Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bestemmingsplan Breinderveldweg 14
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0962.BPBreinderveldwg14-ON02

Artikel 1 Begrippen

1. plan:
het bestemmingsplan ‘Breinderveldweg 14’ van de gemeente Schinnen.
 
2. bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0962.BPBreinderveldwg14-ON02met de bijbehorende regels.
 
3. aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
4. aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
5. aan huis gebonden beroep:
een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch en/of kunstzinnig gebied, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt, en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
 
6. ambacht(elijke):
het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht.
 
7. bebouwing:
één of meerdere gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
8. bedrijfswoning:
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht.
 
9. bestaand:
- bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de ter inzage legging van het bestemmingsplan als ontwerp;
- bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod.
 
10. bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
 
11. bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
12. bijgebouw:
een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat een functionele eenheid vormt met en/of dienstbaar is aan een hoofdgebouw.
 
13. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
14. bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
 
15. bouwlaag:
een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van de onderbouw en zolder.
 
16. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
17. bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
 
18. bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
19. bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
20. detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
21. dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten.
 
22. escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.
 
23. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
24. groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
25. hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
 
26. omgevingsvergunning:
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.
 
27. onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 boven straatpeil is gelegen.
 
28. seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of handelingen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
29. stedenbouwkundig beeld:
ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de situering, de bouwmassa’s, de gevelindeling en de dakvormen.
 
30. straatpeil:
a. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan een weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
 
31. voorgevelrooilijn:
de op de verbeelding aangegeven bouwgrens van de voorgevel.
 
32. Wabo:
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht welke op 1 oktober 2010 in werking is getreden.
 
33. woning/wooneenheid:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één zelfstandig huishouden.