Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: 'Kersboompjesweg 1'
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0965.BP201007BTKersboo1-VA01

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

 
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. aan huis gebonden beroep, met daarbij behorende voorzieningen;
  3. tuinen, erven en verhardingen.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen

 
Op de tot 'Wonen' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. één woning per bouwperceel;
  2. bijgebouwen;
  3. daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die qua aard en afmetingen bij de bestemming passen.

3.2.2 Woningen

 
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:
  1. woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. per bouwvlak mogen niet meer woningen worden gebouwd dan het bestaande aantal woningen;
  3. woningen dienen in of ten minste 3,00 meter uit de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd;
  4. de goothoogte van woningen mag niet meer bedragen dan 6,50 meter;
  5. de bouwhoogte van woningen mag niet meer bedragen dan 8,50 meter;
  6. de inhoud van woningen mag niet meer bedragen dan 800 m³ of, wanneer dit meer is, de bestaande inhoud;
  7. de woningen worden met een plat dak of met een kap, waarvan de dakhelling ligt tussen de 25° en 40°, afgedekt;
  8. ondergronds bouwen is onder bebouwing toegestaan, mits daarbij niet behoeft te worden voorzien in een toegang van buitenaf, ten behoeve van het zelfstandig functioneren van de ruimte.
 

3.2.3 Bijgebouwen

 
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd;
  2. de gronden buiten het bouwvlak mogen voor maximaal 60% per bouwperceel worden bebouwd, met dien verstande dat de totale oppervlakte van bijgebouwen, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, niet meer mag bedragen dan 100m²;
  3. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,30 meter;
  4. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5,00 meter.
 

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een maximaal oppervlak van 2,50 m², welke binnen het gehele bestemmingsvlak mogen worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,30 meter, met uitzondering van de hoogte van erfafscheidingen, welke voor de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer mag bedragen dan 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer mag bedragen dan 2,00 meter.

3.3 Nadere eisen

 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing:
  1. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon-, leef- en werkklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
Burgemeester en wethouders volgen bij het toepassen van nadere eisen de in artikel 11 gegeven procedure.

3.4 Afwijken van de bouwregels

 
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.3 onder a. ten behoeve van het bouwen van een bijgebouw buiten de aanduiding 'bijgebouwen', mits:
  1. het bijgebouw in of achter de naar de weg gekeerde bouwgrens of het verlengde daarvan wordt gebouwd;
  2. dit passend is uit het oogpunt van verkeersveiligheid;
  3. dit passend is uit het oogpunt van een samenhangend stedenbouwkundig beeld.

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.5.1 Specifieke gebruiksregels van de grond

 
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.1 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden anders dan voor:
  1. parkeervoorzieningen;
  2. groenvoorzieningen en/of tuin;
  3. opslagdoeleinden, in verband met het toegelaten gebruik.

3.5.2 Specifieke gebruiksregels van de opstallen

 
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.2 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de opstallen voor:
  1. bewoning, indien het een vrijstaand bijgebouw betreft;
  2. ambachtelijke en/of industriële bedrijfsactiviteiten;
  3. detailhandel en/of groothandel;
  4. horeca;
  5. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als verboden gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslag van vuurwerk;

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

 
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5.2 onder b. ten behoeve van de uitoefening van ambachtelijke en/of industriële bedrijfsactiviteiten onder de volgende voorwaarden:
  1. het woonmilieu wordt niet onevenredig geschaad, dit betekent dat de activiteit milieuhygiënisch inpasbaar dient te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten en voor zover deze activiteiten niet voorkomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten, dient de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen te zijn met de in de Staat van bedrijfsactiviteiten toegelaten milieucategorieën 1 en 2;
  2. er geen extra verkeersmaatregelen of parkeervoorzieningen noodzakelijk worden;
  3. er geen zelfstandige vorm van detailhandel (uitgezonderd beperkte verkoop, inherent aan de betreffende activiteit) ontstaat;
  4. ten hoogste 35 m² van de opstallen voor het aan huis gebonden bedrijf mag worden gebruikt.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

 
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Wonen' wijzigen in de bestemming 'Bedrijventerrein' ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten in combinatie met een bedrijfswoning, onder de volgende voorwaarden:
  1. de desbetreffende gronden en opstallen zijn aan het oorspronkelijke gebruik conform de bestemming 'Wonen' onttrokken;
  2. aangrenzende waarden en belangen worden niet onevenredig aangetast;
  3. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  4. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
  5. de toelaatbare categorieën van bedrijven dienen te passen binnen de in bijlage 1 van dit bestemmingsplan opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten zijnde categorie 1, 2 en 3.1 van de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering