Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Molsberg / Hulsbergweg
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0965.BP201005BGMolsbe54-VA01

Artikel 3 Agrarisch - Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.1.1
De voor ‘Agrarisch – Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.  agrarische bedrijven met een geheel of in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
b.  verblijfsrecreatie, in de vorm van vakantieappartementen, voor zover op de verbeelding de functieaanduiding voor recreatiewoningen is opgenomen;
met de daarbij behorende voorzieningen alsmede voorzieningen voor de opvang en infiltratie van hemelwater.
 
3.1.2
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing.

3.2 Bouwregels

3.2.1
Op de tot ‘Agrarisch - Bedrijf’ aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden opgericht ten behoeve van een bestaand agrarisch bedrijf met in acht name van het bepaalde in artikel 3.1.1 en met dien verstande dat:
a.  gebouwen mogen enkel worden opgericht binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
b.  per agrarisch bedrijf slechts één bedrijfswoning, indien niet aanwezig, mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
 1. op dit oppervlak één of meer agrarische bedrijfsgebouwen, geen woning zijnde, aanwezig is of zijn;
 2. de inhoud van de woning ten hoogste 750 m³ mag bedragen;
 3. de goothoogte van de bedrijfswoning maximaal 6,00 meter mag bedragen;
 4. de bouwhoogte van de bedrijfswoning maximaal 8,50 meter mag bedragen;
c.  recreatiewoningen zijn toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding recreatiewoning, met dien verstande dat:
 1. het op de verbeelding aangeduide maximale aantal recreatiewoningen aanwezig mogen zijn;
 2. het vloeroppervlak per vakantiewoning, inclusief daartoe behorende bijgebouwen, ten hoogste 100 m² mag bedragen.
d.  de goothoogte van gebouwen, geen woning zijnde, ten hoogste 4,50 meter mag bedragen;
e.  de bouwhoogte van gebouwen, geen woning zijnde, ten hoogste 8,00 meter mag bedragen;
f.   gebouwen met een kap van ten minste 15° zullen en ten hoogste 45° mogen worden afgedekt, uitgezonderd bijgebouwen bij de bedrijfswoning, die ook plat mogen worden afgedekt;
g.  de hoogte van andere bouwwerken, met uitzondering van die als bedoeld onder h., ten hoogste 8,00 meter mag bedragen;
h.  de hoogte van voedersilo’s ten hoogste 12,00 meter mag bedragen.
 
3.2.2
De tot ‘Agrarisch – Bedrijf’ aangewezen gronden ter plaatse van de functieaanduiding opslag, mogen uitsluitend worden gebruikt voor opslagdoeleinden met uitzondering van de opslag van balen voer. De opslaghoogte op dit terreindeel mag maximaal 1,5 meter bedragen.
 
3.2.3
De tot ‘Agrarisch – Bedrijf’ aangewezen grondenter plaatse van de functieaanduiding ‘erf’, mag niet worden gebruikt voor opslag- en stallingsdoeleinden.
 
3.2.4
Op de tot ‘Agrarisch – Bedrijf’ aangewezen gronden gelegen buiten het bouwvlak, mag niet worden gebouwd, met uitzondering van voorzieningen voor voeropslag ter plaatse van de functieaanduiding ‘opslag’.

3.3 Nadere eisen

3.3.1
Burgemeester en wethouders kunnen, rekening houden met het gestelde in artikel 3.1.1, nadere eisen stellen ten aanzien van:
a.  de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
b.  de aard, hoogte en de situering van erfafscheidingen,
waarbij de regels zoals deze zijn gesteld in het Limburgs Kwaliteitsmenu in acht dienen te worden genomen.
 
3.3.2
De onder 3.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
a.  indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;
b.  ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.4.1
Burgemeester en wethouders kunnen middels omgevingsvergunning afwijken ten aanzien van de goothoogte bij de bouw van fruit-, aardappelopslag- en machineloodsen, met dien verstande dat deze nimmer meer bedraagt dan 6,50 meter, mits:
a.  de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
b.  landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen niet onevenredig worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.
 
3.4.2
Burgemeester en wethouders kunnen middels omgevingsvergunning afwijken ten aanzien van het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, mits:
a.  de noodzaak daartoe voor de agrarische bedrijfsvoering en/of arbeidsomstandigheden ter plaatse is aangetoond;
b.  natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
c.  de teeltondersteunende voorzieningen een niet-permanent karakter hebben.
 
3.4.3
Burgemeester en Wethouders nemen bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid de bij dit plan gestelde procedureregels in acht.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik wordt tenminste verstaan het gebruik van de gronden en opstallen voor:
a.  ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
b.  detailhandel en groothandel, behoudens de verkoop van bedrijfsproducten afkomstig uit het eigen en ter plaatste gevestigde bedrijf en in eigen beheer;
c.  transport- en/of garagedoeleinden;
d.  horecadoeleinden;
e.  permanente of tijdelijke bewoning welke geen verband houdt met de agrarische bedrijfsvoering, met uitzondering ter plekke van de functieaanduidingen voor recreatiewoningen;
f.   opslagdoeleinden, behoudens opslagdoeleinden die verband houden met de agrarische bedrijfsvoering, alsmede met een winterberging van onderkomens.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

3.6.1
Burgemeester en wethouders kunnen middels omgevingsvergunning afwijken voor het toestaan van niet-agrarische activiteiten naast agrarische bedrijfsdoeleinden, in het kader van de dynamische ontwikkeling van het landelijke gebied en ter versterking van de recreatieve functie van het buitengebied. Een omgevingsvergunning kan worden verleend voor:
a.  bewerking en/of verkoop aan de boerderij van agrarische producten;
b.  het bieden van werk en verzorging van hulpbehoevende mensen;
c.  verblijfsrecreatie in de vorm van kamperen en appartementen op de boerderij;
d.  dagrecreatie in de vorm van het bieden van dagarrangementen en excursies alsmede (sier)tuinen;
e.  kleinschalige horeca, zoals theeschenkerijen;
f.   culturele activiteiten zoals natuurcursussen en exposities;
g.  een agrarisch hulp- en nevenbedrijf,
en/of daarmee qua aard en omvang naar het oordeel van Burgemeester en wethouders gelijk te stellen activiteiten, wordt alleen verleend, mits:
 
Algemeen:
1.  de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
2.  de activiteiten binnen de bestaande bouwmassa van het complex kunnen worden uitgevoerd. Alleen wanneer de noodzaak daartoe is aangetoond is uitbreiding of vervangende nieuwbouw van bestaande bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak toegestaan, mits daardoor geen cultuurhistorisch of architectonisch waardevolle bebouwing verloren gaat;
3.  de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
4.  de activiteiten landschappelijk goed inpasbaar zijn en omliggende natuurlijke en landschappelijke waarden en belangen niet onevenredig schaden;
5.  de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
 
Specifiek voor boerderijverkoop:
1.  boerderijverkoop onderdeel uitmaakt van een functionerend agrarisch bedrijf en wordt beëindigd bij beëindiging van het agrarische bedrijf;
2.  boerderijverkoop uitsluitend plaats vindt in op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan op andere agrarische bedrijven geproduceerde of bewerkte agrarische producten;
met dien verstande, dat:
a.  het vloeroppervlak voor boerderijverkoop ten hoogste 75 m² mag bedragen;
 
Specifiek voor bewerking van agrarische producten:
1.  bewerking van agrarische producten uitsluitend de bewerking van op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan op andere agrarische bedrijven geproduceerde producten betreft;
 
Specifiek voor vakantieappartementen op de boerderij:
1.  de vakantieappartementen kunnen worden ingepast binnen de bestaande bebouwing;
met dien verstande dat:
a.  het vloeroppervlak van een vakantieappartement inclusief daartoe behorende bijgebouwen, ten hoogste 100 m² mag bedragen;
b.  ten hoogste 5 vakantieappartementen per agrarische bedrijfslocatie mogen worden gerealiseerd.
 
Specifiek voor kleinschalige horeca en dagrecreatie:
1.  de activiteiten kleinschalig zijn en ten dienste staan van extensieve recreatie in het buitengebied c.q. ondersteunend zijn aan wandel- en fietsroutes.
 
3.6.2
Burgemeester en Wethouders nemen bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid de bij dit plan gestelde procedureregels in acht.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

3.7.1
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen ten behoeve van het overschrijden van de bouwgrenzen, respectievelijk het vergroten van het bouwvlak, mits:
a.  de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
b.  natuurlijke, landschappelijk en cultuurhistorische waarden en belangen en het aangrenzende woon- en leefmilieu niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind;
c.  de landschappelijke inpassing van de bebouwing verzekerd is;
d.  tegelijkertijd van de aansluitende gronden buiten de bestemming, de bestemming gewijzigd wordt in de bestemming ‘Agrarisch – Bedrijf’ en wijziging derhalve noodzakelijk is om één doorlopend bouwvlak te creëren,
met dien verstande, dat:
1.  voor het overige voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 3 van deze regels;
 
3.7.2
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigenin de bestemming ‘Wonen’, ten behoeve van de realisering van woningen, mits:
a.  er sprake is van een agrarisch bedrijfscomplex dat redelijkerwijs niet (meer) bruikbaar is (gebleken) voor een eigentijdse agrarische bedrijfsvoering;
b.  de agrarische functie geheel is komen te vervallen;
c.  het betreft karakteristieke en/of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dan wel een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand gebracht wordt. In dat laatste geval dient de initiatiefnemer tot wijziging aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de woonfunctie. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
d.  de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het complex behouden blijven;
e.  aangrenzende landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden en belangen, dan wel functies niet onevenredig worden aangetast of in hun mogelijkheden beperkt;
f.   er sprake is van inpandig bouwen, indien de woningen zijn gelegen binnen de bestaande hoofdbebouwing (de voormalige bedrijfswoning met aangebouwde of inpandige bedrijfsruimten), uitgezonderd ter plaatse van agrarische bedrijven die zijn gelegen tussen de lintbebouwing in de randen van de kernen Bocholtz en Simpelveld;
g.  de totstandkoming van een aanvaardbaar woonmilieu in de te realiseren woningen gegarandeerd kan worden;
h.  de bodem, blijkens bodemonderzoek vooraf, niet zodanig verontreinigd is, dat bezwaren bestaan tegen de realisering van de woningen;
i.   de geluidsbelasting, blijkens een geluidsniveaukaart dan wel een akoestisch onderzoek,niet hoger is dan de voor wegverkeers-, railverkeer- of industrielawaai geldende voorkeursgrenswaarden, of een hogere grenswaarde in het kader van de Wet geluidhinder is verleend. In het laatste geval moeten de verblijfsruimten van de woningen in overwegende mate aan de geluidluwe zijde worden gesitueerd;
j.   de woningbouw past binnen de in het Regionaal VolkshuisvestingsPlan (RVP) opgenomen aantallen door middel van inpandig bouwen te realiseren woningen,
met dien verstande, dat:
 1. de bouwmassa niet mag toenemen, wat tot uitdrukking zal worden gebracht door een op de functie afgestemd   bouwvlak;
 2. per agrarisch bedrijfscomplex ten hoogste 2 woningen, inclusief een bestaande bedrijfswoning, mogen worden gerealiseerd, uitgezonderd in monumenten of cultuurhistorisch zeer waardevolle bebouwing, waar binnen de hoofdbebouwing meerdere woningen mogen worden gerealiseerd;
 3.  indien 2 of meer woningen worden gerealiseerd, voorafgaand aan de realisatie het oppervlak aan bijgebouwen teruggebracht is tot ten hoogste 70 m² per woning, tenzij er sprake is van bijgebouwen met landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarde;
 4.  bij wijziging voldaan wordt aan artikel 5 van deze regels.
 
3.7.3
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigenin de bestemming ‘Bedrijf’, ten behoeve van de realisering van bedrijfsdoeleinden, mits:
a.  er sprake is van een agrarisch bedrijfscomplex dat redelijkerwijs niet (meer) bruikbaar is (gebleken) voor een eigentijdse agrarische bedrijfsvoering;
b.  de agrarische functie geheel is komen te vervallen;
c.  het betreft cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, danwel een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand gebracht wordt conform de BOM+ regeling. In dat laatste geval dient de initiatiefnemer tot wijziging aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de bedrijfsfunctie. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
d.  de landschappelijk, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van de bebouwing behouden blijven;
e.  aangrenzende landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden en belangen, dan wel functies niet onevenredig worden aangetast of in hun mogelijkheden worden beperkt;
f.  geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaat;
g.  geen detailhandel ontstaat, anders dan ondergeschikte verkoop inherent aan de betreffende bedrijfsactiviteit;
h.  het bedrijf functioneel aan het buitengebied is gebonden;
i.   de bodem, blijkens bodemonderzoek vooraf, niet zodanig verontreinigd is, dat bezwaren bestaan tegen het voorgestane gebruik;
j.  vooraf is vastgesteld dat vanuit milieuhygiënisch en visueel-ruimtelijk oogpunt geen bezwaren ontstaan tegen vestiging van het bedrijf,
met dien verstande, dat:
 1. alleen bedrijven opgenomen in categorie 2 conform de VNG brochure ‘Bedrijven en Milieuzonering’, alsmede bedrijven die naar het oordeel van burgemeester en wethouders, gehoord de daartoe door de provincie Limburg aangewezen perso(o)n(en), qua aard en omvang daarmee gelijk te stellen zijn, zulks met uitzondering van geluidhinder veroorzakende inrichtingen;
 
3.7.4
Burgemeester en Wethouders nemen bij het toepassing van de wijzigingsbevoegdheid de bij dit plan gestelde procedureregels in acht.