direct naar inhoud van Artikel 8 Detailhandel: D
Plan: Bestemmingsplan Kleine Zeeheldenbuurt
Status: vastgesteld
Plantype: ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
IMRO-idn: NL.IMRO.08650101vgh39-

Artikel 8 Detailhandel: D

afbeelding "i_NL.IMRO.08650101vgh39-_0002.jpg"

bestemming: detailhandel

Lid A. Doeleindenomschrijving.

De op de plankaart als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor:

detailhandel en de daarbij behorende voorzieningen en/of voor wonen.

Lid B. Gebruik van de grond voor bebouwing.

  • a. Algemeen.

Op de tot “Detailhandel” bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • gebouwen, geen woningen zijnde, ten behoeve van de in lid A genoemde doeleinden;
  • één (bedrijfs)woning per bouwperceel;
  • bijbouwen,

en de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

  • b. Bepalingen met betrekking tot het bouwvlak.
  • 1. Gebouwen dienen in het bouwvlak te worden opgericht.
  • 2. Gebouwen, geen woningen zijnde, mogen, in niet meer dan twee bouwlagen worden gebouwd.
  • 3. Bij de bepaling van het aantal bouwlagen wordt een bouwlaag in de kap, die als verblijfsruimte is ingericht of kan worden ingericht, buiten beschouwing gelaten.
  • 4. De hoogte van een bouwlaag mag niet meer dan 3,50 meter bedragen.
  • 5. De voorgevel van gebouwen dient in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd.
  • 6. De voorgevelbreedte van de woning dient ten minste 5,00 meter te bedragen.
  • 7. Ruimten voor detailhandel zijn uitsluitend toegestaan op de begane grond.
  • 8. Indien het hoofdgebouw met een kap wordt afgedekt mag de dakhelling niet minder dan 30° en niet meer dan 60° bedragen, waarbij de maximale bouwhoogte niet meer dan 14 meter mag bedragen.
  • 9. Een (bedrijfs)woning, ook indien deze een bovenwoning betreft, dient zoveel als mogelijk te voldoen aan het bepaalde in artikel 7, lid B.
  • 10. Ondergronds bouwen is in het bouwvlak toegestaan tot een maximale diepte van 3,00 meter, mits daarbij niet wordt voorzien in een toegang van buitenaf, ten behoeve van het zelfstandig functioneren van de ruimte.
  • c. Bepalingen met betrekking tot het bijbouwvlak.
  • 1. In het bijbouwvlak mogen uitsluitend bijbouwen, ten behoeve van detailhandel en/of wonen worden gebouwd.
  • 2. Het bijbouwvlak mag per bouwperceel worden bebouwd tot een oppervlak van 100%.
  • 3. De hoogte van een bijbouw mag niet meer bedragen dan3,25 meter.
  • 4. Ondergronds bouwen is in het bijbouwvlak toegestaan onder bestaande gebouwen en nieuw op te richten gebouwen tot een maximale diepte van 3,00 meter, mits daarbij niet wordt voorzien in een toegang van buitenaf, ten behoeve van het zelfstandig functioneren van de ruimte.
  • d. Overige bepalingen met betrekking tot bebouwing.

Binnen het bestemmingsvlak mag de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of bijbouwgrens niet meer dan 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of bijbouwgrens niet meer dan 4,00 meter bedragen.

Lid C. Gebruik van de grond anders dan voor bebouwing.

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 5, lid 1, wordt verstaan het gebruik van de gronden anders dan voor:

  • a. tuin- en/of groenvoorzieningen;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. opslagvoorzieningen, overeenkomstig het normale gebruik bij de bestemming detailhandel.

Lid D. Gebruik van opstallen.

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 6, lid 1, wordt ten minste verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • b. groothandel;
  • c. horecadoeleinden;
  • d. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslag van vuurwerk, anders dan beschreven in het Vuurwerkbesluit, zoals vastgesteld d.d. 22 januari 2002.

Lid E. Vrijstellingsbevoegdheid.

  • 1. Vrijstelling voor een grotere hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde.

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte die niet meer bedraagt dan de hoogte van het aangrenzende bestaande hoofdgebouw, mits:

  • a. deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vanuit het oogpunt van de betreffende functie zoals in lid A. genoemd noodzakelijk zijn;
  • b. het stedenbouwkundig beeld ter plaatse niet wordt verstoord;
  • c. geen onevenredige nadelige gevolgen voor de omgeving ontstaan of kunnen ontstaan;
  • d. waarden en belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad.
  • 2. Vrijstelling voor het toestaan van een afwijkende kapvorm op het hoofdgebouw.

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen voor het plaatsen van een afwijkende kapvorm op het hoofdgebouw, onder de voorwaarden dat:

  • a. het stedenbouwkundig beeld ter plaatse niet wordt verstoord;
  • b. geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  • c. waarden en belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad.
  • 3. Vrijstelling voor het toestaan van een dakterras op een plat dak.

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen voor het toestaan van een dakterras op een plat dak, onder de voorwaarden dat:

  • a. de hoogte van de vloerafscheiding/balustrade niet meer dan 1,20 meter mag bedragen,gemeten vanaf de bovenkant van het plat dak;
  • b. het oppervlak van het dakterras per woning/voorziening maximaal 50 m² bedraagt;
  • c. geen bouwwerken op het dakterras opgericht mogen worden;
  • d. het stedenbouwkundig beeld ter plaatse niet wordt verstoord;
  • e. geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  • f. waarden en belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad.

Lid F. Nadere eisen ter verbetering.

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de op grond van in dit artikel toegelaten situering en afmetingen van bouwwerken met een maximum afwijkingspercentage van 10%, indien dit noodzakelijk is, ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, verkeersveiligheid, sociale veiligheid en gebruiksmogelijkheden en/of privacy van aangrenzende gronden, dan wel voor zover dit noodzakelijk is ten behoeve van het na te streven stedenbouwkundig beeld.

Lid G. Wijzigingsbevoegdheid.

  • 1. Wijziging in de bestemmingen “Dienstverlening” of “Kantoor”.

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming “Detailhandel” wijzigen in de bestemmingen “Dienstverlening” of “Kantoor”, mits:

  • a. de detailhandelsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • b. het betreft de vestiging van een dienstverlening- of kantoorvestiging, die qua aard en functie is afgestemd op het voorzieningenniveau van de wijk Molenstraat e.o.;
  • c. de vestiging direct vanaf de openbare weg bereikbaar is en geen verstoring van de verkeersontsluiting- en parkeersituatie in de directe omgeving plaatsvindt;
  • d. geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen of gelet op de aard en de omvang van het wijzigingsplan met noodzakelijk (milieu)onderzoek is aangetoond dat het plan alsnog uitvoerbaar is;
  • e. de vestiging inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig beeld;
  • f. zoveel als mogelijk aangesloten wordt bij het bepaalde in 3 (artikelen dienstverlening en kantoor) van deze voorschriften;
  • g. bij het nemen van een beslissing omtrent het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de openbare voorbereidingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht (afdeling 3.4) wordt gevolgd.