direct naar inhoud van Artikel 10 Bedrijfsdoeleinden: BD
Plan: Bestemmingsplan Molenstraat e.o.
Status: geconsolideerde versie
Plantype: ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
IMRO-idn: NL.IMRO.08650101vgh11envgh44_GC-

Artikel 10 Bedrijfsdoeleinden: BD

afbeelding "i_NL.IMRO.08650101vgh11envgh44_GC-_0004.jpg"

bestemming: bedrijfsdoeleinden

Lid A. Doeleindenomschrijving.

De op de plankaart als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • 1. bestaande, ter plaatse reeds gevestigde bedrijven, zoals aangegeven op de bij het bestemmingsplan gevoegde inventarisatiekaart “bedrijventerrein Industrieweg/Baarzenstraat” d.d. 19 mei 2005 en aanwezig op het moment dat het bestemmingsplan van kracht is geworden;
  • 2. bedrijven, opgenomen in categorie 1 en 2 van de toegesneden lijst van bedrijfstypen, zoals opgenomen in bijlage 1b bij de voorschriften;
  • 3. wonen, kantoren/dienstverlening en detailhandel behorende bij bestaande, ter plaatse reeds gevestigde bedrijven, zoals aangegeven op de bij het bestemmingsplan gevoegde inventarisatiekaart “bedrijventerrein Industrieweg/Baarzenstraat” d.d. 19 mei 2005 en aanwezig op het moment dat het bestemmingsplan van kracht is geworden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “gemengde zone” op de plankaart.

met de daarbij behorende groen-, parkeervoorzieningen, open terreinen, technische installaties, nodig voor het doen functioneren van het betreffende bedrijf,

Lid B. Gebruik van de grond voor bebouwing.

  • a. Algemeen.

Op de tot “Bedrijfsdoeleinden” bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • gebouwen, ten behoeve van de in lid A genoemde doeleinden;
  • woningen, ten behoeve van de in lid A genoemde doeleinden,

en de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde. die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.

  • b. Bepalingen met betrekking tot het bouwvlak.
  • 1. Gebouwen dienen uitsluitend in het bouwvlak te worden opgericht.
  • 2. Het bouwvlak mag tot maximaal 75% van de bouwpercelen worden bebouwd of een hoger percentage, indien dat aanwezig was op het moment van de terinzagelegging van het bestemmingsplan, overeenkomstig de aanduiding op de plankaart en onder de voorwaarde dat in de parkeerbehoefte wordt voorzien op eigen terrein, overeenkomstig de normering in de parkeernota van de gemeente Vught.
  • 3. De hoogte van een gebouw, geen woning zijnde, mag ten hoogste de op de plankaart aangeduide hoogte bedragen.
  • 4. De voorgevel van gebouwen, geen woning zijnde, dient in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd.
  • 5. Gebouwen, geen woning zijnde, moeten aan één zijde ten minste 3,50 meter uit de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, aan de andere zijde mag in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd.
  • 6. Een woning, ook indien deze een bovenwoning betreft, dient zoveel als mogelijk te voldoen aan het bepaalde in lid B van artikel 7.
  • 7. De inhoud van de woning mag maximaal 750 m3 bedragen.
  • c. Overige bepalingen met betrekking tot bebouwing.

Binnen het bestemmingsvlak mag de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3,00 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de hoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer dan 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer dan 3,00 meter mag bedragen.

Lid C. Gebruik van de grond anders dan voor bebouwing.

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 5, lid 1, wordt verstaan het gebruik van de gronden anders dan voor:

  • a. open bedrijfsterreinen;
  • b. opslagdoeleinden, echter niet voor volumineuze goederen en de uitstalling van goederen, tot een hoogte niet meer dan 4,00 meter;
  • c. tuin en/of groenvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen.

Lid D. Gebruik van opstallen.

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 6, lid 1, wordt ten minste verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. het gebruik als zelfstandige kantoren, anders dan als onderdeel van bedrijfsactiviteiten;
  • b. detailhandel, met uitzondering van goederen die ter plaatse worden vervaardigd, verwerkt, dan wel waarvan de verkoop verband houdt met het toegelaten bedrijf, als ondergeschikte nevenactiviteit, geen zelfstandig onderdeel van het bedrijf zijnde;
  • c. handel in volumineuze goederen en bouwmarkten;
  • d. horecadoeleinden;
  • e. recreatieve doeleinden;
  • f. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk, anders dan beschreven in het Vuurwerkbesluit, zoals vastgesteld d.d. 22 januari 2002.

Lid E. Vrijstellingsbevoegdheid.

  • 1. Vrijstelling voor het toestaan van bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2, die niet in bijlage 1b van de voorschriften worden genoemd.

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen voor het toestaan van bedrijven in de categorieën 1 en 2, die niet in bijlage 1b van de voorschriften worden genoemd, maar qua omvang of omvang met deze bedrijven vergelijkbaar zijn .

  • 2. Vrijstelling voor categorie 3 bedrijven.

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen voor bedrijven in categorie 3 van de toegesneden lijst van bedrijfstypen, zoals opgenomen in bijlage 1b bij de voorschriften, mits:

  • a. de activiteiten van de betreffende bedrijven qua afstand naar aard en invloed op de omgeving gelijk zijn te stellen met bedrijven in de categorieën 1 en 2 van deze lijst;
  • b. waarden en belangen in de directe omgeving niet worden geschaad of kunnen worden geschaad;
  • c. het niet betreft: geluidhinder veroorzakende inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieuhinder.
  • 3. Vrijstelling voor een grotere hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een maximale hoogte van 6,00 meter, mits deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

  • a. vanuit de bedrijfsvoering functioneel niet kunnen worden gemist;
  • b. technisch niet anders uitvoerbaar zijn;
  • a. deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vanuit het oogpunt van de betreffende functie zoals in lid A. genoemd noodzakelijk zijn;
  • b. het stedenbouwkundige beeld ter plaatse niet wordt verstoord;
  • c. geen onevenredige nadelige gevolgen voor de omgeving ontstaan of kunnen ontstaan;
  • d. waarden en belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad.

Lid F. Nadere eisen ter verbetering.

Burgemeester en wethouders kunnen, binnen een marge van 5,00 meter, nadere eisen stellen ten aanzien van de op grond van in dit artikel toegelaten situering en afmetingen van bouwwerken met een maximum afwijkingspercentage van 10%, indien dit noodzakelijk is, ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, verkeersveiligheid, sociale veiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, dan wel voor zover dit noodzakelijk is ten behoeve van het na te streven stedenbouwkundig beeld.