direct naar inhoud van Artikel 17 Vrijkomende agrarische bebouwing: VAB
Plan: Buitengebied Onderbanken
Status: vastgesteld
Plantype: ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
IMRO-idn: NL.IMRO.08810000BPLBUI01000-

Artikel 17 Vrijkomende agrarische bebouwing: VAB

Lid A. Doeleindenomschrijving:

de op de plankaart als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor een doelmatig hergebruik van vrijgekomen (agrarische) bedrijfsgebouwen, met de daarbij behorende voorzieningen. De gronden zijn niet bestemd voor seksinrichtingen en/of coffeeshops.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen:

  • de differentiatievlakken cultuurhistorische waarden en beekdal;
  • de op de plankaart aangeduide “beschermingszone watergang”,

zijn primair de desbetreffende bepalingen van deze voorschriften van toepassing.

Lid B. Beschrijving in hoofdlijnen:

ter verwezenlijking van de onder lid A. beschreven doeleinden wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 8, het volgende beleid gevoerd:

  • 1. in het kader van de plattelandsvernieuwing en de daaruit voortkomende noodzaak van nieuwe economische dragers voor het buitengebied, wordt gestreefd naar een zo doelmatig mogelijk hergebruik van vrijgekomen (agrarische) bedrijfsgebouwen.
  • 2. het streven naar het meest doelmatig gebruik houdt in dat niet bij voorbaat al gebruiksvormen worden uitgesloten. Met het oog op de dynamische ontwikkeling van het landelijk gebied en de versterking van de recreatieve functie van het buitengebied gaat de voorkeur uit naar de functies gericht op bewerking en/of verkoop van agrarische producten, het bieden van werk en verzorging aan hulpbehoevende mensen, verblijfsrecreatie in de vorm van appartementen, dagrecreatie in de vorm van het bieden van dagarrangementen en excursie alsmede (sier)tuinen en culturele activiteiten zoals natuurcursussen en exposities en/of daarmee qua aard en omvang gelijk te stellen activiteiten, alsmede de uitoefening van een beroep aan huis, praktijk aan huis, kantoor aan huis, ambachtelijke en consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten met een geringe milieubelasting/-zonering en werkruimten voor starters eveneens met een geringe milieubelasting/-zonering.
  • 3. bij vrijkomende agrarische bebouwing is eveneens toegestaan horeca ondergeschikt aan de hoofdbestemming, zoals in de vorm van een kantine, restaurant, terras en daarmee vergelijkbare voorzieningen. De omvang van de horecavoorziening is afgestemd op de behoefte voortkomend uit de gebruikers van de hoofdbestemming. Echter ook medegebruik door passanten is toegestaan. Het is niet toegestaan het horecagedeelte op enig moment af te splitsen en als zelfstandige vorm van horeca onafhankelijk van de hoofdbestemming voort te zetten. Ook is het niet toegestaan de ondergeschikte horeca nog langer uit te oefenen op het moment dat de hoofdbestemming is komen te vervallen of niet langer van toepassing is.
  • 4. gebruiksvormen die de in de diverse differentiatievlakken vastgelegde waarden en belangen aantasten of beperken dan wel een extra belemmering vormen voor de bestaande landbouw worden niet toegestaan. Eveneens worden gebruiksvormen die een dusdanig verkeersaantrekkende werking hebben, dat verkeersoverlast ontstaat en daardoor het treffen van infrastructurele maatregelen (herinrichten/aanleg wegen en/of parkeervoorzieningen) noodzakelijk wordt, geweerd. Tot slot worden ook die gebruiksvormen, die een aantasting van de leefbaarheid, in de zin van de woon- en verblijfskwaliteit in de directe omgeving, betekenen niet toegelaten.
  • 5. de realisering van meerdere (vakantie-) woningen, naast de oorspronkelijke, voormalige bedrijfswoning is toegestaan, mits in de woningen een aanvaardbaar woonklimaat kan worden gerealiseerd, gelet op de andere aanwezige gebruiksvormen en eventueel in de omgeving aanwezige milieubelastende gebruiksvormen. Bij vrijkomende agrarische bebouwing, waar deels nog sprake is van een agrarische bedrijfsvoering, mogen geen nieuwe woningen, bedrijfswoningen en/of vakantiewoningen worden gebouwd.
  • 6. de nieuwe functies zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande voormalige (agrarische) bedrijfsbebouwing. Uitbreiding van de bebouwing is niet mogelijk. Herbouw van delen van het complex is wel mogelijk, mits hier substantiële sloop tegenover staat, c.q. de bebouwingsmassa met ten minste 20% afneemt. Woningen mogen alleen binnen de bestaande hoofdbebouwing worden gerealiseerd.
  • 7. in het kader van de landschappelijke inpassing kunnen, indachtig de POL-uitwerking BOM+, nadere eisen worden gesteld aan de bebouwing en erfafscheidingen.

Lid C. Het gebruik van de grond voor bebouwing:

op de tot "vrijkomende agrarisch bebouwing" aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het in de aanhef toegestane gebruik;
  • (bedrijfs-/vakantie-) woningen,

en de daarbij behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmeting bij deze bestemming passen, met dien verstande, dat:

  • 1. gebouwen uitsluitend in het op de betreffende kaartuitsnede aangeduide bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • 2. de goothoogte van gebouwen, geen woning zijnde, ten hoogste 4.50 m mag bedragen;
  • 3. de nokhoogte van gebouwen, geen woning zijnde, ten hoogste 8.00 m mag bedragen;
  • 4. ten hoogste 2 woningen, inclusief bedrijfswoningen, en 5 vakantiewoningen per vrijkomend agrarisch bebouwingscomplex mogen worden gebouwd;
  • 5. de goothoogte van een (bedrijfs)woning ten hoogste 6.00 m mag bedragen;
  • 6. de nokhoogte van een (bedrijfs)woning ten hoogste 8.50 m mag bedragen;
  • 7. het vloeroppervlak van een vakantiewoning, inclusief daartoe behorende bijgebouwen, ten minste 70 m² zal en ten hoogste 100 m² mag bedragen;
  • 8. gebouwen met een kap van ten minste 15° zullen en ten hoogste 45° mogen worden afgedekt;
  • 9. het vloeroppervlak van gebouwen in gebruik voor horeca ondergeschikt aan de hoofdbestemming ten hoogste 50 m² mag bedragen;
  • 10. de hoogte van andere bouwwerken, met uitzondering van die, welke bedoeld zijn onder 11., ten hoogste 4.00 m mag bedragen;
  • 11. de hoogte van voorzieningen voor verlichting en vlaggenmasten ten hoogste 10.00 m mag bedragen.

Lid D. Gebruik van de grond anders dan voor bebouwing:

onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 5, lid A. wordt tenminste verstaan het in artikel 5, lid C. beschreven gebruik van de grond.

Lid E. Gebruik van opstallen:

onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 6, lid A. wordt ten minste verstaan het in artikel 6, lid C. beschreven gebruik van opstallen.

Lid F. Wijzigingsbevoegdheid:

Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen:

  • a. in de bestemming “agrarisch bouwblok”, mits:
  • het verzoek tot wijziging wordt ingediend binnen 10 jaar vanaf de datum waarop de bestemming “vrijkomende agrarische bebouwing” is gaan gelden,

met dien verstande, dat:

  • 1. indien afbraak heeft plaatsgevonden van (een deel van) de oorspronkelijke bebouwing, zoals die aanwezig was op het moment dat de bestemming “vrijkomende agrarische bebouwing” is gaan gelden, her- c.q. nieuwbouw mag plaatsvinden tot een oppervlak dat ten minste 20% kleiner is dan het oppervlak van die oorspronkelijke bebouwing;
  • 2. bij wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 11 van deze voorschriften.
  • b. Burgemeester en Wethouders nemen bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid de in afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht gegeven procedure in acht

Lid G. Nadere eisen.

  • a. Burgemeester en Wethouders kunnen, rekening houdende met het gestelde in de beschrijving in hoofdlijnen, nadere eisen stellen ten aanzien van:
  • de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
  • de aard, hoogte en de situering van erfafscheidingen;

een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en met inachtneming van de regels zoals deze gesteld zijn in de POL-uitwerking BOM+. Uitgangspunt daarbij vormt het verplicht basispakket; een nulniveau waaraan iedere bouwaanvraag dient te voldoen. Dit basispakket maakt deel uit van de normale vereisten waaraan een bedrijf zich moet houden.

  • b. de onder a. genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
  • indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing en
  • ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en
  • in verband met maatwerk ten aanzien van het agrarisch bouwperceel en de verbetering van de gebiedskwaliteit ten behoeve van duurzaam agrarisch grondgebruik.