Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bestemmingsplan Bouwkavels 'Hommert' te Amstenrade
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0962.BPdeHommert-VA01

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen met de daarbij behorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen
Op de voor ‘Wonen’ aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
a. woningen;
b. bijgebouwen, en de daarbij behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
 
3.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak
a. het hoofdgebouw moet en bijgebouwen en andere bouwwerken mogen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd;
c. per bouwvlak mag ten hoogste het aangeduide ‘maximum aantal wooneenheden’ worden gebouwd;
d. binnen het bouwvlak mag in maximaal 2 bouwlagen worden gebouwd, met of zonder kap;
e. de maximale bouwhoogte bedraagt 10 meter;
f. de maximale goothoogte bedraagt 7 meter. Bij een zadeldak met ongelijke goothoogten is de maximale goothoogte aan één zijde maximaal 9,5 meter;
g. de voorgevel zal in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd;
h. de voorgevelbreedte van de woning zal ten minste 4,50 meter bedragen.
 
3.2.3 Regels met betrekking tot het bijbouwvlak
a. in het bijbouwvlak mogen uitsluitend bijgebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd;
b. het bijbouwvlak mag per bouwperceel tot ten hoogste 75 m² worden bebouwd;
c. in het bijbouwvlak mag in ten hoogste 1 bouwlaag worden gebouwd, welke qua hoogte aansluit op de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.
 
3.2.4 Overige regels met betrekking tot bebouwing
a. binnen het bestemmingsvlak mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht met dien verstande dat de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten hoogste 3,00 meter mag bedragen, met uitzondering van:
  1. de hoogte van erfafscheidingen, welke voor zover aanwezig voor de aan de zijde van de voorgevel naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 2,00 meter mag bedragen en;
  2. de hoogte van palen, masten en beeldende kunstwerken welke ten hoogste 8,00 meter mag bedragen;
b. het bouwvlak en het vlak met de bouwaanduiding 'bijgebouwen' mogen niet door bebouwing worden overschreden, met uitzondering van overschrijding ten behoeve van:
  1. de bouw van erkers, over een breedte van 70% van de naar de weg gekeerde bouwgrens, mits de diepte van de erker niet meer bedraagt dan 1,50 meter, de hoogte van de erker niet meer bedraagt dan de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw en de afstand tot de bestemming voor verkeersdoeleinden niet minder dan 3,00 meter bedraagt;
  2. aansluitende luifels boven de voordeur en kappen op erkers, qua afmetingen van ondergeschikte betekenis zijn en de afstand tot de bestemming voor verkeersdoeleinden niet minder dan 3,00 meter bedraagt;
  3. ondergeschikte onderdelen van het gebouw, als schoorstenen, lichtkoepels en antennes, met uitzondering van liftopbouwen en luchtbehandelingsinstallaties.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
a. de situering van de bouwwerken;
b. de omvang van de bouwmogelijkheden in de kap en ter plaatse van het gedeelte van het bouwvlak aansluitend aan de achtergevel, mits noodzakelijk ten behoeve van de herkenbaarheid van de woning als zodanig, de verkeersveiligheid of het uitzicht en privacy van derden.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bouwregels voor het wijzigen van het maximum aantal wooneenheden binnen het bouwvlak, mits:
a. maximaal 10 woningen mogen worden gerealiseerd;
met dien verstande dat:
- de noodzaak hiertoe wordt aangetoond door een marktanalyse en financiële onderbouwing.

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.5.1 Strijdig gebruik
Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
a. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning, behoudens bij mantelzorg toegelaten krachtens artikel 3.5.3;
b. ambachtelijke en/of industriële doeleinden, behoudens voor aan huis gebonden beroepen, toegelaten krachtens artikel 3.5.2;
c. detail- en/of groothandel;
d. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
 
3.5.2 Aan huis gebonden beroepen
Een aan huis gebonden beroep is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
a. een aan huis gebonden beroep mag worden uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
b. het mag maximaal 25% van de vloeroppervlakte van de woning betreffen, met een maximum van 35 m²;
c. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;
d. degene die de activiteiten uitvoert, is tevens de bewoner van de woning;
e. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
f. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
g. er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van aan de activiteit inherente en ondergeschikte detailhandel.
 
3.5.3 Mantelzorg
Mantelzorg is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
a. mantelzorg mag worden uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen, met dien verstande dat mantelzorg in een vrijstaand bijgebouw slechts is toegestaan indien dit niet gepaard gaat met meer dan het toegestane oppervlak aan bijbouwen;
b. de mantelzorgvoorziening bedoeld is voor de huisvesting van één huishouden;
c. de behoefte aan mantelzorg aangetoond is;
d. de woonruimte geen eigen huisnummer heeft;
e. het oppervlak van de mantelzorgvoorziening maximaal 100 m² bedraagt;
f. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;
g. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
h. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
i. zodra de noodzaak van de mantelzorgvoorziening is komen te vervallen, het gebruik als woonruimte wordt beëindigd.