direct naar inhoud van Regels
Plan: Hoevensestraat 18 Vught
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0865.bgWPHoevensestr18-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Wijzigingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten in het wijzigingsplan “Hoevensestraat 18” als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0865.bgWPHoevensestr18-ON01 met bijbehorende regels.

1.2 Toepassing regels

De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan “Buitengebied 2011” zoals vervat in de bestandenset met planidentificatie NL.IMRO.0865.vghBPbuitengebied-OH01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen) zijn onverkort van toepassing op het wijzigingsplan tenzij in dit wijzigingsplan een afwijkende regeling is opgenomen.

1.3 Toepassing verbeelding

De verbeelding van het bestemmingsplan “Buitengebied 2011” wordt gewijzigd, zoals weergegeven op de bij het wijzigingsplan behorende verbeelding. Voor het overige blijft de verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied 2011 van toepassing.

Hoofdstuk 2 Bestemmings regels

Artikel 2 Wonen - 2

2.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Wonen - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. bed & breakfast met maximaal 5 kamers binnen de bestaande bebouwing;

ter plaatse van de gebiedsaanduiding:

  • a. 'middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde', tevens voor de bescherming en instandhouding van de middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde. De regeling opgenomen in artikel 3.1.1 dient in acht te worden genomen; 
  • b. 'attentiegebied ehs', tevens voor de bescherming en instandhouding van de attentiegebieden van de ehs. De regeling opgenomen in artikel 3.1.1 dient in acht te worden genomen; 
  • c. 'cultuurhistorisch waardevol gebied', tevens voor de bescherming en instandhouding van het cultuurhistorisch waardevolle gebied. De regeling opgenomen in artikel 3.1.1 dient in acht te worden genomen;
  • d. 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied', een extensiveringsgebied. De regeling opgenomen in artikel 3.2 dient in acht te worden genomen;

met de daarbijbehorende voorzieningen:

  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen; 
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen.
2.2 Bouwregels
2.2.1 Algemeen

Bestaande bebouwing welke in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan afwijkend is van één of meer bouwregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. In dit geval mag de bestaande bebouwing worden gehandhaafd maar niet worden vergroot of verhoogd.

2.2.2 Woning 

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;
  • b. per bouwvlak is één woning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het maximum aantal woningen geldt zoals aangegeven op de verbeelding;
  • c. binnen het bouwvlak zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' twee-aaneen gebouwde woningen zijn toegestaan; 
  • d. de inhoud van de woning bedraagt maximaal 750 m³ exclusief onderkeldering.
  • e. de goothoogte van de woning bedraagt maximaal 6 meter en de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 meter, tenzij op de verbeelding een andere goot- en bouwhoogte is aangegeven; 
  • f. een woning dient te worden uitgevoerd met een kap;
  • g. onderkeldering is alleen toegestaan direct onder de contouren van de woning exclusief bijbehorende bouwwerken; 
  • h. de afstand tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 5 meter.
2.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij de woning bedraagt maximaal 80 m2 oppervlakte;
  • b. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter en de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 meter;
  • c. de afstand van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot de woning bedraagt minimaal 5 meter en maximaal 20 meter;
  • d. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 5 meter;
  • e. bijbehorende bouwwerken, die buiten het bouwvlak en binnen het bestemmingsvlak worden opgericht, moeten op minimaal 3 meter achter de gevellijn worden opgericht.
2.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen binnen het bestemmingsvlak te worden opgericht;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 meter, met uitzondering van het bepaalde in sub b en d; 
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de gevellijn van de woning maximaal 1 meter bedraagt; 
  • d. de bouwhoogte van het geluidscherm ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' bedraagt maximaal 5 meter; 
  • e. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 5 meter met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, welke op de zijdelingse perceelsgrens gebouwd mogen worden;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde moeten op minimaal 1 meter achter de gevellijn worden opgericht met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen.
2.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van:

2.3.1 Het vergroten van de maximale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken

Het vergroten van de maximaal toegestane oppervlakte van bijbehorende bouwwerken is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van 80 m2 mag worden verhoogd met maximaal 25% van de gesloopte oppervlakte aan bebouwing tot een maximum van 200 m2;
  • b. het bepaalde in artikel 2.2.2 sub b tot en met e in acht wordt genomen.
2.3.2 Kleinere afstand tot de perceelsgrens

De afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de perceelsgrens mag worden verkleind, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundige beeld wordt ter plaatse niet onevenredig geschaad.
2.3.3 Plat dak

Het toestaan van een plat dak voor de woning, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6 meter;
  • b. de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundige beeld wordt ter plaatse niet onevenredig geschaad.
2.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. detailhandel;
  • c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • d. seksinrichtingen;
  • e. kamperen;
  • f. horeca;
  • g. opslag van goederen en materialen binnen en buiten het bouwvlak;
  • h. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
  • i. bewoning als afhankelijke woonruimte;
  • j. lichtmasten bij paardenbakken.
2.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. het is verboden om de cultuurhistorisch waardevolle bouwwerken, zoals genoemd in de als bijlage opgenomen Lijst met cultuurhistorisch waardevolle bouwwerken, zonder of in afwijking van een vergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen;
  • b. aan de omgevingsvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerd deskundige.
2.5.1 Uitzondering

Het in 2.5 opgenomen verbod geldt niet voor:

  • a. werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis dan wel die behoren tot het op de bestemming van de gronden gerichte normale onderhoud en beheer;
  • b. werken en werkzaamheden, die op tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
  • c. werken en werkzaamheden, die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
2.6 Wijzigingsbevoegdheden
2.6.1 Vergroting bouwvolume

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bouwvolume van een woning te vergroten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er is sprake van een sterke verbetering van de beeldkwaliteit in de directe omgeving;
  • b. de bestaande landschappelijke, natuurlijke, architectonische en/of cultuurhistorische waarden van de woning niet onevenredig worden aangetast; 
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of gebouwen niet onevenredig worden aangetast; 
  • d. de inhoud van een woning mag na vergroting maximaal 750 m³ bedraagt, behoudens het bepaalde in sub e; 
  • e. de inhoud van een woning mag na vergroting maximaal 850 m³ bedraagt, met dien verstande dat voor de vergroting van 750 m³ naar 850 m³ de volgende regels gelden:
    • 1. de goothoogte van de woning maximaal 4,5 meter bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 9 meter bedraagt;
    • 3. de maximaal toegestane inhoud van de woning van 750 m3 mag worden vergroot met 50 m3 per 500 m2 aan gesloopte bebouwing, waarbij de inhoud van de woning maximaal 850 m3- bedraagt;
    • 4. de overtollige bebouwing (alle aanwezige bebouwing boven de standaard maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van 80 m²) in één keer wordt gesloopt en deze sloop als voorwaarde aan de wijziging en omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt verbonden;
    • 5. geen wijziging is mogelijk indien op deze locatie sloop van bebouwing al heeft plaatsgevonden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling. 
    • 6. de gesloopte oppervlakte slechts éénmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking wordt genomen;
  • f. de ontwikkeling is in overeenstemming met artikel 2.1 en 2.2 (zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit en kwaliteitsverbetering van het landschap) van de Verordening Ruimte Noord-Brabant, zoals opgenomen in de bijlagen.
2.6.2 Paardenbakken

Voor het oprichten van een paardenbak gelden de volgende regels:

  • a. per woning is maximaal 1 paardenbak toegestaan;
  • b. de afstand tot de as van de weg bedraagt minimaal 30 meter; 
  • c. de afstand tot woningen van derden bedraagt minimaal 30 meter;
  • d. de oppervlakte bedraagt maximaal 800 m²;
  • e. de afstand tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 5 meter

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 3 Overige regels

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

3.1 Algemeen

Het is op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden verboden ter plaatse van de aangeduide waarden de volgende werken en/of werkzaamheden buiten het bouwvlak te verrichten:

  • a. Middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde
      • afgraven, vergraven, egaliseren;
      • draineren, onderbemalen, graven sloten dieper dan 1 meter;
      • verharden oppervlakte van minimaal 100 m², aanleg leidingen dieper dan 1 meter.
  • b. Attentiegebied ehs
      • het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden maaiveld;
      • aanleg van drainage, tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage;
      • het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen;
      • het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m², anders dan een bouwwerk.
  • c. Cultuurhistorisch waardevol gebied
      • afgraven, ophogen;
      • aanbrengen oeverbeschoeiing;
      • opplanten;
      • graven sloten, dempen sloten, dempen poelen;
      • verharden oppervlak.
3.2 Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied en Reconstructiewetzone - verwevingsgebied

Ter plaatse van de aanduidingen 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' en 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied is hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderij onmogelijk.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slot regels

Artikel 4 Overgangsrecht

4.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder beg repen de overgangsbepaling van dat plan.
4.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 5 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan 'Hoevensestraat 18'.