Plan: | Den Hoek 1, Cromvoirt |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0865.bgWPdenhoek-VG01 |
Voorliggend rapport betreft het wijzigingsplan "Den Hoek 1, Cromvoirt" van de gemeente Vught.
Op het adres Den Hoek 1 in Cromvoirt staan een beeldbepalende langgevelboerderij, een Vlaamse schuur en enkele bijgebouwen. Alleen het zuidelijke deel van de boerderij wordt thans bewoond. De initiatiefnemer wil de langgevelboerderij splitsen in twee woningen en de Vlaamse schuur verplaatsen en eveneens als woning gaan gebruiken. Door de nieuwe (woon)bestemming kunnen de cultuurhistorisch waardevolle panden behouden blijven. Ook wil de initiatiefnemer een paardenbak realiseren.
De gemeente Vught is bereid medewerking te verlenen aan het initiatief, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan.
In het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied 2011" hebben de percelen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Kampen- of hoevenlandschap' en zijn voorzien van een (ruim) bouwvlak. De geplande ontwikkelingen kunnen niet plaatsvinden op basis van het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied 2011". Het bestemmingsplan bevat echter wijzigingsbevoegdheden op basis waarvan - onder voorwaarden - het initiatief gerealiseerd kan worden. Reden waarom dit wijzigingsplan is opgesteld.
Dit wijzigingsplan maakt de volgende ontwikkelingen mogelijk:
Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend wijzigingsplan ingetekend.
KADASTRALE SITUATIE
De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Vught, sectie H, nummers 350 geheel en 2098 en 2099 beiden gedeeltelijk. De oppervlakte van het plangebied bedraagt 6.621 m².
NB Deze oppervlakte is gemeten op basis van de digitale kadastrale kaart en kan afwijken van de oppervlakte zoals deze is opgenomen in het formele kadastrale bericht. De oppervlakte in het kadastrale bericht is leidend, maar om praktische redenen is in dit rapport de meetbare oppervlakte van de digitale kadastrale kaart aangehouden.
Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Buitengebied 2011":
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN
Het plangebied ligt binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Kampen- of hoevenlandschap'. Over het grootste deel van het plangebied ligt een agrarisch bouwvlak.
Daarnaast ligt het plangebied binnen de volgende gebiedsaanduidingen:
Wijzigingsbevoegdheid conform artikel 4.7.5
Voor de bestemming 'Agrarisch met waarden - Kampen- of hoevenlandschap' geldt een wijzigingsbevoegdheid voor de omschakeling van een vrijkomend agrarisch bedrijf naar 'Wonen - 2'. Deze is hieronder integraal overgenomen:
"Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bouwvlak van een vrijkomend agrarisch bedrijf te wijzigen in de bestemming Wonen - 2, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Toetsing van het plan aan de wijzigingsbevoegdheid artikel 4.7.5
Ad a
Het agrarische bedrijf op de locatie is beëindigd. Er wordt aan de voorwaarde voldaan.
Ad b
Na de wijziging bedraagt de totale oppervlakte van de bestemmingsvlakken 'Wonen - 2' circa 3.893 m². Deze oppervlakte is kleiner dan de maximaal toegestane 5.000 m². Aan deze voorwaarde wordt voldaan.
Ad c
Er is een legale bedrijfswoning aanwezig en zoals blijkt uit hoofdstuk 5 is de verandering milieuhygiënisch aanvaardbaar.
Ook worden de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet aangetast. Integendeel, door de verwijdering van het agrarisch bouwvlak en de sloop van overtollige bedrijfsbebouwing nemen de waarden juist toe. Daarnaast kan door de woningsplitsing (en de toevoeging van de woning in de Vlaamse schuur) het cultuurhistorisch waardevolle ensemble behouden blijven. Aan deze voorwaarden wordt voldaan.
Ad d
Er wordt 380 m² aan bebouwing gesloopt. De te slopen bebouwing wordt in één keer gesloopt. Er mag dus een oppervlakte van 0,25 x 380 m² = 95 m² aan extra bijbehorende bouwwerken worden ingebracht. Er is voor gekozen om deze extra oppervlakte toe te kennen aan de woning in de Vlaamse schuur. Hier is dan in totaal 175 m² aan bijbehorende bouwwerken toegestaan. Aan deze voorwaarde wordt derhalve voldaan.
Ad e
Door de landschappelijke inpassing en de kwaliteitsverbetering van het landschap worden de bestaande waarden van het kleinschalige cultuurlandschap niet aangetast.
Ad f
De bestaande waarden van het Nationaal Landschap Het Groene Woud omvatten kernkwaliteiten als het groene karakter, de kleinschalige openheid en het samenhangend complex van beken, essen, kampen, bossen en heide. Deze waarden worden niet aangetast.
Wijzigingsbevoegdheid conform artikel 44.4
Daarnaast zijn in het vigerende bestemmingsplan algemene wijzigingsregels opgenomen. Een van deze wijzigingsregels heeft betrekking op woningsplitsing en is van toepassing op onderhavig plan. Op grond van artikel 44.4 onder a. kan de boerderij in twee wooneenheden gesplitst worden en op grond van artikel 44.4 onder b. kan de Vlaamse schuur een woonbestemming krijgen. De wijzigingsbevoegdheid is hieronder integraal overgenomen:
"Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen te wijzigen:
Toetsing van het plan aan de wijzigingsbevoegdheid artikel 44.4 onder a.
Ad 1
Het Monumentenhuis Brabant b.v. heeft de boerderij in het rapport "Redengevende omschrijving boerderijcomplex Den Hoek 1 te Cromvoirt", dat als bijlage 1 is opgenomen, gewaardeerd als een boerderij van cultuurhistorisch belang. In combinatie met de Vlaamse schuur is sprake van ensemblewaarde en van relatieve zeldzaamheid. Aan de voorwaarde wordt voldaan.
Ad 2
De boerderij is momenteel al in gebruik als legale bedrijfswoning. Er wordt voldaan aan deze voorwaarde.
Ad 3
Door de voorgenomen woningsplitsing kan het cultuurhistorisch waardevolle gebouw behouden blijven. Het plan voorziet niet in een uitbreiding van de bebouwing. In hoofdstuk 3 wordt het plan nader beschreven. Aan de voorwaarde wordt voldaan.
Ad 4
Er zijn niet reeds twee woningen op het perceel toegestaan. Aan de voorwaarde wordt voldaan.
Ad 5
De bebouwing wordt niet uitgebreid. De inhoud van de bestaande woning wordt derhalve niet uitgebreid. Aan de voorwaarde wordt voldaan.
Ad 6
De inhoud van het gehele boerderijgebouw bedraagt circa 1.400 m³. Na splitsing zullen beide woningen een inhoud van respectievelijk circa 600 m³ en 800 m³ hebben. Er wordt dus ruimschoots aan deze voorwaarde voldaan.
Ad 7
De overtollige bedrijfsbebouwing met een oppervlakte van 380 m² wordt gesloopt. Er wordt aan de voorwaarde voldaan.
Ad 8
In hoofdstuk 5 zijn de milieuhygiënische aspecten nader uitgewerkt. Hieruit blijkt dat de woningsplitsing aanvaardbaar is. Er wordt aan de voorwaarde voldaan.
Ad 9
De bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden worden niet aangetast, zoals blijkt uit paragraaf 5.2. Integendeel, door de verwijdering van het agrarisch bouwvlak en de sloop van de overtollige bedrijfsbebouwing nemen de waarden juist toe.
Ad 10
De omliggende (agrarische) bedrijven ondervinden geen nadelige gevolgen voor hun ontwikkelingsmogelijkheden, zoals beschreven in paragraaf 5.1.2 en 5.1.4. Aan de voorwaarde wordt voldaan.
Ad 11
De waterparagraaf is opgenomen in paragraaf 5.3. Hieruit blijkt dat sprake is van een hydrologisch neutrale ontwikkeling.
Ad 12
Door de woningsplitsing (en de toevoeging van de woning in de Vlaamse schuur) kan het cultuurhistorisch waardevolle ensemble behouden blijven. Aan deze voorwaarde wordt voldaan.
Ad 13
De ontwikkeling voldoet aan de voorwaarden van de artikelen ten behoeve van de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit en kwaliteitsverbetering van het landschap van de Verordening ruimte. Een nadere toelichting hiervoor is te vinden in paragraaf 4.3.5. Er wordt aan de voorwaarde voldaan.
Toetsing van het plan aan de wijzigingsbevoegdheid artikel 44.4 onder b.
Ad 1
Het Monumentenhuis Brabant b.v. heeft de boerderij is in het rapport "Redengevende omschrijving boerderij Den Hoek 1 te Cromvoirt", dat als bijlage 1 is opgenomen, gewaardeerd als een boerderij van cultuurhistorisch belang. In combinatie met de Vlaamse schuur is sprake van ensemblewaarde en van relatieve zeldzaamheid. Aan de voorwaarde wordt voldaan.
Ad 2
In hoofdstuk 5 zijn de milieuhygiënische aspecten nader uitgewerkt. Hieruit blijkt dat de woningsplitsing aanvaardbaar is. Er wordt aan de voorwaarde voldaan.
Ad 3
De bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden worden niet aangetast, zoals blijkt uit paragraaf 5.2. Integendeel, door de verwijdering van het agrarisch bouwvlak en de sloop van de overtollige bedrijfsbebouwing nemen de waarden juist toe.
Ad 4
De omliggende (agrarische) bedrijven ondervinden geen nadelige gevolgen voor hun ontwikkelingsmogelijkheden, zoals beschreven in paragraaf 5.1.2 en 5.1.4. Aan de voorwaarde wordt voldaan.
Ad 5
De waterparagraaf is opgenomen in paragraaf 5.3. Hieruit blijkt dat sprake is van een hydrologisch neutrale ontwikkeling.
Ad 6
Door de woningsplitsing en de toevoeging van de woning in de Vlaamse schuur kan het cultuurhistorisch waardevolle ensemble behouden blijven. Aan deze voorwaarde wordt voldaan.
Ad 7
De ontwikkeling voldoet aan de voorwaarden van de artikelen ten behoeve van de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit en kwaliteitsverbetering van het landschap van de Verordening ruimte. Een nadere toelichting hiervoor is te vinden in paragraaf 4.3.5. Er wordt aan de voorwaarde voldaan.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling past niet rechtstreeks binnen het vigerende bestemmingsplan. Wel voldoet het plan aan alle in de wijzigingsbevoegdheden van het vigerende bestemmingsplan opgenomen voorwaarden.
Dit hoofdstuk geeft een gebiedsanalyse van het plangebied en de omgeving. Hiernavolgende afbeelding, kaartbijlage 2 en foto's geven de ligging van het plangebied in de directe omgeving weer.
DIRECTE OMGEVING
Het plangebied ligt aan Den Hoek ten noordoosten van de kern Cromvoirt. Den Hoek is een doodlopende weg waaraan naast het plangebied nog een veehouderij en een woning liggen. Den Hoek sluit aan de zuidzijde aan op de Achterstraat, een landbouwweg met agrarische bedrijven en wonen. Via deze weg kan men Cromvoirt bereiken.
DEN HOEK IN NOORDELIJKE RICHTING
Het plangebied ligt in het buitengebied net buiten de kern Cromvoirt. De omgeving in de nabijheid van de locatie wordt gekenmerkt door een mix van (agrarische) bedrijven en woningen. Verder van de kern af neemt de dichtheid van de bebouwing af. Hier bepalen afwisselend agrarische gronden en boscomplexen het beeld.
Direct ten noorden van het plangebied, op het adres Den Hoek 2, is een intensieve veehouderij gevestigd. Overigens liggen in een straal van 1 km rondom het plangebied geen intensieve veehouderijen.
NOORDZIJDE VAN HET PLANGEBIED MET DE VEEHOUDERIJ DEN HOEK 2
Ten zuiden van het plangebied liggen twee Ruimte voor Ruimte bouwkavels, waarvoor recent een bestemmingsplan onherroepelijk is geworden.
ZUIDZIJDE VAN HET PLANGEBIED MET LINKS ACHTER DE LOCATIE VOOR DE NIEUWE RVR-WONINGEN
Aan de westzijde van het plangebied is een cultuur- en civieltechnisch bedrijf (J. van Esch b.v.) met een uitgebreid machinepark gevestigd. Op het bedrijfsperceel bevinden zich een werkplaats, wasplaats en stallingruimten met bijbehorende buitenruimte. Hier vindt o.a. stalling van machines en toebehoren plaats evenals buitenopslag van materialen als zand en bestrating. De gronden rondom dit bedrijf zijn in gebruik als bomen- en graszodenkwekerij.
Het plangebied zelf is grotendeels bestemd als agrarisch bouwvlak. Op het perceel staan een langgevelboerderij uit 1912 met een Vlaamse schuur die mogelijk ouder is, een paardenstal, een paardenbak, enkele kleinere bijgebouwen en een sleufsilo. Alle overtollige bebouwing en verharding wordt gesloopt, zoals weergegeven op de kaart bestaande toestand.
PAARDENSTAL
Cromvoirt ligt op de overgang van een hoog gelegen dekzandrug naar een lager gelegen beekdal. De Cromvoirtsedijk rondom de akkers moest het dorp beschermen tegen overstromingen vanuit de Gement. De dijk met de houtwal omringt Cromvoirt als een groen lint en is duidelijk in het landschap te onderscheiden. Het plangebied ligt binnen het beschermingsgebied van de dijk.
In dit deel van het buitengebied is sprake van een kleinschalig landschap met lanen, houtwallen en -singels en bosjes. Deze zorgen ervoor dat er landschappelijke kamers ontstaan. De wegen Den Hoek en Achterstraat zijn voorzien van een laanbeplanting met oude eiken.
Op de westelijke perceelgrens staat een houtsingel met uitgegroeide bomen. Aan de noordzijde, op de grens met het buurperceel Den Hoek 2, staat nog een oude boomgroep. Ook rondom de boerderij en de Vlaamse schuur staan enkele bomen. Overigens is het perceel in gebruik als grasland en weide.
Binnen het plangebied en grenzend daaraan is geen oppervlaktewater aanwezig.
BOOMGROEP OP DE NOORDZIJDE VAN HET PERCEEL
Na voorgaande inventarisatie en analyse volgt in dit hoofdstuk de beschrijving van het feitelijke plan. De als bijlage 3 opgenomen inrichtingsschets geeft de nieuwe situatie weer met daarop de bebouwing, groen en water, de ontsluiting en het parkeren.
In de nieuwe situatie wordt de langgevelboerderij gesplitst in twee woningen. Ook de Vlaamse schuur, die circa 50 meter naar het noorden wordt verplaatst, wordt een woning.
De oppervlakten van de percelen/woonbestemming behorend bij de woningen in de langgevelboerderij bedragen respectievelijk, circa 620 m² en 705 m². Per perceel is volgens de wijzigingsbevoegdheid (artikel 44.4 lid a onder 7, zie paragraaf 1.3) maximaal 100 m² aan bijgebouwen toegestaan. Het perceel van de Vlaamse schuur heeft een oppervlakte van circa 1.750 m².
De bouwmassa van de Vlaamse schuur ligt vast. Op de verbeelding is een bouwvlak opgenomen waarmee de positie van de Vlaamse schuur wordt bepaald. Omdat de rieten kap van de Vlaamse schuur gevoelig is voor de hoge eiken langs de weg, wordt de Vlaamse schuur op een afstand van 8 meter vanaf de voorste perceelgrens gerealiseerd. Om enige flexibiliteit te kunnen bieden is gekozen voor een diepte van het bouwvlak van 15 meter. De breedte van het bouwvlak wordt aan de zuidzijde bepaald door een afstand van 5 meter tot de zijdelingse perceelgrens aan te houden (conform de regels van het bestemmingsplan Buitengebied); aan de noordzijde door de ligging van de geurcontour van het bedrijf aan Den Hoek 2.
De Vlaamse schuur wordt voorzien van een aanbouw met een oppervlakte van circa 90 m². Deze aanbouw is noodzakelijk om een volwaardige woning van de Vlaamse schuur te maken. Aan de noordzijde van het woonperceel wordt een bijgebouw ten behoeve van paarden gerealiseerd. Dit bijgebouw heeft een oppervlakte van circa 85 m². Tezamen is de oppervlakte aan bijgebouwen 175 m².
Op het terrein wordt 380 m² aan bestaande opstallen gesloopt. Op grond van de sloopregeling in het vigerende bestemmingsplan mogen daardoor extra bijgebouwen gebouwd worden. De sloopregeling luidt: "De maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van 80 m² mag worden verhoogd met maximaal 25% van de gesloopte oppervlakte aan bebouwing tot een maximum van 200 m²." De maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt dus: 80 m² + 25% x 380 m² = 175 m².
De bestaande paardenbak wordt verplaatst naar de noordzijde van de Vlaamsche schuur. De gronden ter plaatse van de paardenbak zijn bestemd als 'Wonen - 2'.
De nieuwe woonpercelen krijgen een groene tuin- en erfinrichting met hagen, bomen, opgaande inheemse beplanting en gazons. Bestaande bomen worden zoveel mogelijk behouden. Het nieuwe en bestaande groen zijn weergegeven op de inrichtingsschets in bijlage 3 en de landschappelijke inpassing in bijlage 4 en zullen op de beschreven wijze worden aangelegd. Het plan voorziet niet in nieuw oppervlaktewater.
In de huidige situatie zijn één bedrijfswoning en een agrarisch bedrijf. In de nieuwe situatie is sprake van drie woningen. De verkeersaantrekkende werking van één woning is 6 verkeersbewegingen per dag. Als de verkeersaantrekkende werking van het agrarisch bedrijf buiten beschouwing wordt gelaten dan is de toename van het aantal verkeersbewegingen dus: 2 woningen x 6 verkeersbewegingen = 12 verkeersbewegingen per dag.
De capaciteit van Den Hoek is ruim voldoende om deze toename te kunnen opvangen.
De gemeente Vught heeft haar parkeerbeleid vastgelegd in het rapport Parkeerbeleid en Parkeernota 2013-2017. Hierin zijn tevens de parkeernormen vastgelegd.
Voor een vrijstaande koopwoning en een twee-onder-een kap woning in Cromvoirt wordt een parkeernorm van respectievelijk 2,0 en 1,9 parkeerplaatsen gehanteerd. Deze parkeerplaatsen moeten op het eigen terrein worden gerealiseerd.
Uit de inrichtingsschets blijkt dat bij alle drie de woningen ruim voldoende plaats is om twee parkeerplaatsen per perceel te realiseren.
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
Op 13 maart 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.
De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.
De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Voor onderhavig plan zijn geen van de nationale belangen rechtstreeks aan de orde.
De in de SVIR opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Onderhavig plangebied ligt niet binnen een gebied waarbinnen het Barro van toepassing is.
Conclusie
Het Barro is niet rechtstreeks van toepassing op het plan.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is van toepassing op het plan. Specifiek aandachtspunt is het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 2, waarin de verplichting is opgenomen om in de toelichting op een ruimtelijk besluit voor nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen bepaalde duurzaamheidsaspecten van het voornemen te motiveren; de ladder voor duurzame verstedelijking. Indien sprake is van een stedelijke ontwikkeling moet achtereenvolgens worden aangetoond of er een actuele regionale behoefte is (trede 1), deze behoefte in bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen (trede 2), en - in geval van een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied - of de locatie multimodaal is of kan worden ontsloten (trede 3).
Uit recente jurisprudentie (uitspraak Raad van State, 201405237/1/R2) volgt dat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een ontwikkeling van 8 woningen niet als stedelijke ontwikkeling ziet. Voorliggend initiatief betreft de realisatie van drie woningen (waarvan één een bestaande bedrijfswoning is). Dit is dus geen nieuwe stedelijke ontwikkeling. Formeel is nadere toetsing aan artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro is dus niet nodig. Desalniettemin wordt het initiatief in het kader van een goede ruimtelijke ordening toch aan de ladder getoetst.
Trede 1 - actuele regionale behoefte
Het initiatief betreft het splitsen van een langgevelboerderij in twee woningen en het als woning bestemmen van een cultuurhistorisch waardevolle schuur. Per saldo komen er twee woningen bij. In de gemeentelijke woonvisie, die in regionaal verband is afgestemd, is voorzien in het toevoegen van woningen door middel van splitsing van cultuurhistorisch waardevolle panden, zie paragraaf 4.3.2. Er is dus sprake van een actuele regionale behoefte. Aan trede één wordt voldaan.
Trede 2 - bestaand stedelijk gebied
Het plan ligt weliswaar niet binnen bestaand stedelijk gebied, maar wel binnen een bestaand agrarisch bouwvlak. Per saldo neemt de verharding af. Er is dus geen sprake van nieuw ruimtebeslag, maar van herbestemming van agrarische opstallen.
Trede 3 - multimodaal ontsloten
Het initiatief is een kleinschalige ontwikkeling. De locatie is voldoende ontsloten via de Achterstraat. Per saldo nemen de verkeersbewegingen nauwelijks toe.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening en aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
Het overige nationale beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.
Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:
Het plan wordt aan deze twee nota's getoetst.
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010, partiële herziening 2014 in werking getreden. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van het provinciale bestuur op de ontwikkeling van Noord-Brabant.
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de plankaart. Onderhavig plangebied is aangeduid.
UITSNEDE STRUCTURENKAART STRUCTUURVISIE RUIMTELIJKE ORDENING
Analyse
Het plangebied ligt binnen de groenblauwe mantel. Het provinciale beleid binnen de groenblauwe mantel staat nieuwe ontwikkelingen toe, mits deze de bestaande natuur-, bodem- en waterfuncties respecteren, of bijdragen aan het behoud van cultuurhistorische waarden.
Als gevolg van het plan worden geen bestaande waarden of functies aangetast, zoals nader uitgewerkt in hoofdstuk 5. Daarnaast kan het cultuurhistorische ensemble van het boerderijgebouw met Vlaamse schuur behouden blijven door de voorgenomen woningsplitsing in het boerderijgebouw en toevoeging van een woning in de Vlaamse schuur.
Conclusie
Het plan past binnen het beleid van de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening.
Op 19 maart 2014 is de Verordening ruimte 2014 in werking getreden. Deze Verordening stelt regels aan de inhoud van ruimtelijke plannen voor die aspecten waar provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.
Het plangebied ligt binnen de groenblauwe mantel en een cultuurhistorisch vlak. Voor het plan zijn de volgende artikelen van toepassing:
Artikel 3 - Bevordering ruimtelijke kwaliteit
Bij ontwikkelingen in het buitengebied eist artikel 3 van de Verordening ruimte dat een bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit wordt geleverd. In het regionaal ruimtelijke overleg (RRO) zijn afspraken gemaakt over de manier waarop aan dit beleid invulling kan worden gegeven. Ruimtelijke ontwikkelingen worden in drie categorieën ingedeeld. Bij een categorie 1-ontwikkeling zijn er geen effecten op de omgeving en is geen bijdrage vereist. Bij een categorie 2-ontwikkeling zijn de effecten op de omgeving beperkt. In dit geval moet sprake zijn van een goede landschappelijke inpassing. Een categorie- 3 ontwikkeling is de zwaarste categorie. Bij deze categorie moet sprake zijn van een goede landschappelijke inpassing en moet een extra bijdrage aan de kwaliteitsverbetering van het landschap worden geleverd. Deze extra bijdrage kan worden voldaan door het slopen van oude opstallen, het aanplanten van groen op de locatie zelf of door een (financiële) storting in een fonds.
In paragraaf 4.3.5 is nader uitgewerkt hoe de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit in dit plan is vormgegeven.
Artikel 6.1 en 6.7 - Groenblauwe mantel
Het plangebied ligt binnen de aanduiding 'groenblauwe mantel', een gebied ter bescherming van ecologische, landschappelijke en hydrologische waarden. Voorliggend plan wordt bijna helemaal binnen een bestaand agrarisch bouwblok gerealiseerd. De oppervlakte van de woonbestemming in de nieuwe situatie is aanzienlijk kleiner dan de oppervlakte van het bestaande bouwblok. Hiermee is sprake van een aanzienlijke kwaliteitsverbetering qua afname van de toegestane verharding en van de milieu-uitstraling van een agrarisch bedrijf. Het plan heeft dus een positief effect op de in de groenblauwe mantel beschermde waarden.
Artikel 22 - Cultuurhistorisch vlak
Het plangebied ligt binnen de aanduiding 'cultuurhistorisch vlak'. Een bestemmingsplan gelegen binnen deze aanduiding is mede gericht op behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de aanwezige cultuurhistorische waarden en kenmerken. Paragraaf 5.2.2 bevat een gedetailleerde beschrijving van de cultuurhistorische waarden. Door het toekennen van een nieuwe (woon)functie aan de agrarische opstallen is het mogelijk de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing te behouden. Er is sprake van behoud door ontwikkeling.
Het overige provinciale beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.
De gemeenteraad van Vught heeft op 19 december 2013 de Structuurvisie Vught vastgesteld. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de plankaart. De ligging van het plangebied is aangegeven. Het plangebied ligt in het buitengebied van Cromvoirt. Voor de locatie geldt geen specifiek beleid.
UITSNEDE PLANKAART STRUCTUURVISIE
Het algemene beleid in het buitengebied van Cromvoirt is gericht op behoud en versterking van de kleinschalige en gevarieerde ruimtelijke en functionele karakteristiek. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen zodanig te investeren in het landschap, dat het kleinschalige beeld in stand blijft. Belangrijk is het behoud van de groene uitstraling van het dorp en het vormgeven van de grenzen van het gebied. Voorliggend plan past goed in dit beleid, omdat een bestaand agrarisch bouwblok wordt vervangen door woningbouw. Hierdoor is sprake van een kwaliteitsverbetering van het landschap.
Het gemeentelijke woningbouwbeleid is vastgelegd in de Woonvisie 2009-2013. Voor de periode 2009 - 2015 zijn circa 1500 nieuwe woningen voorzien. Het grootste deel van deze woningen zal in woningbouwprojecten worden gerealiseerd en een klein deel via incidentele externe ontwikkelingen. Naast de kwantiteit worden tevens de gewenste kwaliteit van de woningen en de doelgroepen beschreven. De gemeente wil goede huisvestiging aan alle doelgroepen in de gemeente kunnen bieden. Om dit te bewerkstellingen krijgen de volgende doelgroepen extra aandacht: mensen met een laag inkomen, starters, gezinnen met kinderen, ouderen en mensen met een beperking.
De Woonvisie 2009 - 2013 is niet meer geheel actueel. De gemeente Vught werkt momenteel aan een nieuwe woonvisie. In dat kader wordt momenteel een woonwensenonderzoek uitgevoerd, dat naar verwachting medio 2015 gereed zal zijn.
Voorliggend initiatief betreft het toevoegen van twee vrijstaande woningen. Deze woningen passen qua aantallen, kwaliteit en doelgroep (gezinnen met kinderen) binnen de kaders van de woonvisie.
In het door de gemeenteraad vastgestelde Meerjarenplan Woningbouw 2015-2018 staat de hoeveelheid woningen die in de gemeente Vught gebouw kunnen worden. In de periode 2015 - 2018 betreft dit ongeveer 620 woningen en in de periode 2015 - 2023 ongeveer 1000 woningen. Deze aantallen zijn grotendeels gebaseerd op concrete projecten. Daarnaast is beperkt ruimte voor nieuwe ontwikkelingen: in de periode periode 2015 - 2023 zijn ieder jaar 10 woningen opgenomen voor 'incidentele externe ontwikkelingen'. De twee nieuwe woningen van voorliggend plan vallen in deze categorie en worden waarschijnlijk in 2016 gerealiseerd. Hiermee is aangetoond dat het plan binnen het Meerjarenplan Woningbouw 2015-2018 past.
In de gemeentelijke welstandsnota 2011 zijn gebieden onderscheiden op basis van welstandsniveau. Het plangebied ligt in het gebied 'buitengebied' waarvoor welstandsniveau 1 geldt. In het buitengebied komen grofweg zes bebouwingstypologieën voor: landgoederen, traditionele boerderijen, (agrarische) bedrijven in het buitengebied, recreatiewoningen / complex recreatiegebied, woningen in het buitengebied en kazernes. De beoordelingscriteria zijn afgeleid van deze typologieën.
Het ontwerp van de Vlaamse schuur in voorliggend plan zal te zijner tijd met de Welstandscommissie worden afgestemd.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied eist de Verordening ruimte in bepaalde gevallen een bijdrage aan de kwaliteitsverbetering van het landschap, zie paragraaf 4.2.2. Deze paragraaf bevat een beschrijving van de wijze van kwaliteitsverbetering van het landschap. Aan de orde komen:
Ruimtelijke ontwikkelingen zijn in drie categorieën ingedeeld. Voorliggend initiatief is een zogenaamde categorie 3-ontwikkeling. De provincie eist bij een categorie 3-ontwikkeling dat sprake is van:
De basisinspanning plus de extra inspanning moeten samen ten minste 20% van de waardevermeerdering van de grond bedragen. In bijlage 5 is de benodigde kwaliteitsverbetering van het landschap berekend. Uit de berekening volgt dat de benodigde landschappelijke kwaliteitsverbetering 20% x € 339.000,- = € 67.800,- bedraagt.
Op welke wijze wordt deze benodigde investering in voorliggend plan vormgegeven? De kwaliteitsverbetering bestaat zoals gezegd uit twee componenten:
Landschappelijke inpassing
De bebouwing in het plangebied is in de huidige situatie al redelijk goed landschappelijk ingepast zie paragraaf 2.3. Desalniettemin wordt extra groen aangelegd om het geheel landschappelijk goed in te passen, zoals opgenomen in bijlage 4. De landschappelijke inpassing bestaat uit het toevoegen van:
Extra inspanning
De extra inspanning kan bestaan uit een fysieke prestatie, waaronder het aanleggen en het beheer van groen, het inbrengen van gronden of het slopen van overtollige bebouwing. Indien de locatie zich niet leent voor een fysieke prestatie, kan ook een financiële bijdrage aan een landschapsfonds worden gedaan. De extra inspanning van voorliggend plan omvat de volgende prestaties:
Uit de berekening in bijlage 5 volgt dat de investering in de kwaliteitsverbetering van het landschap voldoet aan de 20%-eis.
De provincie eist dat aanleg en instandhouding van de kwaliteitsverbetering van het landschap juridisch - in het publiekrechtelijke spoor - verankerd worden. De kwaliteitsverbetering in voorliggend plan is juridisch geborgd doordat het agrarisch bouwvlak is vervallen en een realisatieovereenkomst met de initiatiefnemer is gesloten waarin onder meer de sloop van de overtollige bebouwing is opgenomen.
Het overige gemeentelijke beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.
In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.
Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.
Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken zijn twee een verkennende bodemonderzoeken uitgevoerd:
Uit de onderzoeken volgt dat de grond geschikt is voor de geplande bestemming ondanks een lichte verontreiniging.
De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:
Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.
In de handreiking wordt onderscheid gemaakt tussen twee omgevingstypen: een rustige woonwijk of rustig buitengebied en gemengd gebied. In een gemengd gebied mag een kleinere richtafstand dan in een rustige woonwijk worden aangehouden. De richtafstanden mogen dan met één 'afstandstap' worden teruggebracht.
Omgevingstype
Het omgevingstype van voorliggend plangebied is een rustig buitengebied. In de omgeving is immers sprake van beperkte functiemenging en er is weinig verstorend verkeer.
Invloed plan op de omgeving
De initiatiefnemer gaat in de nieuwe situatie maximaal vijf paarden houden. Er is hiermee sprake van hobbymatig gebruik. De Wet milieubeheer (Wm) is niet van toepassing, omdat er geen sprake is van een inrichting zoals bedoeld in artikel 1.1 lid van de Wm. Ook het Activiteitenbesluit is niet van toepassing vanwege het hobbymatige karakter.
Invloed omliggende inrichtingen op plan
In de omgeving van het plangebied ligt het bedrijf J. van Esch bv, dat zich met name richt op de aanleg en het onderhoud van groenvoorzieningen en sportaccommodaties. Volgens de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" bedraagt de grootste richtafstand van dit aannemersbedrijf - met een werkplaats met een bruto vloeroppervlakte van meer dan 1.000 m2 en SBI-2008 code 41, 42, 43 nummer 2 - 50 meter voor de factor geluid. Voorliggend plangebied ligt ruimschoots buiten deze richtafstand. Hiermee is aangetoond dat het bedrijf niet belemmerd wordt door de geplande ontwikkeling en dat ter plaatse van de nieuwe woningen sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden aangetoond dat geen nieuwe kwetsbare objecten binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar worden gerealiseerd en moet een eventuele toename van het groepsrisico verantwoord worden.
Het plan omvat nieuwe kwetsbare objecten. De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten (inrichtingen, buisleidingen en transportroutes).
Het initiatief ligt niet in de omgeving van inrichtingen, of transportroutes met gevaarlijke stoffen. Op een afstand van circa 100 meter ten westen van het plangebied ligt een buisleiding van Defensie met een diameter van 6,63 inch en een druk van 80 bar. Deze leiding vormt echter geen belemmering voor het plan. Het uitvoeren van een nader onderzoek is niet nodig.
Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.
Voor de beoordeling van het aspect geurhinder is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) van toepassing. De gemeente Vught heeft geen eigen geurbeleid vastgesteld. De maximaal toegestane geurbelasting bedraagt 14,0 OUE/m³ in een concentratiegebied buiten de bebouwde kom volgens artikel 3 van de Wgv.
In de nabije omgeving van het plangebied ligt één veehouderij, op het adres Den hoek 2, waar 170 vleeskalveren vergund zijn. Om de voorgrondbelasting van deze veehouderij te bepalen is een geurberekening uitgevoerd, zie bijlage 9. Uit deze berekening volgt dat - uitgaande van de maximale uitbreidingsmogelijkheden van de veehouderij - de maximale geurbelasting in het meest ongunstige scenario 13,6 OUE/m³ bedraagt. Hiermee is aangetoond dat aan de wettelijke norm wordt voldaan uitgaande van de planologisch meest ongunstige situatie. In de huidige situatie ligt het emissiepunt van de veehouderij op aanzienlijk grotere afstand en zal de werkelijke geurbelasting dus lager zijn.
Volgens de handreiking Geurhinder en veehouderij komt een voorgrondbelasting van 13,6 OUE/m³ overeen met 25% gehinderden. Aangezien de werkelijke voorgrondbelasting lager is, wordt aangenomen dat het aantal gehinderden minder dan 20% zal bedragen. Dit komt overeen met een 'matig' woon en leefklimaat.
In het kader van het recent vastgestelde bestemmingsplan 'Achterstraat ong. te Cromvoirt' is de achtergrondbelasting berekend ten gevolge van een aantal veehouderijen in de omgeving. De achtergrondbelasting ter plaatse van het plangebied bedraagt maximaal 8 OUE/m³. In deze berekening is echter de geurbelasting van de veehouderij van voorliggend plangebied (Den Hoek 1) meegenomen. In werkelijkheid zal de achtergrondbelasting dus minder bedragen. Volgens de handreiking Geurhinder en veehouderij komt een achtergrondbelasting van 8 OUE/m³ overeen met 17% gehinderden. Aangezien de werkelijke achtergrondbelasting lager is, wordt aangenomen dat het aantal gehinderden minder dan 15% zal bedragen. Dit komt overeen met een 'redelijk goed' woon en leefklimaat.
De Vlaamse schuur ligt op voldoende afstand van de veehouderij om aan de afstandeis van artikel 5 Wgv te kunnen voldoen.
Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.
Het plangebied ligt alleen binnen de onderzoekszone van de Achterstraat. Adviesbureau K+adviesgroep heeft een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd, zie bijlage 8. Uit de resultaten van dit onderzoek volgt dat de geluidsbelasting ter plaatse van het plangebied onder de voorkeursgrenswaarde ligt. Hiermee is aangetoond dat aan de Wet geluidhinder wordt voldaan en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen in het plangebied.
Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van industrielawaai. Er is geen akoestisch onderzoek nodig.
Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het aspect luchtkwaliteit heeft betrekking op ruimtelijke ontwikkelingen die een bijdrage leveren aan de luchtverontreiniging en op ruimtelijke ontwikkelingen die gevoelig zijn voor een slechte luchtkwaliteit.
Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. In de praktijk blijken vooral fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) een rol te spelen.
Daarnaast is het in het kader van een goede ruimtelijke ordening van belang aan te tonen dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Effecten plan op de luchtkwaliteit
In de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Voorliggend plan behoort tot één van de aangewezen gevallen: een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen bij minimaal één ontsluitingsweg. Onderhavig plan draagt dus niet in betekenende mate bij aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.
Goed woon- en leefklimaat
In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen. Uit onderzoek is echter gebleken dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit zijn daarom alleen de volgende grenswaarden van toepassing:
Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.
In het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is door diverse bronbeheerders zoals gemeenten, provincies en Rijkswaterstaat, de Monitoringstool ingevoerd. Met behulp van de Monitoringstool is getoetst of op deze locatie in de jaren 2015 en 2020 aan bovengenoemde grenswaarden (jaargemiddelde en overschrijdingsdagen) voor NO2 en PM10 wordt voldaan. Onderstaande afbeeldingen geven de resultaten van de monitoringstool voor de stoffen NO2 en PM10 voor het jaar 2020 weer.
BRON: MOITORINGSTOOL NSL
Uit deze toetsing volgt dat aan alle grenswaarden wordt voldaan. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de gevallen opgenomen waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Alle andere vormen van ontwikkeling zijn in principe niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig, maar er kan hiervoor wel een nadere motivering vereist zijn.
Het plan valt onder de activiteit D11.2 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen' zoals genoemd in de bijlage Besluit milieueffectrapportage. Maar aangezien de omvang van het plan ver onder de drempelwaarde van 2.000 woningen voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten ligt en gezien de resultaten van de in hoofdstuk 5 uitgevoerde milieuanalyse, kan zonder nader onderzoek worden geconcludeerd dat het plan geen significante nadelige milieugevolgen heeft. Een nadere motivering is niet noodzakelijk.
Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.
Conform het bepaalde in artikel 38a van de Monumentenwet 1988 moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.
In het vigerende bestemmingsplan is voor de gronden binnen het plangebied een gebiedsaanduiding 'middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde' opgenomen. Voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden binnen deze aanduiding, waaronder het aanbrengen van meer dan 100 m² verharding, geldt een onderzoeksplicht. Voorliggend initiatief is onderzoeksplichtig.
Archeologisch adviesbureau Vestigia heeft een archeologisch onderzoek uitgevoerd, zie bijlage 10. Uit het onderzoek volgt dat de kans op het aantreffen van een (intacte) archeologische vindplaats laag is en dat vervolgonderzoek dan ook niet noodzakelijk is. De meldplicht in geval van een archeologische 'toevalsvondst' tijdens de uitvoering geldt altijd.
De gemeente Vught heeft het onderzoek beoordeeld en als volgt geadviseerd in het selectieadvies:
Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart.
UITSNEDE CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART NOORD-BRABANT
Op de cultuurhistorische waardenkaart is de Cromvoirtsedijk als een historisch groen- en lijnelement aangeduid. Het plan tast deze structuur niet aan. Binnen het plangebied zelf zijn geen cultuurhistorische waarden aangegeven.
Volgens het als bijlage 1 bijgevoegde rapport "Redengevende omschrijving boerderij, Den Hoek 1 te Cromvoirt" van Monumentenhuis Brabant, zijn zowel de boerderij als de Vlaamse schuur echter wel degelijk cultuurhistorisch van belang als uitdrukking van de sociaal-economische en agrarische ontwikkeling van Cromvoirt aan het begin van de twintigste eeuw. De boerderij is van belang als voorbeeld van de typologische (door)ontwikkeling van een langgevelboerderij. De schuur is van belang als voorbeeld van de typologische (door)ontwikkeling van een Vlaamse schuur.
Door de splitsing van de boerderij en de verplaatsing van de Vlaamse schuur kunnen deze cultuurhistorisch waardevolle gebouwen behouden blijven.
Het plan leidt tot het behoud en het versterken van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing binnen het plangebied. Er is sprake van behoud door ontwikkeling.
Ten behoeve van de bescherming van zeldzame of kwetsbare planten en dieren zijn twee wetten van toepassing:
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en de ecologische hoofdstructuur.
De Natuurbeschermingswet 1998 kent tevens een zogenaamde 'externe werking', wat betekent dat ook projecten buiten Natura 2000-gebieden vergunningplichtig zijn wanneer zij een negatief effect hebben op deze gebieden.
Gezien de aard en de beperkte omvang van het plan, en de afstand (circa 770 meter) tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek) kan er geen sprake zijn van negatieve effecten van het plan op natuurgebieden.
Soortenbescherming
Staro Natuur en Buitengebied heeft een flora- en faunaonderzoek uitgevoerd: rapport "Toets flora en fauna, Den Hoek 1 te Cromvoirt" (5 juni 2014, nr. 14-0123). Het onderzoeksrapport is opgenomen als bijlage 11.
In het plangebied komen mogelijk verschillende beschermde soorten voor die vermeld staan in de tabellen van de Flora- en faunawet.
Het plangebied wordt mogelijk gebruikt als (onderdeel van het) leefgebied door algemeen voorkomende soorten amfibieën en grondgebonden zoogdieren die zijn opgenomen in FFtabel 1. De voorgenomen ontwikkeling heeft mogelijk negatieve effecten op deze soorten. Voor de soorten van FFtabel 1 geldt een algehele vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Er hoeven zodoende voor deze soorten geen mitigerende maatregelen te worden getroffen.
De mogelijk in het plangebied voorkomende vleermuizen zijn strikt beschermd. Vleermuizen kunnen het plangebied gebruiken om te foerageren. De voorgenomen ontwikkeling zal geen negatieve effecten tot gevolg hebben ten aanzien van foeragerende vleermuizen. De boerderij en de Vlaamse schuur zijn van binnen onderzocht op aanwezigheid van (sporen van) vleermuizen. Uit het onderzoek blijkt dat het voorkomen van verblijfplaatsen van vleermuizen in de gebouwen redelijkerwijs is uit te sluiten. De grote bomen langs Den Hoek maken mogelijk deel uit van een vliegroute van vleermuizen. Aangezien deze bomen buiten de voorgenomen ontwikkeling blijven, zijn geen negatieve effecten te verwachten op een mogelijke vliegroute.
Het plangebied is geschikt als broed- en foerageergebied voor algemeen voorkomende vogelsoorten. De voorgenomen ontwikkeling heeft geen negatieve effecten op het foerageergebied. Door bomen en struiken buiten het broedseizoen te kappen worden negatieve effecten ten aanzien van broedende vogels voorkomen. Het broedseizoen loopt globaal van half maart tot en met half juli. Jaarrond beschermde nesten zijn binnen het plangebied niet aanwezig.
Het aspect flora en fauna vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap De Dommel.
De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.
De waterparagraaf betreft een beschrijving van zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).
In deze paragraaf wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid op het niveau van het Rijk, de provincie en het waterschap.
Onderhavig plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap De Dommel. Het waterschapsbeleid is onder meer beschreven in:
Er heeft geen specifiek onderzoek plaatsgevonden naar de infiltratiecapaciteit van de bodem. Uit het uitgevoerde bodemonderzoek (zie paragraaf 5.1.1) blijkt dat ter plaatse sprake is van een zandbodem. Daarom wordt aangenomen dat sprake is van een goede waterdoorlatendheid.
Het maaiveld ter plaatse van het plangebied ligt tussen 5,00 en 5,20 meter +NAP. De bestaande langgevelboerderij ligt met een hoogte van circa 5,80 meter +NAP hoger dan het omliggende perceel (bron: ww.ahn.nl).
Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Op onderstaande afbeelding zijn enkele watergangen aangeduid (oppervlaktewater A en B) en een kade lijn. Voorliggend plan heeft hier echter geen effecten op.
WATERLOPEN
De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) binnen het plangebied bedraagt 0,4 - 0,6 m -mv (bron: wateratlas).
Op ruim 100 meter ten westen van de locatie ligt een Keurattentiegebied. Het initiatief heeft hier vanwege de grote afstand echter geen invloed op. Overigens liggen er in de omgeving geen gebieden met speciale waterschapsbelangen.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van het verhard oppervlak (bebouwing en bestrating) in de huidige en nieuwe situatie.
In de eerste kolom staat het type verharding. In de tweede kolom staat het verhard oppervlak van de bestaande situatie. De derde kolom geeft de afname van verhard oppervlak. De toename van verhard oppervlak staat in de vierde kolom. De laatste kolom geeft het verhard oppervlak van de nieuwe situatie (nieuw = bestaand - afname + toename).
omschrijving | bestaand | afname | toename | nieuw | |||||||||||
bebouwing (incl. sleufsilo) | 1.250 | m2 | 710 | m2 | 90 | m2 | 630 | m2 | |||||||
bestrating | 550 | m2 | 0 | m2 | 250 | m2 | 800 | m2 | |||||||
totaal | 1.800 | m2 | 710 | m2 | 340 | m2 | 1.430 | m2 |
De totale afname van de verharding bedraagt 1.800 m² - 1.430 m² = 370 m².
Aangezien het verhard oppervlak afneemt, is er geen extra waterberging vereist. Een berekening met behulp van de HNO-tool van het waterschap is dus niet nodig.
Bij het ontwerp van de bergingsvoorziening zijn achtereenvolgens de volgende afwegingsstappen gehanteerd:
In de huidige situatie zijn alle gebouwen afgekoppeld. Het hemelwater van de daken en de verharding loopt de tuin en het weiland in, waar het in de bodem infiltreert. Dit heeft tot op heden nooit voor wateroverlast gezorgd.
In de nieuwe situatie zal de bebouwing ook niet op het riool worden aangesloten. Het hemelwater van de daken en verharding stroomt de lager gelegen tuin en de omliggende weilanden in, waar het infiltreert.
Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.
Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering in Den Hoek geloosd worden.
Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden geen uitlogende materialen toegepast.
Voorliggend plan voldoet ten aanzien van het aspect water aan de eisen van het waterschap en de gemeente.
De economische uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan betreft een aantal aspecten. Eerst moet het realiteitsgehalte van de plannen worden aangetoond; is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling? Vervolgens moet de financiële uitvoerbaarheid worden onderbouwd. Dat wil zeggen, beschikt de gemeente over voldoende financiële middelen om de plannen te kunnen realiseren? De financiële uitvoerbaarheid blijkt uit de gemeentelijke grondexploitatie. Het kostenverhaal, zoals bedoeld in artikel 6.12 lid Wro, is onderdeel van de grondexploitatie.
Het plan behelst drie woningen. Een van de drie woningen is en blijft bewoond. De initiatiefnemer gaat zelf in een van de andere woningen wonen. Voor de derde woning is nog geen koper of huurder gevonden, maar het is de verwachting dat er voldoende vraag is naar een dergelijke woning in het buitengebied.
Kostenverhaal
Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).
In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend wijzigingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaren een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is dus niet vereist.
Gemeentelijke grondexploitatie
De gemeente heeft geen gronden binnen het plangebied in bezit. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, voorbereiding en uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.
Het plan is economisch uitvoerbaar. De behoefte is aangetoond en de financiële uitvoerbaarheid van het plan is gewaarborgd.
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.
Het wijzigingsplan bestaat uit:
De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.
De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het wijzigingsplan.
Het wijzigingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
Voorliggend wijzigingsplan is het resultaat van het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro, zoals die is opgenomen in het bestemmingsplan "Buitengebied 2011" (NL.IMRO.0865.vghBPbuitengebied-OH01) , vastgesteld op 20 september 2012.
Bij het opstellen van een wijzigingsplan dient het college van burgemeester en wethouders zich te houden aan de door de raad vastgestelde regels.
Op de verbeelding zijn de volgende wijzigingen ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan aangebracht:
In de regels zijn in artikel 28 'Wonen - 2' de volgende wijzigingen aangebracht:
Voor de leesbaarheid van voorliggend wijzigingsplan is ervoor gekozen de relevante planregels van het bestemmingsplan "Buitengebied 2011" over te nemen.
Het wijzigingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:
Op grond van artikel 3.8 Wro heeft het ontwerpbestemmingsplan vanaf 17 september 2015 tot en met 28 oktober 2015 ter inzage gelegen. In deze periode zijn er geen zienswijzen ingekomen.
Op 10 nobember 2015 heeft de gemeenteraad het wijzigingsplan ongewijzigd vastgesteld. Het vaststellingsbesluit is bijgevoegd.