direct naar inhoud van Artikel 12 Maatschappelijke doeleinden: M.
Plan: Bestemmingsplan Vijverhof
Status: geconsolideerde versie
Plantype: ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
IMRO-idn: NL.IMRO.08650103vgh13envgh46_GC-

Artikel 12 Maatschappelijke doeleinden: M.

afbeelding "i_NL.IMRO.08650103vgh13envgh46_GC-_0006.jpg"

bestemming: maatschappelijke doeleinden

Lid A. Doeleindenomschrijving.

De op de plankaart als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor:

religieuze, onderwijskundige, sociaal-culturele-, overheidsdoeleinden en woonzorgcentrum met bijbehorende zelfstandige aanleunwoningen en de daarbij behorende voorzieningen, alsmede ter bescherming van de aanwezige cultuurhistorische waardevolle bomenrij ter plaatse van de aanduiding “bomenrij” op de plankaart.

Lid B. Gebruik van de grond voor bebouwing.

  • a. Algemeen.

Op de tot “Maatschappelijke doeleinden” bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • gebouwen, ten behoeve van de in lid A genoemde doeleinden,

en de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde. die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.

  • b. Bepalingen met betrekking tot het bouwvlak.
  • 1. Gebouwen dienen in het bouwvlak te worden opgericht.
  • 2. Het bouwvlak mag geheel worden bebouwd, tenzij blijkens aanduiding van een bebouwingspercentage op de plankaart ten hoogste dat percentage mag worden bebouwd.
  • 3. Gebouwen mogen in niet meer dan twee bouwlagen worden gebouwd, tenzij blijkens een aanduiding op de plankaart een afwijkend aantal bouwlagen is toegestaan of een maximale toelaatbare bouwhoogte is aangeduid.
  • 4. Bij de bepaling van het aantal bouwlagen wordt een bouwlaag in de kap, die als verblijfsruimte is ingericht of kan worden ingericht, buiten beschouwing gelaten.
  • 5. De maximale hoogte van een bouwlaag mag niet meer bedragen dan 4.00 meter, tenzij naast de aanduiding maximaal aantal bouwlagen een maximale toelaatbare bouwhoogte is aangeduid.
  • 6. De voorgevel van gebouwen dient in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd.
  • c. Overige bepalingen met betrekking tot bebouwing.

Binnen het bestemmingsvlak mag de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3,00 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de hoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer dan 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer dan 2,00 meter mag bedragen.

Lid C. Gebruik van de grond anders dan voor bebouwing.

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 5, lid 1, wordt verstaan het gebruik van de gronden anders dan voor:

  • a. tuin- en/of groenvoorzieningen;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. opslagvoorzieningen, overeenkomstig het normale gebruik bij de bestemming Maatschappelijke doeleinden.;

Lid D. Gebruik van opstallen.

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 6, lid 1, wordt ten minste verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • b. detailhandel, anders dan als ondergeschikte activiteit, zowel naar aard als naar afmetingen, bij ter plaatse gevestigde maatschappelijke doeleinden;
  • c. horeca, anders dan als ondergeschikte activiteit in verband met het toegestane gebruik;
  • d. woondoeleinden, uitgezonderd ter plaatse van het verzorgings-/verpleegtehuis met bijbehorende zelfstandige aanleunwoningen;
  • e. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk, anders dan beschreven in het Vuurwerkbesluit, zoals vastgesteld d.d. 22 januari 2002.

Lid E Werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden waarvoor een aanlegvergunning is vereist.

  • 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) op of in de tot “Maatschappelijke doeleinden” bestemde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  • a. het vellen en/of rooien van houtgewas, of het verrichten van werkzaamheden, die de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben, anders dan bij wijze van verzorging van het aanwezige houtgewas;
  • 2. Het verbod om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren geldt niet voor het uitvoeren van:
  • a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaam-heden zijnde;
  • b. werken of werkzaamheden van geringe omvang of van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden in verband met de normale bodemexploitatie en het normale bodemgebruik;
  • d. werken en/of werkzaamheden, die op het tijdstip dat het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen worden uitgevoerd.
  • 3. Aanlegvergunningsplichtige werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien:
  • a. deze verband houden met de doeleinden van de bestemming “Maatschappelijke doeleinden”;
  • b. door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de onder de lid A genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van deze waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

Lid F. Vrijstellingsbevoegdheid.

  • 1. Vrijstelling voor kunstwerken, kunstobjecten, speelvoorzieningen.

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van de bepalingen met betrekking tot de bebouwing ten behoeve van de oprichting van kunstwerken, kunstobjecten, speelvoorzieningen, mits:

  • a. deze qua aard en omvang in de omgeving passen, met een maximum oppervlak van 10 m² per object;
  • b. in het geval van speelvoorzieningen: de bodem blijkens een vooraf ingesteld bodemonderzoek niet zodanig is verontreinigd dat wettelijke bezwaren bestaan tegen oprichting;
  • c. de hoogte van een bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 3,50 meter meter de hoogte van het op hetzelfde perceel gelegen gebouw zoals dat bestond op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.

Lid G. Nadere eisen ter verbetering.

Burgemeester en wethouders kunnen, binnen een marge van 5,00 meter, nadere eisen stellen ten aanzien van de op grond van in dit artikel toegelaten situering en afmetingen van bouwwerken, met een maximum afwijkingspercentage van 10%, indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, verkeersveiligheid, sociale veiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, dan wel voor zover dit noodzakelijk is ten behoeve van het na te streven stedenbouwkundig beeld.

Lid H. Wijzigingsbevoegdheid.

  • 1. Wijziging in de bestemming "Woondoeleinden".

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming “Maatschappelijke doeleinden”, met uitzondering van de locatie van het woonzorgcentrum Vught Zuid, wijzigen in de bestemming “Woondoeleinden”, mits:

  • a. de maatschappelijke activiteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • b. de woningbouw past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
  • c. geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen of gelet op de aard en de omvang van het wijzigingsplan, met noodzakelijk (milieu)onderzoek is aangetoond dat het plan alsnog uitvoerbaar is;
  • d. de woningen inpasbaar zijn vanuit het stedenbouwkundig beeld;
  • e. de geluidsbelasting, blijkens een geluidsniveaukaart dan wel een akoestisch onderzoek, niet hoger is dan de voor wegverkeerslawaai geldende voorkeursgrenswaarden, of een hogere grenswaarde in het kader van de Wet geluidhinder, in welk geval de verblijfsruimten van de woning in overwegende mate aan de geluidsluwe zijde dienen te worden gesitueerd;
  • f. de ontheffingsprocedure hogere grenswaarden is uitgevoerd, voordat het college van Burgemeester en Wethouders de beslissing omtrent toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ter inzage legt;
  • g. de bodem, blijkens vooraf ingesteld bodemonderzoek, niet zodanig verontreinigd is, dat wettelijke bezwaren bestaan tegen de realisering van woningen;
  • h. in het wijzigingsplan bouwvlakken, bijbouwvlakken, bouwhoogten, kapvormen, aantallen en soort woningen worden aangegeven. Voor het overige zoveel als mogelijk wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 7 van deze voorschriften;
  • j. bij het nemen van een beslissing omtrent het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de openbare voorbereidingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht (afdeling 3.4) wordt gevolgd.