Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Wijzigingsplan Hoevensestraat 14 Vught
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0865.bgWPHoevensestraat-VG01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Omvang wijziging

Dit plan is een gedeeltelijke wijziging van de bestemming Bos van het bestemmingsplan Buitengebied 2011 dat door de Gemeenteraad van Vught is vastgesteld op 20 september 2012.

1.2 Toepassing regels

Op de bij dit plan behorende verbeelding en de hierna volgende regels zijn de inleidende regels, de algemene regels, de overgangs- en slotregels en bijlagen bij de regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2011 onverminderd van toepassing, tenzij in dit wijzigingsplan een afwijkende regeling is opgenomen over hetzelfde onderwerp.

1.3 Toepassing verbeelding

De verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied  wordt gewijzigd, zoals weergegeven op de bij dit plan behorende verbeelding. Voor het overige blijft de verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied 2011 van toepassing.

1.4 Aanvullende begrippen

Ter aanvulling op de begripsbepalingen als vermeld in artikel 1 van het bestemmingsplan
Buitengebied 2011  wordt in de hiernavolgende regels verstaan onder:
a. het plan: wijziging Buitengebied 2011  van de Gemeente Vught;
b. wijzigingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0865.bgWPHoevensestraat-ON01 met de bijbehorende regels.

2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Wonen-3

2.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Wonen - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.   wonen;
b.   bed & breakfast met maximaal 5 kamers binnen de bestaande bebouwing;
      met ondergeschikt:
c.   een theetuin, al dan niet overkapt, als nevenactiviteit tot maximaal 100 m2 vloeroppervlakte;
 
ter plaatse van de gebiedsaanduiding:
d.   'cultuurhistorisch waardevol gebied', tevens voor de bescherming en instandhouding van het cultuurhistorisch waardevolle gebied. De regeling opgenomen in artikel 46.1.1 bestemmingsplan Buitengebied 2011  dient in acht te worden genomen;
e.   'landgoederen', een landgoed alsmede de instandhouding en behoud van de samenhang ervan;
 
met de daarbij behorende voorzieningen:
f.    tuinen, erven en terreinen;
g.   parkeervoorzieningen;
h.   nutsvoorzieningen;
i.    water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
j.    groenvoorzieningen.
 

2.2 Bouwregels

 
2.2.1 Algemeen
Bestaande bebouwing die in overeenstemming is met de bestemming volgens dit wijzigingsplan, maar ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit wijzigingsplan afwijkend is van één of meer bouwregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. In dit geval mag de bestaande bebouwing worden gehandhaafd maar niet worden vergroot of verhoogd.
 
2.2.2 Woning
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:
a.   woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden, met uitzondering van het bouwvlak dat is aangeduid als ‘bijgebouwen’;
b.   per bouwvlak is één vrijstaande woning toegestaan.
c.   de inhoud van de woning bedraagt niet meer dan aanwezig is op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
d.   de goothoogte van de woning bedraagt maximaal 6 meter en de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 meter.
e.   een woning dient te worden uitgevoerd met een kap;
f.    onderkeldering is alleen toegestaan direct onder de contouren van de woning exclusief bijbehorende bouwwerken;
g.   de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 5 meter.
  
2.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
a.   bijbehorende bouwwerken dienen binnen het bestemmingsvlak te worden opgericht;
b.   binnen het bouwvlak dat via de functie relatie is gekoppeld aan het hoofdgebouw is een gebouw toegestaan ten behoeve van het onderhoud en de instandhouding van het landgoed’;
c.   de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van het onder sub b bedoelde bijbehorende bouwwerk, bij de woning bedraagt maximaal 80 m²  oppervlakte, met dien verstande dat bij woningen die groter zijn dan 1000  m³ de gezamenlijke oppervlakte, met uitzondering van het onder sub b bedoelde bijbehorende  bouwwerk, aan bijbehorende bouwwerken maximaal 10% van de inhoud van de woning  bedraagt tot een maximum van 150 m²;
d.  de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter en de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 meter;
e.   de afstand van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot de woning bedraagt minimaal 5 meter en maximaal 20 meter;
f.   de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 5 meter;
g.   bijbehorende bouwwerken moeten op minimaal 3 meter achter de gevellijn worden opgericht.
 
2.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.   bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen binnen het bestemmingsvlak te worden opgericht;
b.   de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 meter, met uitzondering van het bepaalde in sub b;
c.   de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de gevellijn van de bedrijfswoning maximaal 1 meter bedraagt;
d.   de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 5 meter met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, welke op de zijdelingse perceelsgrens gebouwd mogen worden.
e.   bouwwerken, geen gebouwen zijnde moeten op minimaal 1 meter achter de gevellijn te worden opgericht met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen.
 
2.2.5 Paardenbak
Voor het oprichten van een paardenbak gelden de volgende regels:
a.   per woning is maximaal 1 paardenbak toegestaan;
b.   de afstand tot de as van de weg bedraagt minimaal 30 meter;
c.   de afstand tot woningen van derden bedraagt minimaal 30 meter;
d.   de oppervlakte bedraagt maximaal 800 m²;
e.   de afstand tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 5 meter.

2.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van:
  
2.3.1 Kleinere afstand tot de perceelsgrens
De afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de perceelsgrens mag worden verkleind, mits de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundige beeld wordt ter plaatse niet onevenredig geschaad.
2.3.2 Het vergroten van een woning
Het vergroten van een woning, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a.   de woning kan eenmalig worden vergroot;
b.   de vergroting bedraagt niet meer dan 10% van de bestaande inhoud;
c.   de inhoud na vergroting bedraagt maximaal 2500 m³;
d.   de goothoogte van de woning bedraagt maximaal 4,5 meter;
e.   de bouwhoogte van de woning bedraagt maximaal 9 meter;
f.    er dient sprake te zijn van een sterke verbetering van de beeldkwaliteit in de directe omgeving;
g.   de bestaande landschappelijke, natuurlijke, architectonische en/of cultuurhistorische waarden van de woning niet onevenredig worden aangetast;
h.   de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of gebouwen worden niet onevenredig aangetast;
i.    de ontwikkeling is in overeenstemming met artikel 2.1 en 2.2 (zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit en kwaliteitsverbetering van het landschap) van de Verordening Ruimte Noord-Brabant, zoals opgenomen in de bijlagen bij het bestemmingsplan Buitengebied 2011 .

2.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
a.   geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
b.   detailhandel;
c.   een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
d.   seksinrichtingen;
e.   kamperen;
f.    horeca;
g.   opslag van goederen en materialen binnen en buiten het bouwvlak;
h.   permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken     betreft;
i.    bewoning als afhankelijke woonruimte;
j.    lichtmasten bij paardenbakken.
 

2.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

a.   het is verboden om de cultuurhistorisch waardevolle bouwwerken, zoals genoemd in de als bijlage opgenomen Lijst met cultuurhistorisch waardevolle bouwwerken, zonder of in afwijking van een vergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen;
b.   aan de omgevingsvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerd deskundige.
2.5.1 Uitzondering
Het in 2.5 opgenomen verbod geldt niet voor:
a.   werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis dan wel die behoren tot het op  de bestemming van de gronden gerichte normale onderhoud en beheer;
b.   werken en werkzaamheden, die op tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
c.   werken en werkzaamheden, die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

3 Overgangs- en slotregels

Artikel 3 Overgangsrecht

3.1 Overgangsrecht bouwwerken

1.   Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het wijzigingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a.   gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b.   na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
2.   Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
3.   Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

3.2 Overgangsrecht gebruik

1.   Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
2.   Het is verboden het met het wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3.   Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4.   Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 

Artikel 4 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan ‘Hoevensestraat 14’.