direct naar inhoud van Artikel 28 Erosie.
Plan: Buitengebied Onderbanken
Status: vastgesteld
Plantype: ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
IMRO-idn: NL.IMRO.08810000BPLBUI01000-

Artikel 28 Erosie.

Lid A. Doel:

het doel van het differentiatievlak “erosie” is het bestrijden en voorkomen van:

  • a. bodemerosie en wateroverlast;
  • b. het verloren gaan van het voortbrengend vermogen van de bodem;
  • c. de aantasting van het grondwaterpakket.

Lid B. Beschrijving in hoofdlijnen:

ter verwezenlijking van het onder lid A. beschreven doel wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 8, het volgende beleid gevoerd:

  • 1. de gebieden met een agrarische of natuurbestemming vervullen tevens een functie ten behoeve van de bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast. Indien de belangen van deze functie worden bedreigd door bepaald landbouwkundig gebruik of natuurbeheer, geniet de functie ten behoeve van de bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast prioriteit en dient het landbouwkundig gebruik en natuurbeheer te worden afgestemd op de bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast. Hierbij mogen de landbouwkundige functie en de natuurfunctie niet meer dan noodzakelijk worden beperkt.
  • 2. binnen het differentiatievlak "erosie" wordt uitvoering gegeven aan de maatregelen, opgenomen in het convenant “versterking aanpak bodemerosie en wateroverlast 2000", of een daarvoor in de plaats tredend beleidskader, alsmede aan de uit dit convenant voortvloeiende Erosieverordening van het Hoofdproductschap voor de akkerbouw (HPA), of een daarvoor in de plaats tredend beleidskader, en de Keur van het Waterschap.
  • 3. gestreefd wordt naar handhaving of totstandkoming van een zodanige inrichting op de betreffende hellende terreinen, dat gebruik, beheer en exploitatie mede gericht zijn op het bestrijden en voorkomen van bodemerosie en wateroverlast. Daarbij genieten de meer brongerichte teelt- en natuurtechnische maatregelen voorzieningen de voorkeur; civieltechnische voorzieningen worden alleen aangelegd, wanneer teelt- en natuurtechnische voorzieningen niet toereikend zijn.

Lid C. Gebruik van de grond anders dan voor bebouwing:

onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 5, lid A. wordt ten minste verstaan het in artikel 5, lid C. beschreven gebruik van de grond.

Lid D. Werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden waarvoor een aanlegvergunning is vereist:

het is verboden op of in het differentiatievlak "erosie" zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de in artikel 7 beschreven werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren.

Lid E. Vrijstellingsbevoegdheid:

Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid C. en D., ten behoeve van het uitoefenen van het gebruik, zoals beschreven in artikel 5, lid C, en het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, zoals beschreven in artikel 7, mits voor de desbetreffende percelen een bedrijfserosieplan conform de Erosieverordening HPA is opgesteld.

Lid F. Wijzigingsbevoegdheid:

Burgemeester en Wethouders kunnen binnen het differentiatievlak “erosie” de onderliggende bestemmingen wijzigen in de bestemming:

  • a. “natuurgebied”, ten behoeve van de aanleg van waterremmende landschapselementen op gronden steiler dan 2%, mits:
  • de bodem, blijkens bodemonderzoek vooraf, niet zodanig verontreinigd is, dat bezwaren bestaan tegen het voorgestane gebruik;
  • aangrenzende waarden en belangen, waaronder het agrarische belang, niet onevenredig worden geschaad,

met dien verstande, dat:

  • 1. bij de wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 12 van deze voorschriften.
  • b. Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht omschreven procedure.