7.1 Afwijkingsgrond
Indien niet op grond van een andere bepaling van de regels kan worden afgeweken, zijn burgemeester en wethouders bevoegd om met een omgevingsvergunning af te wijken van de desbetreffende regels van het plan voor:
- het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van dakhellingen, inhoudsbepalingen, goothoogten, nokhoogten, bouwperceelgrensafstanden, bebouwde oppervlakten en overige maatvoering tot een maximum van 10%;
- geringe afwijkingen, welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in situering niet meer dan 2,50 m bedraagt.