3.5.1 Strijdig gebruik
Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
a. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning, behoudens bij mantelzorg toegelaten krachtens artikel 3.5.3;
b. ambachtelijke en/of industriële doeleinden, behoudens voor aan huis gebonden beroepen, toegelaten krachtens artikel 3.5.2;
c. detail- en/of groothandel;
d. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
3.5.2 Aan huis gebonden beroepen
Een aan huis gebonden beroep is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
a. een aan huis gebonden beroep mag worden uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
b. het mag maximaal 25% van de vloeroppervlakte van de woning betreffen, met een maximum van 35 m²;
c. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;
d. degene die de activiteiten uitvoert, is tevens de bewoner van de woning;
e. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
f. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
g. er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van aan de activiteit inherente en ondergeschikte detailhandel.
3.5.3 Mantelzorg
Mantelzorg is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
a. mantelzorg mag worden uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen, met dien verstande dat mantelzorg in een vrijstaand bijgebouw slechts is toegestaan indien dit niet gepaard gaat met meer dan het toegestane oppervlak aan bijbouwen;
b. de mantelzorgvoorziening bedoeld is voor de huisvesting van één huishouden;
c. de behoefte aan mantelzorg aangetoond is;
d. de woonruimte geen eigen huisnummer heeft;
e. het oppervlak van de mantelzorgvoorziening maximaal 100 m² bedraagt;
f. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;
g. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
h. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
i. zodra de noodzaak van de mantelzorgvoorziening is komen te vervallen, het gebruik als woonruimte wordt beëindigd.