Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Molsberg / Hulsbergweg
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0965.BP201005BGMolsbe54-VA01

Artikel 1 Begrippen

1. plan
het bestemmingsplan ‘Molsberg / Hulsbergweg' van de gemeente Simpelveld.
 
2. bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NLIMRO.0965BP201005BGMolsbe54VA01 met de bijbehorende regels.
 
3. aan huis gebonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij
behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende
mate haar functie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke
uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;
 
4. aan huis gebonden bedrijf:
het verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid,
waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit ter plaatse,
in de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend en
de desbetreffende bedrijvigheid een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming
is met de woonfunctie.
 
5. aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
6. aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
7. agrarisch hulp- en nevenbedrijf:
een niet-industrieel bedrijf voor productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven, respectievelijk voor ver- of bewerking, op- of overslag, vervoer of verhandeling van agrarische producten voor derden.
 
8. archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van
de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit
uit oude tijden;
 
9. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
10. bedrijfsactiviteiten:
vormen van bedrijf vergelijkbaar met of zoals opgenomen de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’.
 
11. bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
 
12. bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor
(het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming
van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
 
13. begane grond:
de eerste bouwlaag boven het peil.
 
14. bestaande bebouwing:
de als zodanig op de plankaart aangegeven bebouwing, zoals deze bestaat op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerpplan, tenzij in de regels anders is bepaald.
 
15. bestaand gebruik:
het gebruik van grond en opstallen, zoals dat bestaat op het tijdstip dat het plan of het betreffende planonderdeel rechtskracht heeft gekregen.
 
16. bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
 
17. bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
18. bijgebouw:
een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat ten dienste staat van dat hoofdgebouw.
 
19. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.
 
20. bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
 
21. bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grondlaag en met uitsluiting van onderbouw/kelder en zolder.
 
22. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
23. bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
 
24. bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
25. bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
26. carport/overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde met tenminste een dak en niet of slechts aan één zijde voorzien van een wand, bestaande wanden van overige gebouwen niet meegerekend.
 
27. detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop,
het verkopen en/of bewaren van goederen aan personen die, die goederen
kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een
beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
28. escortbedrijf:
een natuurlijk persoon, groep van personen, en/of rechtspersoon die prostitutie
aanbiedt, die uitgeoefend wordt op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte of
woning;
 
29. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk
met wanden omsloten ruimte vormt.
 
30. geluidgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
 
31. geluidzone:
een op grond van de Wet geluidhinder in het bestemmingsplan vastgelegd gebied rond een bedrijventerrein waarbuiten de geluidsbelasting ten gevolge van dat bedrijventerrein niet meer mag bedragen dan 50 dB(A).
 
32. geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke in gevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgelegd.
 
33. hogere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidbelasting van geluidgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
 
34. hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste gebouw valt aan te merken.
 
35. mantelzorg:
het bieden van zorg aan familieleden die hulpbehoevend zijn op het fysieke, psychische
en/of sociale vlak, op basis van vrijwilligheid en buiten organisatorisch
verband;
 
36. onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.
 
37. peil:
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
 
38. perceel:
een deel van het Nederlands grondgebied van welk deel de Dienst voor het kadaster en openbare register, de begrenzing met behulp van landmeetkundige gegevens heeft vastgelegd op grond van gegevens betreffende de rechtstoestand, bestemming en het gebruik dat door zijn kadastrale aanduiding is gekenmerkt.
 
39. seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang
alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen
van erotische-pornografische aard plaatsvinden;
onder seksinrichtingen worden in ieder geval verstaan: een (raam-)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een
seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in
combinatie met elkaar
 
40. stedenbouwkundig beeld:
ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de situering, de aansluitende terreinen, de bouwmassa’s, de gevelindeling en dakvormen.
 
41. straatmeubilair:
verkeersgeleiders, rampalen/amsterdammertjes, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, telefooncellen, abri’s en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen en daarmee vergelijkbare objecten.
 
42. teeltondersteunende voorzieningen:
voorzieningen/constructies:
-     met als doel het gewas te forceren tot meer groei en/of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel vervroegen als verlengen ten opzichte van normale open teelt en/of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen dat leidt tot een betere kwaliteit van het product, en/of
-     noodzakelijk voor de teelt van gewassen in verbandmet het vergroten van de opbrengst van de oogst en het vergemakkelijken van de oogst, zoals tafelconstructies en gewasondersteunende constructies.
 
43. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen:
teeltondersteunende voorziening, die korter dan 6 maanden, al dan niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig is.
 
44. voorkeursgrenswaarde:
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
 
45. weg:
een voor rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeergelegenheden.
 
46. woning/wooneenheid:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van een huishouden;
hiervan is ook sprake bij een kamerverhuur, waarbij de kamers afzonderlijke wooneenheden vormen, indien daarbij centrale voorzieningen aanwezig zijn, zoals een keuken, een douche en andere voorzieningen.
 
47. zolder:
ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in een functioneel opzicht deel uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.