Inhoud

Hoofdstuk 1      Inleidende regels  1

Artikel 1      Begrippen  1

Artikel 2      Wijze van meten  6

Hoofdstuk 2      Bestemmingsregels  9

Artikel 3      Wonen  9

Hoofdstuk 3      Algemene regels  15

Artikel 4      Anti - dubbeltelregel 15

Artikel 5      Algemene bouwregels  15

Artikel 6      Algemene gebruiksregels  15

Artikel 7      Algemene aanduidingsregels  16

Artikel 8      Algemene afwijkingsregels  16

Artikel 9      Overige regels  17

Hoofdstuk 4      Overgangs- en slotregels  19

Artikel 10    Overgangsrecht 19

Artikel 11    Slotregel 20


 

Bijlage  Staat van Bedrijfsactiviteiten

 


Hoofdstuk 1              Inleidende regels

Artikel 1                   Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1      plan:

het bestemmingsplan ‘Villapark/Loonsebaan, herziening Zonneweilaan 19’ van de gemeente Vught.

 
2      bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0865.vghBPhzZonnewei19-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

 

3      aan- en uitbouw:

gebouwen die een eenheid vormen met het hoofdgebouw waaraan zij worden gebouwd.

ter verduidelijking: een aanbouw is een toevoeging van een afzonderlijke ruimte, terwijl een uitbouw een vergroting is van een bestaande ruimte.

 

4      aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar inge-volg de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

5      aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

6      aan huis gebonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar functie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. Onder een aan huis gebonden beroep worden hier eveneens begrepen consument verzorgende activiteiten.

ter verduidelijking: als een aan huis gebonden beroep wordt van oudsher eveneens beschouwd: een beroep als kapper en/of schoonheidsspecialist(e).

 

7      aan huis gebonden bedrijf:

het verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit ter plaatse, in de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, kan worden uitgeoefend en de desbetreffende bedrijvigheid een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

8      ambacht(elijke):

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht.

 

9      beeldkwaliteit:

de aan een bouwwerk toegekende architectonische waarde met betrekking tot de bouwkundige vormgeving en ruimtelijke en functionele aspecten.

 

10  bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

11  bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van een deel van het bestemmingsvlak dan wel van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.

 

12  bedrijfsactiviteiten:

vormen van bedrijf vergelijkbaar met of zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels: "toegesneden lijst van bedrijfstypen", conform de bijlage uit de brochure Bedrijven en milieuzonering.

 

13  begane grond:

de eerste bouwlaag boven het peil.

 

14  bestaande bebouwing:

de bebouwing, zoals deze bestaat op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerpplan dan wel op grond van een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen is c.q. kan worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.

 
15  bestaand gebruik:

het gebruik van grond en opstallen, zoals dat bestaat op het tijdstip dat het plan of betreffende planonderdeel rechtskracht heeft gekregen.

 

16  bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

17  bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

18  bijgebouw (aangebouwd en vrijstaand):

aan- en uitbouw, dan wel vrijstaand gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

ter verduidelijking: niet meer van belang is de eenheid van vorm en functie van een bijgebouw.

19  bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

20  bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

 

21  bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

ter verduidelijking: van bovenkant vloer tot bovenkant vloer.

 

22  bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

23  bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

24  bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

25  carport/overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met tenminste een dak en niet of slechts aan één zijde voorzien van een wand, bestaande wanden van overige gebouwen meegerekend.

 

26  detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop en/of te huur aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop en/of ten verhuur, het verkopen, verhuren en/of bewaren van goederen aan personen die, die goederen kopen en/of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

27  erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voorzover een bestemmingsplan van toepassing is, de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

 
achtererf:

gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen.

zijerf:

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen.

 

voorerf:

gedeelte van het erf dat aan de voorkant van het gebouw is gelegen.

 

28  escortbedrijf:

een natuurlijk persoon, groep van personen, en/of rechtspersoon die prostitutie aanbiedt, die uitgeoefend wordt op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte of woning.

 

29  gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

30  gehandicaptenvoorziening:

voorzieningen die doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht worden veleend om de aantoonbare belemmeringen c.q. beperkingen in het dagelijks leven op te heffen of te verminderen die een persoon ten gevolge van ziekte of gebrek ondervindt op het gebied van wonen of van het zich binnen of buiten de woning verplaatsen.

 

31  groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

32  hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

 

33  mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

 

34  onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.

 

35  peil:

a      voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b      voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het terrein bij voltooiing van de bouw;

ter verduidelijking: het bevoegd gezag geeft voor de aanvang van de bouw aan wat het peil is.

 

36  seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichtingen worden in ieder geval verstaan: een (raam-)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

37  stedenbouwkundig beeld:

ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de situering, de aansluitende terreinen, de bouwmassa's, de gevelindeling en de dakvormen.

 

38  voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige bouwgrens/lijn die evenwijdig is gelegen aan de zijde van de aan de weg gelegen perceelsgrens, die behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde of de van de weg afgekeerde zijde niet mag worden overschreden. Onder bouwgrens/lijn wordt begrepen zowel de grens van een bouwvlak als de grens van een aanduiding ‘bijgebouwen’.

 

39  waterhuishoudkundige voorzieningen

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

 

40  woning:

een gebouw bestaande uit een besloten ruimte die, al dan niet tezamen met een of meer andere ruimten, bestemd en geschikt is voor bewoning door één huishouden.

 

41  wooneenheid:

woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten de woonruimte.

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Artikel 2                   Wijze van meten

2.1            Algemeen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

afstand:

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot

perceelgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

 

het bebouwd oppervlak van bouwwerken:

het totaal van oppervlakten van op een perceel voorkomende gebouwen én bouwwerken, geen gebouw zijnde.

 

de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Indien een terugliggende opbouw ten opzichte van de gevels wordt toegepast binnen de denkbeeldige kap die ingevolge de voorschriften is toegestaan, dan wordt deze niet meegeteld bij de bepaling van de goothoogte.

 

de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

de lengte en/of breedte en/of diepte van een bouwwerk:

tussen de buitenzijde van de gevels of het hart van de scheidsmuren, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte.

 

de ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

 

de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 


2.2            Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken, aanduiding ‘bijgebouwen’ of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, lichtkoepels, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- en/of de bestemmingsgrens met niet meer dan 0,50 meter wordt overschreden.


 

Hoofdstuk 2              Bestemmingsregels

Artikel 3                   Wonen

3.1            Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      wonen met de daarbij behorende voorzieningen;

b      waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

3.2            Bouwregels

 

3.2.1        Algemeen.

Op de tot Wonen’ bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

a      vrijstaande woningen, tot een maximum van 1 woning per bouwvlak;

b      bijgebouwen;

en de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.

 

3.2.2        Regels met betrekking tot het bouwvlak.

a      Het hoofdgebouw dient in het bouwvlak te worden gebouwd.

b      In het bouwvlak mag in niet meer dan twee bouwlagen worden gebouwd.

c       Bij de bepaling van het aantal bouwlagen wordt een bouwlaag in de kap, die als verblijfsruimte is ingericht of kan worden ingericht, buiten beschouwing gelaten.

d      De hoogte van een bouwlaag mag niet meer bedragen dan 3,50 meter of de hoogte van de bestaande bouwlaag op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.

e      De voorgevel dient voor ten minste 70% in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd.

f        De voorgevelbreedte van de (vrijstaande) woning dient ten minste 8,00 meter te bedragen.

g       Gebouwen mogen met een plat dak of met een kap worden afgedekt. Indien het gebouw met een kap wordt afgedekt mag de dakhelling niet minder dan 30° en niet meer dan 60° bedragen, waarbij de maximale bouwhoogte niet meer dan 14,00 meter mag bedragen.

h      Bijgebouwen binnen het bouwvlak mogen worden afgedekt met kap, mits de goothoogte van het bijgebouw niet meer dan 3,25 meter bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 5,00 meter bedraagt


i        Ondergronds bouwen is in het bouwvlak toegestaan tot een maximale diepte van 3,00 meter, uitgezonderd voor zwembaden waarvoor een maximale diepte geldt van 6,00 meter en mits daarbij niet wordt voorzien in een toegang van buitenaf, ten behoeve van het zelfstandig c.q. bedrijfsmatig functioneren van de ruimte.

j        De afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 3 meter te bedragen.

 

3.2.3        Bepalingen met betrekking tot de aanduiding ‘bijgebouwen’

a      Ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ mogen uitsluitend bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

b      Het aanduidingsvlak mag per bouwperceel worden bebouwd:

1      bij vrijstaande woningen: tot een oppervlakte van ten hoogste 100% van het binnen hetzelfde bouwperceel gelegen bouwvlak, echter tot niet meer dan 150 m˛, dan wel niet meer dan 50% van het binnen hetzelfde bouwperceel gelegen aanduidingsvlak.

c       De goothoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3,25 meter.

d      Bijgebouwen mogen worden afgedekt met een kap mits de bouwhoogte van de bijgebouw niet meer bedraagt dan 5,00 meter en de nok niet in de zijdelingse perceelsgrens wordt geplaatst.

e      De oppervlakte van zwembaden, mits niet overdekt, mag niet meer bedragen dan 120 m˛.

f        Het aantal tennisbanen per bouwpercelen mag, mits niet overdekt, ten hoogste 1 bedragen.

g       Ondergronds bouwen is in het aanduidingsvlak toegestaan onder bestaande gebouwen en nieuw op te richten gebouwen tot een maximale diepte van 3,00 meter, uitgezonderd zwembaden waarvoor een maximale diepte geldt van 6,00 meter en mits daarbij niet wordt voorzien in een toegang van buitenaf, ten behoeve van het zelfstandig c.q. bedrijfsmatig functioneren van de ruimte.

 

3.2.4        Overige regels met betrekking tot bebouwing.

a      Het bouwvlak c.q. de voorgevelrooilijn mag niet door bebouwing, waaronder begrepen carport/overkapping, worden overschreden, met uitzondering van overschrijding ten behoeve van:

1      de bouw van erkers, over een breedte van 70% van de naar de weg gekeerde bouwgrens, mits de diepte van de erker niet meer bedraagt dan 1,50 meter, de bouwhoogte van de erker niet meer bedraagt dan de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw en de afstand tot de bestemmingsgrens niet minder dan 3.00 meter bedraagt, gemeten vanuit de bouwgrens;

2      aansluitende luifels boven de voordeur en kappen op erkers, mits deze vanuit het stedenbouwkundig beeld en afmeting van ondergeschikte betekenis zijn en de afstand tot de bestemmingsgrens niet minder dan 3.00 meter bedraagt, gemeten vanuit de bouwgrens;

3      ondergeschikte onderdelen van het gebouw, als schoorstenen, lichtkoepels en antennes, met uitzondering van liftopbouwen en luchtbehandelingsinstallaties.


b      Binnen het bestemmingsvlak mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3,00 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de hoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of de aanduidingsgrens ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ niet meer dan 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of aanduidingsgrens niet meer dan 2,00 meter mag bedragen.

 

3.3            Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de op grond van in dit artikel toegelaten situering en afmetingen van bouwwerken met een maximum afwijkingspercentage van 10%, indien dit noodzakelijk is, ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, verkeersveiligheid, sociale veiligheid en gebruiksmogelijkheden en/of privacy van aangrenzende gronden, dan wel voor zover dit noodzakelijk is ten behoeve van het na te streven stedenbouwkundig beeld.

 

3.4            Afwijken van de bouwregels

 

3.4.1        Afwijken voor het overschrijden van het toegestane oppervlak aan bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaald in lid 3.2.3 onder b voor het realiseren van een groter dan het toegelaten oppervlak aan bijgebouwen, onder de voorwaarden dat:

a      het noodzakelijk is voor de realisering van een gehandicaptenvoorziening;

b      geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;

c       het oppervlak aan bijgebouwen met maximaal 10% wordt overschreden.

 

3.4.2        Afwijken voor het plaatsen van een bijgebouw met topgevel in de zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaald in lid 3.2.3 onder d voor het plaatsen van de topgevel in de zijdelingse perceelgrens, onder de voorwaarden dat:

a      geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;

b      het vanuit constructief oogpunt het meest doelmatig is;

c       de lengte van de topgevel maximaal 6 m bedraagt.

 

3.4.3        Afwijken voor het plaatsen van hoge hekwerken ten behoeve van de veiligheid

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.4 voor de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of aanduidingsgrens, onder de voorwaarden dat:

a      de bouwhoogte van de erfafscheiding maximaal 2.00 m bedraagt;

b      de verkeersveiligheid gewaarborgd blijft;

c       belangen en het woongenot van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad.

 

3.4.4        Afwijken voor het toestaan van een afwijkende kapvorm op het hoofdgebouw c.q. de bijgebouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 en lid 3.2.3 voor het plaatsen van een afwijkende kapvorm op het hoofdgebouw c.q. de bijgebouw, onder de voorwaarden dat:

a      het stedenbouwkundig beeld ter plaatse mag niet worden verstoord;

b      er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;

c       waarden en belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad;

d      de uitvoering van het bouwplan, waarvoor afwijking noodzakelijk is, geen onevenredige nadelige gevolgen heeft voor de schaduwwerking, de daglichttoetreding en de privacy van de aangrenzende woningen.

 

3.4.5        Afwijken voor het toestaan van een extra bouwlaag.

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder b voor het toestaan van een extra bouwlaag bovenop het toegestane aantal bouwlagen, onder de voorwaarden dat:

a      het stedenbouwkundige beeld ter plaatse niet wordt verstoord;

b      er geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;

c       waarden en belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad;

d      de uitvoering van het bouwplan, waarvoor afwijking noodzakelijk is, geen onevenredige nadelige gevolgen heeft voor de schaduwwerking, de daglichttoetreding en de privacy van de aangrenzende woningen.

 

3.5            Specifieke gebruiksregels

 

3.5.1        Strijdig gebruik van grond

a      Onder strijdig gebruik wordt ten minste verstaan het gebruik van de gronden voor opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik.

b      Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van vuurwerk.

 

3.5.2        Strijdig gebruik van opstallen

Onder strijdig gebruik wordt ten minste verstaan het gebruik van opstallen voor:

a      zelfstandige bewoning, indien het een bijgebouw betreft;

b      beroeps- bedrijfsmatige werk- en/of opslagruimte, waaronder begrepen de opslag van vuurwerk en onverminderd het bepaalde in lid 3.5.3;

c       detailhandel en/of groothandel.

 

3.5.3        Aan huis gebonden beroep

Het verbod om de voor ‘Wonen’ bestemde gronden en opstallen te gebruiken als beroepsmatige werk- en/of opslagruimte is niet van toepassing op het gebruik van ruimten binnen de woning of in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de voorwaarden dat:

a      ten hoogste 35% van de vloeroppervlakte van de gebouwen, tot ten hoogste 50 m˛, wordt gebruikt voor het aan huis gebonden beroep;

b      degene die de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;

c       dit gebruik geen ernstige of onevenredige hinder oplevert voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;

d      in de parkeerbehoefte wordt voorzien op eigen terrein, overeenkomstig de normering in de parkeernota van de gemeente Vught;

e      er geen detailhandel ter plaatse plaatsvindt, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane gebruik.

 

3.6            Afwijken van de gebruiksregels

 

3.6.1        Afwijken voor een aan huis gebonden bedrijf of ambachtelijk bedrijf.

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het uitoefenen van een aan huis gebonden bedrijf of ambachtelijk bedrijf, mits voldaan wordt aan de voorwaarden dat:

a      ten hoogste 35% van de vloeroppervlakte van de gebouwen, tot ten hoogste 50 m˛, wordt gebruikt voor de bedrijfsactiviteiten;

b      degene die de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning is;

c       de activiteiten qua aard, omvang en uitstraling in een woonomgeving passen;

d      de activiteiten niet omgevingsvergunningsplichtig voor de activiteit ‘het oprichten, veranderen of in werking hebben van een inrichting’ zijn ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

e      de bedrijfsactiviteiten uitsluitend betreffen: categorie 1-bedrijven volgens de toegesneden Staat van bedrijfsactiviteiten, die als bijlage 1 is opgenomen bij deze voorschriften, dan wel daarmee vergelijkbare activiteiten;

f        er geen detailhandel ter plaatse plaatsvindt, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane gebruik;

g       in de parkeerbehoefte wordt voorzien op eigen terrein, overeenkomstig de normering in de parkeernota van de gemeente Vught.

 

3.6.2        Afwijken voor het realiseren van een mantelzorgvoorziening in een bijgebouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.5.2 voor realisering van een mantelzorgvoorziening in een bijgebouw, onder de voorwaarden dat:

a      de mantelzorgvoorziening is bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;

b      de behoefte aan mantelzorg is aangetoond door middel van een verklaring van een terzake deskundige commissie/instantie;

c       er geen zelfstandige woning ontstaat;

d      het oppervlak van de mantelzorgvoorziening maximaal 80 m˛ bedraagt;

e      de mantelzorgvoorziening qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;

f        de mantelzorgvoorziening niet leidt tot een onevenredige aantasting van de omgeving;

g       zodra de noodzaak van de mantelzorgvoorziening is komen te vervallen, het gebruik als woonruimte wordt beëindigd.

 

 

 

Hoofdstuk 3              Algemene regels

Artikel 4                   Anti - dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 5                   Algemene bouwregels

a      Het is verboden op de in het plan begrepen gronden enig bouwwerk te bouwen, waarbij de bouwgrens wordt overschreden, behoudens overschrijdingen, die volgens deze regels zijn toegestaan.

b      Geen bouwwerk of complex van bouwwerken mag worden opgericht indien daardoor een ander bouwwerk of complex van bouwwerken met het daarbij behorende bouwperceel, hetzij niet langer zou blijven voldoen aan, hetzij in grotere mate zou gaan afwijken van het plan.

 

Artikel 6                   Algemene gebruiksregels

6.1            Gebruiksverbod

Het is verboden de in het plan begrepen gronden en opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming.

 

6.2            Gebruiksverbod seksinrichting en/of escortbedrijf

Onder verboden gebruik als bedoeld in 6.1 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor een seksinrichting en/of escortbedrijf.

 

6.3            Afwijken van gebruiksverbod

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.1, indien strikte toepassing ervan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 


Artikel 7                   Algemene aanduidingsregels

7.1            Veiligheidszone – externe veiligheid spoorwegdoeleinden

Ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone – externe veiligheid spoorwegdoeleinden’ geleden de volgende regels:

a      Op de gronden met de aanduiding ‘veiligheidszone – externe veiligheid spoorwegdoeleinden’ is het niet toegestaan gebouwen te bouwen in verband met de veiligheid van personen en objecten bij calamiteiten ter plaatse.

b      Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde onder a, voor het bouwen in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels, mits uit onderzoek is gebleken dat de veiligheid van personen en objecten in het kader van externe veiligheid kan worden gegarandeerd;

 

Artikel 8                   Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bepalingen van het plan ten aanzien van:

a      het afwijken van de voorgeschreven minimum en maximum maten, voor zover daarvoor geen bijzondere afwijkingsbevoegdheid in deze regels is opgenomen en mits deze niet meer dan 10% veranderen.

 


Artikel 9                   Overige regels

9.1            (Wettelijke) regels

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.

 

9.2            Gemeentelijke beleidsregels

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar gemeentelijke beleidsregels dienen deze beleidsregels te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.

 

9.2.1      Parkeren

Met betrekking tot het parkeren is de ‘Parkeernota’ van de gemeente Vught van toepassing.


 

Artikel 10              Overgangsrecht

10.1       Overgangsrecht bouwwerken

a      Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b      Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.

c       Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

10.2       Overgangsrecht gebruik

a      Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b      Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c       Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d      Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 


Artikel 11              Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

 

‘Regels van het bestemmingsplan Villapark/Loonsebaan, herziening Zonneweilaan 19’.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rosmalen, mei 2012                                                                            vastgesteld: 31 mei 2012