direct naar inhoud van Artikel 1 Begripsbepalingen
Plan: Bestemmingsplan Vught centrum deelplan Oost
Status: vastgesteld
Plantype: ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
IMRO-idn: NL.IMRO.08650000vgh00o-

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze voorschriften wordt verstaan onder:

  • 1. plan:

het bestemmingsplan Vught centrum, deelplan oost van de gemeente Vught, bestaande uit deze voorschriften, de plankaart en de bijbehorende toelichting;

  • 2. plankaart:

de kaart Vgh00o met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen;

  • 3. aan- en uitbouw:

bijbouwen die een eenheid vormen met het hoofdgebouw waaraan zij worden gebouwd;

ter verduidelijking:

een aanbouw is een toevoeging van een afzonderlijke ruimte, terwijl een uitbouw een vergroting is van een bestaande ruimte;

  • 4. aan huis gebonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijbouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar functie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. Onder een aan huis gebonden beroep worden hier eveneens begrepen consument verzorgende activiteiten;

  • 5. aan huis gebonden bedrijf:

het verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit ter plaatse, in de woning en/of de daarbij behorende bijbouwen, kan worden uitgeoefend en de desbetreffende bedrijvigheid een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

  • 6. aan horeca verwante bedrijvigheid:

het exploiteren van een gebouw als amusementshal, speelautomatenhal, bingozaal of discotheek;

  • 7. ambacht(elijke):

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht;

  • 8. archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;

  • 9. beeldkwaliteit:

de aan een bouwwerk toegekende architectonische waarde met betrekking tot de bouwkundige vormgeving en ruimtelijke en functionele aspecten;

  • 10. bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  • 11. bebouwingspercentage:

een op de plankaart of in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte van een deel van het bestemmingsvlak dan wel van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd;

  • 12. bedrijfsactiviteiten:

vormen van bedrijf conform de bijlage uit de brochure Bedrijven en milieuzonering;

  • 13. bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

  • 14. bedrijfs-/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

  • 15. beeldbepalend pand:

gebouw of bouwwerk dat gezien het karakter en de betekenis voor het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van belang is;

  • 16. begane grond:

de eerste bouwlaag boven het peil;

  • 17. beschermde monumenten (rijk en gemeentelijk):

onroerende monumenten welke krachtens de monumentenwet of een gemeentelijke verordening bescherming genieten;

  • 18. bestaande bebouwing:

de als zodanig op de plankaart aangegeven bebouwing, zoals deze bestaat op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerpplan dan wel op grond van een verleende bouwvergunning is c.q., kan worden gebouwd, tenzij in de voorschriften anders is bepaald;

  • 19. bestaand gebruik:

het gebruik van grond en opstallen, zoals dat bestaat op het tijdstip dat het plan of betreffende planonderdeel rechtskracht heeft gekregen;

  • 20. bestemmingsgrens:

een op de plankaart aangegeven lijn die de grens vormt van een bestemmingsvlak;

  • 21. bestemmingsvlak:

een op de plankaart aangegeven vlak met een zelfde bestemming;

  • 22. bijbouw (aangebouwd en vrijstaand):

aan- en uitbouw, dan wel vrijstaand gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw;

ter verduidelijking:

niet meer van belang is de eenheid van vorm en functie van een bijbouw;

  • 23. bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;

  • 24. bouwgrens/bijbouwgrens:

de op de plankaart als zodanig aangegeven lijn welke niet door gebouwen respectievelijk bijbouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze voorschriften uitdrukkelijk toegelaten afwijkingen;

  • 25. bouwlaag (voor woningen):

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grondlaag en met uitsluiting van onderbouw/kelder en zolder;

  • 26. bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten;

  • 27. bouwvlak/bijbouwvlak:

een op de plankaart aangegeven (al dan niet door een koppelteken verbonden) vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarop gebouwen respectievelijk bijbouwen zijn toegelaten;

  • 28. bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

  • 29. carport/overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met tenminste een dak en niet of slechts aan één zijde voorzien van een wand, bestaande wanden van overige gebouwen meegerekend;

  • 30. cultuurhistorische waarde:

de aan het bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

ter verduidelijking:

daarbij gaat het om archeologisch, historisch-landschappelijk en/of historisch-bouwkundig waardevolle zaken, zoals die tot uitdrukking kunnen komen in archeologische elementen, bodemprofiel en reliëf (met name oude akkers), beplanting, verkaveling, slotenpatroon en bebouwing;

30a. deelplan oost:

het plangebied, begrensd door de plangrens zoals weergegeven op de plankaart Vgh00o en behorende tot het bestemmingsplan Vught centrum, deelgebied oost met bijbehorende voorschriften en toelichting

30b. deelplan west:

het plangebied, begrensd door de plangrens zoals weergegeven op de plankaart Vgh00w en behorende tot het bestemmingsplan Vught centrum, deelgebied west met bijbehorende voorschriften en toelichting

  • 31. detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop en/of te huur aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop en/of ten verhuur, het verkopen, verhuren en/of bewaren van goederen aan personen die, die goederen kopen en/of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

  • 32. brand- en/of explosiegevaarlijke stoffen:

detailhandel in goederen die naar hun aard zodanig brand- en/of explosiegevaar kunnen opleveren dat verkoop in een woon-/winkelgebied, dan wel daarmee qua aard te vergelijken gebied, niet verantwoord is;

  • 33. ter plaatse geproduceerde goederen/productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

  • 34. volumineuze goederen:

goederen die vanwege de aard en omvang een relatief groot oppervlakte nodig hebben voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens, sanitair, meubelen, bouwmarkten en detailhandel in landbouwwerktuigen;

  • 35. dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

bedrijf of instelling voor het bedrijfsmatig verrichten van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen een kapperszaak, schoonheidsinstituut, fotostudio, uitzendbureau, bank, stomerij, wasserette, apotheek, reisbureau en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf, een horecabedrijf, een centrum voor fysiotherapie of een fitnesscentrum. Dienstverlening door een horecabedrijf en een sekswinkel wordt hieronder niet begrepen;

ter verduidelijking:

bij de toetsing van deze voorschriften wordt als volgt geoordeeld:

een dienstverlenend bedrijf dient te passen in een woonwijk;

  • 36. erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voorzover een bestemmingsplan van toepassing is, de bestemming deze inrichting niet verbiedt;

achtererf:

gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen;

zijerf:

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen;

voorerf:

gedeelte van het erf dat aan de voorkant van het gebouw is gelegen;

  • 37. escortbedrijf:

een natuurlijk persoon, groep van personen, en/of rechtspersoon die prostitutie aanbiedt, die uitgeoefend wordt op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte of woning;

  • 38. gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

  • 39. geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;

  • 40. gestapelde woning/meergezinswoning:

een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen en/of wooneenheden bevat;

  • 41. groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere beroeps- of bedrijfsactiviteit;

  • 42. hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

  • 43. hoogtescheidingslijn:

een op de plankaart aangegeven lijn tussen delen van het bouwvlak waarvoor ten aanzien van het aantal bouwlagen verschillende maximale aantallen gelden;

  • 44. horecabedrijf:

een bedrijf of instelling, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt en/of waarin zaalaccommodatie wordt geëxploiteerd;

ter verduidelijking:

onder exploitatie van zaalaccommodatie wordt verstaan: het bieden van ruimte en voorzieningen voor congressen, feesten en dergelijke, zulks met uitsluiting van detailhandel en/of van "vliegende” winkels, ingericht voor tijdelijke verkoop;

  • 45. aan de winkelfunctie gerelateerd horecabedrijf:

een horecabedrijf waarvan de openingstijden zijn afgestemd op die van de winkels;

ter verduidelijking:

een zelfstandige horecafunctie , zoals nachtcafé disco, coffeeshop, e.d. voldoet niet aan de definitie;

  • 46. kantoor:

een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bedoeld zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden;

ter verduidelijking:

kantoren kunnen worden onderscheiden in kantoren met en zonder een baliefunctie;

  • 47. koppelteken:

een verbindingslijn op de plankaart die één of meerdere bij elkaar behorende (bij)bouwvlakken met elkaar verbindt, waardoor er voor de toepassing van deze voorschriften sprake is van één (bij)bouwvlak;

  • 48. maatschappelijke doeleinden:

doeleinden ten behoeve van educatieve, sociale, religieuze, culturele, sportieve, recreatieve, verzorgende en overheidsfuncties;

  • 49. mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

  • 50. monumentale waarde:

waarden van zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;

  • 51. monumenten:

alle rijks- en gemeentelijke monumenten, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde, alsmede terreinen van belang wegens de aanwezigheid daar van voornoemde zaken;

  • 52. natuurwetenschappelijke/natuurlijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische , bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

  • 53. onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen;

  • 54. onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, tenten, schuiltenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;

  • 55. peil:

a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het terrein bij voltooiing van de bouw;

ter verduidelijking:

de gemeente geeft voor aanvang van de bouw aan wat het peil is;

  • 56. restaurant:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;

  • 57. seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden;

onder seksinrichtingen worden in ieder geval verstaan: een (raam-)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

  • 58. stedenbouwkundig beeld:

ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de situering, de aansluitende terreinen, de bouwmassa's, de gevelindeling en de dakvormen;

  • 59. straatmeubilair:

verkeersgeleiders, rampalen/amsterdammertjes, ver-keersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamel-bakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, telefooncellen, abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen en daarmee vergelijkbare objecten;

  • 60. verkoop vloeroppervlak/bedrijfsvloeroppervlak:

het vloeroppervlak van ruimten die worden of kunnen worden gebruik voor een winkel en/of bedrijfsactiviteiten;

  • 61. voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige bouwgrens/lijn die evenwijdig is gelegen aan de zijde van de aan de weg gelegen perceelsgrens, die behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde of de van de weg afgekeerde zijde niet mag worden overschreden. Onder bouwgrens/lijn wordt begrepen zowel de grens van een bouwvlak als de grens van een bijbouwvlak;

  • 62. woning/wooneenheid:

een gebouw dat voor bewoning gebruikt wordt of daartoe bestemd is.

Hieronder wordt tevens begrepen een kamerverhuurbedrijf, waarbij de kamers afzonderlijke wooneenheden vormen, indien daarbij centrale voorzieningen aanwezig zijn, zoals een keuken, een douche en andere centrale voorzieningen;