direct naar inhoud van Artikel 15 Maatschappelijke doeleinden: M
Plan: Bestemmingsplan Molenstraat e.o.
Status: geconsolideerde versie
Plantype: ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
IMRO-idn: NL.IMRO.08650101vgh11envgh44_GC-

Artikel 15 Maatschappelijke doeleinden: M

afbeelding "i_NL.IMRO.08650101vgh11envgh44_GC-_0009.jpg"

bestemming: maatschappelijke doeleinden

Lid A. Doeleindenomschrijving.

De op de plankaart als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor:

religieuze, onderwijskundige, sociaal-culturele- en overheidsdoeleinden en de daarbij behorende voorzieningen.

Lid B. Gebruik van de grond voor bebouwing.

  • a. Algemeen.

Op de tot “Maatschappelijke doeleinden” bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • gebouwen, ten behoeve van de in lid A genoemde doeleinden,

en de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde. die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.

  • b. Bepalingen met betrekking tot het bouwvlak.
  • 1. Gebouwen dienen in het bouwvlak te worden opgericht.
  • 2. Het bouwvlak mag geheel worden bebouwd, tenzij blijkens aanduiding van een bebouwingspercentage op de plankaart ten hoogste dat percentage mag worden bebouwd.
  • 3. Gebouwen, mogen in niet meer dan twee bouwlagen worden gebouwd, tenzij blijkens een aanduiding op de plankaart een afwijkend aantal bouwlagen is toegestaan.
  • 4. Bij de bepaling van het aantal bouwlagen wordt een bouwlaag in de kap, die als verblijfsruimte is ingericht of kan worden ingericht, buiten beschouwing gelaten.
  • 5. De maximale hoogte van een bouwlaag mag niet meer bedragen dan 4.00 meter.
  • 6. De voorgevel van gebouwen, dient in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd.
  • c. Overige bepalingen met betrekking tot bebouwing.

Binnen het bestemmingsvlak mag de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3,00 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de hoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer dan 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer dan 2,00 meter mag bedragen.

Lid C. Gebruik van de grond anders dan voor bebouwing.

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 5, lid 1, wordt verstaan het gebruik van de gronden anders dan voor:

  • a. tuin- en/of groenvoorzieningen;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. opslagvoorzieningen, overeenkomstig het normale gebruik bij de bestemming Maatschappelijke doeleinden.

Lid D. Gebruik van opstallen.

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 6, lid 1, wordt ten minste verstaan het gebruik

van opstallen voor:

  • a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • b. detailhandel, anders dan als ondergeschikte activiteit, zowel naar aard als naar afmetingen, bij ter plaatse gevestigde maatschappelijke doeleinden;
  • c. horeca, anders dan als ondergeschikte activiteit in verband met het toegestane gebruik;
  • d. woondoeleinden;
  • e. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk, anders dan beschreven in het Vuurwerkbesluit, zoals vastgesteld d.d. 22 januari 2002.

Lid E. Vrijstellingsbevoegdheid.

  • 1. Vrijstelling voor kunstwerken, kunstobjecten speelvoorzieningen.

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van de bepalingen met betrekking tot de bebouwing ten behoeve van de oprichting van kunstwerken, kunstobjecten, speelvoorzieningen, mits:

  • a. deze qua aard en omvang in de omgeving passen, met een maximum oppervlak van 10 m² per object;
  • b. in het geval van speelvoorzieningen: de bodem blijkens een vooraf ingesteld bodemonderzoek niet zodanig is verontreinigd dat wettelijke bezwaren bestaan tegen oprichting;
  • c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 3,50 meter de hoogte van het op hetzelfde perceel gelegen gebouw zoals dat bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

Lid F. Nadere eisen ter verbetering.

Burgemeester en wethouders kunnen, binnen een marge van 5,00 meter, nadere eisen stellen ten aanzien van de op grond van in dit artikel toegelaten situering en afmetingen van bouwwerken met een maximum afwijkingspercentage van 10%, indien dit noodzakelijk is, ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, verkeersveiligheid, sociale veiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, dan wel voor zover dit noodzakelijk is ten behoeve van het na te streven stedenbouwkundig beeld.

Lid G. Wijzigingsbevoegdheid.

  • 1. Wijziging in de bestemming "Woondoeleinden".

Burgemeester en wethouders kunnen, de bestemming “Maatschappelijke doeleinden” wijzigen in de bestemming “Woondoeleinden”, mits:

  • a. de maatschappelijke activiteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • b. de woningbouw past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
  • c. geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de aard en de omvang van het wijzigingsplan, met noodzakelijk (milieu)onderzoek is aangetoond dat het plan alsnog uitvoerbaar is;
  • d. de woningen inpasbaar zijn vanuit het stedenbouwkundig beeld;
  • e. de geluidsbelasting, blijkens een geluidsniveaukaart dan wel een akoestisch onderzoek, niet hoger is dan de voor wegverkeerslawaai geldende voorkeursgrenswaarden, of een hogere grenswaarde in het kader van de Wet geluidhinder, in welk geval de verblijfsruimten van de woning in overwegende mate aan de geluidsluwe zijde dienen te worden gesitueerd;
  • f. de ontheffingsprocedure hogere grenswaarden is uitgevoerd, voordat het college van Burgemeester en Wethouders de beslissing omtrent toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ter inzage legt;
  • g. de bodem, blijkens vooraf ingesteld bodemonderzoek, niet zodanig verontreinigd is, dat wettelijke bezwaren bestaan tegen de realisering van woningen;
  • h. in het wijzigingsplan bouwvlakken, bijbouwvlakken, bouwhoogten, kapvormen, aantallen en soort woningen worden aangegeven.

Voor het overige zoveel als mogelijk wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 7 van deze voorschriften;

  • i. bij het nemen van een beslissing omtrent het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de openbare voorbereidingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht (afdeling 3.4) wordt gevolgd.