direct naar inhoud van Artikel 16 Recreatieve doeleinden met verblijfsrecreatieve - voorzieningen: Rv.
Plan: Buitengebied Onderbanken
Status: vastgesteld
Plantype: ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
IMRO-idn: NL.IMRO.08810000BPLBUI01000-

Artikel 16 Recreatieve doeleinden met verblijfsrecreatieve - voorzieningen: Rv.

Lid A. Doeleindenomschrijving:

de op de plankaart als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • bestaande ter plaatse reeds gevestigde dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, overeenkomstig de met onderstaande lijst corresponderende aanduiding op de kaartuitsnede:
  • a. recreatiebedrijf: bungalowpark;
  • b. recreatiebedrijf: seizoenscamping;
  • c. vakantiewoning;
  • wonen,

en de daarbij behorende voorzieningen.

De gronden zijn niet bestemd voor seksinrichtingen en/of coffeeshops.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen:

  • de differentiatievlakken cultuurhistorische waarden en archeologische waarden;
  • de op de plankaart aangeduide “zonering leidingen”,

zijn primair de desbetreffende bepalingen van deze voorschriften van toepassing.

Lid B. Beschrijving in hoofdlijnen:

ter verwezenlijking van de onder lid A. beschreven doeleinden wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 8, het volgende beleid gevoerd:

  • 1. gestreefd wordt naar handhaving van de bestaande verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van campings en/of bungalowparken. Het aangeduide ruimtebeslag wordt als het maximaal daarvoor benodigde ruimtebeslag beschouwd. Bij de campings/parken zijn naast de kampeermiddelen ook voorzieningen, zoals een receptie, bergruimtes en speeltuin, toegestaan, waarbij gestreefd wordt naar zoveel mogelijk clustering van bebouwing.
  • 2. binnen de recreatiebedrijven moeten de vakantiewoningen, -appartementen en/of bungalows duurzaam beschikbaar zijn voor commercieel recreatief gebruik. Derhalve is binnen de recreatiebedrijven verplicht:
  • een bedrijfsmatige exploitatie;
  • een centrale exploitatie van zowel vakantiewoningen, -appartementen en/of –bungalows als overige voorzieningen;
  • de aanwezigheid van centrale parkeergelegenheid.
  • 3. bij de campings en/of bungalowparken is eveneens toegestaan horeca ondergeschikt aan de hoofdbestemming, zoals in de vorm van een kantine, restaurant, theetuin, terras en daarmee vergelijkbare voorzieningen. De omvang van de horecavoorziening is afgestemd op de behoefte voortkomend uit de gebruikers van de hoofdbestemming, zijnde camping en/of bungalowpark. Echter ook medegebruik door passanten is toegestaan. Het is niet toegestaan het horecagedeelte op enig moment af te splitsen en als zelfstandige vorm van horeca onafhankelijk van de hoofdbestemming voort te zetten. Verder is het niet toegestaan de ondergeschikte horeca nog langer uit te oefenen op het moment dat de hoofdbestemming is komen te vervallen of niet langer van toepassing is. Dit betekent ook dat de ondergeschikte horeca bij een seizoenscamping alleen tijdens het kampeerseizoen mag worden gebruikt.
  • 4. de bestaande vakantiewoningen aan de Julianastraat worden in hun huidige omvang gehandhaafd. Bij deze vakantiewoningen is geen horeca ondergeschikt aan de hoofdbestemming toegestaan.

Lid C. Gebruik van de grond voor bebouwing:

  • a. op de tot "recreatieve doeleinden met verblijfsrecreatieve voorzieningen" aangewezen gronden met daarop een camping en/of bungalowpark, zoals aangeduid op de betreffende kaartuitsnede, mogen uitsluitend worden gebouwd:
  • vakantiewoningen, -appartementen, -bungalows en chalets;
  • gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het in de aanhef toegestane gebruik;
  • één bedrijfswoning per camping/bungalowpark,

en de daarbij behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande, dat:

  • 1. gebouwen uitsluitend in het op de betreffende kaartuitsnede aangeduide bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • 2. vakantiewoningen, -appartementen, -bungalows en chalets alsmede sanitaire voorzieningen ook binnen het op de plankaart aangeduide “vlak voor vakantiewoningen” mogen worden gebouwd, met dien verstande, dat het bebouwingspercentage van de gronden binnen het “vlak voor vakantiewoningen” ten hoogste 30% mag bedragen; bij de vakantiewoningen, -appartementen, -bungalows en chalets mogen geen bijgebouwen worden opgericht;
  • 3. sanitaire en daarmee vergelijkbare voorzieningen ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd, met dien verstande, dat het bebouwingspercentage ten hoogste 15% mag bedragen;
  • 4. de bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding op de plankaart mag worden gebouwd;
  • 5. de goothoogte van gebouwen binnen het bouwvlak ten hoogste 4.50 m mag bedragen;
  • 6. de nokhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak ten hoogste 8.00 m mag bedragen;
  • 7. de goothoogte van gebouwen binnen het “vlak voor vakantiewoningen” en buiten het bouwvlak ten hoogste 4.50 m mag bedragen;
  • 8. de nokhoogte van gebouwen binnen het “vlak voor vakantiewoningen” en buiten het bouwvlak ten hoogste 7.00 m mag bedragen;
  • 9. gebouwen met een kap van ten minste 15° zullen en ten hoogste 45° mogen worden afgedekt;
  • 10. . het vloeroppervlak van gebouwen in gebruik voor horeca ondergeschikt aan de hoofdbestemming ten hoogste 100 m² mag bedragen;
  • 11. het vloeroppervlak van een vakantiewoning, -appartement, -bungalow of chalet ten hoogste 100 m² mag bedragen;
  • 12. de hoogte van andere bouwwerken, met uitzondering van die, welke bedoeld zijn onder 13., ten hoogste 4.00 m mag bedragen;
  • 13. de hoogte van voorzieningen voor verlichting en vlaggenmasten ten hoogste 10.00 m mag bedragen.
  • b. op de tot "recreatieve doeleinden met verblijfsrecreatieve voorzieningen" aangewezen gronden met daarop een vakantiewoning, zoals aangeduid op de betreffende kaartuitsnede, mogen uitsluitend worden gebouwd:
  • één vakantiewoning per bouwperceel,

en de daarbij behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande, dat:

  • 1. gebouwen uitsluitend in het op de betreffende kaartuitsnede aangeduide bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • 2. de goothoogte van gebouwen ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;
  • 3. de nokhoogte van gebouwen ten hoogste de bestaande hoogte mag bedragen;
  • 4. gebouwen met een kap van ten minste 15° zullen en ten hoogste 45° mogen worden afgedekt;
  • 5. de hoogte van andere bouwwerken ten hoogste 4.00 m mag bedragen.

Lid D. Gebruik van de grond anders dan voor bebouwing:

onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 5, lid A. wordt tenminste verstaan het in artikel 5, lid C. beschreven gebruik van de grond.

Lid E. Gebruik van opstallen:

onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 6, lid A. wordt tenminste verstaan het in artikel 6, lid C. beschreven gebruik van opstallen.

Lid F. Vrijstellingsbevoegdheid:

Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in:

  • a. lid C., onder a. ten behoeve van het verplaatsen van de bedrijfswoning, mits:
  • de noodzaak daartoe is aangetoond;
  • de bestaande bedrijfswoning niet meer voor permanente bewoning gebruikt zal worden;
  • aangrenzende waarden en belangen niet onevenredig worden aangetast,

met dien verstande, dat:

  • 1. verplaatsing uitsluitend mogelijk is binnen het/de aangeduide bouwvlak(ken).
  • b. lid C., onder a.5. ten behoeve van de bouw van gebouwen met een goothoogte groter dan 4.50 m, mits:
  • de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
  • landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind,

met dien verstande, dat:

  • 1. de goothoogte ten hoogste 6.50 m mag bedragen.

Lid G. Wijzigingsbevoegdheid:

Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen:

  • a. ten behoeve van het wijzigen van de “seizoenscamping” in een “bungalowpark”, mits:
  • de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het complex behouden blijven;
  • aangrenzende landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden en belangen niet onevenredig worden aangetast;
  • de gronden, waarop de wijziging van toepassing is, één geheel gaan vormen met de gronden van het aangrenzende bungalowpark en er na wijziging slechts sprake is van één groot bungalowpark;
  • vooraf een inrichtingsvoorstel beschikbaar is, waaruit blijkt dat sprake is van clustering van de voorzieningen, zoals de entree/receptie en horecavoorzieningen (ondergeschikt aan de hoofdbestemming), op een locatie met een goede bereikbaarheid en voldoende parkeergelegenheid;
  • de noodzaak voor een rendabele exploitatie van het bungalowpark is aangetoond, waarbij tevens de haalbaarheid in beeld moet zijn gebracht,

met dien verstande, dat:

  • 1. bij het bungalowpark in zijn geheel ten hoogste 1 bedrijfswoning mag worden gebouwd;
  • 2. permanente bewoning anders dan in de bedrijfswoning niet is toegestaan;
  • 3. voorzieningen, zoals de entree/receptie en horecavoorzieningen (ondergeschikt aan de hoofdbestemming), eerst dan gerealiseerd mogen worden, als tenminste de helft van het voorziene aantal vakantiewoningen is gebouwd;
  • 4. voor het overige voldaan wordt aan het bepaalde in dit artikel.
  • b. in de bestemming “woondoeleinden”, ten behoeve van de realisering van woningen, uitsluitend daar waar de bestemming grenst aan de Kem, mits:

- de noodzaak voor een rendabele exploitatie van het aangrenzende bungalowpark is aangetoond, waarbij tevens de haalbaarheid in beeld moet zijn gebracht;

  • de woningen direct bereikbaar zijn vanaf en ontsloten worden door de Kem;
  • aangrenzende landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden en belangen, dan wel functies niet onevenredig worden aangetast of in hun mogelijkheden beperkt;
  • de totstandkoming van een aanvaardbaar woonmilieu in de te realiseren woningen gegarandeerd kan worden;
  • de bodem, blijkens bodemonderzoek vooraf, niet zodanig verontreinigd is, dat bezwaren bestaan tegen de realisering van de woningen;
  • de geluidbelasting, blijkens een geluidsniveaukaart dan wel akoestisch onderzoek, niet hoger is dan de voor wegverkeerslawaai geldende voorkeursgrenswaarden, of een hogere grenswaarde in het kader van de Wet geluidhinder is verleend. In het laatste geval moeten de verblijfsruimten van de woningen in overwegende mate aan de geluidluwe zijde worden gesitueerd,

met dien verstande, dat:

  • 1. bij wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 18 van deze voorschriften.
  • c. Burgemeester en Wethouders nemen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de in afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht gegeven procedure in acht.