direct naar inhoud van Artikel 18 Park
Plan: Bestemmingsplan Schoonveld
Status: geconsolideerde versie
Plantype: ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
IMRO-idn: NL.IMRO.08650000vgh05envgh41_GC-

Artikel 18 Park

afbeelding "i_NL.IMRO.08650000vgh05envgh41_GC-_0012.png"

bestemming: park

Lid A. Doeleindenomschrijving.

De op de plankaart als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • groenvoorzieningen ten behoeve van de aangrenzende bestemmingen;
  • instandhouding en ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische en archeologische waarden;
  • duurzaam bodem- en waterbeheer, waaronder begrepen watergangen, zaksloten infiltratievoorzieningen
  • en in ondergeschikte mate: voor extensief recreatief medegebruik.

Lid B. Gebruik van de grond voor bebouwing.

  • 1. Op of in de tot “Park” bestemde gronden mag niet worden gebouwd.
  • 2. Toepassing van artikel 17 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is uitgesloten.

Lid C. Gebruik van de grond anders dan voor bebouwing.

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 5, lid 1, wordt tenminste verstaan het gebruik van de gronden:

  • a. als staanplaats of ligplaats van onderkomens, tenzij de aanwezigheid van onderkomens nodig is in verband met in het park uit te voeren werken of werkzaamheden, gedurende de periode waarin deze werken en werkzaamheden worden uitgevoerd;
  • b. als sport- of wedstrijdterreinen, parkeerterreinen en buitenmaneges;
  • c. voor het beproeven van voertuigen, voor de beoefening van de motorsport, voor het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
  • d. voor het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
  • e. als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • f. voor opslagdoeleinden, zoals het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, afval of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • g. voor het winnen van bosstrooisel en mos;
  • h. voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden ten behoeve van doeleinden, zoals omschreven in lid C, onder a tot en met g.

Lid D. Werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden waarvoor een aanlegvergunning is vereist.

  • 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) op of in de tot “Park” bestemde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, het ophogen en/of egaliseren;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatie-leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • d. het draineren van gronden;
  • e. het vellen en/of rooien van houtgewas, of het verrichten van werkzaamheden, die de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben, anders dan bij wijze van verzorging van het aanwezige houtgewas;
  • f. het verrichten van exploratie- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen;
  • g. het aanbrengen en/of verleggen van oeverbeschoeiingen en het graven en/of aanleggen van waterlopen.
  • 2. Het verbod om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren geldt niet voor het uitvoeren van:
  • a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaam-heden zijnde;
  • b. werken of werkzaamheden van geringe omvang of van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden in verband met de normale bodemexploitatie en het normale bodemgebruik;
  • d. werken en/of werkzaamheden, die op het tijdstip dat het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen worden uitgevoerd.
  • 3. Aanlegvergunningsplichtige werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien:
  • a. deze verband houden met de doeleinden van de bestemming “Park”;
  • b. door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de onder de leden A en B genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van deze waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

Lid E. Vrijstellingsbevoegdheid.

  • 1. Vrijstelling voor het toestaan van gebouwen en/of bouwwerken.

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen met betrekking tot het toestaan van gebouwen en/of bouwwerken ten behoeve van opslag van gereedschap, het onderbrengen van dieren en erfafscheidingen, onder de volgende voorwaarden:

  • het oppervlak aan gebouwen en/of bouwwerken maximaal 120 m² mag bedragen;
  • de hoogte van gebouwen en/of bouwwerken, erfafscheidingen maximaal 3,00 meter mag bedragen
  • de gebouwen plat of met een kap van ten minste 30° en ten hoogste 60° mogen worden afgedekt.

Lid F. Wijzigingsbevoegdheid.

  • 1. Wijziging in de bestemming “Woondoeleinden”.

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming “Park” wijzigen in de bestemming “Woondoeleinden”, mits:

  • a. de noodzaak van gebruik van de geboden ruimte voor bebouwing van het Park is aangetoond;
  • b. de woningbouw past binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma;
  • c. geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de aard en de omvang van het wijzigingsplan, met noodzakelijk (milieu)onderzoek is aangetoond dat het plan alsnog uitvoerbaar is;
  • d. de woningen inpasbaar zijn vanuit het stedenbouwkundig beeld;
  • e. de cultuurhistorische waarden van het park niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • f. de geluidsbelasting, blijkens een geluidsniveaukaart dan wel een akoestisch onderzoek, niet hoger is dan de voor wegverkeerslawaai geldende voorkeursgrenswaarden, of een hogere grenswaarde in het kader van de Wet geluidhinder, in welk geval de verblijfsruimten van de woning in overwegende mate aan de geluidsluwe zijde dienen te worden gesitueerd;
  • g. de ontheffingsprocedure hogere grenswaarden is uitgevoerd, voordat het college van Burgemeester en Wethouders de beslissing omtrent toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ter inzage legt;
  • h. de bodem, blijkens vooraf ingesteld bodemonderzoek, niet zodanig verontreinigd is, dat wettelijke bezwaren bestaan tegen de realisering van woningen;
  • i. niet minder dan 80% van het ten tijde van de eerste ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande oppervlak aan park als zodanig gehandhaafd blijft;
  • j. in het wijzigingsplan bouwvlakken, bijbouwvlakken, bouwhoogten, kapvormen, aantallen en soort woningen worden aangegeven.

Voor het overige zoveel als mogelijk wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 7 van deze voorschriften;

  • k. bij het nemen van een beslissing omtrent het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de openbare voorbereidingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht (afdeling 3.4) wordt gevolgd.
  • 2. Wijziging in de bestemming “Maatschappelijke doeleinden”.

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming “Park” wijzigen in de bestemming “Maatschappelijke doeleinden”, mits:

  • a. de noodzaak van gebruik van de geboden ruimte voor bebouwing van het Park is aangetoond;
  • b. geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de aard en de omvang van het wijzigingsplan, met noodzakelijk (milieu)onderzoek is aangetoond dat het plan alsnog uitvoerbaar is;
  • c. de cultuurhistorische waarden van het park niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • d. niet minder dan 80% van het ten tijde van de eerste ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande oppervlak aan park als zodanig gehandhaafd blijft;
  • e. zoveel als mogelijk aangesloten wordt bij het bepaalde in artikel 15 van deze voorschriften;
  • f. bij het nemen van een beslissing omtrent het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de openbare voorbereidingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht (afdeling 3.4) wordt gevolgd.