke zijn aangesloten op de waterbergende fundering. De uitstroompunten (kolken) aan de voorzijde van de woningen kunnen eenvoudig gereinigd worden en zijn voorzien van een zandvang.

DWA-riool

Het vuilwater van de woningen zal worden verzameld in een nieuw aan te leggen DWA-riool. Deze streng kan worden aangesloten op het rioolstelsel van het plan Molenven (DWA-put D08). Geadviseerd wordt om hier dezelfde materialen en dimensionering voor aan te houden. Dat wil zeggen een riolering uitgevoerd in PVC Ø315 mm i.c.m. betonnen inspectieputten 800x800 mm.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

6.1 Kostenverhaal

In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaar een realisatieovereenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.

6.2 Gemeentelijke grondexploitatie

De gemeente heeft geen gronden in het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.

6.3 Maatschappelijk

De initiatiefnemer heeft op 5 oktober 2021 een inloopavond georganiseerd voor de directe omwonenden en heeft hen geïnformeerd over voorliggend initiatief. In bijlage 11 is een samenvatting van het omgevingsdialoog toegevoegd.

Hoofdstuk 7 Juridische aspecten

7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • de toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding.

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.
De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.

7.2 Planregels

De indeling van de planregels is als volgt.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Groen (artikel 3)

Het 'pleintje' voor de kapel heeft de bestemming 'Groen' gekregen.

Verkeer (artikel 4)
Het ontsluitingspad heeft de bestemming 'Verkeer' gekregen.

Wonen (artikel 5)
Het gehele plangebied heeft de bestemming 'Wonen'. Er zijn twee nieuwe woningen toegestaan. Ook de inrit naar de woningen wordt in deze bestemming aangelegd.

Waarde - Archeologie (artikel 6)
Ter bescherming van mogelijke archeologische waarden is een dubbelbestemming opgenomen, die archeologisch onderzoek verplicht voorafgaand aan bodemingrepen met

een diepte van meer dan 0,3 meter over een oppervlakte van meer dan 5 m².

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 7)
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Algemene gebruiksregels (artikel 8)
In dit artikel is nader omschreven welke vormen van gebruik in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan worden aangemerkt.

Algemene wijzigingsregels (artikel 9)

Dit artikel omvat een algemene wijzigingsbevoegdheid voor het verleggen van bestemmingsgrenzen.

Overige regels (artikel 10)
Dit artikel bevat de overige regels, waarbij een verwijzing is opgenomen naar het vigerende "Parapluplan Parkeren".

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 11 )
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.

Slotregel (artikel 12)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 8 Procedure

Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:

  • 1. Inspraak
  • 2. Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
  • 3. Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan
  • 4. Vaststelling door gemeenteraad
  • 5. Terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan

8.1 Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende een periode van 6 weken, vanaf 21 december 2022, voor eenieder ter inzage gelegen. In deze periode zijn er 2 zienswijzen ingediend. In de Nota van zienswijzen, bijgevoegd als bijlage 12, is aangegeven hoe er met deze zienswijzen is omgegaan.

8.2 Vaststelling door gemeenteraad

De gemeenteraad heeft het bestemmingsplan ''Molenhof, Vught'' op 25 mei 2023 gewijzigd vastgesteld.