direct naar inhoud van Artikel 7 Centrumdoeleinden: C
Plan: Bestemmingsplan Vught centrum deelplan Oost
Status: vastgesteld
Plantype: ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
IMRO-idn: NL.IMRO.08650000vgh00o-

Artikel 7 Centrumdoeleinden: C

afbeelding "i_NL.IMRO.08650000vgh00o-_0001.jpg"

Lid A. Doeleindenomschrijving.

1. De op de plankaart als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • detailhandel, waarbij de maximale bedrijfsvloeroppervlakte met 3.000 m² mag toenemen ten opzichte van het aantal m² detailhandel, zoals aanwezig op het moment van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • horecadoeleinden, waarbij de maximale bedrijfsvloeroppervlakte met 500 m² mag toenemen ten opzichte van het aantal m² horeca, zoals aanwezig op het moment van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • kantoren en dienstverlening, waarbij de maximale bedrijfsvloeroppervlakte met 600 m² mag toenemen ten opzichte van het aantal m² kantoren en dienstverlening, zoals aanwezig op het moment van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • verkeersdoeleinden;
  • parkeervoorzieningen;
  • (ondergrondse) parkeergarage, tot een maximale parkeercapaciteit van 340 parkeerplaatsen en waarbij de in-/uitritten van de parkeergarage uitsluitend gesitueerd mogen worden in de zone zoals weergegeven in bijlage 3 “kaart: situering in-/uitrit parkeergarage”;
  • woondoeleinden, waaronder begrepen eengezinswoningen, meergezinswoningen c.q. gestapelde woningen,

en de daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen hellingbanen.

Lid B. Bebouwing van de gronden.

a. Algemeen.

Op de tot “Centrumdoeleinden” bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • gebouwen, ten behoeve van de in lid A. genoemde doeleinden;

en de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.

b. Bepalingen met betrekking tot het bouwvlak.

  • 1. Gebouwen dienen in het bouwvlak te worden opgericht, uitgezonderd een (ondergrondse) parkeergarage en bergingen welke binnen het gehele bestemmingsvlak mogen worden opgericht.
  • 2. Het bouwvlak mag geheel worden bebouwd.
  • 3. In het bouwvlak mag slechts worden gebouwd onder de voorwaarde dat voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 2.5.30 van de bouwverordening.

c. Bepalingen met betrekking tot de maximale bouwhoogte en bebouwingspercentage.

  • 4. Het is verboden binnen het bouwvlak gebouwen en bouwwerken op te richten die de maximale bouwhoogte en het maximale bebouwingspercentage, zoals genoemd in onderstaande matrix “maximale bouwhoogte met bijbehorend maximaal bebouwingspercentage per zone”, overschrijden;
  • 5. ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan tot een maximale bouwdiepte van 7.00 meter, gemeten vanaf peil tot aan de bovenkant van de afgewerkte keldervloer.

Lid B., onder c1: matrix maximale bouwhoogte met bijbehorend maximaal bebouwingspercentage per zone.

afbeelding "i_NL.IMRO.08650000vgh00o-_0002.jpg"

* overeenkomstig de aanduiding op de plankaart

Z* verwijst naar de betreffende zone op de plankaart.

d. Bepalingen met betrekking tot de bouwmassa.

  • 1. in het bouwvlak dient een differentiatie plaats te vinden in bouwmassa's, waarbij de onderlinge afstand tussen de zijgevels van de te onderscheiden afzonderlijke bouwmassa's:
  • in zone 3, zoals aangeduid op de plankaart, ten minste 5,00 m bedraagt;
  • in zone 4, zoals aangeduid op de plankaart, ten minste 5,00 m bij de 3e bouwlaag en 7,50 m bij de 4e bouwlaag;
  • in zone 5, zoals aangeduid op de plankaart, ten minste 5,00 m bij de 3e bouwlaag, 7,50 m bij de 4e bouwlaag en 10 m bij de 5e bouwlaag.

afbeelding "i_NL.IMRO.08650000vgh00o-_0003.jpg"

1 ter verduidelijking lid B, d1

afbeelding "i_NL.IMRO.08650000vgh00o-_0004.jpg"

2 ter verduidelijking lid B, d1

afbeelding "i_NL.IMRO.08650000vgh00o-_0005.jpg"

3 ter verduidelijking lid B, d1

  • 1. Gebouwen mogen plat of met een kap worden afgedekt.
  • 2. Indien gebouwen worden afgedekt met een kap, dient de dakhelling tenminste 30° te bedragen.
  • 3. Indien de overgang tussen de verspringende bouwlagen wordt afgedekt met een kap, mag de dakhelling niet meer bedragen dan 45°

e. Overige bepalingen met betrekking tot bebouwing.

  • 1. Binnen het bestemmingsvlak mag de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 4,00 meter bedragen, met uitzondering van:

geluidwerende voorzieningen, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte, welke vereist is op grond van een akoestisch onderzoek op basis van de Wet geluidhinder.

Lid C. Gebruik van de gronden anders dan voor bebouwing.

  • 1. Het is verboden de in onderstaande matrix “gebruik” genoemde gronden te gebruiken in strijd met de in de matrix genoemde doeleinden.
  • 2. Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 5, lid 1, wordt verstaan het gebruik van de gronden anders dan voor:
  • a. tuin- en/of groenvoorzieningen;
  • b. b(ondergronds) parkeervoorzieningen;
  • c. copslagdoeleinden, overeenkomstig het normale gebruik bij de bestemming detailhandel.

Lid C: matrix gebruik.

afbeelding "i_NL.IMRO.08650000vgh00o-_0006.jpg"

  • overeenkomstig de aanduiding op de plankaart
  • ¹ uitsluitend zijnde bergingen ten behoeve van de bovengelegen woningen.

D=detailhandel, H=horecadoeleinden, W=woondoeleinden, K=kantoor,

Dd=dienstverlening V=verkeersdoeleinden

Lid D. Gebruik van opstallen.

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 6, lid 1, wordt ten minste verstaan het gebruik van opstallen voor:

  • a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • b. groothandel;
  • c. horecadoeleinden, anders dan bedoeld in de artikel 1, onder begrip 44, zoals coffeeshop, nachtcafé, discotheek, amusementshal en speelautomatenhal;
  • d. seksinrichting en escortbedrijf;
  • e. verkooppunt voor motorbrandstoffen of andere explosiegevaarlijke stoffen;
  • f. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslag van vuurwerk, anders dan beschreven in het Vuurwerkbesluit 2002, zoals vastgesteld d.d. 22 januari 2002.

Lid E. Vrijstellingsbevoegdheid.

  • 1. Vrijstelling voor een grotere hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde.

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte die niet meer bedraagt dan de hoogte van het aangrenzende bestaande hoofdgebouw en onder de voorwaarden dat:

  • a. deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vanuit het oogpunt van de betreffende functie zoals in lid A. genoemd noodzakelijk zijn;
  • b. het stedenbouwkundige beeld ter plaatse niet wordt verstoord;
  • c. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  • d. waarden en belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad.
  • 2. Vrijstelling voor het toestaan van verkeersdoeleinden ten behoeve van parkeren tot een maximale bouwhoogte van 8,00 m.

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen voor het toestaan van verkeersdoeleinden ten behoeve van parkeren tot een maximale bouwhoogte van 8,00 m, inclusief noodzakelijke hellingbanen en onder de voorwaarden dat:

  • a. uit de exploitatie gebleken is dat andere oplossingen niet mogelijk zijn;
  • b. geen onevenredig nadelige gevolgen binnen het plangebied of in de directe omgeving ontstaan of kunnen ontstaan;
  • 3. Vrijstelling voor het toestaan van een afwijkende kapvorm op het hoofdgebouw.

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen voor het plaatsen van een afwijkende kapvorm op het hoofdgebouw, onder de voorwaarden dat:

  • a. het stedenbouwkundige beeld ter plaatse niet wordt verstoord;
  • b. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  • c. waarden en belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad;
  • 4. Vrijstelling voor het toestaan van een dakterras op een plat dak.

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen voor het toestaan van een dakterras op een plat dak, onder de voorwaarden dat:

  • a. de hoogte van de vloerafscheiding/balustrade niet meer dan 1,20 meter bedraagt, gemeten vanaf de bovenkant van het plat dak;
  • b. het oppervlak van het dakterras per woning/voorziening maximaal 50 m² mag bedragen
  • c. geen bouwwerken op het dakterras worden opgericht;
  • d. het stedenbouwkundige beeld ter plaatse niet wordt verstoord;
  • e. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  • f. waarden en belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad.
  • 5. Vrijstelling voor het vergroten van de parkeercapaciteit van de (ondergrondse) parkeergarage:

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het maximum aantal parkeerplaatsen, onder de voorwaarden, dat:

  • a. het maximum aantal parkeerplaatsen met maximaal 10 % mag toenemen;
  • b. middels noodzakelijk onderzoek is aangetoond dat er geen sprake is van milieuhygiënische belemmering;
  • c. waarden en belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad

Lid F. Wijzigingsbevoegdheid.

  • 1. Wijzigingsbevoegdheid voor het verschuiven van de zones 1 t/m 5 op de plankaart.

Burgemeester en wethouders kunnen de zones 1 t/m 5 op de plankaart verschuiven binnen een marge van 5 meter, mits:

  • a. binnen het bouwvlak wordt gebleven;
  • b. het stedenbouwkundige beeld ter plaatse niet wordt verstoord;
  • c. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  • d. waarden en belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad;
  • e. bij het nemen van een beslissing omtrent het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de openbare voorbereidingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht (afdeling 3.4.) wordt gevolgd.
  • 2. Wijzigingsbevoegdheid voor het vergroten van het toegestane maximum bedrijfsvloeroppervlakte aan detailhandel.

Burgemeester en wethouders kunnen het toegestane maximum bedrijfsvloeroppervlakte aan detailhandel wijzigen naar een groter bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van detailhandel, mits:

  • a. de totale toename van de totale bedrijfsvloeroppervlakte aan detailhandel in deelplan oost en deelplan west te samen met niet meer dan 5000 m2 toeneemt ten opzichte van het moment van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • b. voldaan wordt aan het bepaalde in lid C met bijbehorende matrix in dit artikel;
  • c. bij het nemen van een beslissing omtrent het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de openbare voorbereidingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht (afdeling 3.4.) wordt gevolgd.

Lid G. Nadere eisen ter verbetering.

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de op grond van in dit artikel toegelaten situering en afmetingen van bouwwerken met een maximum afwijkingspercentage van 10%, indien dit noodzakelijk is, ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, verkeersveiligheid, sociale veiligheid en gebruiksmogelijkheden en/of privacy van aangrenzende gronden, dan wel voor zover dit noodzakelijk is ten behoeve van het na te streven stedenbouwkundig beeld.