Artikel 11 Agrarisch bouwblok: Ab - Ruimte voor Ruimte

Lid A. Doeleindenomschrijving:

de op de plankaart als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarische bedrijven met een geheel of in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in het kader van de "POL-aanvulling Ruimte voor Ruimte Zuid-Limburg" met de daarbij behorende voorzieningen;

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen:

  1. het differentiatievlak cultuurhistorische waarden, archeologische waarden en beekdal;
  2. de op de plankaart aangeduide "beschermingszone watergang";
  3. de op de plankaart aangeduide "zonering leidingen",

zijn primair de desbetreffende bepalingen van deze voorschriften van toepassing.

Lid B. Beschrijving in hoofdlijnen:

ter verwezenlijking van de onder lid A. beschreven doeleinden wordt, onverminderd het bepaalde in Artikel 8, het volgende beleid gevoerd:

  1. gestreefd wordt naar continuering van de bestaande agrarische bedrijven. Daartoe is de omvang van de toegekende bouwblokken en de daarop aanwezige bouwmogelijkheden afgestemd op de vigerende grootte van het bouwblok van de agrarische bedrijven met daarbinnen mogelijkheden voor:
    1. het verplaatsen van bedrijfsonderdelen die hinder veroorzaken, zoals mestopslag en brandstof­opslag;
    2. het verbeteren van het welzijn van dieren.
  2. bij omschakeling van productierichting wordt gestreefd naar actualisering van de ruimtelijke voorwaarden vanuit de milieuwetgeving, teneinde het aangrenzende woon- en leefmilieu alsmede de natuur in het algemeen te vrijwaren van een toename van ongewenste invloeden.
  3. nieuwvestiging van agrarische bedrijven met een (deels) niet-grondgebonden bedrijfsvoering wordt uitgesloten. Onder nieuwvestiging wordt in deze ook verstaan omschakeling naar een (deels) niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering op een reeds bestaande agrarische bouwkavel, waar nog geen niet-grondgebonden bedrijfsvoering is gevestigd.
  4. per volwaardig bedrijf wordt één bedrijfswoning toegestaan, mede te gebruiken ten behoeve van mantelzorg en huisvesting van de rustende boer. De bedrijfswoning mag pas worden gebouwd nadat bedrijfsbebouwing is gerealiseerd in een dusdanige omvang, dat sprake is van een volwaardige agrarische bedrijfsvoering. Een tweede agrarische bedrijfswoning wordt niet toegestaan.
  5. ten behoeve van het duurzaam agrarisch grondgebruik is het beleid gericht op een duurzame en flexibele agrarische structuur. Bedrijfsontwikkelingen worden toegestaan door maatwerk te leveren ten aanzien van de invulling van het bouwblok en deze gepaard te laten gaan met een verbetering van de gebiedskwaliteit. Het beleid dienaangaande is vastgelegd in de "POL-uitwerking BOM+". Invulling van bedoeld beleid vindt plaats op basis van het verplichte basispakket en de tegenprestatie.
  6. concretisering van het beleid geschiedt in het kader van bouwaanvragen. Uitgangspunt daarbij vormt het verplicht basispakket; een nulniveau waaraan iedere aanvraag dient te voldoen. Dit basispakket maakt deel uit van de normale vereisten waaraan een bedrijf zich moet houden. Daarnaast zijn tegenprestaties verplicht bij uitbreidingen van de bebouwing of verharding, die leiden tot een maat van het in gebruik zijnde deel van het bouwblok die groter is dan 1,5 ha, en bij het aantasten van bijzondere omgevingskwaliteiten. De tegenprestaties dienen in redelijke verhouding te staan tot de aard en de omvang van de ingreep en gericht te zijn op verbetering van de omgevingskwaliteit. In een daartoe strekkend plan dient een en ander vast te zijn gelegd;

Lid C. Het gebruik van de grond voor bebouwing:

  1. op de tot "agrarisch bouwblok" aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
    1. gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het in de aanhef toegestane gebruik;
    2. teeltondersteunende voorzieningen, hagelnetten en mestopslagplaatsen;
    3. één bedrijfswoning per bouwperceel,
    4. en de daarbij behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmeting bij deze bestemming passen, met dien verstande, dat:
      • gebouwen, teeltondersteunende voorzieningen, hagelnetten en mestopslagplaatsen uitsluitend in het op de betreffende kaartuitsnede aangeduide bouwvlak mogen worden gebouwd;
      • de goothoogte van gebouwen, geen woning zijnde, ten hoogste 4.50 m mag bedragen;
      • de nokhoogte van gebouwen, geen woning zijnde, ten hoogste 10.00 m mag bedragen;
      • de goothoogte van een bedrijfswoning ten hoogste 6.00 m mag bedragen;
      • de inhoud van een bedrijfswoning ten hoogste 900 m3 mag bedragen;
      • de nokhoogte van een bedrijfswoning ten hoogste 8.50 m mag bedragen;
      • gebouwen met een kap van ten minste 15° zullen en ten hoogste 45° mogen worden afgedekt;
      • de hoogte van andere bouwwerken, met uitzondering van die, welke bedoeld zijn onder 9., ten hoogste 8.00 m mag bedragen;
      • de hoogte van voedersilo's ten hoogste 12.00 m mag bedragen.
  2. het bouwen van een boerderijwinkel of andere ruimtes voor niet-agrarische activiteiten is alleen na vrijstelling, conform lid F, onder a., mogelijk.
  3. bouwwerken, die een uitbreiding van het bebouwd oppervlak tot gevolg hebben, mogen uitsluitend worden gebouwd indien er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in de POL-uitwerking BOM+. In het geval het agrarisch bouwblok is gelegen in gebied met overwegend de bestemming "agrarisch gebied met landschappelijke en/of natuurlijke waarden" dient de bouwaanvraag voorgelegd te worden aan de desbetreffende dienst van de Provincie Limburg.

Lid D. Gebruik van de grond anders dan voor bebouwing:

onder verboden gebruik als bedoeld in Artikel 5, lid A. wordt tenminste verstaan het in Artikel 5, lid C. beschreven gebruik van de grond.

Lid E. Gebruik van opstallen:

onder verboden gebruik als bedoeld in Artikel 6, lid A. wordt ten minste verstaan het in Artikel 6, lid C. beschreven gebruik van opstallen.

Lid F. Vrijstellingsbevoegdheid:

Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in:

  1. lid A., D. en E., ten behoeve van het toestaan van niet-agrarische activiteiten naast agrarische bedrijfsdoeleinden, in het kader van de dynamische ontwikkeling van het landelijk gebied en ter versterking van de recreatieve functie van het buitengebied. Vrijstelling voor bewerking en/of verkoop aan de boerderij van agrarische producten, het bieden van werk en verzorging aan hulpbehoevende mensen, verblijfsrecreatie in de vorm van kamperen en appartementen op de boerderij, dagrecreatie in de vorm van het bieden van dagarrangementen en excursie alsmede (sier)tuinen, kleinschalige horeca, zoals theeschenkerijen, en culturele activiteiten zoals natuurcursussen en exposities en/of daarmee qua aard en omvang naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders gelijk te stellen activiteiten, wordt alleen verleend, mits:
    1. de activiteiten, qua economische bedrijfsomvang, inkomen en ruimtegebruik, ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsactiviteiten;
    2. de activiteiten binnen de bestaande bouwmassa kunnen worden uitgevoerd. Alleen wanneer de noodzaak daartoe is aangetoond is uitbreiding of vervangende nieuwbouw van bestaande bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak toegestaan, mits daardoor geen cultuurhistorisch waardevolle of karakteristieke bebouwing verloren gaat;
    3. de activiteiten geen hinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende bedrijven of woningen;
    4. de activiteiten landschappelijk goed inpasbaar zijn en omliggende natuurlijke en landschappelijke waarden en belangen niet onevenredig schaden;
    5. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;

specifiek voor boerderijverkoop:

      • boerderijverkoop onderdeel uitmaakt van een functionerend agrarisch bedrijf en wordt beëindigd bij beëindiging van het agrarisch bedrijf;
      • uitsluitend boerderijverkoop plaats vindt van in hoofdzaak op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan op andere agrarische bedrijven geproduceerde of bewerkte agrarische producten; met dien verstande, dat:
      • het vloeroppervlak voor boerderijverkoop ten hoogste 200 m² mag bedragen;

specifiek voor bewerking van agrarische producten:

      • bewerking van agrarische producten uitsluitend de bewerking van op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan op andere agrarische bedrijven geproduceerde producten betreft;

specifiek voor kamperen op de boerderij:

      • voldaan wordt aan de regelgeving in de Wet op de Openluchtrecreatie, artikel 8, lid 2 en 3, of een daarvoor in de plaats tredend beleidskader;
      • de activiteit geen verstoring van de lokale reguliere verblijfsrecreatieve structuur tot gevolg heeft;
      • het agrarisch bouwblok niet is gelegen binnen de op de plankaart aangeduide differentiatievlakken "ecologische structuur" en "beekdal";
      • het agrarisch bouwblok niet direct grenst aan reeds bestaande kampeerterreinen;
      • het terrein landschappelijk wordt ingepast in de omgeving; met dien verstande, dat maximaal 15 kampeerplaatsen per boerderij zijn toegestaan;

specifiek voor vakantieappartementen op de boerderij:

      • de vakantieappartementen kunnen worden ingepast binnen de bestaande monumentale en/of karakteristieke bebouwing; met dien verstande, dat:
      • het vloeroppervlak van een vakantieappartement, inclusief daartoe behorende bijgebouwen, ten hoogste 100 m² mag bedragen;
      • ten hoogste 5 vakantieappartementen per agrarisch bouwblok binnen de bestaande bebouwing mogen worden gerealiseerd.

specifiek voor kleinschalige dagrecreatie en horeca:

      • de activiteiten kleinschalig zijn en ten dienste staan van extensieve recreatie in het buitengebied c.q. ondersteunend zijn aan wandel- en fietsroutes,
  1. lid A. en D., ten behoeve van het toestaan van het stallen van kampeermiddelen en boten, mits:
    1. de stalling plaatsvindt binnen de bestaande bouwmassa van het complex;
    2. de stalling geen hinder of belemmeringen veroorzaakt voor omliggende bedrijven of woningen;
    3. de omliggende natuurlijke en landschappelijke waarden en belangen niet onevenredig worden geschaad.
  2. lid C., onder a.2. ten behoeve van de bouw van fruit-, aardappelopslag- en machineloodsen met een goothoogte groter dan 4.50 m, mits:
    1. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
    2. landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind, met dien verstande, dat de goothoogte ten hoogste 6.50 m mag bedragen.
  3. lid C., onder a.7. ten behoeve van de bouw van gebouwen met een kap met een dakhelling minder dan 25°, mits:
    1. landschappelijke, cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aange­tast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind, met dien verstande, dat de dakhelling ten minste 15° zal bedragen.
  4. lid C., onder a.1. ten behoeve van het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, mits:
    1. in het geval de bouwkavel is gelegen binnen gebied met overwegend de bestemming "agrarisch gebied" en de oppervlakte ten behoeve van tijdelijke boogkassen en tijdelijke regenkappen na wijziging meer dan 10% van de totale teeltoppervlakte van een bedrijf uitmaakt, vooraf advies is verkregen van de adviescommissie BOM+;
    2. in het geval de bouwkavel is gelegen binnen gebied met overwegend de bestemming "agrarisch gebied met landschappelijke en/of natuurlijke waarden" altijd vooraf advies is verkregen van de adviescommissie BOM+;
    3. omliggende waarden en functies niet onevenredig worden aangetast;
    4. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
    5. de vrijstelling niet leidt tot aantasting van de karakteristieke openheid van de plateaus, aangegeven op de kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen behorende bij de herziening "Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen";
    6. de vrijstelling geen betrekking heeft op hellingen met een hellingspercentage van meer dan 4%, volgens de bij de herziening "Beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen" behorende kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen, met dien verstande, dat:
      • de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen alleen aanwezig mogen zijn, als deze daadwerkelijk in gebruik zijn, met een maximum van 6 maanden per jaar. Op momenten dat de teeltondersteunende voorzieningen niet in gebruik zijn, dienen deze te worden verwijderd;
      • bij een negatief advies van de adviescommissie BOM+ slechts vrijstelling mag worden verleend, nadat Gedeputeerde Staten hiervoor een verklaring van geen bezwaar hebben afgegeven.

Lid G. Wijzigingsbevoegdheid:

Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen:

  1. in de bestemming "vrijkomende agrarische bebouwing", ten behoeve van een doelmatig gebruik van de bebouwing, mits:
    1. de agrarische functie geheel of gedeeltelijk is komen te vervallen;
    2. het betreft cultuurhistorisch waardevolle of karakteristieke bebouwing, dan wel een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand gebracht wordt conform de BOM+ regeling. In dat laatste geval dient de initiatiefnemer tot wijziging aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de nieuwe functie en/of het te handhaven deel van de agrarische functie. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
    3. de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van de bebouwing behouden blijven;
    4. aangrenzende landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden en belangen, dan wel functies niet onevenredig worden aangetast of in hun mogelijkheden beperkt;
    5. de effecten op de omgeving, zoals de belasting van het milieu en het aantal verkeersbewegingen, per saldo niet zullen toenemen;
    6. de bodem, blijkens bodemonderzoek vooraf, niet zodanig verontreinigd is, dat bezwaren bestaan tegen het voorgestane gebruik;
    7. vooraf is vastgesteld dat vanuit milieuhygiënisch en visueel-ruimtelijk oogpunt geen bezwaren bestaan tegen de nieuwe functie, met dien verstande dat:
      • bij gedeeltelijke wijziging, binnen de bestemming "vrijkomende agrarische bebouwing" geen nieuwe woningen, bedrijfswoningen en/of vakantiewoningen mogen worden gebouwd;
      • de nieuwe functies uitsluitend zijn toegestaan binnen de bestaande voormalige (agrarische) bedrijfsbebouwing. Uitbreiding van de bebouwing is niet toegestaan. Herbouw van delen van het complex is wel toegestaan, mits hier substantiële sloop tegenover staat, c.q. de bebouwingsmassa met ten minste 40% afneemt. Woningen mogen alleen binnen de bestaande hoofdbebouwing worden gerealiseerd;
      • bij wijziging voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde in Artikel 17 van deze voorschriften.
  2. in de bestemming "woondoeleinden", ten behoeve van de realisering van woningen, mits:
    1. de agrarische functie geheel is komen te vervallen;
    2. het betreft karakteristieke en/of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, dan wel een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand gebracht wordt. In dat laatste geval dient de initiatiefnemer tot wijziging aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de woonfunctie. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
    3. de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het complex behouden blijven;
    4. aangrenzende landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden en belangen, dan wel functies niet onevenredig worden aangetast of in hun mogelijkheden beperkt;
    5. er sprake is van inpandig bouwen, i.c. de woningen zijn gelegen binnen de bestaande hoofdbebouwing (de voormalige bedrijfswoning met aangebouwde of inpandige bedrijfsruimte);
    6. de totstandkoming van een aanvaardbaar woonmilieu in de te realiseren woningen gegarandeerd kan worden;
    7. de bodem, blijkens bodemonderzoek vooraf, niet zodanig verontreinigd is, dat bezwaren bestaan tegen de realisering van de woningen;
    8. de geluidbelasting, blijkens een geluidsniveaukaart dan wel akoestisch onderzoek, niet hoger is dan de voor wegverkeerslawaai geldende voorkeursgrenswaarden, of een ­hogere grenswaarde in het kader van de Wet geluidhinder is verleend. In het laatste geval moeten de verblijfsruimten van de woningen in overwegende mate aan de geluidluwe zijde worden gesitueerd, met dien verstande, dat:
      • de bouwmassa niet mag toenemen, wat tot uitdrukking zal worden gebracht door een op de functie afgestemd bouwvlak;
      • per agrarisch bedrijfscomplex binnen de hoofdbebouwing, zijnde dat deel van de bebouwing waarin ook reeds de bestaande bedrijfswoning is gelegen, meerdere woningen mogen worden gerealiseerd;
      • de inhoud van een woning ten minste 300 m3 zal bedragen;
      • indien meerdere woningen worden gerealiseerd, voorafgaand aan de realisatie, het oppervlak aan bijgebouwen teruggebracht is tot ten hoogste 70 m² per woning, uitgezonderd bijgebouwen met landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden met een groter oppervlak, welke geheel behouden mogen worden;
      • bij wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in Artikel 18 van deze voorschriften.
  3. in de bestemming "agrarisch gebied" of "agrarisch gebied met landschappelijke en/of natuurlijke waarde", waarbij gelijktijdig een bestaand gedeelte van deze bestemmingen wordt gewijzigd in de bestemming "agrarisch bouwblok" ten behoeve van vormverandering van het agrarisch bouwblok, mits:
    1. de verandering van de vorm van het oppervlak van het agrarisch bouwblok noodzakelijk is vanwege bedrijfseconomische dan wel andere bedrijfsomstandigheden van het op het agrarisch bouwblok gelegen agrarisch bedrijf;
    2. de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel landschappelijke waarden;
    3. uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
    4. er is voldaan aan de eisen gesteld in de POL-uitwerking BOM+. Uitgangspunt daarbij vormt het verplicht basispakket; een nulniveau waaraan iedere bouwaanvraag dient te voldoen. Dit basispakket maakt deel uit van de normale vereisten waaraan een bedrijf zich moet houden. Daarnaast zijn tegenprestaties verplicht bij overschrijding van de maximaal toegestane bouwkavelmaat en bij het aantasten van bijzondere omgevingskwaliteiten. Zij dienen in redelijke verhouding te staan tot de aard en de omvang van de ingreep en gericht te zijn op verbetering van de omgevingskwaliteit; met dien verstande, dat:
      • de oppervlakte van het agrarisch bouwblok na de wijziging in beginsel niet meer mag bedragen dan 1,5 ha. De oppervlakte mag, gehoord de desbetreffende dienst van de Provincie Limburg, groter zijn indien door toepassing van de POL-uitwerking BOM+ de omgevingskwaliteit ten minste evenredig wordt vergroot;
      • bij wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 9, respectievelijk 10 van deze voorschriften.
      • Burgemeester en Wethouders nemen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de in afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht gegeven procedure in acht.

Lid H. Nadere eisen:

  1. Burgemeester en Wethouders kunnen, rekening houdende met het gestelde in de beschrijving in hoofdlijnen, nadere eisen stellen ten aanzien van:
    1. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
    2. de aard, hoogte en de situering van erfafscheidingen;
    3. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
    4. een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en met inachtneming van de regels zoals deze gesteld zijn in de POL-uitwerking BOM+. Uitgangspunt daarbij vormt het verplicht basispakket; een nulniveau waaraan iedere bouwaanvraag dient te voldoen. Dit basispakket maakt deel uit van de normale vereisten waaraan een bedrijf zich moet houden.
  2. de onder d. genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
    1. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing en
    2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en
    3. in verband met maatwerk ten aanzien van het agrarisch bouwperceel en de verbetering van de gebiedskwaliteit ten behoeve van duurzaam agrarisch grondgebruik.