Plan: | Nieuwkuikseweg 17, Helvoirt |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0865.helvBPNieuwkuik17-VG01 |
Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Nieuwkuikseweg 17, Helvoirt" van de gemeente Vught.
Op het adres Nieuwkuikseweg 17 in het buitengebied tussen Cromvoirt en Helvoirt staan de gebouwen en voorzieningen behorende bij een paardenhouderij. Het geheel heeft een oppervlakte van circa 2 hectare. Hoewel de vergunning nog steeds actueel is, worden er al enige tijd geen paarden meer gehouden. De gebouwen hebben enige tijd leeg gestaan en het terrein werd slechts beperkt onderhouden.
De initiatiefnemer heeft het terrein en de gebouwen gekocht met als doel:
Het plan kan niet worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied Vught 2022", omdat ter plaatse uitsluitend een paardenhouderij is toegestaan. Een herziening van het bestemmingsplan is daarom noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan bevat de ruimtelijke onderbouwing en regels voor het hiervoor beschreven plan.
Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.
UITSNEDE KADASTRALE SITUATIE
De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Helvoirt, sectie E nummers 639, 1076 en 1211 en 1212 (gedeeltelijk). De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 21.000 m². De eerstgenoemde gronden zijn in eigendom van de initiatiefnemer. Perceel 1212 is eigendom van derden.
Ter plaatse van het plangebied vigeren twee bestemmingsplannen:
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN
Ter plaatse van het plangebied geldt de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden 2'. De gronden en gebouwen binnen deze bestemming mogen onder meer worden gebruikt voor grondgebonden agrarische bedrijven - met ter plaatse specifiek voor een paardenhouderij - en voor behoud, herstel en ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden (landschapsontwikkelingsgebied).
Gebouwen moeten worden opgericht in het bouwvlak. Daarbij mag de goothoogte van bedrijfsgebouwen niet meer bedragen dan 7 meter en de bouwhoogte niet meer dan 10 meter. De inhoud van een bedrijfswoning mag maximaal 750 m³ zijn. Bij de bedrijfswoning is maximaal 100 m² aan bijgebouwen toegestaan.
Verder geldt ter plaatse de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'. De bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' legt een bescherming op in het gebied voorkomende cultuurhistorische waarden, zoals paden, lanen en groenstructuur. In paragraaf 5.2.2 wordt hier nader op ingegaan.
Het bestemmingsplan "Hoenderstraat", vastgesteld door de gemeenteraad op 27 oktober 2011, geldt ter plaatse van klein driehoekig gebied aan de zuidzijde van het plangebied en ook in het gebied ten zuiden van het plangebied. Middels dit bestemmingsplan is eerder al een deel van het agrarisch bouwvlak van de paardenhouderij weggenomen en heeft de bestemming 'Natuur' gekregen, bedoeld voor onder meer behoud, herstel en/of ontwikkeling van de functie van bos, natuur en de bijbehorende groeiplaats.
Voorliggend bestemmingsplan omvat geen ontwikkelingen ter plaatse van het 'driehoekje'. Volledigheidshalve is dit perceeldeeltje wel in het nieuwe bestemmingsplan overgenomen.
Op 26 mei 2014 is een omgevingsvergunning verleend voor het gebruik van het gehele boerderijgebouw als woning.
Het plan kan niet worden gerealiseerd op basis van het geldende bestemmingsplan ''Buitengebied Vught 2022", omdat ter plaatse uitsluitend een paardenhouderij is toegestaan. Een herziening van het bestemmingsplan is daarom noodzakelijk.
Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied.
De omgeving van het plangebied kent een relatief lange agrarische geschiedenis, die op onderstaande afbeeldingen is weergegeven.
HISTORISCHE ONTWIKKELING
De oudste kaart waarop het plangebied herkenbaar is weergegeven dateert van omstreeks 1870. Daarop is de Nieuwkuikseweg al duidelijk herkenbaar, al is het beloop ervan nog wat 'hoekig'. Ter plaatse van het plangebied is een pad naar de agrarische percelen zichtbaar. De aanzet van dit pad is er nog steeds en vormt het oprijlaantje naar de huidige boerderij. De rode stippen laten zien dat er ook destijds al bebouwing stond.
Op de kaart van omstreeks 1900 is de huidige woonboerderij al zichtbaar, waarbij het pad deels onderdeel is geworden van het boerenerf. Niet geheel duidelijk is waarom de voorgevel van het boerderijgebouw naar het zuiden is gericht. Mogelijk heeft het te maken met de oriëntatie op de zon.
Gedurende een groot deel van de twintigste eeuw vinden er weinig ontwikkelingen plaats in het landschap. Pas omstreeks 1978 is er een grote verandering zichtbaar met de toevoeging van de thans nog aanwezige landbouwschuren ten behoeve van een melkveehouderij. Het doorlopende pad is verdwenen, maar de entree op de Nieuwkuikseweg is gebleven. Opvallend is de agrarische schaalvergroting die heeft plaatsgevonden en het ontbreken van opgaande beplanting.
In het eerste decennium van de 21e eeuw is op en rond het plangebied een flinke hoeveelheid opgaand groen aangebracht, waardoor de agrarische bebouwing landschappelijk is omzoomd. De melkveehouderij is beëindigd en de gronden zijn in gebruik genomen als paardenhouderij.
Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied in de wijdere omgeving weer.
WIJDERE OMGEVING
Het plangebied ligt in het overgangsgebied tussen de hogere gronden met weiden en bossen, en de lagere gronden van het beekdal van de Zandleij, waar naast beweiding ook akkerbouw plaatsvindt. Dit is een in Brabant veel voorkomende structuur, schematisch weergegeven in onderstaande afbeelding.
In de overgangszone van hoog naar laag is - op de plek waar de Nieuwkuikseweg, de Hoenderstraat en 't Hoog samenkomen tot een driehoekige plaats - een buurtschap van bebouwing ontstaan met de naam Voorste Distelberg. De bebouwing van het plangebied ligt op enige afstand en maakt daardoor niet echt onderdeel van het buurtschap.
Het landschap ter plaatse van de hogere gronden bestaat uit een kamerstructuur van opgaand groen met weiden. Hierdoor heeft het gebied een besloten sfeer. Richting het beekdal blijft weliswaar sprake van landschapselementen van opgaand groen, maar deze vormen veelal geen gesloten kamers. Daardoor is er op veel plaatsen een doorzicht naar een wijder landschap. Deze open- en geslotenheid is ook binnen het plangebied herkenbaar.
Onderstaande afbeelding en de foto's geven de bestaande toestand van het plangebied in zijn directe omgeving weer.
PLANGEBIED EN DIRECTE OMGEVING
Het oostelijk deel van het plangebied bestaat uit een agrarisch erf met bebouwing en voorzieningen behorende bij de voormalige paardenhouderij. Naast het boerderijgebouw - dat geheel als woning in gebruik is - staan er een oude stal uit de tweede helft van de 20e eeuw en een vervallen schuur van plaatmateriaal. Daarnaast liggen er voorzieningen als een stapmolen en een ruime paardenbak. Het westelijk deel betreft een grote (paarden)weide.
Het erf is vanaf de Nieuwkuikseweg bereikbaar via een eenvoudige oprijlaan met volwassen kastanjebomen aan weerszijden. Deze entree geeft enige formaliteit, naar past door een sobere uitvoering bij het agrarische karakter. De oprijlaan was - zoals aangegeven - ooit onderdeel van een langer pad naar de zuidelijk gelegen gronden.
Opgaande structuren in de vorm van houtsingels omsluiten het plangebied. Op enkele plaatsen is er echter een mooi doorzicht naar het achterliggende landschap, onder meer vanuit de tuin bij de boerderij (zie gele pijlen).
Behoudens erfsloten is er geen sprake van oppervlaktewater binnen het plangebied.
In dit hoofdstuk is de beschrijving van het plan opgenomen.
De initiatiefnemer wenst niet opnieuw een agrarisch bedrijf te starten, maar het plangebied te gaan gebruiken voor burgerbewoning en overnachtingsvoorzieningen aan te brengen, specifiek gericht op gasten met paarden. Onderstaande afbeelding geeft het schetsontwerp voor de inrichting van het plangebied weer.
SCHETSONTWERP INRICHTING PLANGEBIED
Het oude boerderijgebouw zal worden gebruikt als burgerwoning, zoals nu ook al het geval is. De verouderde stal en schuur zullen worden verwijderd om plaats te maken voor twee nieuwe bijgebouwen met het karakter van Vlaamse schuren. Hierdoor ontstaat een ensemble van gebouwen op een boerenerf. Het landschap zal worden versterkt door het aanbrengen van nieuw opgaand groen.
Het plan voegt kwaliteit toe aan de omgeving, zowel voor de initiatiefnemer als de passant.
Onderstaande foto's geven de bestaande stal en schuur weer. Deze bebouwing, met een gezamenlijke oppervlakte van 911 m², voldoet niet meer aan de huidige eisen en wensen, en zal worden gesloopt.
BESTAANDE STAL EN SCHUUR
Het bestaande boerderijgebouw is sinds enige jaren in zijn geheel in gebruik als woning. In paragraaf 1.3.3 is al aangegeven dat dit gebruik in een omgevingsvergunning is vastgelegd. Om het wooncomfort te vergroten zal de boerderij intern worden verbouwd.
BESTAANDE SITUATIE WONBOERDERIJ
Ten noordoosten van de woonboerderij - ongeveer op de locatie van de huidige stal - wordt een nieuw gebouw opgericht: de schuur. Onderstaande afbeeldingen geven impressies van de schuur.
IMPRESSIES NIEUWE SCHUUR
De schuur heeft een oppervlakte van circa 240 m² en wordt uitgevoerd naar het karakter van een Vlaamse schuur - een gebouwtype dat behoort bij de regio. Zo bestaat het dak uit riet en worden de gevels gepotdekseld. De goothoogte van het gebouw bedraagt maximaal 2,5 meter en de bouwhoogte maximaal 9 meter. Onder de schuur wordt een ruime (parkeer)kelder aangebracht, die via een hellingbaan aan de noordzijde, evenwijdig aan de schuur bereikbaar is.
In de schuur worden verschillende functies ondergebracht. Zo is er ruimte voor bed and breakfast-voorzieningen, een fitness-/yogazaal (t.b.v. de bed and breakfast) en een tuinkamer/atelier. In de parkeerkelder is ruimte voor het parkeren van auto's.
De stal wordt gerealiseerd op de locatie van de oude schuur, ten zuiden van de woonboerderij. De vormgeving van de stal volgt niet direct de kenmerken van een Vlaamse schuur, maar door dezelfde materialisering te gebruiken ontstaat er een ensemble. Onderstaande afbeeldingen geven een impressie van de stal.
IMPRESSIES NIEUWE STAL
De oppervlakte van de stal bedraagt circa 230 m². De goot- en bouwhoogte bedragen respectievelijk maximaal 3 meter en maximaal 7 meter.
De stal biedt ruimte aan vier paardenboxen, opslagruimten voor voer en tuigage, en voor de paardentrailer.
In de tuin bij de woning wordt een onoverdekt zwembad aangebracht. In directe omgeving het zwembad wordt een 'poolhouse' gebouwd met douche, kleedruimte en eventueel een sauna of stoombad. De oppervlakte van het poolhouse bedraagt circa 30 m². De goothoogte bedraagt maximaal 3 meter en de bouwhoogte maximaal 6 meter.
Samengevat omvat het plan de sloop van 911 m² aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en het oprichten van bijgebouwen bij de woonboerderij met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 500 m².
Het plan omvat de planologische beëindiging van een paardenhouderij met bedrijfswoningen en het mogelijk maken van een burgerwoning met bed and breakfast-voorziening en een fitness-/yogazaal (t.b.v. de bed and breakfast).
De verkeersaantrekkende werking van het plan is berekend met behulp van de kengetallen uit de digitale publicatie ''Toekomstbestendig parkeren - Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'' (CROW). De gemeente Vught wordt aangeduid als matig stedelijk gebied. Het plangebied behoort tot "het buitengebied". In de onderstaande tabel is de berekening van de verkeersaantrekkende werking uiteengezet.
Onderdeel | Verkeergeneratie | Aantal/grootte | Totaal | ||
koop, huis, vrijstaand | 8,2 per woning | 1 woning | 8,2 | ||
Bed and breakfast-voorziening (kamerverhuur, zelfstand (niet-studenten) | 2,1 per kamer | 5 kamers | 10,5 | ||
fitness-/yogazaal (fitnesscentrum) | 40,5 per 100 m² bvo | 46 m² bvo | 18,6 | ||
Totaal | 37,3 |
Op basis bovenstaande tabel kan worden gesteld dat de nieuwe situatie gemiddeld zorgt voor 37 verkeersbewegingen per etmaal. Deze verkeersgeneratie kunnen de Nieuwkuikseweg en omliggende wegen in de toekomstige situatie goed verwerken.
Er zijn geen kengetallen beschikbaar voor een paardenhouderij. Algemeen kan worden gesteld dat de verkeersgeneratie van het bedrijfsmatig gebruik hoger zal zijn dan van een burgerwoning. De verkeersgeneratie van de paardenhouderij heeft nooit tot problemen geleid. Daarom wordt geconcludeerd dat de verkeersaantrekkende werking aanvaardbaar is.
De ontsluiting van het plangebied blijft onveranderd plaatsvinden vanaf de bestaande entree vanaf de Nieuwkuikseweg. Dit is verkeerskundig aanvaardbaar.
Het voorzien in voldoende parkeerplaatsen is noodzakelijk voor het goed functioneren van het plangebied en voorkomt overlast voor de omgeving. De gemeente Vught heeft hiertoe het bestemmingsplan ''Parapluplan Parkeren'' opgesteld. Onderhavig plangebied valt buiten het plangebied van dit bestemmingsplan. Hieromtrent zal voor het parkeervraagstuk worden aangesloten bij de kengetallen uit de digitale publicatie ''Toekomstbestendig parkeren - Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'' (CROW). De gemeente Vught wordt aangeduid als matig stedelijk gebied. Het plangebied behoort tot "het buitengebied". In de onderstaande tabel is de berekening van het parkeervraagstuk uiteengezet.
Onderdeel | Parkeervraag | Aantal/grootte | Totaal | ||
koop, huis, vrijstaand | 2,4 per woning | 1 woning | 2,4 | ||
Bed and breakfast-voorziening (kamerverhuur, zelfstand (niet-studenten) | 0,7 per kamer | 5 kamers | 3,5 | ||
fitness-/yogazaal (fitnesscentrum) | 7,4 per 100 m² bvo | 46 m² bvo | 3,4 | ||
Totaal | 9,3 |
Op basis bovenstaande tabel kan worden gesteld dat in de nieuwe situatie ten minste 10 parkeerplaatsen gerealiseerd dienen te worden.
Het plan omvat de aanleg van een parkeerkelder onder de nieuwe schuur. Het aantal parkeerplaatsen in de kelder is thans nog niet bekend. Het terrein bevat daarnaast voldoende ruimte om in de benodigde parkeerplaatsen te kunnen voorzien. Daarmee wordt aan de gemeentelijke parkeernormen voldaan.
Het onbebouwde terrein wordt ingericht door middel van uitvoeren achterstallig onderhoud en het aanbrengen van nieuw opgaand groen, waarbij thans de volgende gedachtegang wordt gehanteerd. Een en ander moet nog verder worden uitgewerkt.
Een duurzame en gezonde leefomgeving is belangrijk voor het goed functioneren van mens en natuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang te werken aan instandhouding of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en moet schade en overlast voorkomen worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met toekomstige veranderingen, verwachtingen en onzekerheden; denk daarbij aan klimaatveranderingen, technologische doorbraken en politieke onzekerheid. Goede stedenbouwkundige plannen en bouwplannen geven hieraan een passende invulling. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in energietransitie en klimaatbestendigheid.
Nederland heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn en om de uitstoot van CO2 drastisch te verminderen. Om dit te kunnen realiseren zijn grote en kleine veranderingen nodig: de energietransitie. De omschakeling van het gebruik van fossiele brandstoffen naar meer duurzame vormen van energie is de grootste omslag, maar we zullen er ook bewust van moeten zijn dat we anders moeten gaan kijken naar ons energieverbruik. De energietransitie heeft ook een ruimtelijke inslag: het bestaand stedelijk gebied en buitengebied moeten (steden)bouwkundig worden aangepast en nieuwe ontwikkelingen worden toekomstbestendig ontwikkeld.
Onderhavig plan draagt op de volgende wijzen bij aan de energietransitie:
Klimaatverandering is merkbaar en heeft steeds meer een effect op ons dagelijks leven. De zomers worden langer, heter en droger, en áls er regen valt dan komt die vaak in grote hoeveelheden. De winters worden warmer en natter. Dit heeft effect op het woon- en leefklimaat door hittestress, periodes van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Door met het stedenbouwkundig plan en bouwplan rekening te houden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.
Onderhavig plan voorziet hier op de volgende wijze in:
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft het Rijk de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) op 11 september 2020 vastgesteld. De NOVI is inmiddels in werking getreden en is hiermee de opvolger van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). In dit strategisch beleidsdocument schetst de overheid een duurzaam perspectief voor de leefomgeving. Nederland staat de komende jaren voor grote opgaven: de bouw van 1 miljoen nieuwe woningen, duurzame energie opwekken, klimaatverandering, en de overgang naar een circulaire economie vragen meer ruimte dan er beschikbaar is. Daarom moeten er keuzes worden gemaakt om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig, gezond en welvarend te houden. In dit licht zijn de NOVI de nationale belangen opnieuw gedefinieerd:
Analyse
Het voorgenomen initiatief is in lijn met de Omgevingsvisie en geeft invulling aan het realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit en het waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving. Bij de planvorming wordt rekening gehouden met de diverse milieuaspecten, landschap, water, natuur en cultuurhistorie, geheel in lijn met de NOVI.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan de 'Nationale Omgevingsvisie (NOVI)'.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving. De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.
De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en het Natuurnetwerk Nederland.
Voor onderhavig plan zijn echter geen van de nationale belangen rechtstreeks aan de orde. Er hoeft daarom geen toetsing aan het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening plaats te vinden.
Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
De functieverandering van paardenhouderij naar één burgerwoning wordt niet als stedelijke ontwikkeling gezien. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor Duurzame Verstedelijking.
Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:
Het plan wordt aan deze nota's getoetst.
In voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft de provincie de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld (14 december 2018). Deze omgevingsvisie bevat de visie van het provinciale bestuur op de Brabantse leefomgeving van de toekomst (2050). Naar de uitgangspunten van de Omgevingswet zijn daarbij geen routes naar de gestelde doelen vastgelegd, omdat daarmee een beter samenspel en draagvlak kunnen ontstaan. De Omgevingsvisie zal onder meer de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening gaan vervangen.
De Omgevingsvisie kent één basisopgave: "werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit". Elke ruimtelijke ontwikkeling moet - ongeacht de omvang - hieraan bijdragen. In vier hoofdopgaven worden nadere accenten gelegd:
Analyse
Onderhavig plan betreft de functieverandering van een paardenhouderij naar een burgerwoning in het buitengebied. Deze relatief kleinschalige ontwikkeling draagt op de volgende wijze bij aan de 'grote' hoofdopgaven.
ad 1. | De energietransitie houdt enerzijds in het verminderen van het energieverbruik en anderzijds de verduurzaming van de energie. Bij de uitwerking van de bouwplannen voor de schuur en stal en de verbouwing van de woonboerderij komt dit aspect nader aan de orde. Daar komt dan ook de verduurzaming van de energie aan bod, bijvoorbeeld door het aanleggen van een eigen energievoorziening. |
ad 2. | Eén van de onderdelen van een klimaatproof Brabant is het zorgen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Onderhavig plan wordt gerealiseerd op een plek die hoog en droog genoeg is. Door infiltratie van het hemelwater ter plaatse wordt voorkomen dat er een versnelde afvoer plaatsvindt. De inrichting van het perceel kan voorts een bijdrage leveren aan de klimaatadaptatie. |
ad 3. | Een duurzame verstedelijking draagt bij aan het komen tot een slimme netwerkstad. Uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied is alleen wenselijk vanuit kwalitatieve overwegingen en bij een concrete marktvraag. Het plan omvat het hergebruik van een bestaand bouwperceel buiten het bestaand stedelijk gebied. Doordat er een grotere oppervlakte aan gebouwen wordt gesloopt dan wordt gerealiseerd is er sprake van 'ontstening' van het buitengebied. |
ad 4. | Onderdeel van een concurrerende en duurzame economie is het voorzien in een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Door een zorgvuldige inpassing van de woonboerderij en de nieuwe bijgebouwen wordt een bijdrage geleverd aan de leefomgeving en daarmee aan het vestigingsklimaat. |
Conclusie
Het plan geeft invulling aan bij de opgaven van de Omgevingsvisie Noord-Brabant.
De Interim Omgevingsverordening bevat de provinciale regels en randvoorwaarden met een bindende werking over de fysieke leefomgeving. Deze vloeien voort uit de in de Omgevingsvisie genoemde doelen. De Interim Omgevingsverordening is opgesteld naar de gedachtegang van de nieuwe Omgevingswet.
De Interim omgevingsverordening (IOV) heeft een opbouw naar de verschillende doelgroepen. Voor onderhavig plan zijn in beginsel uitsluitend de in hoofdstuk 3 opgenomen "Instructieregels aan gemeenten" aan de orde. De afdelingen in dat hoofdstuk zijn als volgt te onderscheiden (waarbij de volgorde is omgekeerd ten behoeve van vergroting van de toepasbaarheid):
Het plangebied is onderdeel van het landelijke gebied. Conform artikel 3.68 lid 1 IOV zijn in het landelijk gebied in beginsel alleen bestaande burgerwoningen toegestaan. In afwijking daarvan staat artikel 3.69 onder c IOV het gebruik van voormalige bedrijfswoningen als burgerwoning toe, als verzekerd is dat:
ad 1. | Het plan omvat geen woningsplitsing. In de planregels wordt één woning toegestaan. |
ad 2. | Alle voormalige agrarische bedrijfsgebouwen worden gesloopt. Hoewel er nieuwe bijgebouwen worden toegevoegd, is er sprake van een flinke afname van bebouwing. |
In de IOV zijn ter plaatse van het plangebied de aanduidingen 'groenblauwe mantel', 'stalderingsgebied' en 'beperkingen veehouderij' opgenomen.
Groenblauwe mantel
Artikel 3.32, lid 1 IOV schrijft voor dat een bestemmingsplan ter plaatse van de 'groenblauwe mantel':
ad a. | Het plan omvat geen oppervlaktewater, anders dan enkele B-watergangen op de erfgrenzen. De afname van bebouwing is gunstig voor de grondwaterhuishouding. |
ad b. | Betreffende regels zijn opgenomen in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden 2' (zie artikel 3.1). |
ad c. | De positieve bijdrage bestaat uit het versterken en aanbrengen van landschapselementen in de vorm van houtsingelstructuren met inheemse soorten. |
Stalderingsgebied en Beperkingen veehouderij
Deze aanduidingen hebben invloed op veehouderijen. Onderhavig plan omvat geen veehouderij. Er hoeft daarom geen nadere beoordeling aan dit gebiedskenmerk plaats te vinden.
De voor het plan relevante basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van
functies zijn:
Zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit
Om te komen tot een goede omgevingskwaliteit moet rekening gehouden worden met zorgvuldig ruimtegebruik, de waarden in het gebied (toepassing lagenbenadering) en meerwaardecreatie.
Er is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik, omdat het plan een functieverandering van een bestaand bouwperceel betreft. Verouderde gebouwen worden verwijderd. Er wordt nieuwe bebouwing toegevoegd met een kleinere oppervlakte. Er is daarmee sprake van een compact bouwperceel.
Er heeft een zorgvuldige situering van gebouwen plaatsgevonden binnen het bestaande bouwperceel, waarbij rekening is gehouden met en uitgegaan van de bestaande stedenbouwkundige, landschappelijke en natuurlijke waarden. Daarnaast worden nieuwe landschapselementen toegevoegd, gebaseerd op de lagenbenadering.
De meerwaarde wordt gecreëerd door:
Kwaliteitsverbetering landschap
Conform artikel 3.9 IOV moeten ruimtelijke ontwikkelingen in landelijk gebied gepaard gaan met een kwaliteitsverbetering van het landschap. Voor het bepalen van de benodigde investering is een categorie-indeling van toepassing, met elk vereisten aan de kwaliteitsverbetering. De wijze van kwaliteitsverbetering van het landschap is beschreven in paragraaf 4.3.3, waarin het plan aan de gemeentelijke Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap wordt getoetst.
Het plan voldoet aan de regels van de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant.
De Structuurvisie Haaren 2013 bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijke beleid voor een periode van 10 tot 20 jaar. De structuurvisie beschrijft daarvoor de mogelijkheden voor onder meer woningbouw, bedrijven, recreatie en toerisme. Ook gaat de visie in op de toekomstperspectieven voor agrarische ontwikkeling, milieu, water en cultuurhistorie.
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de plankaart. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE PLANKAART STRUCTUURVISIE HAAREN 2013
Het plangebied ligt in op overgang van de hogere agrarische gronden van de Helvoirtse Heide en natuurgebied Loonse en Drunense Duinen naar het lager gelegen beekdal van de Zandleij.
Het karakter van de akkers wordt gekenmerkt door de overwegende openheid, maar omsluiting door bossen. De bebouwing in het akkergebied is geclusterd per erf en de ontsluiting ligt centraal of aan de randen, zoals de Nieuwkuikseweg. Het beekdal betreft een voornamelijk agrarisch gebied met groene kamers. Evenals bij de akkers is er een clustering van gebouwen per erf. De clusters liggen solitair in het landschap.
Het plan omvat een bestaand erf met een cluster van gebouwen. Door het realiseren van de nieuwe gebouwen, ontstaat een ensemble wat de clustering versterkt. De opgaande beplanting rondom het perceel draagt bij aan de groene kamerstructuur in het gebied.
Samengevat kan worden gesteld dat het plan bijdraagt aan de versterking van de kwaliteiten van het landschapsbeeld van het buitengebied.
In september 2021 heeft de gemeenteraad van Vught het 'Herstelbesluit' vastgesteld. Hierin is besloten dat het bestemmingsplan ''Buitengebied 2020'' van de gemeente Haaren op het punt van vrijkomende voormalige agrarische bebouwing wordt gewijzigd. De bestemmingsplanregels zijn op dit punt geschrapt en vervangen door een dynamische verwijzing naar het beleidskader “Vrijkomende Agrarische Bebouwing”. Deze beleidsnotitie maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan ''Buitengebied Vught, 2022''.
Op basis van artikel 2.2 uit het beleidskader kan een woning met meer dan 200 m² aan bijgebouwen worden toegestaan, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Hieronder wordt getoetst aan deze uitgangspunten
ad a. | Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling zal landschappelijk worden ingepast. Dit is reeds nader beschreven in paragraaf 3.4. Hiermee is sprake van een goede landschappelijke inpassing. |
ad b. | Zoals nader aangetoond in het hoofdstuk 5 is de voorgenomen ontwikkeling op het gebied van milieu (waaronder ook de aspecten bodem, volksgezondheid, geluid, geur, luchtkwaliteit en externe veiligheid), ecologie, archeologie en cultuurhistorie, verkeer en water goed inpasbaar in de omgeving. |
ad c. | Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is overleg geweest met de omwonenden van de locatie. Daarbij zijn alle omwonenden op de hoogte gebracht van de plannen van de initiatiefnemer en zijn zij in de gelegenheid gesteld hierop te reageren en eventuele bezwaren of aandachtspunten kenbaar te maken. Geen van de omwonenden heeft aangegeven bezwaren op de plannen van de initiatiefnemer te hebben. |
ad d. | Bij de voorgenomen ontwikkeling wordt de paardenhouderij in zijn geheel beëindigd. De bestemming wordt omgeschakeld naar een woonbestemming, wat inhoudt dat zich ter plaatse geen nieuw agrarisch bedrijf en geen nieuwe veehouderij zal kunnen vestigen. Het beëindigen van de paardenhouderij en het wegnemen van de mogelijkheden voor vestiging van een nieuwe veehouderij zullen leiden tot een vermindering van de uitstoot van geur, fijnstof en ammoniak. Daarmee zal de voorgenomen ontwikkeling een vermindering van de milieubelasting aan de omgeving tot gevolg hebben, waarmee het woon- en leefklimaat in de omgeving alleen maar zal toenemen. Daarnaast worden de bestaande bijgebouwen gesloopt en ter plaatse nieuwe bijgebouwen gerealiseerd. Daarbij zal de beeldkwaliteit van de locatie alleen maar worden verbeterd. Dit draagt bij aan de belevingswaarde van het gebied. Tevens zal ter plaatse worden voorzien in een goede en bij de omgeving passende landschappelijke inpassing, waarmee de landschappelijke en ruimtelijke kwaliteit op de locatie zal verbeteren. Dit draagt eveneens bij aan de belevingswaarde van de omgeving. Zoals nader aangetoond in de paragraaf "Structuurvisie Haaren 2013" (paragraaf 4.3.1) kan met de voorgenomen ontwikkeling worden voldaan aan de richtlijnen en beleidsuitgangspunten zoals zijn opgenomen in de structuurvisie van de gemeente Haaren. Daarmee sluit de voorgenomen ontwikkeling aan bij de voormalige structuurvisie Haaren. Hiermee wordt tevens ook voldaan aan de structuurvisie Vught en de gebiedsvisie Vught. De nieuw te ontwikkelen bijgebouwen zullen voldoen aan de huidige kwaliteitseisen. Zowel de betreffende gebouwen als de woning zullen door de initiatiefnemer worden onderhouden. |
ad e. | Zoals nader aangetoond in de paragraaf "Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Vught 2022" (paragraaf 4.3.3) wordt met de voorgenomen ontwikkeling voldaan aan de regeling kwaliteitsverbetering van het landschap van gemeente Vught. |
ad f. | Voor de voorgenomen ontwikkeling wordt een partiële herziening van het bestemmingsplan (postzegelbestemmingsplan) opgesteld. Voorliggend document dient als toelichting van de partiële herziening. In deze toelichting is, in de paragraaf "Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant" (paragraaf 4.2.2), nader aangetoond dat de voorgenomen ontwikkeling voldoet aan de bepalingen zoals zijn opgenomen in de Interim Omgevingsverordening van de provincie Noord-Brabant. |
Conclusie
Gezien het voorgaande kan worden gesteld dat de voorgenomen ontwikkeling voldoet aan de voorwaarden uit het beleidskader “Vrijkomende Agrarische Bebouwing”.
Naar aanleiding van het uitgangspunt ten aanzien van het leveren van een kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in artikel 3.9 van de Interim Omgevingsverordening (zie paragraaf 4.2.2), en de daaromtrent gemaakte regionale afspraken heeft de gemeente Vught de regeling ''Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente Vught 2022'' vastgesteld.
Deze paragraaf bevat een beschrijving van de wijze van kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals bedoeld in artikel 3.2 van de Verordening in relatie tot voorliggend bestemmingsplan. Aan de orde komen:
Ruimtelijke ontwikkelingen zijn in drie categorieën ingedeeld:
Onderhavig plan bevat drie deelontwikkelingen met elk een eigen ruimtelijke impact:
Hiervoor is geen tegenprestatie vereist en volstaat een landschappelijke inpassing. In paragraaf 3.4 is de gewenste landschappelijke inpassing geïntroduceerd. Bijlage 1 omvat het beplantingsplan. In dit beplantingsplan worden de gewenste soorten, oppervlakten en maatregelen nader omschreven. Dit beplantingsplan is daarnaast juridisch verankerd in de regels behorende bij dit bestemmingsplan.
In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.
Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.
Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft Inpijn-Blokpoel uit Son en Breugel een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd: rapport "Verkennend bodemonderzoek aan
de Nieuwkuijkseweg 17 te Helvoirt" (17 juli 2020, nr. 14P002686-ADV03). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 2.
Inpijn-Blokpoel concludeert dat:
Het geheel aan onderzoeksresultaten geeft geen overwegende aanleiding de gestelde hypothese te verwerpen. Het criterium voor nader onderzoek wordt voor de onderzochte parameters niet overschreden. De uitvoering van een nader bodemonderzoek wordt derhalve niet noodzakelijk geacht. Zodoende vormt het aspect 'bodem' geen belemmering vormt voor de geplande ontwikkelingen.
Naaste een verkennend bodemonderzoek heeft Inpijn-Blokpoel uit Son en Breugel ook een verkennend asbestbodemonderzoek uitgevoerd, rapport: ''Verkennend asbest bodemonderzoek conform NEN 5707 locatie aan de Nieuwkuijkseweg 17 te Helvoirt (12 mei 2020, 14P002686-01). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 3.
Inpijn-Blokpoel concludeert dat:
Het uitvoeren van een nader onderzoek is derhalve niet aan de orde.
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:
Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.
Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft een woonfunctie. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving.
Invloed omliggende inrichtingen op plan
Onderstaande tabel bevat een overzicht van de bedrijven in de directe omgeving, de richtafstanden voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar, alsmede de werkelijke afstand tot de gebouwen in het plangebied.
bedrijf | geur | stof | geluid | gevaar | werkelijke afstand |
Nieuwkuikseweg 34: melkrundveehouderij | 100 m | 30 m | 30 m | 0 m | 95 m |
Loonsebaan 1A: melkrundveehouderij | 100 m | 30 m | 30 m | 0 m | 150 m |
't Hoog 10: varkenshouderij | 200 m | 30 m | 50 m | 0 m | 150 m |
De gebouwen liggen binnen de richtafstand van het aspect geur van twee veehouderijen. In paragraaf 5.1.4 wordt nader ingegaan op het geuraspect. Verder liggen de gebouwen buiten de richtafstand van de overige aspecten, waarmee er voor die aspecten sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.
Hoewel het plan geen nieuwe kwetsbare objecten bevat en het aantal personen dat binnen het plangebied verblijft niet toeneemt, is het noodzakelijk nader in te gaan op het aspect externe veiligheid.
Het kader voor het beoordelen van externe veiligheid bestaat met name uit:
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt daarnaast getoetst aan de van toepassing zijnde veiligheidsafstanden uit onder meer het Activiteitenbesluit en het Besluiten algemene regels ruimtelijke ordening.
De gemeente Haaren heeft met het werkdocument 'Verantwoording Groepsrisico Haaren' beschreven hoe de gemeente omgaat met externe veiligheidsvraagstukken binnen haar gemeente. Dit werkdocument dient als aanvulling op de landelijke regelgeving.
Kernbegrippen
In het beoordelingskader staan twee kernbegrippen centraal:
Verantwoordingsplicht groepsrisico
Met het invullen van de verantwoordingsplicht wordt antwoord gegeven op de vraag in hoeverre eventuele externe veiligheidsrisico's in het plangebied worden geaccepteerd en welke maatregelen getroffen zijn om het risico zoveel mogelijk te beperken. Het invullen van de verantwoordingsplicht is een taak van het bevoegd gezag (veelal de gemeente), waardoor het externe veiligheidsaspect wordt meegewogen bij het maken van ruimtelijke keuzes. Deze verantwoording is kwalitatief en bevat verschillende onderdelen die aan bod kunnen of moeten komen. In onderstaand overzicht (volgend uit de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico) zijn de onderdelen van de verantwoording nader uitgewerkt en toegelicht.
Bron | Wanneer en opzet verantwoording groepsrisico |
Inrichtingen (Bevi) | Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. |
Buisleidingen (Bevb) | Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Er kan echter worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer: 1) het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde, of 2) de toename minder is dan 10% en de oriënterende waarde niet wordt overschreden, of 3) personen zich buiten de 100% letaliteitgrens bevinden. Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden. |
Transportroutes (Bevt) | Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Er kan echter worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer: 1) het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde, of 2) de toename minder is dan 10% en de oriënterende waarde niet wordt overschreden, of 3) personen zich buiten de 200 meter-zone bevinden. Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden. |
Door het uitwerken van de verantwoordingsplicht neemt het bevoegd gezag de verantwoordelijkheid voor het 'restrisico' dat overblijft nadat benodigde de veiligheidsverhogende maatregelen genomen zijn.
De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten ten opzichte van het plangebied. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de Risicokaart.
UITSNEDE RISICOKAART NEDERLAND
Inrichtingen
Op circa 850 meter ten oosten van het plangebied ligt Camping Mastenbosch (Loverensestraat 7), die weliswaar op de Risicokaart is opgenomen, maar niet onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen valt. De aanwezigheid van een bovengrondse propaantank (9100 liter) geeft een relevante afstand vanwege het plaatsgevonden risico (PR10-6/jaar) van 19 meter. Er is geen sprake van een invloedsgebied in het kader van het groepsrisico.
Het plan ligt ruim buiten de relevante afstand voor het plaatsgebonden risico. De propaantank heeft geen invloed op de externe veiligheid in het plangebied.
Buisleidingen
Ten oosten van het plangebied liggen een aantal buisleidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is. Het betreffen:
De leidingen liggen op respectievelijk circa 925 meter en circa 1.200 meter van het plangebied. De afstand is dermate groot dat de leidingen geen invloed hebben op de externe veiligheid in het plangebied.
Transportroutes
Ten zuiden van het plangebied ligt op enige afstand de spoorlijn Tilburg - 's-Hertogenbosch, die opgenomen is in de Regeling basisnet en daarmee onder het Besluit externe veiligheid transportroutes valt (niet afgebeeld). Conform de Regeling bedraagt de PR-contour (10-6/jr) maximaal 8 meter. Het invloedsgebied voor het groepsrisico bedraagt 4.000 meter.
De werkelijke afstand van het plangebied tot de transportroute bedraagt circa 1.800 meter. het plangebied ligt daarmee binnen het GR-invloedsgebied, maar buiten de meest relevante zone (200 meter) en ook buiten de PR-contour.
Op grond van artikel 7 van het Bevt moet worden ingegaan op de mogelijkheden voor:
Het plan omvat geen "bijzonder kwetsbare objecten", bestemd voor verminderd zelfredzame personen, binnen het invloedsgebied van de transportroute(s). Het plangebied ligt voorts geheel buiten de invloedsgebieden (1%-letaliteitsgebieden) vanwege een calamiteit met brandbare gassen, gemeten 355 meter vanaf de spoorlijn. Er is daarmee sprake van een 'standaard situatie', waarvoor een eenvoudige verantwoording volstaat:
Overeenkomstig het gestelde in artikel 9 van het Bevt is de Veiligheidsregio in de gelegenheid gesteld om hierover een advies uit te brengen. Dit advies is opgenomen als bijlage 4.
De transportroute heeft beperkt invloed op de externe veiligheid in het plangebied. Deze invloed neemt echter niet toe als gevolg van onderhavig plan.
Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.
Onderhavig plan omvat onder meer het hergebruik van een voormalige agrarische bedrijfswoning als burgerwoning en het realiseren van een bed and breakfast-voorziening in een nieuw bijgebouw. De burgerwoning betreft geen nieuw geurgevoelig object; de bed and breakfast-voorziening is dat wel.
Op grond van de gemeentelijke Verordening geurhinder en veehouderij 2019 geldt in het plangebied een geurnorm van 10 ouE/m³ en een afstandseis van 50 meter. Onderstaande afbeelding geeft de omliggende veehouderijen weer.
OMLIGGENDE VEEHOUDERIJEN
Geconcludeerd wordt dat de veehouderijen in de omgeving op ruimschoots voldoende afstand liggen, waardoor de geurnorm en de afstandseis niet worden overschreden. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van het aspect geur.
Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.
Het plan omvat geen nieuwe geluidgevoelige objecten. Een nadere toetsing aan het aspect geluidhinder voor wat betreft wegverkeerslawaai als industrielawaai is niet nodig.
Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
De (negatieve) effecten van onderhavig plan op de luchtkwaliteit zijn onderzocht met behulp van de NIBM-rekentool (www.infomil.nl). Aan de hand van de toename van het aantal verkeersbewegingen is beoordeeld of het plan al of niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van genoemde stoffen in de lucht. Uit paragraaf 3.3.1 blijkt dat er binnen het initiatief gemiddeld 37 verkeersbewegingen per etmaal bijkomen. Op onderstaande afbeelding is het resultaat van de rekentool weergegeven.
NIBM REKENTOOL
Uit de berekening volgt dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van stoffen in de lucht.
Goed woon- en leefklimaat
Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van het woon- en leefklimaat wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.
In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op.
De monitoringstool die in het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is opgesteld, geeft de volgende jaargemiddelden voor de relevante stoffen ter plaatse van het meest relevante meetpunt 'Udenhoutseweg 31; 20757' (op circa 1.700 meter van het plangebied).
Categorie | Grenswaarde | 2020 | 2030 |
jaargemiddelde concentratie NO2 | 40 µg/m³ | 12,1 | 9,8 |
jaargemiddelde concentratie PM10 | 40 µg/m³ | 15,9 | 13,8 |
jaargemiddelde concentratie PM2.5 | 25 µg/m³ | 9,0 | 7,4 |
overschrijdingsdagen per jaar- gemiddelde concentratie PM10 | 35 | 6,0 | 6,0 |
Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat aan alle grenswaarden wordt voldaan. Er is daarmee sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het aspect volksgezondheid heeft de laatste jaren meer aandacht gekregen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Aangetoond moet worden dat een ruimtelijke ontwikkeling geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.
Een beoordeling van de effecten op de volksgezondheid doet zich met name voor de ontwikkeling van of in de buurt van veehouderijen, boom- en fruitteelt en hoogspanningsverbindingen. In deze paragraaf wordt het plan aan deze aspecten getoetst.
Bij het beoordelen van de effecten van veehouderijen op de volksgezondheid wordt onderscheid gemaakt in endotoxinen en geitenhouderijen. De Handreiking veehouderij en volksgezondheid 2.0 bevat een praktisch stappenplan om te beoordelen of nadere advisering vanuit de GGD wenselijk is. De stappen dienen stuk voor stuk te worden doorlopen en beantwoord om na te gaan of er knelpunten worden gevonden en of advisering door de GGD wenselijk is. De uiteindelijke keuze om wel of geen medewerking te verlenen aan een ontwikkeling is een afweging die wordt gemaakt door de gemeente.
Stappenplan
Stap 1 Endotoxinen
Op basis van de Notitie Handelingsperspectieven Veehouderij en Volksgezondheid (Endotoxine toetsingskader 1.0) kan worden beoordeeld of sprake is van een verhoogd volksgezondheidsrisico ten aanzien van varkenshouderijen en pluimveehouderijen.
Bij een afstand van meer dan 1 kilometer tot pluimveehouderijen en van meer dan 250 meter tot overige veehouderijen (behoudens geitenhouderijen) is er geen gevaar voor de volksgezondheid als gevolg van endotoxinen. Het Bestand Veehouderijbedrijven biedt de benodigde gegevens van de veehouderijen.
Onderhavig plan omvat geen nieuwe objecten waarbinnen personen gedurende lange periode verblijven. Normaliter kan worden aangenomen dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van Endotoxinen. Daarnaast voldoet onderhavig plangebied aan de endotoxine richtafstanden voor varkens- en/of pluimveehouderijen.
Stap 2 Emissies
Er is geen sprake van een ontwikkeling bij een veehouderij. Stap 2 is niet van toepassing
Stap 3a Geur, toetsen aan aanvaardbaar woon-/leefklimaat a.d.h.v. wettelijk kader
Dit aspect is beoordeeld in paragraaf 5.1.5 van deze toelichting. Uit de betreffende paragraaf blijkt dat wordt voldaan aan de wet- en regelgeving voor wat betreft agrarische geur.
Stap 3b Geur, toetsen aan aanvaardbaar woon-/leefklimaat a.d.h.v. gezondheidskundige advieswaarde
De geurbelasting voldoet aan de gezondheidskundige advieswaarde van 5,0 ouE/m³.
Stap 4a Binnen een veehouderij (1 adres of 1 ondernemer) worden bedrijfsmatig meerdere diersoorten gehouden
Niet van toepassing
Stap 5a Geitenhouderij
Uit onderzoek is gebleken dat omwonenden in een straal van 2 km rondom geitenhouderijen een verhoogde kans hebben op longontsteking. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van geitenhouderijen moet beoordeeld worden of er een effect is op de volksgezondheid.
Onderhavig plan omvat geen nieuwe objecten waarbinnen personen gedurende lange periode verblijven, boven zijn er een straal van 2 km rondom het plangebied geen geitenhouderijen met meer dan 100 geiten actief. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect geitenhouderijen plaats te vinden. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van geitenhouderijen.
Stap 5b Pluimveebedrijven
Het plangebied is niet gelegen binnen een afstand van 1 kilometer van een pluimveebedrijf.
Stap 5c Overige veehouderijen
De planlocatie is gelegen binnen een straal van 250 meter van veehouderijen aan 't Hoog 10, de Loonsebaan 1A en Nieuwkuikseweg 34 en de paardenhouderij aan de Hoenderstraat 1. Conform het te doorlopen stappenplan dient een advies opgevraagd te worden bij de GGD.
Stap 6. Is er sprake van mestbe- of verwerking
Niet van toepassing.
Stap 7. Bij omwonenden is sprake van ongerustheid over de volksgezondheid
Of in (de omgeving van) het plangebied sprake is van ongerustheid over de volksgezondheid zou kunnen volgen uit de klachtenregistratie bij de gemeente. Daaruit blijkt dat in ieder geval de afgelopen 5 jaar op dit punt geen klachten zijn ingediend bij de gemeente Vught.
Conclusie stappenplan Handreiking veehouderij en volksgezondheid
Uit de beperkte toetsing op afstanden blijkt dat stap 5c leidt tot de conclusie dat advies opgevraagd kan worden bij de GGD. De gemeente heeft de afweging gemaakt en gekozen dit enkel te doen bij nieuwe ontwikkelingen op minder dan 30 meter van agrarische inrichtingen.
Bij boom- en fruitteelt worden vaak gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Deze middelen kunnen een gevaar opleveren voor de volksgezondheid. Als gevolg van de wind kunnen gewasbeschermingsmiddelen verwaaien. Dit wordt drift genoemd. Om te voorkomen dat derden als gevolg van drift in aanraking komen met gewasbeschermingsmiddelen wordt een spuitzone van 50 meter gehanteerd.
Analyse
Het plan leidt niet tot het toevoegen van woningen of andere functies waar personen gedurende langere tijd verblijven. Daarnaast wordt opgemerkt dat de gronden rondom het plangebied thans niet in gebruik zijn voor boom- en fruitteelt en bovendien ook niet zijn aangewezen als boomteeltontwikkelingsgebied. Geconcludeerd wordt dat er geen rekening gehouden hoeft te worden met spuitzones als gevolg van boom- en fruitteelt.
De magnetische velden in de buurt van hoogspanningsverbindingen kunnen invloed hebben op de gezondheid. Het beleid van de Rijksoverheid is erop gericht om zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rondom bovengrondse hoogspanningsverbindingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla.
Analyse
Het plan leidt niet tot het toevoegen van woningen of andere functies waar kinderen gedurende langere tijd verblijven. Daarnaast wordt opgemerkt dat er sprake is van een zeer grote afstand tot hoogspanningsverbindingen, namelijk ruim 7 kilometer, en dat het schadelijke magneetveld zich tot maximaal enkele honderden meters van de hoogspanningsverbinding uitstrekt. Er is geen nader onderzoek nodig.
Het aspect volksgezondheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt, of waarvoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is.
De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren niet tot de in bijlage D van het Besluit milieueffectrapportage genoemde ontwikkelingen. Er is derhalve geen nadere m.e.r.-beoordeling nodig.
Gelet op de resultaten van de hiervoor reeds uitgevoerde milieuanalyse, kan zonder nader onderzoek worden geconcludeerd dat het plan geen significant nadelige milieugevolgen heeft. Een nadere motivering is niet noodzakelijk.
Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.
De gemeente Vught heeft op 19 mei 2022 het 'beleidskader archeologie 2022' vastgesteld. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van dit beleidskader weer. Onderhavig plangebied is daarop opgenomen.
UITSNEDE KAART ARCHEOLOGISCHE VERWACHTINGSWAARDE
Het plangebied ligt binnen een zone met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Dat heeft aanleiding gegeven om een archeologisch onderzoek uit te laten voeren, rapport: ''Archeologisch vooronderzoek aan de Nieuwkuikseweg 17 te Helvoirt, gemeente Haaren'' (23 juli 2020, V1959). Dit onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 5.
Vestigia concludeert dat op basis van de resultaten van dit archeologisch bureau- en booronderzoek de kans op het aantreffen van een intacte archeologische vindplaats uit de periode Laat-Paleolithicum t/m de Late Middeleeuwen als laag wordt ingeschat. Op basis van historisch kaartmateriaal is er wel sprake van een historische boerderijplaats, in ieder geval uit de 18e eeuw en later. Het bestaande hoofdgebouw is daarbij waarschijnlijk geheel of grotendeels op de locatie van een voorganger gebouwd, mogelijk zelfs op de oude funderingen. De geplande ingrepen voor het hoofdgebouw beperken zich echter tot een interne verbouwing, die niet buiten de huidige footprint treedt. De andere ingrepen bestaan uit de sloop en nieuwbouw van een aantal bijgebouwen, grotendeels op de zelfde locatie waar nu ook al bebouwing aanwezig is. Het terrein is op basis van de boringen al behoorlijk verrommeld door het algemene gebruik als boerderij-erf, en de sloop en bouw van voorgangers van bijgebouwen/opstallen. Het is daarom twijfelachtig of nader onderzoek op de locaties van de geplande bijgebouwen en het zwembad nog veel nuttige informatiewinst zal opleveren.
Op basis van de resultaten adviseert Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie geen nader onderzoek. De geplande ingrepen kunnen worden vrijgegeven.
Ondanks een zorgvuldig onderzoek kan nooit volledig worden uitgesloten dat er tijdens werkzaamheden archeologische sporen of resten worden aangetroffen. Conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet dient hiervan melding te worden gemaakt bij de Minister.
Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Het plangebied is onderdeel van het landschap van de Loonse en Drunense Duinen, dat naast een hoge aardkundige en ecologische waarde, tevens een cultuurhistorische waarde heeft. Het landschap strekt zich uit van Kaatsheuvel tot Cromvoirt. De kern van het landschap wordt gevormd door de stuifduinen, de omringende bossen en weiden en de nederzettingen aan de rand ervan.
De cultuurhistorische waarde van de onderhavig plangebied wordt met name gevormd vanwege de ligging op de overgang van het bos- en weidegebied en de lager gelegen gebieden van het Zandleij-beekdal en het Helvoirts Broek. Daarmee ligt het tevens op de overgang van een besloten kamerlandschap naar een meer open gebied.
Zoals aangegeven komen in het overgangsgebied van oorsprong al bebouwingsstructuren voor. In paragraaf 2.2 is de buurtschap Voorste Distelberg al genoemd. Onderhavig plangebied ligt daar net buiten en vormt een eigen ensemble van gebouwen.
Het plan vormt een toegevoegde waarde aan het landschap, doordat verouderde landbouwschuren worden vervangen door bij de streek passende gebouwen en bestaande groenstructuren worden behouden en versterkt.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en het Natuurnetwerk Nederland. Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan enerzijds om verstorende effecten zoals geluid, licht en trillingen op natuurgebieden behorende tot het Natuurnetwerk Nederland en anderzijds om stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.
Verstorende effecten
Gezien de aard en omvang van het plan en de afstand tot Natuurnetwerk Nederland kan worden geconcludeerd dat het plan geen verstorende effecten heeft op gebieden behorende tot Natuurnetwerk Nederland.
Stikstofdepositie
Bijlage 6 bevat het stikstofdepositie-onderzoek waarin de zowel de aanleg- als gebruiksfase is beoordeeld. Daaruit volgt dat het plan geen significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden heeft.
Soortenbescherming
Staro Natuur en buitengebied uit Gemert heeft een onderzoek verricht naar het voorkomen van beschermde soorten in het plangebied: rapport "Quickscan flora en fauna Nieuwkuikseweg 17 te Helvoirt" (mei 2020, nr. 20-0158). Het rapport is als bijlage 7 bijgevoegd.
Staro concludeert dat de voorgenomen plannen niet leiden tot overtreding van de Wet natuurbescherming ten aanzien van soortenbescherming, mits:
Naar aanleiding van bovenstaande conclusies heeft Dorrestijn van Noordhout, groen en omgevingsmanagement een nader onderzoek naar de aanwezigheid van de kerkuil en huismus uitgevoerd: rapport ''Nader onderzoek aanwezigheid kerkuil en huismus Nieuwkuikseweg 17 Helvoirt'' (november 2021). Het rapport is bijgevoegd als bijlage 8.
Dorrestijn van Noordhout, groen en omgevingsmanagement concludeert dat:
De potentiële verblijfplaats, zoals vastgesteld door Staro, wordt wel uit voorzorg gemitigeerd tijdens de verbouwing in de vorm van een kast (voor zowel de kerkuil als de huismus).
Op basis van dit onderzoek kan in alle redelijkheid worden gesteld dat de voorgenomen bouwactiviteiten geen verbodsbepalingen van de Wet Natuur Bescherming worden overtreden.
Tot slot wordt opgemerkt dat de zorgplicht als genoemd in artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming te allen tijde van toepassing is.
Bescherming van houtopstanden
Het plan omvat niet het kappen van bomen buiten de bebouwde kom of in een houtopstand van meer dan 10 are, of het kappen van een bomenrij van meer dan 20 bomen. Er is derhalve geen herplantplicht conform artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming.
Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap De Dommel.
De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.
De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).
Onderhavig plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap De Dommel. Het waterschapsbeleid is onder meer beschreven in:
benodigde compensatie (in m³) = toename verhard oppervlak (in m²) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m) |
Het beleid van gemeente Vught voor het aspect water is opgenomen in het ‘Programma water en riolering, 2022 – 2026 – Op weg naar een waterrobuust en klimaatbestendig Vught’ d.d. 14 december 2021. In het ‘Programma water en riolering’ wordt de koers uitgezet om een klimaatbestendige en aantrekkelijke gemeente te realiseren. Het beschrijft de uitdagingen die er zijn, wat op korte en lange termijn beoogd wordt om te realiseren, hoe dat gaat gebeuren en hoe dit zo duurzaam mogelijk gefinancierd kan worden vanuit de rioolheffing. In het programma zijn 3 speerpunten geformuleerd:
De gemeentelijke ambitie met betrekking tot een waterrobuuste en klimaatbestendige leefomgeving is om (binnen de reikwijdte van de gemeentelijke watertaken) de bijdragen te continueren aan klimaatthema’s van wateroverlast, droogte, hittestress en aan biodiversiteit. Dit doet de gemeente door meekoppelkansen te benutten en belanghebbenden bij elkaar te brengen.
De gemeente Vught heeft een hemelwaterverordening, de ‘Waterafvoerverordening Vught 2022’ opgesteld, waarmee de gemeente een instrument heeft om de bebouwde omgeving waterrobuust in te richten. Deze verordening is in werking getreden d.d. 24 juni 2022.
Bij een toename van verhard oppervlak groter dan 100 m² als gevolg van nieuwbouw of herontwikkeling (inclusief slopen van perceel of pand) streeft de gemeente naar een volledige compensatie van 60 mm waterberging per m² aan verharding in het betreffende plangebied. Daarbij wordt in lijn met de Brabant Keur van de Brabantse Waterschappen de gevoeligheidsfactor gehanteerd, die rekening houdt met de geohydrologische kenmerken van de bodem. Een uitzondering voor compensatie wordt gemaakt voor vergunningsvrije daken en een groen dak inclusief waterbergende functie (deze wordt niet als verhard beschouwd). De waterbergingsopgave dient op eigen terrein of binnen het plangebied opgelost te worden. Een (ondergrondse of bovengrondse) voorziening dient tenminste een noodoverloop of noodaansluiting op de riolering te hebben richting de openbare ruimte en boven de gemiddeld hoogste grondwaterstand gerealiseerd te worden. Indien niet aan de waterbergingsopgave voldaan kan worden, dient in overleg met de gemeente naar een oplossing gezocht te worden.
Er heeft geen specifiek onderzoek plaatsgevonden naar de infiltratiecapaciteit van de bodem. Uit het uitgevoerde bodemonderzoek (zie paragraaf 5.1.1) blijkt dat ter plaatse sprake is van een zandbodem. Uit de gegevens van het waterschap volgt dat er ter plaatse van het plangebied een gevoeligheidsfactor van 1/4 is. De waterdoorlatendheid is zeer goed.
Het plangebied wordt aan de zijde van de Nieuwkuikseweg begrensd door B-watergangen. Voorts is er in het plangebied en in de directe omgeving is geen oppervlaktewater aanwezig.
De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) binnen het plangebied bedraagt 0,6 tot 0,8 meter onder maaiveld (bron: Bodematlas Noord-Brabant).
Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied waarin waterschapsbelangen een rol spelen, zoals waterkering, waterberging of waterwinning.
Het plan omvat de sloop van een aantal gebouwen met een gezamenlijke oppervlakte van 911 m². De nieuwe gebouwen hebben tezamen een oppervlakte van 500 m², waarmee er per saldo een afname is van het bebouwde oppervlak. De oppervlakte van de terreinverharding blijft naar verwachting ongeveer gelijk.
Omdat er sprake is van een afname van het verharde oppervlak, stelt het waterschap geen eisen aan de wijze van verwerking van het hemelwater. Voor een goede waterhuishouding en het voorkomen van 'natte voeten' is het wenselijk het hemelwater op te vangen.
Met toepassing van de in paragraaf 5.3.2.3 genoemde rekenregel is (500 x 0,25 x 0,06 =) 8 m³ aan bergingscapaciteit nodig.
Bij het ontwerp van de bergingsvoorziening zijn achtereenvolgens de volgende afwegingsstappen gehanteerd:
Structureel hergebruik van hemelwater is niet mogelijk. Voor onderhavig plan is daarom gekozen voor infiltratie van het hemelwater. Hiervoor wordt in de tuin een voorziening aangelegd.
Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.
Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering in de Nieuwkuikseweg geloosd worden.
Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden geen uitlogende materialen toegepast.
In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond. Een bestemmingsplan moet zowel in financieel als in maatschappelijk opzicht haalbaar zijn. Er wordt daarom een korte financiële toelichting gegeven en daarnaast worden de doorlopen procedures weergegeven.
Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).
In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren niet tot de in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Met de ontwikkelende eigenaar van de gronden die binnen het plangebied gelegen zijn is een anterieure overeenkomst gesloten zoals is bepaald in artikel 6.24 Wro. De verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan geldt daardoor in dit geval niet. In deze anterieure overeenkomst zijn afspraken gemaakt over het kostenverhaal.
De gemeente heeft geen gronden in het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.
De initiatiefnemer heeft contact gezocht met de directe omwonenden en heeft hen
geïnformeerd over voorliggend initiatief. Omwonenden hebben geen bezwaren geuit tegen
het voornemen. In bijlage 9 is een samenvatting van het omgevingsdialoog toegevoegd.
Het ontwerpbestemmingsplan ‘Nieuwkuikseweg 17, Helvoirt’ wordt conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar de betreffende personen en instanties. Daarnaast doorloopt het plan de procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende een periode van 6 weken voor eenieder ter inzage gelegen. In deze periode zijn geen zienswijzen ingediend. Ambtshalve is het stikstofdepositie-onderzoek (na een update van de Aerius-calculator) gewijzigd.
De gemeenteraad heeft het bestemmingsplan ''Nieuwkuikseweg 17, Helvoirt'' op 4 april 2024 ongewijzigd vastgesteld.
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.
Het bestemmingsplan bestaat uit:
De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake afwijkingen.
De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De indeling van de planregels is als volgt.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 4 Overgangsregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Agrarisch met waarden - Landschapswaarden 2 (artikel 3)
De onbebouwde gronden in het plangebied hebben een agrarisch bestemming, die aansluit op de bestemming van het omliggende gebied. De paardenbak is met een functieaanduiding aangegeven.
Bos (artikel 4)
Het structurele groen is in de bestemming 'Bos' opgenomen.
Wonen (artikel 5)
Het feitelijke woonperceel met de gebouwen heeft de bestemming 'Wonen'. Binnen deze bestemming is één woning en daarnaast bijbehorende bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte van 500 m² toegestaan.
Waarde - Cultuurhistorie (artikel 6)
De in het gebied voorkomende cultuurhistorische structuren zijn beschermd middels de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel (artikel 7)
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.
Algemene bouwregels (artikel 8)
Dit artikel bevat regels ten aanzien van afwijkende bestaande bebouwing en ondergronds bouwen.
Algemene gebruiksregels (artikel 9)
In dit artikel is nader omschreven welke vormen van gebruik in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan worden aangemerkt. Daarnaast bevat het afwijkingsmogelijkheden voor een afhankelijke woonruimte en bed and breakfast.
Algemene aanduidingsregels (artikel 10)
De algemene aanduidingsregels betreffen de groenblauwe mantel.
Algemene afwijkingsregels (artikel 11)
In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen.
Algemene wijzigingsregels (artikel 12)
Deze regels bevatten de mogelijkheid om middels een wijzigingsprocedure de op de verbeelding opgenomen grenzen te verleggen.
Algemene procedureregels (artikel 13)
In dit artikel zijn algemene regels met betrekking tot de procedure opgenomen.
Overige regels (artikel 14)
In dit artikel zijn regels met betrekking tot parkeren, het aanleggen van leidingen, het oprichten van (beperkt) kwetsbare objecten en archeologie opgenomen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht (artikel 15)
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.
Slotregel (artikel 16)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.