direct naar inhoud van Artikel 6 Bedrijventerrein
Plan: Bedrijventerrein Bocholtzerweg
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0965.201002BTBedrijft-VA01

Artikel 6 Bedrijventerrein

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.1.1 De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. lokale bedrijven, waaronder begrepen detailhandelsbedrijven in volumineuze goederen, met een perceelsomvang van maximaal 5.000 m², overeenkomstig onderstaande tabel:

Ter plaatse van de aanduiding   Bedrijven die zijn opgenomen in de van deze regels deel uitmakende toegesneden lijst van bedrijfstypen (bijlage 1 bij de regels) onder:  
Bedrijf ten hoogste tot en met categorie 2   Categorie 2-bedrijven*,
met een grootste afstand van 30 m**  
Bedrijf ten hoogste tot en met categorie 3.1   Categorie 2- en 3-bedrijven*,
met een grootste afstand van 50 m**  
Bedrijf ten hoogste tot en met categorie 3.2   Categorie 2- en 3-bedrijven*,
met een grootste afstand van 100 m**  

* alsmede daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bedrijven

** afstand tot de bestemming 'Wonen'Bedrijf ten hoogste tot en met categorie

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - betonwarenfabriek' een bestaande betonwarenfabriek, vallende onder categorie 4.2 van de toegesneden lijst van bedrijfstypen (bijlage 1 van de regels),

met de daarbij behorende:

  • c. ter plaatse reeds bestaande bedrijfswoningen;
  • d. voorzieningen ter ontsluiting van de bedrijven;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen, waaronder begrepen tuinen en erven;
  • g. infiltratie- en bergingsvoorzieningen, inclusief benodigde voorzieningen voor voorbehandeling en risicobeperking in verband met het te infiltreren en/of bergen water.

6.1.2 De voor 'Bedrijventerrein' bestemde gronden zijn niet bestemd voor:

  • a. in het kader van de Wet geluidhinder zoneringsplichtige inrichtingen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - zoneringsplichtige inrichting';
  • b. risicovolle inrichtingen vallende onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI).

6.1.3 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 23.

6.2 Bouwregels

6.2.1 Algemeen

Op de tot 'Bedrijventerrein' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, geen woningen zijnde, ten behoeve van de in artikel 6.1. genoemde doeleinden;
  • b. bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', waarbij per aanduiding maximaal 1 bedrijfswoning is toegestaan, en de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.

6.2.2 Regels met betrekking tot gebouwen

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - representatieve zone' alleen representatieve ruimten, waaronder ontvangstruimten, kantoorruimten, showrooms/uit-stallingsruimten en bedrijfsrestaurants/kantines, en, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', bedrijfswoningen met de daarbij behorende bijgebouwen mogen worden gebouwd, met een representatieve uitstraling.
  • b. Het bouwvlak mag per bouwperceel voor ten hoogste 70% worden bebouwd, onder de voorwaarde dat op eigen terrein in voldoende mate in de parkeerbehoefte wordt voorzien, conform de meest recente richtlijnen uit de ASVV (CROW).
  • c. De afstand van gebouwen tot de binnen het bouwvlak gelegen perceelsgrens van de afzonderlijke bouwpercelen zal, voor zover niet in die perceelsgrens wordt gebouwd, ten minste 5 meter bedragen.
  • d. De bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste de aangeduide hoogte bedragen.
  • e. Gebouwen mogen plat of met een kap, waarvan de dakhelling ligt tussen de 15° en 40°, worden afgedekt.
  • f. Bedrijfswoningen mogen zowel inpandig als (half)vrijstaand worden gebouwd.
  • g. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 800 m3.
  • h. Ondergronds bouwen is onder bebouwing toegestaan, mits daarbij niet behoeft te worden voorzien in een toegang van buitenaf, ten behoeve van het zelfstandig functioneren van de ruimte.

6.2.3 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  • a. Bouwwerken geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden, met uitzondering van:
  • 1. terreinafscheidingen, welke binnen het gehele bestemmingsvlak mogen worden gebouwd;
  • 2. reclame-uitingen, welke uitsluitend op een afstand van 3 meter of meer van de bestemmingen 'Verkeer' en 'Groen' mogen worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte mag ten hoogste 15 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen en reclame-uitingen, waarvan de hoogte maximaal 3 meter mag bedragen.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, alsmede binnen de 'specifieke bouwaanduiding - representatieve zone' aan de architectonische kwaliteit van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en werkklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving.
  • c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, alsmede de nagestreefde representatieve uitstraling;
  • d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
6.4 Ontheffing van de bouwregels

6.4.1 Ontheffing voor het verkleinen van de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens.

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 6.2.2 onder c. voor het verkleinen van de afstand van de zijgevel tot de zijdelingse bouwperceelsgrens onder de volgende voorwaarden:

  • a. het woon- en leefmilieu wordt niet onevenredig aangetast;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast;
  • c. de verkeersveiligheid wordt niet aangetast;
  • d. voor zover niet in de zijdelingse bouwperceelsgrens wordt gebouwd, wordt een minimale afstand van één meter aangehouden tot de zijdelingse bouwperceelsgrens.

6.4.2 Procedure ontheffing

Burgemeester en Wethouders volgen bij het verlenen van ontheffing de in artikel 22 gegeven procedure.

6.5 Specifieke gebruiksregels

6.5.1 Specifieke gebruiksregels van de grond

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 18.1. wordt tenminste verstaan gebruik van de grond voor:

  • a. lokale bedrijven met een perceelsomvang van meer dan 5.000 m²; het verbod is niet van toepassing op bestaande bedrijven met een perceelsomvang van meer dan 5.000 m²;
  • b. risicovolle inrichtingen vallende onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen;
  • c. in het kader van de Wet geluidhinder zoneringsplichtige inrichtingen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - zoneringsplichtige inrichting';
  • d. opslag van goederen en materialen, anders dan in verband met het toegelaten gebruik; opslag is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en in de zone tussen het bouwvlak en de bestemmingsgrens, voor zover deze zone niet aan de bestemming 'Verkeer' grenst en waarbij de hoogte van de opslag in deze zone niet meer dan 3 m mag bedragen.

6.5.2 Specifieke gebruiksregels van de opstallen

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 18.2. wordt tenminste verstaan het gebruik van de opstallen voor:

  • a. detailhandel, met uitzondering van detailhandel inherent aan de betreffende bedrijfsactiviteiten, waaronder begrepen detailhandel in ter plaatse vervaardigde producten, en detailhandel in volumineuze goederen, niet zijnde handel in voeding- en genotmiddelen;
  • b. wonen, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. permanente of tijdelijke bewoning van bijgebouwen;
  • d. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als verboden gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslag van vuurwerk.
6.6 Ontheffing van de gebruiksregels

6.6.1 Ontheffing voor de vestiging van bovenlokale bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 6.1.1 onder b. juncto 6.5.1 ten behoeve van de vestiging van regionale en bovenlokale bedrijven op bedrijfspercelen, die gedurende een periode van 1 jaar of langer te koop hebben gestaan, zonder dat dit heeft geleid tot de aankoop door een lokaal bedrijf, met dien verstande dat die bovenlokale bedrijven qua omgevingsbeïnvloeding geen ongewenste effecten veroorzaken, met uitzondering van zoneringsplichtige inrichtingen en met uitzondering van risicovolle inrichtingen.

6.6.2 Ontheffing voor bouwpercelen met een grotere omvang

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 6.1.1 onder b. juncto 6.5.1 ten behoeve van het toestaan van bouwpercelen met een grotere omvang dan 5.000 m² ten behoeve van de uitbreiding van bestaande bedrijven, waarbij de omvang van het bouwperceel eenmalig mag worden uitgebreid met maximaal 20% van de bestaande omvang.

6.6.3 Ontheffing voor hogere categorieën

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 6.1.1 onder b., ten behoeve van het toelaten van bedrijven uit een hogere categorie dan op grond van de in artikel 6.1.1 onder b. opgenomen tabel mogelijk, onder de volgende voorwaarden:

  • a. per categorie is slechts ontheffing mogelijk voor bedrijven uit de volgende categorieën:

Ter plaatse van de aanduiding:   Ontheffing mogelijk voor:  
Bedrijf tot en met categorie 2   Categorie 3-bedrijven*,
met een grootste afstand van 100 m**  
Bedrijf tot en met categorie 3.1   Categorie 3- en 4-bedrijven*,
met een grootste afstand van 200 m**  
Bedrijf tot en met categorie 3.2   Categorie 4-bedrijven*,
met een grootste afstand van 300 m**  

* alsmede daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bedrijven

** afstand tot de bestemming 'Wonen'

  • b. bij de bedrijven worden afdoende fysieke maatregelen genomen, in de vorm van voorzieningen met een afdoende afschermende werking, en/of wordt een aangepaste bedrijfsvoering gevoerd, opdat sprake blijft van een afdoende omgevingsafstemming.

6.6.4 Ontheffing risicovolle inrichtingen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 6.1.2 onder b. juncto 6.5.1 onder b. ten behoeve van het toelaten van risicovolle inrichtingen onder de volgende voorwaarde:

  • a. de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar is gelegen binnen de bouwperceelsgrens van de inrichting en/of de bestemmingen 'Groen' of 'Verkeer'.

6.6.5 Procedure ontheffing

Burgemeester en Wethouders volgen bij het verlenen van ontheffing de in artikel 22 gegeven procedure.

6.7 Wijzigingsbevoegdheid

6.7.1 Wijziging in de bestemming 'Verkeer'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Verkeer' ten behoeve van de aanleg van een weg in het kader van de realisering van een nieuwe ontsluitingsstructuur voor het bedrijventerrein, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de desbetreffende gronden zijn aan het oorspronkelijke gebruik conform de bestemming 'Bedrijventerrein' onttrokken;
  • b. aangrenzende waarden en belangen worden niet onevenredig aangetast;
  • c. de bodem is, blijkens bodemonderzoek vooraf, niet zodanig verontreinigd, dat bezwaren bestaan tegen de aanleg van de weg;
  • d. bij wijziging wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 8 van deze regels.