direct naar inhoud van Artikel 1 Begrippen.
Plan: BP Wijnandsrade
Status: vastgesteld
Plantype: ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
IMRO-idn: NL.IMRO.09510100BPWijnandsrade-

Artikel 1 Begrippen.

In deze voorschriften wordt verstaan onder:

  • 1. plan:

het bestemmingsplan Wijnandsrade van de gemeente Nuth, bestaande uit deze voorschriften, de plankaarten (tekening nr. Nth 69) en de bijbehorende toelichting;

  • 2. plankaart:

de kaart met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen;

  • 3. aan- en uitbouw:

bouwwerken die in directe verbinding staan met het hoofdgebouw waaraan zij worden gebouwd;

ter verduidelijking:

een aanbouw is een toevoeging van een afzonderlijke ruimte, terwijl een uitbouw een vergroting is van een bestaande ruimte;

  • 4. aan huis gebonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar functie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

  • 5. aan huis gebonden bedrijf:

het verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit ter plaatse, in de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend en de desbetreffende bedrijvigheid een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

  • 6. aan horeca verwante bedrijvigheid:

het exploiteren van een gebouw als amusementshal, bingozaal of discotheek;

  • 7. ambacht(elijke):

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht;

  • 8. archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;

  • 9. beeldkwaliteit:

de aan een bouwwerk toegekende architectonische waarde met betrekking tot de bouwkundige vormgeving en ruimtelijke en functionele aspecten;

  • 10. bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  • 11. bebouwingspercentage:

een op de plankaart of in de voorschriften aangegeven percentage, dat het deel van het bestemmingsvlak dan wel van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd;

  • 12. bedrijfsactiviteiten:

vormen van bedrijf vergelijkbaar met of zoals opgenomen in bijlage 1. bij de voorschriften: "toegesneden lijst van bedrijfstypen", conform de bijlage uit de brochure Bedrijven en milieuzonering;

  • 13. bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

  • 14. bedrijfs-/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

  • 15. beeldbepalend pand:

te handhaven gebouw of bouwwerk gezien het karakter en de betekenis voor het stedenbouwkundig beeld ter plaatse;

  • 16. begane grond:

de eerste bouwlaag boven het peil;

  • 17. bestaande bebouwing:

de als zodanig op de plankaart aangegeven bebouwing, zoals deze bestaat op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerpplan, tenzij in de voorschriften anders is bepaald;

  • 18. beschermde monumenten:

onroerende monumenten welke zijn ingeschreven in de, ingevolge de Monumentenwet 1988, vastgestelde registers;

  • 19. bestaand gebruik:

het gebruik van grond en opstallen, zoals dat bestaat op het tijdstip dat het plan of betreffende planonderdeel rechtskracht heeft gekregen;

  • 20. bedrijfsverzamelgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

  • 21. bestemmingsgrens:

een op de plankaart aangegeven lijn die de grens vormt van een bestemmingsvlak;

  • 22. bestemmingsvlak:

een op de plankaart aangegeven vlak met een zelfde bestemming;

  • 23. bijgebouw (aangebouwd en vrijstaand):

een gebouw, dat in bouwkundig opzicht en qua massa ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

  • 24. bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;

  • 25. bouwgrens/bijgebouwgrens:

de op de plankaart als zodanig aangegeven lijn welke niet door gebouwen respectievelijk bijgebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze voorschriften uitdrukkelijk toegelaten afwijkingen;

  • 26. bouwlaag (voor woningen): ·

een gedeelte van een gebouw dat door een gelijke of bij benadering of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw/kelder en zolder;

ter verduidelijking:

bij bepaling van één bouwlaag gelden de regels zoals die zijn opgenomen in de bouwverordening;

  • 27. bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan (in de vorm van verkaveling of kadastraal perceel) een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten;

  • 28. bouwvlak/bijgebouwenvlak:

een op de plankaart aangegeven (al dan niet door een koppelteken verbonden) vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarop gebouwen respectievelijk bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegelaten;

  • 29. bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

  • 30. (eet-)café:

een horecabedrijf, waarin alcoholvrije en alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse al of niet in combinatie met het bereiden en verstrekken van maaltijden. De nadruk ligt echter op het verstrekken van drank;

  • 31. carport/overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde met tenminste een dak en niet of slechts aan één zijde voorzien van een wand, bestaande wanden van overige gebouwen niet meegerekend;

  • 32. cultuurhistorische waarde:

de aan het bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

ter verduidelijking:

daarbij gaat het om archeologisch, historisch-landschappelijk en/of historisch-bouwkundig waardevolle zaken, zoals die tot uitdrukking kunnen komen in archeologische elementen, bodemprofiel en reliëf (met name oude akkers), beplanting, verkaveling, slotenpatroon en bebouwing;

  • 33. detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen en/of bewaren van goederen aan personen die, die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

ter verduidelijking:

dienstverlening door een horeca-, prostitutiebedrijf en een sekswinkel worden hieronder niet begrepen;

  • 34. dienstverlening:

bedrijf of instelling voor het bedrijfsmatig verrichten van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen een kapperszaak, schoonheidsinstituut, fotostudio, uitzendbureau, bank, stomerij, wasserette, apotheek, reisbureau en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf, een horecabedrijf, een centrum voor fysiotherapie of een fitnesscentrum;

bij de toetsing van deze voorschriften wordt als volgt geoordeeld:

een dienstverlenend bedrijf dient te passen in een woonwijk (geen baliefunctie) en aan de woonfunctie ondergeschikt te zijn;

  • 35. escortbedrijf:

een natuurlijk persoon, groep van personen, en/of rechtspersoon die prostitutie aanbiedt, die uitgeoefend wordt op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte of woning;

  • 36. extensief recreatief medegebruik:

vormen van recreatief medegebruik gericht op landschapsbeleving, die plaatsvinden in gebieden met weinig of geen recreatieve voorzieningen en waarbij per oppervlakte-eenheid weinig mensen aanwezig zijn.

  • 37. gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

  • 38. geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;

  • 39. gestapelde woning/meergezinswoning:

een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen en/of wooneenheden bevat;

  • 40. groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere beroeps- of bedrijfsactiviteit;

  • 41. hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

  • 42. horecabedrijf:

een bedrijf of instelling, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt en/of waarin zaalaccommodatie wordt geëxploiteerd;

ter verduidelijking:

onder exploitatie van zaalaccommodatie wordt verstaan: het bieden van ruimte en voorzieningen voor congressen, feesten en dergelijke, zulks met uitsluiting van detailhandel en/of van "vliegende” winkels, ingericht voor tijdelijke verkoop;

  • 43. karakteristieke bebouwing:

te handhaven gebouw of bouwwerk gezien de betekenis voor het stedenbouwkundig beeld ter plaatse;

  • 44. kantoor:

een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bedoeld zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden;

ter verduidelijking:

kantoren kunnen worden onderscheiden in kantoren met en zonder een baliefunctie;

  • 45. koppelteken:

een verbindingslijn op de plankaart die ''en of meerdere bij elkaar behorende bouwvlakken met elkaar verbindt, waardoor er sprake is van één bedrijf, één woning, één voorziening, etc.;

ter verduidelijking:

dit teken geeft aan dat een vrijstaande bijgebouw geen zelfstandige woning vormt;

  • 46. maatschappelijk:

doeleinden ten behoeve van educatieve, sociale, religieuze, culturele, sportieve, recreatieve, verzorgende en overheidsfuncties;

  • 47. mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op basis en buiten organisatorisch verband;

  • 48. meergezinswoning:

gebouw, dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen en/of wooneenheden omvat;

  • 49. monumentale waarde:

waarden van zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;

  • 50. monumenten:

alle rijksmonumenten, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde, alsmede terreinen van belang wegens de aanwezigheid daar van voornoemde zaken;

  • 51. natuurwetenschappelijke/natuurlijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische , bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

  • 52. onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen;

  • 53. onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, tenten, schuiltenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;

  • 54. (straat)peil:
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdingang bij voltooiing van de bouw;

ter verduidelijking:

over het algemeen kan aangenomen worden dat het peil bij bestaande bebouwing gelijk is aan de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer;

  • 55. perceel:

een deel van het Nederlands grondgebied van welk deel de Dienst voor het kadaster en openbare register, de begrenzing met behulp van landmeetkundige gegevens heeft vastgelegd op grond van gegevens betreffende de rechtstoestand, bestemming en het gebruik dat door zijn kadastrale aanduiding is gekenmerkt;

  • 56. POL-uitwerking BOM+:

de POL-uitwerking Bouwkavel op Maat plus, gericht op het mogelijk maken van (agrarische) bedrijfsontwikkelingen en tegelijkertijd winst behalen in de omgevingskwaliteit, vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Limburg d.d. 15 juli 2003 en inwerking getreden d.d. 11 september 2003;

  • 57. praktijkvestiging:

een gebouw of een gedeelte daarvan, waarin een beroep wordt uitgeoefend of dienstverlening wordt verricht op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, of daarmee gelijk te stellen gebied;

  • 58. prostitutiebedrijf:

een onderneming waar seks, tegen betaling, uitgeoefend wordt;

  • 59. recreatief medegebruik:

het medegebruik van gronden voor routegebonden recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, ruitersport en kanovaren, en voor plaatsgebonden recreatieve activiteiten, zoals voor sportvisserijen, alsmede route-ondersteunende voorzieningen, zoals picknick-, uitzicht-, rust- en informatieplaatsen, voor zover de overige functies van de gronden dit toelaten.

  • 60. restaurant:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;

  • 61. ruimtelijke kwaliteit:

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte;

  • 62. seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden;

onder seksinrichtingen worden in ieder geval verstaan: een (raam-)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

  • 63. stedenbouwkundig beeld:

ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de situering, de aansluitende terreinen, de bouwmassa's, de gevelindeling en de dakvormen;

  • 64. straatmeubilair:

verkeersgeleiders, rampalen/amsterdammertjes, ver-keersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, telefooncellen, abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen en daarmee vergelijkbare objecten;

  • 65. verblijfsgebied:

gedeelte van één of meer bouwwerken op een perceel met dezelfde bestemming, met ten minste één verblijfsruimte bestaande uit een of meer op dezelfde bouwlaag gelegen aan elkaar grenzende ruimten anders dan een toilet-, bad-, technische of verkeersruimte;

  • 66. verblijfsruimte:

ruimte voor het verblijven van mensen, dan wel een ruimte, van één of meer bouwwerken op een perceel met dezelfde bestemming, waarin dezelfde kenmerkende activiteiten plaatsvinden;

  • 67. verkoop vloeroppervlak/bedrijfsvloeroppervlak:

het vloeroppervlak van ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor een winkel en/of bedrijfsactiviteiten;

  • 68. voorgevelrooilijn:

de bouwgrens/lijn die is gelegen aan de zijde van de aan de weg gelegen perceelsgrens, die behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde of de van de weg afgekeerde zijde niet mag worden overschreden;

ter verduidelijking:

onder bouwgrens valt zowel de grens van een bouwvlak als de grens van een bijgebouwenvlak;

  • 69. voorschriften van stedenbouwkundige aard:

voorschriften met betrekking tot:

  • a. de wegen waaraan gebouwd mag worden;
  • b. de rooilijnen, en
  • c. de plaatsing van bouwwerken ten opzichte van elkaar;

  • 70. commissie ruimtelijke kwaliteit/stadsbouwmeester:

door de gemeenteraad benoemde onafhankelijke commissie/deskundige, die aan Burgemeester en Wethouders advies uitbrengt ten aanzien van de vraag of het uiterlijk of de plaatsing van een bouwwerk of standplaats, in strijd met redelijke eisen van welstand;

  • 71. weg:

een voor het rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeergelegenheden;

  • 72. woning/wooneenheid:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

  • 73. zolder:

ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.