direct naar inhoud van Artikel 7 Woondoeleinden: W
Plan: Bestemmingsplan Kleine Zeeheldenbuurt
Status: vastgesteld
Plantype: ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
IMRO-idn: NL.IMRO.08650101vgh39-

Artikel 7 Woondoeleinden: W

afbeelding "i_NL.IMRO.08650101vgh39-_0001.jpg"

bestemming: woondoeleinden

Lid A. Doeleindenomschrijving.

De op de plankaart als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor:

wonen met de daarbij behorende voorzieningen.

Lid B. Gebruik van de grond voor bebouwing.

  • a. Algemeen.

Op de tot “Woondoeleinden” bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • vrijstaande, geschakelde en aaneengesloten woningen;
  • meergezinswoningen/gestapelde woningen, daar waar aangeduid op de plankaart (m);
  • bijbouwen;

en de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dat er sprake is van woningsplitsing.

  • b. Bepalingen met betrekking tot het bouwvlak.
  • 1. Het hoofdgebouw dient in het bouwvlak te worden gebouwd.
  • 2. In het bouwvlak mag overeenkomstig de op de plankaart en in de bijbehorende bijlage 1 aangeduide doorsneden en de daarbij aangegeven maximale goot- en nokhoogte ten opzichte van het aangeduide peil worden gebouwd.
  • 3. Bij de bepaling van het aantal bouwlagen wordt een bouwlaag in de kap, die als verblijfsruimte is ingericht of kan worden ingericht, buiten beschouwing gelaten.
  • 4. De hoogte van een bouwlaag mag niet meer bedragen dan 3,50 meter.
  • 5. De voorgevel dient voor ten minste voor 70% in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd.
  • 6. De voorgevelbreedte van de woning dient ten minste 5,00 meter te bedragen.
  • 7. Indien het hoofdgebouw met een kap wordt afgedekt mag de dakhelling niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen, waarbij de bouwhoogte voor de woningen aan de W.J. Van Ghentstraat niet meer dan 14 meter mag bedragen.
  • 8. Bijbouwen binnen het bouwvlak mogen worden afgedekt met kap, gelijk aan de dakhelling van het hoofdgebouw, mits de nokhoogte van de bijbouw niet meer bedraagt dan 5,00 meter.
  • 9. Ondergronds bouwen is in het bouwvlak toegestaan tot een maximale diepte van 3,00 meter en daarbij niet wordt voorzien in een toegang van buitenaf, ten behoeve van het zelfstandig c.q. bedrijfsmatig functioneren van de ruimte.
  • c. Bepalingen met betrekking tot het bijbouwvlak.
  • 1. In het bijbouwvlak mogen uitsluitend bijbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
  • 2. Het bijbouwvlak mag per bouwperceel worden bebouwd:
  • a. bij vrijstaande woningen: tot een oppervlakte van ten hoogste 100% van het binnen hetzelfde bouwperceel gelegen bouwvlak, echter tot niet meer dan 50% van het binnen hetzelfde bouwperceel gelegen bijbouwvlak;
  • b. bij blokken van geschakelde en aaneen-gesloten woningen: tot een oppervlakte van ten hoogste 125% van het binnen hetzelfde bouwperceel gelegen bouwvlak, echter tot niet meer dan 50% van het binnen hetzelfde bouwperceel gelegen bijbouwvlak.
  • 1. De goothoogte van een bijbouw mag niet meer bedragen dan 3,25 meter.
  • 2. Bijbouwen mogen worden afgedekt met een kap, gelijk aan de dakhelling van het hoofdgebouw, mits de nokhoogte van de bijbouw niet meer bedraagt dan 5,00 meter en de nok niet in de zijdelingse perceelsgrens wordt geplaatst.
  • 3. Ondergronds bouwen is in het bijbouwvlak toegestaan onder bestaande gebouwen en nieuw op te richten gebouwen tot een maximale diepte van 3,00 meter en daarbij niet wordt voorzien in een toegang van buitenaf, ten behoeve van het zelfstandig c.q. bedrijfsmatig functioneren van de ruimte.
  • d. Overige bepalingen met betrekking tot bebouwing.
  • 1. Het bouwvlak c.q. de voorgevelrooilijn mag niet door bebouwing, waaronder begrepen carport/overkapping, worden overschreden, met uitzondering van overschrijding ten behoeve van:
  • a. de bouw van erkers, over een breedte van 70% van de naar de weg gekeerde bouwgrens, mits de diepte van de erker niet meer bedraagt dan 1,50 meter, de hoogte van de erker niet meer bedraagt dan de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw en de afstand tot de bestemming Verkeersdoeleinden niet minder dan 3.00 meter bedraagt, gemeten vanuit de bouwgrens;
  • b. aansluitende luifels boven de voordeur en kappen op erkers, mits deze vanuit het stedenbouwkundig beeld en afmeting van ondergeschikte betekenis zijn en de afstand tot de bestemming Verkeersdoeleinden niet minder dan 3.00 meter bedraagt, gemeten vanuit de bouwgrens;
  • c. ondergeschikte onderdelen van het gebouw, als schoorstenen, lichtkoepels en antennes, met uitzondering van liftopbouwen en luchtbehandelingsinstallaties.
  • 2. Binnen het bestemmingsvlak mag de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3,00 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de hoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of de bijbouwgrens niet meer dan 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens en/of bijbouwgrens niet meer dan 2,00 meter mag bedragen.

Lid C. Gebruik van de grond anders dan voor bebouwing.

  • 1. Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 5, lid 1, wordt ten minste verstaan het gebruik van de gronden voor opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik.

Lid D. Gebruik van opstallen.

  • 1. Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 6, lid 1, wordt ten minste verstaan het gebruik van opstallen voor:
  • a. zelfstandige bewoning, indien het een vrijstaande bijbouw betreft;
  • b. beroeps- bedrijfsmatige werk- en/of opslagruimte, waaronder begrepen de opslag van vuurwerk en onverminderd het bepaalde in lid E;
  • c. detailhandel en/of groothandel.

Lid E. Aan huis gebonden beroep.

Het verbod om de voor “woondoeleinden” bestemde gronden en opstallen te gebruiken als beroepsmatige werk- en/of opslagruimte is niet van toepassing op het gebruik van ruimten binnen de woning of in de bijbouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de voorwaarden dat:

  • a. ten hoogste 35% van de vloeroppervlakte van de gebouwen, tot ten hoogste 50 m², wordt gebruikt voor het aan huis gebonden beroep;
  • b. degene die de activiteiten uitvoert, tevens de bewoner van de woning is;
  • c. dit gebruik geen ernstige of onevenredige hinder oplevert voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • d. in de parkeerbehoefte wordt voorzien op eigen terrein, overeenkomstig de normering in de parkeernota van de gemeente Vught;
  • e. er geen detailhandel ter plaatse plaatsvinden, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane gebruik.

Lid F. Vrijstellingsbevoegdheid.

  • 1. Vrijstelling voor een aan huis gebonden bedrijf of ambachtelijk bedrijf.

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen voor het uitoefenen van een aan huis gebonden bedrijf of ambachtelijk bedrijf, mits voldaan wordt aan de voorwaarden dat:

  • a. ten hoogste 35% van de vloeroppervlakte van de gebouwen, tot ten hoogste 50 m², wordt gebruikt voor de bedrijfsactiviteiten;
  • b. degene die de activiteiten uitvoert, tevens de bewoner van de woning is;
  • c. de activiteiten qua aard, omvang en uitstraling in een woonomgeving passen;
  • d. de activiteiten mogen niet vergunningsplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer;
  • e. de bedrijfsactiviteiten uitsluitend betreffen: categorie 1-bedrijven volgens de toegesneden Staat van bedrijfsactiviteiten, die als bijlage 2 is opgenomen bij deze voorschriften, dan wel daarmee vergelijkbare activiteiten;
  • f. er geen detailhandel ter plaatse plaatsvinden, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane gebruik;
  • g. in de parkeerbehoefte wordt voorzien op eigen terrein, overeenkomstig de normering in de parkeernota van de gemeente Vught.
  • 2. Vrijstelling voor het realiseren van een mantelzorgvoorziening in een vrijstaande bijbouw.

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen voor realisering van een mantel-zorgvoorziening in een vrijstaande bijbouw, onder de voorwaarden dat:

  • a. de mantelzorgvoorziening bedoeld is voor de huisvesting van één huishouden;
  • b. de behoefte aan mantelzorg aangetoond is;
  • c. er geen zelfstandige woning ontstaat;
  • d. het oppervlak van de mantelzorgvoorziening maximaal 50 m² bedraagt.
  • 3. Vrijstelling voor het overschrijden van het toegestane oppervlak aan bijbouwen.

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen voor het realiseren van een groter dan het toegelaten oppervlak aan bijbouwen, onder de voorwaarden dat:

  • a. het noodzakelijk is voor de realisering van een gehandicapten voorziening;
  • b. geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  • c. het oppervlak aan bijbouwen met maximaal 10% wordt overschreden.
  • 4. Vrijstelling voor het plaatsen van een bijbouw met topgevel in de zijdelingse perceelsgrens.

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen voor het plaatsen van de topgevel in de zijdelingse perceelsgrens, onder de voorwaarden dat:

  • a. geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  • b. het vanuit constructief oogpunt het meest doelmatig is;
  • c. de lengte van de topgevel maximaal 6 m bedraagt.
  • 5. Vrijstelling voor het toestaan van een afwijkende kapvorm op het hoofdgebouw c.q. bijbouw.

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen voor het plaatsen van een afwijkende kapvorm op het hoofdgebouw c.q. bijbouw, onder de voorwaarden dat:

  • a. het stedenbouwkundig beeld ter plaatse niet wordt verstoord;
  • b. geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  • c. waarden en belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad.
  • 6. Vrijstelling voor het toestaan van een dakterras op een plat dak.

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen voor het toestaan van een dakterras op een plat dak, onder de voorwaarden dat:

  • a. de hoogte van de vloerafscheiding/balustrade niet meer dan 1,20 meter mag bedragen,gemeten vanaf de bovenkant van het plat dak;
  • b. het oppervlak van het dakterras per woning maximaal 50 m² bedraagt;
  • c. geen bouwwerken op het dakterras opgericht mogen worden;
  • d. het stedenbouwkundig beeld ter plaatse niet wordt verstoord;
  • e. geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  • f. waarden en belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad.
  • 7. Vrijstelling voor het toestaan van een extra bouwlaag.

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen voor het toestaan van één extra bouwlaag bovenop het aantal toegestane aantal bouwlagen, onder de voorwaarde dat:

  • a. het stedenbouwkundig beeld ter plaatse niet wordt verstoord;
  • b. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  • c. waarden en belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad.

Lid G. Nadere eisen ter verbetering.

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de op grond van in dit artikel toegelaten situering en afmetingen van bouwwerken met een maximum afwijkingspercentage van 10%, indien dit noodzakelijk is, ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, verkeersveiligheid, sociale veiligheid en gebruiksmogelijkheden en/of privacy van aangrenzende gronden, dan wel voor zover dit noodzakelijk is ten behoeve van het na te streven stedenbouwkundige beeld.

Lid H. Wijzigingsbevoegdheid.

  • 1. Wijziging voor het plaatsen van masten ten behoeve van telecommunicatie en alarmering.

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming “Woondoeleinden” wijzigen in de bestemming “Nutsvoorzieningen” voor het plaatsen van masten ten behoeve van telecommunicatie en alarmering, mits:

  • a. voldaan wordt aan de voorwaarde dat de hoogte van een mast niet meer bedraagt dan 40,00 m en overigens voldoet aan de voorwaarden zoals opgenomen in de notitie “Aangepaste beleidsuitgangspunten met betrekking tot het plaatsen van masten ten behoeve van GSM/DCS netwerken” van de gemeente Vught (vastgesteld d.d. 19 december 2002);
  • b. deze passen binnen het stedenbouwkundige en landschappelijk beeld ter plaatse;
  • c. andere waarden en belangen niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • d. zoveel mogelijk aangesloten wordt bij het bepaalde in artikel 11 (bestemming nutsvoorzieningen) van deze voorschriften
  • e. bij het nemen van een beslissing omtrent het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de openbare voorbereidingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht (afdeling 3.4) wordt gevolgd.