direct naar inhoud van Artikel 26 Leidingzone ondergrondse leidingen.
Plan: Buitengebied Onderbanken
Status: vastgesteld
Plantype: ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
IMRO-idn: NL.IMRO.08810000BPLBUI01000-

Artikel 26 Leidingzone ondergrondse leidingen.

Lid A. Doeleindenomschrijving:

de op de plankaart als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor ondergrondse leidingen voor gastransport en riolering, ter plaatse van de als zodanig aangeduide zone en voor de daarbij aangegeven breedte,

met daaraan ondergeschikt de andere aan de gronden gegeven bestemmingen.

Lid B. Beschrijving in hoofdlijnen:

ter verwezenlijking van de onder lid A. beschreven doeleinden wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 8, het volgende beleid gevoerd:

  • 1. ter plaatse van het directe ruimtebeslag van de ondergrondse leidingen worden activiteiten, die het bedrijfszeker en -veilig functioneren van leidingen kunnen schaden, geweerd. Derhalve worden beperkingen opgelegd aan de mogelijkheden tot bebouwing en gebruik van de grond, die tot beschadiging van de leidingen kunnen leiden.

Lid C. Gebruik van de grond voor bebouwing:

op de tot "leidingzone ondergrondse leidingen" bestemde gronden mogen, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, uitsluitend worden gebouwd:

  • bouwwerken van geringe omvang ten dienste van of ter instandhouding van de betreffende leiding,

met dien verstande, dat:

  • 1. de hoogte ten hoogste 3.50 m mag bedragen.

Lid D. Gebruik van de grond anders dan voor bebouwing:

onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 5, lid A. wordt tenminste verstaan het in artikel 5, lid C. beschreven gebruik van de grond.

Lid E. Vrijstellingsbevoegdheid:

Burgemeester en Wethouders kunnen, gehoord de leidingbeheerder, vrijstelling verlenen van het bepaalde in:

  • lid C. ten behoeve van het oprichten van bouwwerken welke ter plaatse conform de op de plankaart aangegeven bestemming mogen worden opgericht, en
  • lid D. ten behoeve van het uitvoeren van de in artikel 5, lid C. vermelde activiteiten,

mits deze geen gevaar opleveren voor de leiding of aan het functioneren van de leiding geen afbreuk doen en/of door het aan de vrijstelling verbinden van voorwaarden een en ander kan worden voorkomen.