direct naar inhoud van Artikel 16 Sportdoeleinden: S
Plan: Bestemmingsplan Molenstraat e.o.
Status: geconsolideerde versie
Plantype: ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
IMRO-idn: NL.IMRO.08650101vgh11envgh44_GC-

Artikel 16 Sportdoeleinden: S

afbeelding "i_NL.IMRO.08650101vgh11envgh44_GC-_0010.jpg"

bestemming: sportdoeleinden

Lid A. Doeleindenomschrijving.

De op de plankaart als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor:

recreatieve doeleinden op sportgebied en de daarbij behorende voorzieningen, alsmede geluidwerende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding op de plankaart.

Lid B. Gebruik van de grond voor bebouwing.

  • a. Algemeen.

Op de tot “Sportdoeleinden” bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • gebouwen, ten behoeve van de in lid A genoemde doeleinden,

en de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde. die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.

  • b. Bepalingen met betrekking tot het bestemmingsvlak.
  • 1. Het oppervlak aan gebouwen, van ondergeschikte betekenis, buiten het bouwvlak mag maximaal 40 m² bedragen.
  • 2. De hoogte van gebouwen mag maximaal 3,00 meter bedragen.
  • c. Bepalingen met betrekking tot het bouwvlak.
  • 1. Gebouwen dienen in het bouwvlak worden te gebouwd.
  • 2. In het bouwvlak mag in niet meer dan twee bouwlagen worden gebouwd, tenzij blijkens een aanduiding op de plankaart een afwijkend aantal bouwlagen is toegestaan.
  • 3. Bij de bepaling van het aantal bouwlagen wordt een bouwlaag in de kap, die als verblijfsruimte is ingericht of kan worden ingericht, buiten beschouwing gelaten.
  • 4. De hoogte van gebouwen niet meer dan 15.00 meter mag bedragen.
  • d. Overige bepalingen met betrekking tot bebouwing.

Binnen het bestemmingsvlak mag de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 4,00 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de hoogte niet meer dan 2,00 meter mag bedragen en uitgezonderd geluidwerende voorzieningen. Deze mogen worden opgericht tot een hoogte, welke vereist is op grond van een akoestisch onderzoek op basis van de Wet geluidhinder.

Lid C. Gebruik van de grond anders dan voor bebouwing.

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 5, lid 1, wordt verstaan het gebruik van de gronden anders dan voor:

  • a. recreatieve voorzieningen, waaronder begrepen sportvoorzieningen en waaronder niet begrepen verblijfsrecreatieve voorzieningen;
  • b. tuin en/of groenvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. opslagdoeleinden, overeenkomstig het normale gebruik bij de bestemming Sportdoeleinden

Lid D. Gebruik van opstallen.

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 6, lid 1, wordt ten minste verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • b. detailhandel en groothandel;
  • c. horecadoeleinden, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegelaten gebruik;
  • d. verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • e. woondoeleinden;
  • f. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk, anders dan beschreven in het Vuurwerkbesluit, zoals vastgesteld d.d. 22 januari 2002.

Lid E. Vrijstellingsbevoegdheid.

  • 1. Vrijstelling voor kunstwerken, kunstobjecten speelvoorzieningen.

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van de bepalingen met betrekking tot de bebouwing ten behoeve van de oprichting van kunstwerken, kunstobjecten, speelvoorzieningen, mits:

  • a. deze qua aard en omvang in de omgeving passen, met een maximum oppervlak van 10 m² per object;
  • b. in het geval van speelvoorzieningen: de bodem blijkens een vooraf ingesteld bodemonderzoek niet zodanig is verontreinigd dat wettelijke bezwaren bestaan tegen oprichting;
  • c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 5,00 meter de hoogte van het op hetzelfde perceel gelegen gebouw zoals dat bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

Lid F. Nadere eisen ter verbetering.

Burgemeester en wethouders kunnen, binnen een marge van 5,00 meter, nadere eisen stellen ten aanzien van de op grond van in dit artikel toegelaten situering en afmetingen van bouwwerken met een maximum afwijkingspercentage van 10%, indien dit noodzakelijk is, ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, verkeersveiligheid, sociale veiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, dan wel voor zover dit noodzakelijk is ten behoeve van het na te streven stedenbouwkundig beeld.

Lid G. Wijzigingsbevoegdheid.

  • 1. Wijziging in de bestemming "Woondoeleinden".

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming “Sportdoeleinden” wijzigen in de bestemming “Woondoeleinden”, mits:

  • a. de sportactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • b. de woningbouw past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
  • c. geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de aard en de omvang van het wijzigingsplan, met noodzakelijk (milieu)onderzoek is aangetoond dat het plan alsnog uitvoerbaar is;
  • d. de woningen inpasbaar zijn vanuit het stedenbouwkundig beeld;
  • e. de geluidsbelasting, blijkens een geluidsniveaukaart dan wel een akoestisch onderzoek, niet hoger is dan de voor wegverkeerslawaai geldende voorkeursgrenswaarden, of een hogere grenswaarde in het kader van de Wet geluidhinder, in welk geval de verblijfsruimten van de woning in overwegende mate aan de geluidsluwe zijde dienen te worden gesitueerd;
  • f. de ontheffingsprocedure hogere grenswaarden is uitgevoerd, voordat het college van Burgemeester en Wethouders de beslissing omtrent toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ter inzage legt;
  • g. de bodem, blijkens vooraf ingesteld bodemonderzoek, niet zodanig verontreinigd is, dat wettelijke bezwaren bestaan tegen de realisering van woningen;
  • h. in het wijzigingsplan bouwvlakken, bijbouwvlakken, bouwhoogten, kapvormen, aantallen en soort woningen worden aangegeven.

Voor het overige zoveel als mogelijk wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 7 van deze voorschriften

  • i. bij het nemen van een beslissing omtrent het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de openbare voorbereidingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht (afdeling 3.4) wordt gevolgd.
  • 2. Wijziging voor het plaatsen van masten ten behoeve van telecommunicatie en alarmering.

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming “Sportdoeleinden” wijzigen in de bestemming “Nutsvoorzieningen” voor het plaatsen van masten ten behoeve van telecommunicatie en alarmering, mits:

  • a. voldaan wordt aan de voorwaarde dat de hoogte van een mast niet meer bedraagt dan 40,00 m en overigens voldoet aan de voorwaarden zoals opgenomen in de notitie “Aangepaste beleidsuitgangspunten met betrekking tot het plaatsen van masten ten behoeve van GSM/DCS netwerken” van de gemeente Vught (vastgesteld d.d. 19 december 2002);
  • b. deze passen binnen het stedenbouwkundige en landschappelijk beeld ter plaatse;
  • c. andere waarden en belangen niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
  • d. zoveel als mogelijk aangesloten wordt bij het bepaalde in artikel 21 van deze voorschriften;
  • e. bij het nemen van een beslissing omtrent het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de openbare voorbereidingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht (afdeling 3.4) wordt gevolgd.