direct naar inhoud van Artikel 9 Bedrijfsdoeleinden: BD
Plan: Bestemmingsplan Schoonveld
Status: geconsolideerde versie
Plantype: ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
IMRO-idn: NL.IMRO.08650000vgh05envgh41_GC-

Artikel 9 Bedrijfsdoeleinden: BD

afbeelding "i_NL.IMRO.08650000vgh05envgh41_GC-_0003.jpg"

bestemming: bedrijfsdoeleinden

Lid A. Doeleindenomschrijving.

De op de plankaart als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • bestaande, ter plaatse reeds gevestigde bedrijven, zoals aanwezig op het moment dat het bestemmingsplan van kracht is geworden;
  • bedrijven, opgenomen in categorie 1 en 2 zoals opgenomen in bijlage 1 bij de voorschriften;
  • zulks met uitzondering van bedrijven ter plaatse van de percelen 3137, 3349 en 3351 sectie E (Theresialaan 88) waar maximaal categorie 1 bedrijven van de toegesneden lijst van bedrijfstypen, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de voorschriften, zijn toegestaan;
  • wonen,

met de daarbij behorende groen-, parkeervoorzieningen, open terreinen, technische installaties, nodig voor het doen functioneren van het betreffende bedrijf.

Lid B. Gebruik van de grond voor bebouwing.

  • a. Algemeen.

Op de tot “Bedrijfsdoeleinden” bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • gebouwen, ten behoeve van de in lid A genoemde doeleinden;
  • één bedrijfswoning per bouwperceel, tenzij deze blijkens aanduiding op de plankaart niet is toegestaan,

en de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde. die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.

  • b. Bepalingen met betrekking tot het bouwvlak.
  • 1. Gebouwen dienen uitsluitend in het bouwvlak te worden opgericht.
  • 2. Het bouwvlak mag geheel worden bebouwd, onder de voorwaarde dat in de parkeerbehoefte wordt voorzien op eigen terrein, overeenkomstig de normering in de parkeernota van de gemeente Vught, tenzij blijkens aanduiding van een bebouwingspercentage op de plankaart ten hoogste dat percentage mag worden bebouwd.
  • 3. Gebouwen, geen woningen zijnde, mogen uitsluitend in één bouwlaag worden gebouwd.
  • 4. De hoogte van een bouwlaag mag niet minder bedragen dan 3,2 meter en niet meer dan 4,5 meter, tenzij blijkens aanduiding op de kaart een grotere hoogte is toegestaan, met dien verstande dat ter hoogte van de percelen 3137, 3349 en 335 sectie E (Therersialaan 88) geldt dat:
  • de (goot)hoogte niet meer dan 4,5 meter mag bedragen;
  • de gebouwen plat dienen te worden afgedekt..
  • 5. De voorgevel van gebouwen, geen woning zijnde, dient in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd.
  • 6. Een bedrijfswoning, ook indien deze een bovenwoning betreft, dient zoveel als mogelijk te voldoen aan het bepaalde in lid B van artikel 7.
  • c. Overige bepalingen met betrekking tot bebouwing.

Binnen het bestemmingsvlak mag de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3,00 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de hoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer dan 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer dan 3,00 meter mag bedragen.

Lid C. Gebruik van de grond anders dan voor bebouwing.

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 5, lid 1, wordt verstaan het gebruik van de gronden anders dan voor:

  • a. open bedrijfsterreinen;
  • b. opslagdoeleinden, echter niet voor volumineuze goederen, en de uitstalling van goederen, tot een hoogte niet meer dan de hoogte van de erfafscheiding;
  • c. tuin en/of groenvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen.

Lid D. Gebruik van opstallen.

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 6, lid 1, wordt ten minste verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. het gebruik als zelfstandige kantoren, anders dan als onderdeel van bedrijfsactiviteiten;
  • b. detailhandel, met uitzondering van goederen die ter plaatse worden vervaardigd, verwerkt, dan wel waarvan de verkoop verband houdt met het toegelaten bedrijf, als ondergeschikte nevenactiviteit, geen zelfstandig onderdeel van het bedrijf zijnde;
  • c. detailhandel, handel in volumineuze goederen en bouwmarkten;
  • d. horecadoeleinden;
  • e. recreatieve doeleinden;
  • f. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk, anders dan beschreven in het Vuurwerkbesluit, zoals vastgesteld d.d. 22 januari 2002.

Lid E. Vrijstellingsbevoegdheid.

  • 1. Vrijstelling voor het toestaan van bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2, die niet in bijlage 1 van de voorschriften worden genoemd.

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen voor het toestaan van bedrijven in de categorieën 1 en 2, die niet in bijlage 1 van de voorschriften worden genoemd, maar qua omvang of omvang met deze bedrijven vergelijkbaar zijn .

  • 2. Vrijstelling voor categorie 3 bedrijven.

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen voor bedrijven in categorie 3 van de toegesneden lijst van bedrijfstypen, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de voorschriften, mits:

  • a. de activiteiten van de betreffende bedrijven qua afstand naar aard en invloed op de omgeving gelijk zijn te stellen met bedrijven in de categorieën 1 en 2 van deze lijst;
  • b. waarden en belangen in de directe omgeving niet worden geschaad of kunnen worden geschaad;
  • c. het niet betreft: geluidhinder veroorzakende inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieuhinder.
  • 3. Vrijstelling voor categorie 2 bedrijven ter plaatsen van de percelen 3137, 3349 en 3351 sectie E (Theresialaan 88).

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen voor bedrijven in categorie 2 van de toegesneden lijst van bedrijfstypen, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de voorschriften, ter plaatse van de percelen 3137, 3349 en 3351 sectie E (Theresialaan 88), mits:

  • a. de activiteiten van de betreffende bedrijven qua afstand naar aard en invloed op de omgeving gelijk zijn te stellen met bedrijven in categorie 1 van deze lijst;
  • b. waarden en belangen in de directe omgeving niet worden geschaad of kunnen worden geschaad;
  • c. het niet betreft: geluidhinder veroorzakende inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieuhinder.
  • 4. Vrijstelling voor een grotere hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een maximale hoogte van 6,00 meter, mits deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde,

  • a. vanuit de bedrijfsvoering functioneel niet kunnen worden gemist;
  • b. technisch niet anders uitvoerbaar zijn;
  • c. zich niet verzetten tegen de omgevingscriteria van de Welstandsnota.
  • a. deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vanuit het oogpunt van de betreffende functie zoals in lid A. genoemd noodzakelijk zijn;
  • b. het stedenbouwkundige beeld ter plaatse niet wordt verstoord;
  • c. geen onevenredige nadelige gevolgen voor de omgeving ontstaan of kunnen ontstaan;
  • d. waarden en belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad.
  • 5. Vrijstelling voor vergroting van het bouwvlak.

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen voor het vergroten van het bouwvlak met maximaal 10%, mits:

  • a. de bedrijfseconomische noodzaak hiervoor door de belanghebbende is aangetoond;
  • b. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  • c. dit zich niet verzet tegen het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit, zoals verwoord in de omgevingscriteria van de Welstandsnota, ter plaatse.

Lid F. Nadere eisen ter verbetering.

Burgemeester en wethouders kunnen, binnen een marge van 5,00 meter, nadere eisen stellen ten aanzien van de op grond van in dit artikel toegelaten situering en afmetingen van bouwwerken met een maximum afwijkingspercentage van 10%, indien dit noodzakelijk is, ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, verkeersveiligheid, sociale veiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, dan wel voor zover dit noodzakelijk is ten behoeve van het na te streven stedenbouwkundig beeld.

Lid G. Wijzigingsbevoegdheid.

  • 1. Wijziging in de bestemming "Woondoeleinden".

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming “Bedrijfsdoeleinden” wijzigen in de bestemming “Woondoeleinden”, mits:

  • a. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • b. de woningbouw past binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma;
  • c. geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de aard en de omvang van het wijzigingsplan noodzakelijk (milieu)onderzoek is aangetoond dat het plan alsnog uitvoerbaar is;
  • d. de woningen inpasbaar zijn vanuit het stedenbouwkundig beeld;
  • e. de bodem, blijkens vooraf ingesteld bodemonderzoek, niet zodanig verontreinigd is, dat wettelijke bezwaren bestaan tegen de realisering van woningen;
  • f. de geluidsbelasting, blijkens een geluidsniveaukaart dan wel een akoestisch onderzoek, niet hoger is dan de voor wegverkeerslawaai geldende voorkeursgrenswaarden, of een hogere grenswaarde in het kader van de Wet geluidhinder, in welk geval de verblijfsruimten van de woning in overwegende mate aan de geluidsluwe zijde dienen te worden gesitueerd;
  • g. de ontheffingsprocedure hogere grenswaarden is uitgevoerd, voordat het college van Burgemeester en Wethouders de beslissing omtrent toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ter inzage legt;
  • h. in het wijzigingsplan bouwvlakken, bijbouwvlakken, bouwhoogten, kapvormen, aantallen en soort woningen worden aangegeven.

Voor het overige zoveel als mogelijk wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 7 van deze voorschriften;

  • i. bij het nemen van een beslissing omtrent het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de openbare voorbereidingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht (afdeling 3.4) wordt gevolgd.